61989A0032

ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 22 JUNI 1990. - GEORGES MARCOPOULOS TEGEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAREN - VERGELIJKEND ONDERZOEK - SAMENSTELLING VAN JURY - OPZEGGING VAN OVEREENKOMST TIJDELIJK FUNCTIONARIS. - GEVOEGDE ZAKEN T-32/89 EN T-39/89.

Jurisprudentie 1990 bladzijde II-00281


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

tijdelijk functionaris"

Arrest van het Gerecht ( Vierde Kamer ) van 22 juni 1990 0000

Samenvatting van het arrest

1 . Beroep tot nietigverklaring - Voor beroep vatbare handelingen - Begrip - Handelingen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen - Voorbereidende besluiten - Daarvan uitgesloten

( EEG-Verdrag, artikel 173 )

2 . Ambtenaren - Beroep - Bezwarend besluit - Voorbereidend besluit - Aanwijzing van leden van jury van vergelijkend onderzoek - Recht van beroep beperkt tot exceptie van onwettigheid

( Ambtenarenstatuut, artikelen 90 en 91 )

3 . Ambtenaren - Beroep - Voorafgaande administratieve klacht - Vormvereisten - Voldoende uitdrukkelijk karakter

( Ambtenarenstatuut, artikel 90, lid 2 )

4 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Jury - Samenstelling - Onbekwaamheid van leden om examen objectief te beoordelen - Ontoelaatbaarheid - Beroep op bekwame bijzitters - Geen invloed

( Ambtenarenstatuut, artikel 27; bijlage III, artikel 3 )

5 . Ambtenaren - Beroep - Arrest houdende nietigverklaring - Gevolgen - Nietigverklaring van besluit om deelnemer aan vergelijkend onderzoek niet vereiste aantal punten toe te kennen - Verplichtingen van tot aanstelling bevoegd gezag

( Ambtenarenstatuut, artikel 91 )

Samenvatting


1 . Als handelingen of besluiten die vatbaar zijn voor beroep tot nietigverklaring, zijn alleen te beschouwen maatregelen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen, die de belangen van de verzoeker aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen . Wanneer het gaat om handelingen of besluiten die in een uit verscheidene fasen bestaande procedure tot stand komen, inzonderheid ter afsluiting van een interne procedure, kunnen in beginsel slechts als voor beroep vatbare handelingen worden beschouwd de maatregelen die aan het einde van die procedure het standpunt van de instelling definitief vastleggen, met uitsluiting van voorlopige maatregelen ter voorbereiding van het eindbesluit .

2 . Handelingen ter voorbereiding van een besluit vormen geen bezwarend besluit in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut en kunnen dus slechts incidenteel worden bestreden in het kader van een beroep tegen een vernietigbare handeling .

Zulks is het geval bij het besluit tot aanwijzing van de leden van een jury, een voorbereidende handeling die een onderdeel vormt van de procedure van een vergelijkend onderzoek .

3 . Een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut behoeft weliswaar niet de geijkte formules te bezigen om geldig te zijn, maar moet wel voldoende expliciet zijn, opdat de instelling waarbij hij is ingediend, een passend antwoord kan geven .

4 . De jury van een vergelijkend onderzoek voor conferentietolken, waarvan geen der stemgerechtigde leden voldoet aan de dubbele voorwaarde van perfecte beheersing van de taal waarnaar de sollicitant werkt, en daadwerkelijke uitoefening van het beroep van conferentietolk, is onregelmatig samengesteld . Een dergelijke jury is immers niet zodanig samengesteld, dat een objectieve beoordeling van de prestaties van de sollicitanten op het mondeling examen, in het licht van hun beroepsbekwaamheden, is gewaarborgd . Zij kan de instelling, in strijd met de vereisten van het beginsel van goed beheer, evenmin waarborgen, dat de aanwerving haar overeenkomstig artikel 27 Ambtenarenstatuut de medewerking zal verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van bekwaamheid aan de hoogste eisen voldoen .

