61989A0044

ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (DERDE KAMER) VAN 6 JUNI 1990. - LAURA GOUVRAS-LAYCOCK TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAREN - VASTSTELLING VAN PLAATS VAN HERKOMST. - ZAAK T-44/89.

Jurisprudentie 1990 bladzijde II-00217


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Ambtenaren - Plaats van herkomst - Centrum van belangen - Vaststelling - Criteria

( Ambtenarenstatuut, bijlage VII, artikel 7, lid 3 )

Samenvatting


Met het oog op de bepaling van het centrum van belangen van een ambtenaar, waarvan de vaststelling van zijn plaats van herkomst in de zin van artikel 7, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut afhangt, dient de belanghebbende een duurzame band met een bepaalde plaats te hebben; deze band moet met name worden gevormd door zijn voornaamste familierelaties, zijn vermogensrechtelijke belangen of zijn voornaamste - zowel actieve als passieve - belangen als burger . Het bestaan van die band moet van geval tot geval door de instelling worden beoordeeld .

Het is niet logisch om de plaats waar de echtgenoot van de ambtenaar zelf het centrum van zijn belangen heeft, uit te sluiten of daaraan minder belang toe te kennen . Voorts kunnen ook andere belangen dan een zakelijk recht op een onroerend goed als criterium dienen .

Partijen


In zaak T-44/89,

L . Gouvras-Laycock, ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A . May, advocaat te Luxemburg, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg te diens kantore, 31, Grand-Rue,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door S . van Raepenbusch, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van de weigering van de Commissie om vast te stellen dat Athene de plaats van herkomst van verzoekster is,

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Derde Kamer ),

samengesteld als volgt : A . Saggio, kamerpresident, B . Vesterdorf en K . Lenaerts, rechters,

griffier : B . Pastor, administrateur

gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 3 mei 1990,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


De feiten en het procesverloop

1 Verzoekster, die de Britse nationaliteit bezit, is de dochter van Frank en Sylvana Laycock . Haar ouders leven gescheiden, de vader te Dublin, de moeder te Londen . Sylvana Laycock, die van Griekse nationaliteit is, behoort tot het personeel van de Griekse ambassade in het Verenigd Koninkrijk en woont al vele jaren in Groot-Brittannië .

2 Verzoekster is sinds 1977 gehuwd met G . Gouvras, van Griekse nationaliteit en vanaf 1982 ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen met standplaats Luxemburg . Voordien was hij in loondienst van een te Zuerich gevestigde Zwitserse vennootschap . Op 22 juni 1982, bij de vaststelling van zijn plaats van herkomst, legde Gouvras de volgende verklaring af :

" Verklaring in verband met de toepassing van artikel 7, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut . Hierbij verklaar ik, op basis van officiële stukken die kunnen dienen ter bepaling van mijn woonplaats gedurende de periode van vijf jaar, eindigende zes maanden vóór mijn indiensttreding bij de Commissie, en met dien verstande dat mijn plaats van aanwerving gelegen is in Groot-Brittannië, ... Pinner, Middlesex, dat voor de toepassing van artikel 7, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut mijn plaats van herkomst moet worden geacht te zijn gelegen in Griekenland, ... Papagou, Athene - het adres van mijn ouders en ook mijn vaste woonplaats, zoals vermeld op mijn sollicitatieformulier -, en wel om de volgende redenen :

a ) mijn voornaamste familiebanden ( moeder, broer en zuster ) heb ik met Athene;

b ) ik heb te Athene vermogensbelangen, namelijk goederen geërfd van wijlen mijn vader ( zie bijgevoegde verklaring van het Griekse Ministerie van Justitie );

c ) het centrum van mijn belangen en rechten als burger bevindt zich geheel in Griekenland ( zie kopieën van mijn kiezersboekje, afgegeven door de gemeente Papagou, Athene, Griekenland ).

Gedurende de periode van vijf jaar, eindigende zes maanden vóór mijn indiensttreding, heb ik in de volgende plaatsen gewoond :

a ) juli 1981 - mei 1982 : woonplaats : ... Pinner, Middlesex, Verenigd Koninkrijk; arbeidsplaats : Zuerich, Zwitserland (( zie verklaring van vroegere werkgever, Electrowatt Engeneering Services ( London ) Ltd, bestemd voor Inspector of Taxes, West-Sussex, Engeland ));

b ) juni 1980 - juli 1981 : ..., Papagou, Athene, Griekenland; werkgever : openbaar Grieks elektriciteitsbedrijf, Navarinou 10, Athene 144;

c ) december 1977 - juni 1980 : ..., Pinner, Middlesex, Verenigd Koninkrijk; promotieonderzoek en werkzaamheden na mijn promotie aan het Imperial College, Londen, Engeland ( zie bijgevoegde verklaringen );

d ) januari 1975 - november 1977 : ..., Papagou, Athene, Griekenland; militaire dienst ( attest van de Griekse luchtmacht );

e ) januari 1975 - december 1976 : promotieonderzoek aan het Imperial College, Londen, Engeland ( zie bijgevoegde verklaring )."

