Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

++++

1 . Mededinging - Machtspositie - Misbruik - Begrip - Verkrijging van exclusieve octrooilicentie door onderneming met machtspositie - Beoordelingscriteria

( EEG-Verdrag, artikel 86 )

2 . Mededinging - Machtspositie - Misbruik - Verbod - Vrijstelling krachtens artikel 85, lid 3 - Geen gevolgen voor verbod van artikel 86

( EEG-Verdrag, artikelen 85, lid 3, en 86 )

3 . Mededinging - Machtspositie - Misbruik - Verbod - Inaanmerkingneming van vrijstelling krachtens artikel 85, lid 3 - Onderscheid tussen individuele en groepsvrijstelling

( EEG-Verdrag, artikelen 85, lid 3, en 86 )

4 . Mededinging - Machtspositie - Misbruik - Verbod - Rechtszekerheid verzekerd door groepsvrijstelling krachtens artikel 85, lid 3 - Grenzen - Straffeloosheid voor inbreuken op artikel 86 - Afwezigheid

( EEG-Verdrag, artikelen 85, lid 3, en 86 )

5 . Mededinging - Machtspositie - Misbruik - Verbod - Rechtstreekse werking - Toepassing door nationale rechter - Vrijstelling krachtens artikel 85, lid 3 - Geen invloed

( EEG-Verdrag, artikelen 85, lid 3, en 86 )

Samenvatting

1 . Het enkele feit dat een onderneming met een machtspositie een exclusieve octrooilicentie verkrijgt, vormt op zich geen misbruik in de zin van artikel 86 EEG-Verdrag . Bij de toepassing van dit artikel moet immers worden gelet op de omstandigheden waarin de verkrijging plaatsvond, en inzonderheid op de gevolgen daarvan voor de mededingingsstructuur op de relevante markt .

De verkrijging door een onderneming met een machtspositie van een exclusieve octrooilicentie voor een nieuw industrieel procédé vormt een misbruik van machtspositie, wanneer daardoor de toch al sterke positie van de betrokken onderneming op een markt waar zeer weinig concurrentie bestaat, nog wordt versterkt en dat iedere poging van nieuwe concurrenten om op de markt door te dringen, wordt gefrustreerd dan wel in ernstige mate vertraagd, doordat die verkrijging in de praktijk elke mededinging op de relevante markt onmogelijk maakt .

2 . Uit de tekst van artikel 85, lid 3, EEG-Verdrag en de systematiek van de artikelen 85 en 86 volgt, dat een ( individuele dan wel groeps -) vrijstelling uit hoofde van artikel 85, lid 3, in geen geval kan betekenen dat het verbod van artikel 86 niet meer geldt . Terwijl immers bij de toepassing van artikel 85 de procedure uit twee fasen bestaat - vaststelling van een inbreuk op artikel 85, lid 1, eventueel gevolgd door een vrijstelling van het verbod indien de overeenkomst niettemin voldoet aan de voorwaarden van lid 3 -, sluit artikel 86, juist wegens de aard van de gedraging waarop het betrekking heeft ( misbruik ), iedere afwijking van het verbod uit .

Gelet op de beginselen inzake de hiërarchie van normen, kan bovendien niet bij een handeling van afgeleid recht en zonder dat een verdragsbepaling daartoe machtigt, bij wege van vrijstelling worden afgeweken van een bepaling van het Verdrag, in casu artikel 86 .

3 . Wordt een individuele vrijstelling verleend, dan mag ervan worden uitgegaan, dat de kenmerken van de overeenkomst die ook bij de toepassing van artikel 86 een rol zouden kunnen spelen, vaststaan . In een procedure tot toepassing van artikel 86 moet de Commissie dus, wanneer de omstandigheden feitelijk en rechtens gelijk zijn gebleven, rekening houden met hetgeen zij eerder heeft vastgesteld toen zij de vrijstelling uit hoofde van artikel 85, lid 3, verleende .

Bij groepsvrijstellingen wordt evenwel per definitie niet voor elk geval afzonderlijk onderzocht of daadwerkelijk aan de in het Verdrag neergelegde vrijstellingsvoorwaarden is voldaan . Een groepsvrijstelling kan dus niet worden geacht dezelfde gevolgen te hebben als een negatieve verklaring in de context van artikel 86 . Wanneer overeenkomsten waarbij ondernemingen met een machtspositie partij zijn, binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening vallen, moeten derhalve de gevolgen van een groepsvrijstelling voor de toepasselijkheid van artikel 86 uitsluitend worden beoordeeld in het kader van de systematiek van artikel 86 .

4 . Afgezien van het streven naar administratieve eenvoud, heeft een groepsvrijstelling met name tot doel, ondernemingen die partij zijn bij een overeenkomst, rechtszekerheid te waarborgen met betrekking tot de geldigheid van die overeenkomst ten aanzien van artikel 85, zolang de Commissie de groepsvrijstelling niet heeft ingetrokken . Dit ontslaat ondernemingen met een machtspositie evenwel niet van de verplichting artikel 86 na te leven .

Een dergelijke onderneming kan dus niet met een beroep op het rechtszekerheidsbeginsel stellen dat een vrijstelling van het kartelverbod, in combinatie met de bevoegdheid van de Commissie om die vrijstelling in te trekken, bij de ondernemingen een gewettigde verwachting wekt dat te hunnen aanzien geen inbreuk op artikel 86 zal worden vastgesteld zolang de Commissie niet heeft besloten de vrijstelling in te trekken .

5 . De verbodsbepalingen van artikel 86 EEG-Verdrag werken rechtstreeks en brengen voor de justitiabelen rechten mee die de nationale rechter dient te handhaven . Waar volgens het gemeenschapsrecht artikel 86 kan worden toegepast op een ingevolge artikel 85, lid 3, vrijgestelde overeenkomst, kan de bevoegdheid van de nationale rechter ter zake van de toepassing van artikel 86 niet worden beperkt op grond van de voor de overeenkomst geldende vrijstelling, aangezien door toepassing van artikel 86 geen afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van voorrang en eenvormigheid van het gemeenschapsrecht .