De onregelmatige samenstelling van een jury kan niet worden gedekt door de omstandigheid, dat de jury zich laat bijstaan door meerdere bijzitters, tolken die de taal waarnaar de sollicitanten tolken, beheersen; de beoordeling van de belangrijkste elementen van de prestaties van de deelnemers aan het vergelijkend onderzoek zou dan geheel neerkomen op de bijzitters, die als enige bekwaam zijn om die prestaties te beoordelen .

5 . Bij nietigverklaring van het besluit van een jury om een sollicitant niet het aantal punten toe te kennen dat nodig is om te kunnen deelnemen aan het facultatief examen van een vergelijkend onderzoek voor de vorming van een aanwervingsreserve, worden de rechten van de verzoeker afdoende beschermd indien het tot aanstelling bevoegd gezag het vergelijkend onderzoek voor de verzoeker heropent; daartoe is het niet nodig, de gehele uitslag van het vergelijkend onderzoek op losse schroeven te zetten of de hierop gevolgde aanstellingen nietig te verklaren .

Partijen


In de gevoegde zaken T-32/89 en T-39/89,

G . Marcopoulos, voormalig tijdelijk functionaris van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, wonende te Luxemburg, vertegenwoordigd door A . Kalogeropoulos, advocaat te Athene, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij A . May, advocaat aldaar, 31, Grand-rue,

verzoeker,

tegen

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F . Hubeau, hoofd van de afdeling Personeel, als gemachtigde, bijgestaan door J.-F . Bellis, advocaat te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van zijn gemachtigde, Paleis van het Hof, Kirchberg,

verweerder,

betreffende, in de eerste plaats, een beroep tot nietigverklaring van het aan verzoeker bij brief van 1 maart 1988 meegedeelde besluit van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 om hem niet het aantal punten toe te kennen dat vereist is voor inschrijving op de lijst van geschikte kandidaten en voor toelating tot het facultatief examen, en, voor zoveel nodig, nietigverklaring van de procedure van dat vergelijkend onderzoek ( zaak T-32/89 ), en, in de tweede plaats, een beroep tot nietigverklaring van het besluit houdende aanwijzing van de leden van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87, van het op 24 maart 1988 aan verzoeker meegedeelde besluit tot opzegging van zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris, en vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade, alsmede nietigverklaring van het op 13 juni 1988 aan verzoeker meegedeelde besluit van 30 mei 1988 houdende afwijzing van zijn op 24 maart 1988 ingediende klacht ( zaak T-39/89 ),

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

samengesteld als volgt : D . A . O . Edward, kamerpresident, R . Schintgen en R . García-Valdecasas, rechters,

griffier : B . Pastor, administrateur

gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 17 januari 1990,

gezien de instructieprocedure en na de mondelinge behandeling op 4 mei 1990,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


Feiten

1 Na bij diverse instellingen van de Europese Gemeenschappen te hebben gewerkt als tolk en als vertaler, werd verzoeker op 16 juni 1986 als tijdelijk functionaris in dienst genomen bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de hoedanigheid van Griekstalige tolk in de rang LA 7, salaristrap 1 .

2 Eind 1987 schreef verzoeker zich in voor algemeen vergelijkend onderzoek CJ 75/87, op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en een examen, dat het Hof van Justitie organiseerde voor de vorming van een aanwervingsreserve van Griekstalige tolken . De jury was van oordeel, dat verzoeker aan de noodzakelijke voorwaarden voldeed, en liet verzoeker op basis van de overgelegde bewijsstukken tot het examen toe .

De jury bestond uit A . Muench, hoofd van de tolkendienst van het Hof, B . Heidelberger, adjunct-hoofd van die dienst, en P . Berteloot, jurist-reviseur bij de Franse afdeling van de directie vertalingen van het Hof . Als bijzitters waren aangewezen E . Dalabira, A . Lefkaditi, S . Adamopoulos en V . Cini, tolken . Het verplichte examen vond plaats op 12 en 14 januari en 25 februari 1988 .