Op basis van deze gegevens werd Athene aangewezen als plaats van herkomst van Gouvras .

3 Blijkens het dossier is op de echtelieden Gouvras-Laycock het Griekse wettelijke huwelijksgoederenstelsel van toepassing, dat wil zeggen een stelsel van scheiding van goederen . Naar partijen hebben verklaard, heeft elk der echtelieden in geval van echtscheiding recht op een derde van de door de ander staande huwelijk verworven goederen . Volgens het Griekse erfrecht zou verzoekster bij overlijden van haar echtgenoot een kwart van de nalatenschap verkrijgen .

4 Verzoekster is op 1 september 1986 in dienst getreden van het Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen te Luxemburg . In een verklaring onder ede, afgelegd te Luxemburg in mei 1986, verklaarde verzoekster, van mei 1981 tot oktober 1982 te Londen te hebben gewoond en vanaf laatstgenoemde datum te Luxemburg . Van juni 1980 tot mei 1981 woonde verzoekster met haar echtgenoot in het huis gelegen ... te Athene . Vóór juni 1980 woonde zij te Londen . Van juli 1974 tot september 1982 was zij werkzaam bij British Airways, behoudens een periode van onbetaald verlof van juni 1980 tot mei 1981 .

5 Bij nota van 10 augustus 1987 verzocht verzoekster verweerster om als haar plaats van herkomst aan te wijzen de plaats waar zich het centrum van haar belangen bevond, te weten Athene, zulks in plaats van Luxemburg, waar zij was aangeworven . In die nota verklaarde verzoekster het volgende :

"a ) Mijn voornaamste familiebanden heb ik met Athene, waar mijn echtgenoot, Georgios Gouvras, een huis in onverdeelde eigendom bezit . Vóór de indiensttreding van mijn echtgenoot bij de Commissie was dat huis onze gemeenschappelijke woonplaats en het is ook de plaats waar ik met mijn gezin de jaarlijkse vakantie doorbreng .

b ) Mijn moeder, van Griekse nationaliteit, werkt op de Griekse ambassade te Londen en heeft eveneens het centrum van haar belangen te Athene, waarheen zij op aanvraag van haar dienst kan worden overgeplaatst ."

6 Bij dit verzoek waren twee bewijsstukken gevoegd, te weten :

- een verklaring van de rechtbank te Athene betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van Gouvras; volgens deze verklaring hebben Gouvras' moeder, Gouvras zelf, zijn broer en zijn zuster elk een gelijk recht - een vierde - in de nalatenschap;

- een verklaring van de Griekse ambassade te Londen, inhoudende dat haar personeelslid Sylvana Laycock, de moeder van verzoekster, te allen tijde kan worden tewerkgesteld bij de voorlichtingsdienst te Athene indien dat in het belang zou zijn van de diensten van de Eerste Minister .

7 Deze twee omstandigheden werden door de administratie niet voldoende geacht om Athene als plaats van herkomst van verzoekster aan te wijzen . Mede gelet op verzoeksters banden met Londen - vaste woonplaats van de echtelieden vóór de indiensttreding van een van hen, én vaste woonplaats van verzoeksters moeder - wees verweerster bij nota van 24 augustus 1987, nader toegelicht bij nota van 8 oktober 1987, het verzoek af met aanwijzing van Londen als plaats van herkomst .

8 Op verzoek van verzoekster en onder voorbehoud van de rechten die zij ontleende aan artikel 90 Ambtenarenstatuut, werd vervolgens per 1 september 1986 Dublin, de woonplaats van haar vader, aangewezen als haar plaats van herkomst .

9 Tegen voornoemde nota van 24 augustus 1987 diende verzoekster een klacht in, die op 24 november 1987 bij de Commissie werd ingeschreven en die ertoe strekte, dat Athene als haar plaats van herkomst zou worden aangewezen . Deze klacht werd door de Commissie afgewezen bij een besluit van 24 mei 1988, dat op 6 juni daaraanvolgend ter kennis van verzoekster werd gebracht .

