++++
1. Beroep wegens niet-nakoming ° Schending van uit richtlijn voortvloeiende verplichtingen ° Verweermiddelen ° Betwisting van wettigheid van richtlijn ° Niet-ontvankelijkheid ° Grenzen ° Non-existente handeling
(EEG-Verdrag, art. 169, 170, 173 en 175)
2. Fiscale bepalingen ° Harmonisatie van wetgevingen ° Omzetbelasting ° Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde ° Bijzondere regeling voor reisbureaus ° Nationale regeling waarin vrijstellingen worden voorzien die zich niet beperken tot buiten grondgebied van Gemeenschap verrichte handelingen ° Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 26)
1. In het door het Verdrag geschapen stelsel van rechtsmiddelen wordt onderscheiden tussen de beroepen van de artikelen 169 en 170, bedoeld om te doen vaststellen dat een Lid-Staat zijn verplichtingen niet is nagekomen, en die van de artikelen 173 en 175, waarin de wettigheid van het handelen of nalaten van de gemeenschapsinstellingen kan worden getoetst. Deze rechtsmiddelen hebben verschillende oogmerken en zijn aan verschillende regels onderworpen. Nu geen enkele verdragsbepaling uitdrukkelijk in die mogelijkheid voorziet, kan een Lid-Staat zich niet op de onwettigheid van een richtlijn beroepen als verweer in een procedure wegens niet-nakoming van de krachtens die richtlijn op hem rustende verplichtingen.
Dit zou slechts anders kunnen zijn, indien de betrokken richtlijn zulke ernstige en kennelijke gebreken vertoont, dat zij als non-existente handeling moet worden aangemerkt.
2. Een Lid-Staat die op de winstmarge van reisbureaus een regeling voor de heffing van BTW toepast die voor bepaalde, voor rekening van de reisbureaus verrichte handelingen van derden vrijstellingen bevat die, in tegenstelling tot hetgeen artikel 26 van de Zesde richtlijn 77/388 toestaat, niet zijn beperkt tot handelingen die buiten de Gemeenschap worden verricht, maar eveneens gelden voor het gehele internationale lucht- of zeevervoer en voor het lucht- of zeevervoer dat uitsluitend buiten het nationale belastinggebied plaatsvindt, voldoet niet aan de krachtens het Verdrag op hem rustende verplichtingen.
Ook al mag een Lid-Staat uit hoofde van de in artikel 28 van de richtlijn opgenomen overgangsbepalingen vrijstellingen handhaven voor zover is voldaan aan de in dat artikel gestelde voorwaarden, dit geldt niet voor een Lid-Staat die voor de verschillende handelingen van reisbureaus niet de algemene BTW-regeling heeft gehandhaafd, doch een op artikel 26 gebaseerde bijzondere regeling heeft vastgesteld.