3 Eveneens op 25 februari 1988, na afloop van het derde examenonderdeel, liet de voorzitter van de jury verzoeker weten dat hij het minimum van 65% van de punten, dat vereist was om te kunnen deelnemen aan het facultatief examen van het vergelijkend onderzoek, niet had gehaald . Bij nota van 1 maart 1988 deelde het hoofd van de afdeling Personeel van het Hof verzoeker mee, dat hij niet op de lijst van geschikte kandidaten zou worden geplaatst . Desgevraagd deelde het hoofd van de afdeling Personeel verzoeker op 16 maart 1988 zijn punten voor de verschillende examenonderdelen mee, te weten :

- Italiaans : 37,5/60

- Frans : 26/40

- Engels : 12/20

Totaal : 75,5/120

Het door de kandidaten te behalen minimum van 65% bedroeg 78 punten op 120 .

4 Bij brief van 24 maart 1988 diende verzoeker een klacht in tegen de besluiten tot aanwijzing van de leden van de jury .

Dezelfde dag werd hem per deurwaarder een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 19 maart 1988 betekend, tot opzegging van zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris per 30 juni 1988 .

Procesverloop

5 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 22 april 1988, ingeschreven onder nummer 124/88, heeft verzoeker beroep ingesteld tot nietigverklaring van het besluit van de jury van het vergelijkend onderzoek .

6 Op 30 mei 1988 wees het administratief comité van het Hof van Justitie verzoekers klacht van 24 maart 1988 af . Dit afwijzend besluit werd hem op 13 juni 1988 betekend .

7 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 8 juli 1988, heeft verzoeker een tweede beroep ingesteld, tot nietigverklaring van de besluiten houdende respectievelijk aanwijzing van de leden van de jury, opzegging van zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris en afwijzing van zijn klacht van 24 maart 1988 . Dit beroep werd ingeschreven onder nummer 187/88 .

Bij beschikking van het Hof ( Tweede Kamer ) van 13 december 1988 zijn de zaken 124/88 en 187/88 voor de schriftelijke behandeling, de mondelinge behandeling en het arrest gevoegd .

8 De schriftelijke behandeling heeft geheel voor het Hof plaatsgehad . Bij beschikking van 15 november 1989 heeft het Hof de zaken krachtens artikel 14 van het besluit van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen naar het Gerecht verwezen .

Zaak 124/88 is bij het Gerecht ingeschreven onder nummer T-32/89 en zaak 187/88 onder nummer T-39/89 .

9 In zaak T-32/89 concludeert verzoeker dat het het Gerecht behage :

- nietig te verklaren het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 houdende weigering om hem de beoordelingspunten toe te kennen die vereist zijn om te worden ingeschreven op de lijst van geschikte kandidaten van dat vergelijkend onderzoek en om te kunnen deelnemen aan het facultatief examen;

- voor zover nodig, vergelijkend onderzoek CJ 75/87 nietig te verklaren;

- vóór iedere voortzetting van het geding, verweerder te gelasten, het volledige dossier van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 te produceren, met name de processen-verbaal van de beraadslagingen van de jury en de brieven die de bijzitters Dalabira en Cini aan de president van het Hof en aan de voorzitter van de jury van het vergelijkend onderzoek hebben gezonden, en als getuige te horen de personen die als bijzitter aan het vergelijkend onderzoek hebben meegewerkt, met name de bijzitters die aanwezig waren bij het examenonderdeel Italiaans-Grieks op 25 februari 1988;

- verweerder in alle kosten te verwijzen .

Verweerder concludeert dat het het Gerecht behage :

- de brieven die de bijzitters Cini en Dalabira aan verzoeker hebben gezonden, buiten beschouwing te laten; zo niet, A . Muench, voorzitter van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87, als getuige te horen;

- het onderhavige beroep niet-ontvankelijk te verklaren, voor zover de ontvankelijkheid ervan wordt uitgesloten door die van het beroep in zaak 187/88 ( T-39/89 ), en het in ieder geval ongegrond te verklaren;

- kosten rechtens .