10 Daarop heeft verzoekster bij op 6 september 1988 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift het onderhavige beroep ingesteld . De schriftelijke procedure heeft geheel plaatsgehad voor het Hof, dat de zaak bij beschikking van 15 november 1989 naar het Gerecht heeft verwezen krachtens artikel 14 van het besluit van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen . Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht besloten, zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan .

Conclusies van partijen

11 Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage :

- het beroep ontvankelijk te verklaren;

- nietig te verklaren het besluit van de Commissie van 24 mei 1988 houdende afwijzing van verzoeksters klacht inzake aanwijzing van Athene als haar plaats van herkomst;

- te verstaan dat verzoekster terecht verlangt dat Athene wordt aangewezen als haar plaats van herkomst met ingang van de dag van haar indiensttreding bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

- verweerster in alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten te verwijzen .

12 Verweerster concludeert dat het het Gerecht behage :

- het beroep te verwerpen,

- te beslissen over de kosten naar recht .

De ontvankelijkheid

13 Vooraf merkt de Commissie op, dat het beroep uitsluitend tegen het besluit tot afwijzing van verzoeksters klacht is gericht . Uit de in het verzoekschrift aangevoerde middelen en argumenten zou nergens blijken, dat het beroep gericht is tegen het besluit waartegen de klacht was gericht . De Commissie zegt overigens zich bewust te zijn van de rechtspraak van het Hof, volgens welke een beroep ontvankelijk is wanneer er geen twijfel bestaat over het "werkelijke voorwerp van het geding ".

14 Verzoekster beperkt zich ertoe, akte te nemen van het feit dat de Commissie geen formele exceptie van niet-ontvankelijkheid heeft opgeworpen .

15 Dienaangaande zij vastgesteld, dat het beroep, dat is ingesteld binnen de in de artikelen 90 en 91 van het Statuut bepaalde termijnen, formeel weliswaar gericht is tegen verweersters afwijzing van de door verzoekster ingediende klacht, doch duidelijk strekt tot nietigverklaring van de weigering om Athene aan te wijzen als verzoeksters plaats van herkomst ( zie bij voorbeeld 's Hofs arrest van 23 oktober 1986, zaak 92/85, Hamai, Jurispr . 1986, blz . 3157 ).

Ten gronde

16 De plaats van herkomst van de ambtenaar wordt overeenkomstig artikel 7, lid 3, eerste alinea, van bijlage VII bij het Statuut vastgesteld bij zijn indiensttreding, rekening houdend met de plaats van aanwerving of de plaats die het centrum van zijn belangen vormt .

Een uitlegging van die bepaling is te vinden in het besluit van de Commissie van 15 juli 1980 houdende algemene uitvoeringsbepalingen betreffende de toepassing van artikel 7, lid 3, van bijlage VII van het Statuut van de ambtenaren, op 22 december 1987 gewijzigd met ingang van 1 april 1988 ( hierna : "algemene bepalingen "). Artikel 2, lid 2, van dat besluit, zoals gewijzigd, bepaalt :

" Ter toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

- ...

- centrum van belangen, de plaats waar de ambtenaar a ) zijn voornaamste familiebanden heeft die, behoudens naar behoren gestaafde uitzonderingsgevallen, naar keuze van de ambtenaar worden gevormd door : 1 . zijn vader en moeder, ... of zijn kinderen, ... of 2 . de woonplaats van de echtgenoten, mits aan de volgende twee voorwaarden is voldaan : - bedoelde woonplaats moet voordat de eerste der echtgenoten als ambtenaar of als tijdelijk functionaris bij de Gemeenschappen in dienst trad, hun vaste gemeenschappelijke woonplaats zijn geweest, en - bedoelde woonplaats moet zijn gevormd door een onroerend goed waaraan voor beide of voor een van beide echtgenoten een vermogensbelang verbonden is, b ) vermogen in de vorm van bebouwde onroerende goederen ."

Zich baserend op hetgeen het Hof overwoog in zijn arrest van 2 mei 1985 ( zaak 144/84, De Angelis, Jurispr . 1985, blz . 1301 ), stelt verzoekster, dat het besluit van 24 mei 1988 ongeldig is wegens een kennelijke rechtsdwaling . Zij voert daartoe twee argumenten aan .

17 In de eerste plaats betoogt verzoekster, dat zij te Athene vermogensbelangen heeft in de zin van artikel 2, lid 2, tweede streepje, sub b, van de algemene bepalingen . Zij wijst erop, dat de echtelieden reeds in april 1986 het gebouw gelegen ..., Papagou, Athene, hebben doen restaureren en die restauratie door middel van een gezamenlijke lening hebben gefinancierd . Tot staving hiervan legt verzoekster een brief over van de bank Crédit européen te Luxemburg, waarin deze verklaart de echtelieden "in april 1986 een peroonlijke lening van 500 000 LFR ... voor de duur van 24 maanden te hebben toegestaan, welke lening op 3 april 1986 is verstrekt en op 28 april 1988 is terugbetaald ". Door deze met gezamenlijk geleende middelen gefinancierde restauratie van het gebouw, aldus verzoekster, "is voor de huwelijksgemeenschap een schuldvordering op dat gebouw ontstaan ". Verder wijst zij erop, dat zij "zowel naar Grieks als naar Brits recht het recht heeft zich tegen verkoop van het gebouw te verzetten, alsook het te bewonen en er een normaal gebruik van te maken ".

18 In de tweede plaats betoogt verzoekster, dat zij te Athene ook familiebanden heeft . Athene is als plaats van herkomst van haar man aangewezen en vóór hun indiensttreding bij de Commissie hebben zij daar in onderlinge overeenstemming hun echtelijke woning gevestigd . Zij brengen er al hun vakanties door . Verzoekster betwist de verklaring van verweerster, dat zij vóór de indiensttreding van haar man bij de Gemeenschappen, hun vaste woonplaats in Londen hadden gevestigd .

19 Voorts betoogt verzoekster, dat haar familiebanden met Athene nauwer zijn dan die met Londen, waarvan verweerster in haar eerste besluit is uitgegaan . Dit geldt te meer, nu haar moeder haar gewone vaste woonplaats niet te Londen heeft, daar zij in het belang van de dienst steeds naar Athene kan worden overgeplaatst .

20 Concluderend meent verzoekster met bewijsstukken te hebben aangetoond, dat zij woonplaats te Athene heeft gekozen, dat zij te Athene te zamen met haar echtgenoot een woonhuis bezit, dat zij te Athene is gehuwd en er vóór haar indiensttreding bij de Commissie heeft gewoond, dat zij er familiebanden heeft en dat het centrum van haar belangen zich daar bevindt .

21 De Commissie herinnert eraan, dat volgens het arrest van 2 mei 1985 ( zaak 144/84, De Angelis, reeds aangehaald ) de vermogensrechtelijke banden waarop verzoekster zich beroept, "van geval tot geval door de betrokken instelling moeten worden beoordeeld ". De omstandigheden in de zaak De Angelis verschilden volgens de Commissie van die in de onderhavige zaak . Uit de door verzoekster vermelde feiten zou niet genoegzaam blijken, dat haar voornaamste belangen tot 1 september 1986 te Athene waren geconcentreerd, zodat Londen als belangencentrum voor Athene zou moeten wijken . Meer bepaald zou niet zijn bewezen, dat de echtelieden Gouvras vóór hun respectieve indiensttreding bij de Commissie te Athene een vaste gemeenschappelijke woonplaats hadden ( artikel 2, lid 2, tweede streepje, sub a, 2, van de algemene bepalingen ) en dat verzoekster er vermogensbelangen had ( artikel 2, lid 2, tweede streepje, sub b, van de algemene bepalingen ).

22 Met betrekking tot verzoeksters banden met Londen ( of Dublin ) wijst de Commissie erop, dat artikel 2, lid 2, tweede streepje, sub a, van de algemene bepalingen strikt genomen niet verlangt, dat de woonplaats van de vader of moeder zich in de plaats van herkomst bevindt, maar wel dat de voornaamste banden van de ambtenaar "worden gevormd door zijn vader en moeder ". Volgens de Commissie kan men moeilijk tegenspreken, dat verzoeksters voornaamste familiebanden met Londen worden gevormd door haar moeder, die daar haar gewone verblijfplaats heeft .

23 De vermogensbelangen waarop verzoekster zich beroept, zijn volgens de Commissie niet meer dan verwachtingen die verband houden met de situatie die bij overlijden van de echtgenoot of bij echtscheiding zou ontstaan . Door de verwezenlijking van een van die gebeurtenissen zou het huwelijk worden ontbonden en zou het andere element dat voor het bestaan van de gepretendeerde plaats van herkomst noodzakelijk is, te weten de echtelijke woonplaats, teniet gaan .