In zaak T-39/89 concludeert verzoeker dat het het Gerecht behage :

- nietig te verklaren de besluiten tot aanwijzing van de leden van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87;

- nietig te verklaren het op 24 maart 1988 betekende besluit tot opzegging van verzoekers overeenkomst van tijdelijk functionaris en verweerder te veroordelen tot vergoeding van de immateriële en materiële schade die verzoeker door dat besluit heeft geleden;

- nietig te verklaren het besluit tot afwijzing van zijn klacht van 24 maart 1988;

- vóór iedere voortzetting van het geding, verweerder te gelasten, het volledige dossier van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 te produceren, met name de processen-verbaal van de beraadslagingen van de jury en de brieven die de bijzitters Dalabira en Cini aan de president van het Hof en aan de voorzitter van de jury van het vergelijkend onderzoek hebben gezonden, en als getuige te horen de personen die als bijzitter aan het vergelijkend onderzoek hebben meegewerkt, met name de bijzitters die aanwezig waren bij het examenonderdeel Italiaans-Grieks op 25 februari 1988;

- verweerder in alle kosten te verwijzen .

Verweerder concludeert dat het het Gerecht behage :

- de brieven die de bijzitters Cini en Dalabira aan verzoeker hebben gezonden, buiten beschouwing te laten; zo niet, A . Muench, voorzitter van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87, als getuige te horen;

- de conclusies van verzoeker, strekkende tot nietigverklaring van de besluiten tot aanwijzing van de leden van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 en van het besluit tot afwijzing van zijn klacht van 24 maart 1988 niet-ontvankelijk te verklaren, voor zover de ontvankelijkheid ervan wordt uitgesloten door die van het beroep in zaak 124/88 ( T-32/89 );

- verzoekers conclusies betreffende het besluit tot opzegging van zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van een voorafgaande klacht;

- het onderhavige beroep in ieder geval ongegrond te verklaren;

- kosten rechtens .

10 Het Gerecht heeft, op rapport van de rechter-rapporteur, besloten zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan . Het heeft verweerder evenwel verzocht, een kopie van het gemotiveerde rapport van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 over te leggen . Beide partijen hebben hun opmerkingen over dat rapport kenbaar kunnen maken .

11 De mondelinge behandeling heeft op 17 januari 1990 plaatsgevonden . Partijen zijn gehoord in hun pleidooien en hebben geantwoord op vragen van het Gerecht . Aan het einde van de terechtzitting heeft de president de mondelinge behandeling gesloten verklaard .

12 Bij beschikking van 19 januari 1990 heeft het Gerecht besloten, de mondelinge behandeling te heropenen om over te gaan tot benoeming van een deskundige met als taak, de volgende vragen te beantwoorden :

"1 ) Wat zijn de geldende rechtsnormen en wat is de vaste praktijk binnen de nationale, internationale en communautaire instellingen ter zake van de structuur, de samenstelling en de werking van jury' s met een collegiaal karakter, ingesteld voor het examineren van sollicitanten naar de functie van tolk, waarbij wordt getolkt naar een bepaalde taal vanuit drie andere talen?

2 ) In hoeverre kan een beroepstolk die lid is van een jury van een vergelijkend onderzoek, de beroepsbekwaamheden van een sollicitant volledig beoordelen wanneer hij

- geen enkele kennis heeft van de taal waaruit de sollicitant werkt, noch van de taal waarnaar de sollicitant werkt;

- hij de taal waaruit de sollicitant werkt, volledig begrijpt, doch geen kennis heeft van de taal waarnaar de sollicitant werkt;

- hij de taal waarnaar de sollicitant werkt volledig begrijpt, doch geen kennis heeft van die waaruit de sollicitant werkt?

3 ) In hoeverre en onder welke voorwaarden kan onvoldoende kennis van een taal bij een lid van de jury worden gecompenseerd door de raadgevende stem van een of meer bijzitters?

4 ) In hoeverre moeten de antwoorden op de vragen 2.2 en 2.3 worden genuanceerd voor sollicitanten die worden aangeworven als tolk binnen een rechterlijke instelling?"

13 Bij beschikking van 5 maart 1990 heeft het Gerecht op voorstel van partijen D . Seleskovitch, directeur van de Ecole supérieure d' interprètes et de traducteurs te Parijs, als deskundige benoemd .

14 De deskundige heeft op 29 maart 1990 haar rapport neergelegd . Bij de beantwoording van de gestelde vragen is Seleskovitch uitgegaan van de normen en de praktijk van de school die zij bestuurt . Aangaande de structuur van de jury' s heeft zij het volgende opgemerkt :

"De jury omvat twee permanente leden ( de directeur van de ESIT, hoogleraar-titulair van de universiteit, en de adjunct-directeur, directeur van de afdeling 'interprétation' ), enkele toegevoegde leden, afhankelijk van de talencombinatie op het examen, en genodigden . De leden van de jury hebben beslissende stem, de genodigden raadgevende stem ."

Aangaande de samenstelling van de jury' s heeft zij met name uiteengezet, dat de leden van de jury zeer ervaren conferentietolken zijn en dat de samenstelling van een jury afhangt van de talencombinaties van de betrokkenen . Met betrekking tot de beoordeling van de bekwaamheden van de sollicitanten door de juryleden heeft zij het volgende geantwoord :

"- Een beroepstolk die lid is van een jury van een vergelijkend onderzoek, kan de beroepsbekwaamheden van een sollicitant niet zelf beoordelen, wanneer hij geen enkele kennis heeft van de taal waaruit de sollicitant werkt, noch van die waarnaar de sollicitant werkt .

- Een tolk die de taal waaruit de sollicitant werkt, volledig begrijpt, maar geen kennis heeft van de taal waarnaar deze werkt, kan de beroepsbekwaamheden van de sollicitant evenmin zelf beoordelen ."

15 Partijen hebben binnen de daartoe gestelde termijn hun opmerkingen over het deskundigenrapport ingediend .

16 De deskundige is gehoord ter terechtzitting van 4 mei 1990 . Op de vragen van het Gerecht betreffende het aantal leden van de jury, dat kennis heeft van de talen van het vergelijkend onderzoek, heeft de deskundige het volgende geantwoord :

"Ik herinner mij geen geval waarin er in de jury slechts één collega zat die de twee talen van de sollicitant kende . Dat zou te zwak zijn ... Dat zou mijns inziens te weinig zijn ... Wanneer het gaat om talen als het Deens bij voorbeeld, is het evident dat meer personen nodig zijn . Men kan niet volstaan met één persoon, omdat één persoon niet van mening verandert; wanneer er geen discussie plaatsvindt tussen meer personen die hetzelfde gehoord hebben en die hetzelfde origineel hebben begrepen, zou het zeer moeilijk zijn voor iemand die geen kennis heeft van beide talen ... ( Een dergelijk systeem ) zou niet bevredigend werken ."

Zij heeft hier nog aan toegevoegd, dat zij het onaanvaardbaar zou vinden dat het enige lid van een jury, dat de talencombinatie van de sollicitant kan begrijpen, een vertaler is en geen tolk . Op een speciale vraag heeft zij verklaard, dat "men niet kan afhangen van een vertaler om te beslissen over de beoordeling van een tolk ."

17 De vertegenwoordigers van partijen zijn in hun opmerkingen gehoord, waarna de president de mondelinge behandeling gesloten heeft verklaard .

Ontvankelijkheid

a ) Zaak T-32/89 en zaak T-39/89 voor zover zij betrekking hebben op de besluiten tot aanwijzing van de leden van de jury

18 Verweerder is van oordeel, dat de twee benaderingen die verzoeker heeft gekozen om op te komen tegen respectievelijk het resultaat van de werkzaamheden van de jury ( T-32/89 ), en de samenstelling van de jury ( T-39/89 ), elkaar uitsluiten .