24 Wat de familiebanden betreft, beklemtoont de Commissie, dat men het begrip echtelijke woonplaats niet een louter declaratoire inhoud kan geven, die de Commissie iedere mogelijkheid zou ontnemen de realiteit van de gepretendeerde plaats van herkomst te verifiëren . Op het moment waarop haar echtgenoot bij de Commissie in dienst trad, woonde verzoekster in Londen en dat de echtelieden vóór hun respectieve indiensttreding in gezamenlijk overleg hun echtelijke woonplaats te Athene hadden gevestigd, is niet bewezen .

25 Gelet op deze betogen van partijen, zij er vooreerst aan herinnerd, dat de laatstelijk na 's Hofs voornoemd arrest van 2 mei 1985 gewijzigde algemene uitvoeringsbepalingen slechts een uitlegging en een nadere uitwerking zijn van artikel 7, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut, dat voor de vaststelling van de plaats van herkomst van de ambtenaar verwijst naar de plaats die het centrum van zijn belangen vormt ( arrest van 2 mei 1985, reeds aangehaald, r.o . 16 ). Dergelijke bepalingen kunnen derhalve geen wijziging brengen in de betekenis van de term "centrum van belangen" en zij kunnen de gemeenschapsrechter ook niet binden bij de uitlegging van die term .

26 Bij de vaststelling van de plaats van herkomst van een ambtenaar in de zin van die bepaling moet men dus kunnen zeggen, dat de betrokkene een duurzame band heeft met een bepaalde plaats . Daarbij zij erop gewezen, dat die band van geval tot geval door de betrokken instelling moet worden beoordeeld ( arrest van 2 mei 1985, reeds aangehaald, r.o . 18 ).

27 In dit verband worden in artikel 2 van de algemene bepalingen terecht op algemene wijze de omstandigheden omschreven die aannemelijk kunnen maken, dat een bepaalde plaats het centrum van de belangen van de ambtenaar is; die omstandigheden zijn :

a ) de voornaamste familiebanden,

b ) de vermogensbanden,

c ) de voornaamste - actieve zowel als passieve - belangen als burger .

28 Met betrekking tot de voornaamste familiebanden is het, zoals het Hof vaststelde in de zaak De Angelis, onlogisch om de plaats uit te sluiten waar de echtgenoot zelf zijn centrum van belangen heeft . Wat de vermogensbanden betreft, moet erop worden gewezen, dat ook andere belangen dan een zakelijk recht op een onroerend goed als criterium kunnen dienen voor de bepaling van het centrum van belangen van de ambtenaar .

29 Het is dus aan de hand van deze criteria, uitgelegd in het licht van de bijzondere omstandigheden van het geval, dat het "centrum van belangen" van verzoekster moet worden vastgesteld .

30 In casu staat vast, dat het centrum van belangen van verzoeksters echtgenoot, Georgios Gouvras, te Athene is gelegen, waar zich een gebouw bevindt dat hem voor een gedeelte toebehoort, dat door de echtelieden als hun echtelijke en gezinswoning wordt beschouwd en waar zij hun vakanties doorbrengen . Daarbij komt, dat de echtelieden de renovering van dat gebouw door middel van een gemeenschappelijke lening hebben gefinancierd . Voorts heeft verzoeksters moeder, die de Griekse nationaliteit bezit, zowel naar Grieks als naar Brits recht haar domicilie in Griekenland, ook al woont zij, in verband met haar werkkring op de Griekse ambassade te Londen, al lang in het Verenigd Koninkrijk .

31 De enige band daarentegen die verzoekster met Dublin heeft, is het feit dat haar vader daar woont, terwijl enkel de omstandigheid dat haar moeder haar gewone verblijfplaats in Londen heeft, haar met deze stad verbindt . Hierbij valt nog op te merken, dat verzoekster weliswaar geen burgerrechtelijke belangen in Griekenland bezit, doch anderzijds ook in het Verenigd Koninkrijk niet stemgerechtigd is .

32 Er zijn dus meer relevante banden die voor Athene als het centrum van verzoeksters belangen spreken, dan voor welke andere plaats ook .

33 Uit het voorgaande volgt, dat het besluit van de Commissie van 24 mei 1988 ongeldig is wegens kennelijke rechtsdwaling, doordat het in strijd is met het begrip "centrum van balangen" in de zin van artikel 7, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut, en dat het bijgevolg moet worden nietig verklaard .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

34 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat overeenkomstig artikel 11 van voornoemd besluit van de Raad van 24 oktober 1988 van overeenkomstige toepassing is bij het Gerecht, moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover dat is gevorderd . Daar de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen .

Dictum


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Derde Kamer ),

rechtdoende :

1 ) Verklaart nietig het besluit van de Commissie van 24 mei 1988 .

2 ) Verwijst de Commissie in de kosten van het geding .