19 Tegen het beroep in zaak T-32/89, strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de jury van het vergelijkend onderzoek om verzoeker niet op de lijst van geschikte kandidaten te plaatsen, voert verweerder een exceptie van niet-ontvankelijkheid aan . Zo het besluit tot aanwijzing van de leden van de jury moest worden beschouwd als een voor verzoeker bezwarend besluit, zou het beroep te vroeg zijn ingesteld; in strijd met het bepaalde in artikel 91, lid 2, Ambtenarenstatuut, heeft verzoeker immers niet de afwijzing van zijn klacht tegen de aanwijzing van de juryleden afgewacht; het volgende beroep, zaak T-39/89, strekt er juist toe, de onwettigheid van de besluiten tot aanwijzing van de leden van de jury te doen vaststellen .

20 Het beroep in zaak T-39/89 is volgens verweerder niet-ontvankelijk voor zover het strekt tot nietigverklaring van het besluit tot aanwijzing van de leden van de jury van het vergelijkend onderzoek . Dit is immers een voorbereidende handeling, die niet kan worden bestreden los van het besluit waarmee de procedure formeel is afgesloten en dat het voorwerp vormt van het beroep in zaak T-32/89 .

21 Aangaande het besluit tot aanwijzing van de leden van de jury moet worden opgemerkt, dat het Hof met betrekking tot artikel 173 EEG-Verdrag heeft verklaard, dat als handelingen of besluiten die vatbaar zijn voor beroep tot nietigverklaring, alleen zijn te beschouwen maatregelen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen, die de belangen van de verzoeker aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen ( arrest van 11 november 1981, zaak 60/81, IBM, Jurispr . 1981, blz . 2639 ). Ten aanzien van handelingen of besluiten die in een uit verscheidene fasen bestaande procedure tot stand komen, inzonderheid wanneer zij de afsluiting vormen van een interne procedure, volgt uit bovengenoemd arrest, dat in beginsel slechts als voor beroep vatbare handelingen kunnen worden beschouwd de maatregelen die aan het einde van die procedure het standpunt van de instelling definitief vastleggen, met uitsluiting van voorlopige maatregelen ter voorbereiding van het eindbesluit . Op het gebied van ambtenarenberoepen is het bovendien vaste rechtspraak, dat handelingen ter voorbereiding van een besluit geen bezwarend besluit in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut vormen en dus slechts incidenteel kunnen worden bestreden in het kader van een beroep tegen een vernietigbare handeling ( zie onder meer de arresten van 7 april 1965, zaak 11/64, Weighardt, Jurispr . 1965, blz . 358, en 14 februari 1989, zaak 346/87, Bossi, Jurispr . 1989, blz . 303 ).

22 In casu moet worden opgemerkt, dat het besluit tot aanwijzing van de leden van de jury een voorbereidende handeling vormt, die een onderdeel vormt van de procedure van het vergelijkend onderzoek . Eerst in een beroep tegen het ter afsluiting van die procedure genomen besluit kan verzoeker zich beroepen op de onregelmatigheid van vroegere handelingen die daarmee nauw verband houden ( zie onder meer de beschikking van 24 mei 1988, gevoegde zaken 78/87 en 220/87, Santarelli, Jurispr . 1988, blz . 2699 ).

23 Bijgevolg moet het beroep in zaak T-39/89 niet-ontvankelijk worden verklaard, voor zover het strekt tot nietigverklaring van het besluit tot aanwijzing van de leden van de jury van het vergelijkend onderzoek . Het beroep in zaak T-32/89, strekkende tot nietigverklaring van het door die jury genomen besluit, moet ontvankelijk worden verklaard, met dien verstande dat verzoeker in het kader van dit beroep de mogelijkheid heeft, de regelmatigheid van de voorbereidende handeling houdende aanwijzing van de leden van de jury, aan de orde te stellen .

b ) Zaak T-39/89 voor zover zij betrekking heeft op het besluit tot opzegging van verzoekers overeenkomst van tijdelijk functionaris

24 Verweerder concludeert tot niet-ontvankelijkheid van dit verzoek, op grond dat verzoeker zich niet eerst met een klacht tot het tot aanstelling bevoegd gezag heeft gewend .

25 Verzoeker betoogt, dat zijn klacht van 24 maart 1988 onder meer het verzoek bevat, geen uitvoering te geven aan het besluit van de jury om hem niet op de lijst van geschikte kandidaten te plaatsen . Het besluit tot opzegging van zijn overeenkomst, waarbij bovenbedoeld besluit van de jury ten uitvoer is gelegd, zou hem twee uur na de indiening van zijn klacht zijn betekend en derhalve de onmiddellijke afwijzing daarvan vormen . Zo het besluit tot opzegging van zijn overeenkomst zou zijn vastgesteld en betekend vóór de indiening van zijn klacht, zou het voor de hand liggen, dat die klacht tevens gericht was tegen dat besluit en bij het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 30 mei 1988 is afgewezen .

26 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat het beroep gericht tegen het besluit tot opzegging van de overeenkomst van tijdelijk functionaris, niet is voorafgegaan door een klacht bij het tot aanstelling bevoegd gezag, in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut .

27 De klacht die verzoeker op 24 maart 1988 heeft ingediend tegen de besluiten tot aanwijzing van de leden van de jury, kan niet worden geacht tevens te zijn gericht tegen het besluit tot opzegging van verzoekers overeenkomst van tijdelijk functionaris . Op het moment van indiening van de klacht was verzoeker immers naar eigen zeggen nog niet op de hoogte van de opzegging van zijn overeenkomst . De klacht kon derhalve geen betrekking hebben op een feit waarmee de indiener van de klacht onbekend was .

28 Overigens kan uit de bewoordingen van die klacht niet worden opgemaakt, dat verzoeker bezwaar maakte tegen een besluit tot opzegging van zijn overeenkomst . Een klacht behoeft weliswaar niet de geijkte formules te bezigen om geldig te zijn, maar moet wel voldoende expliciet zijn, opdat de instelling waarbij hij is ingediend, een passend antwoord kan geven . In casu zou het tot aanstelling bevoegd gezag niet hebben kunnen antwoorden op een grief betreffende de opzegging van een overeenkomst van tijdelijk functionaris, waarvan in de klacht nergens melding werd gemaakt .

29 Bijgevolg moet het beroep in zaak T-39/89 op grond van artikel 91, lid 2, Ambtenarenstatuut niet-ontvankelijk worden verklaard, voor zover het is gericht tegen het besluit tot opzegging van de overeenkomst van tijdelijk functionaris .

30 Uit het voorgaande volgt, dat het beroep in zaak T-39/89 in alle onderdelen niet-ontvankelijk moet worden verklaard .

Ten gronde

31 In zaak T-32/89 concludeert verzoeker tot nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87, hem niet het aantal punten toe te kennen dat vereist is voor inschrijving op de lijst van geschikte kandidaten van dat vergelijkend onderzoek . Tot staving van zijn conclusies voert verzoeker vier middelen aan : onregelmatige samenstelling van de jury, kennelijk onjuiste beoordeling door de jury, schending van het vertrouwensbeginsel en het billijkheidsbeginsel, misbruik van bevoegdheid .

32 Aangaande de grief inzake de onregelmatige samenstelling van de jury betoogt verzoeker, dat de verrichtingen in het kader van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 onwettig zijn, daar de samenstelling van de jury niet in overeenstemming was met "de aard van de procedure van het vergelijkend onderzoek", dat gericht was op de vorming van een aanwervingsreserve van tolken, met als taak het tolken naar het Grieks vanuit ten minste drie andere officiële talen van de Europese Gemeenschappen .

33 Volgens verzoeker bezaten de drie leden van de jury niet de kennis die noodzakelijk was om de prestaties van de sollicitanten te begrijpen en te beoordelen, daar twee juryleden geen enkele kennis van het Grieks hadden en het derde lid, dat bij de vertaaldienst van het Hof werkzaam was als jurist-reviseur, het Grieks niet even perfect beheerste als de deelnemers aan het vergelijkend onderzoek . In elk geval, aldus verzoeker, mocht de jury zich bij haar beoordeling niet baseren op de mening van het enige jurylid met kennis van het Grieks .

34 Verweerder antwoordt, dat het examen van een vergelijkend onderzoek voor tolken de jury niet alleen een beeld moet geven van de correcte weergave van het gesprokene in de taal waarnaar de betrokkene werkt, maar ook van de mate waarin deze de techniek van het tolken beheerst, rekening houdend met onder meer de moeilijkheidsgraad van de zaak en de kenmerken van de taal van de sprekers . Dienaangaande merkt hij op, dat de drie leden van de jury verzoekers techniek van het tolken konden beoordelen, dat twee leden zeer ervaren tolken waren, die regelmatig zitting hadden in jury' s van vergelijkende onderzoeken, en dat het derde lid, dat een zeer goede kennis had van de Griekse taal, de juistheid van de weergave van het gesprokene in de taal waarnaar de sollicitant werkte, kon beoordelen . Bovendien, aldus verweerder, werd de jury bijgestaan door verscheidene bijzitters .

35 Uit bovenvermeld deskundigenrapport blijkt, dat een beroepstolk die lid is van een jury van een vergelijkend onderzoek voor conferentietolken, de beroepsbekwaamheden van een sollicitant niet zelf kan beoordelen, wanneer hij geen enkele kennis heeft van de taal waaruit de sollicitant werkt, noch van de taal waarnaar de sollicitant werkt . In dit rapport wordt ook geconcludeerd, dat een tolk die de taal waaruit de sollicitant werkt volledig begrijpt, maar geen kennis heeft van de taal waarnaar deze werkt, de beroepsbekwaamheden van de sollicitant evenmin zelf kan beoordelen .

36 Bovendien blijkt uit de nadere uiteenzetting van de deskundige ter terechtzitting van 4 mei 1990, dat ook een alleszins bekwaam vertaler, niet gekwalificeerd is om lid te zijn van een jury van een vergelijkend onderzoek voor conferentietolken, wegens de fundamenteel verschillende vormen en methoden van waarneming en beoordeling . De deskundige heeft met name verklaard : "... er zijn verschillende vormen van waarneming ... de een let op de taal en de ander op hetgeen wordt gezegd door de taal ... de accenten liggen volstrekt anders ". De omstandigheid dat het lid van de jury van een vergelijkend onderzoek, dat niet de bekwaamheid bezit om het beroep van conferentietolk uit te oefenen, de taal waarnaar de sollicitant werkt, niet als moedertaal heeft, versterkt volgens de deskundige zijn ongeschiktheid om de prestaties van de sollicitant te begrijpen en te beoordelen .

37 Uit bovenstaande overwegingen volgt dat een jury van een vergelijkend onderzoek voor tolken, waarvan geen der stemgerechtigde leden voldoet aan de dubbele voorwaarde van perfecte beheersing van de taal waarnaar de sollicitant werkt, en daadwerkelijke uitoefening van het beroep van conferentietolk, niet zodanig is samengesteld, dat een objectieve beoordeling van de prestaties van de sollicitanten op het mondeling examen, in het licht van hun beroepsbekwaamheden, is gewaarborgd . Een dergelijke jury kan evenmin waarborgen, dat de instelling overeenkomstig artikel 27 Ambtenarenstatuut ambtenaren zal kunnen aanwerven die uit een oogpunt van bekwaamheid aan de hoogste eisen voldoen .

38 In casu staat vast, dat zowel A . Muench, hoofd van de tolkenafdeling, als B . Heidelberger, adjunct-hoofd van die afdeling, respectievelijk voorzitter en lid van de jury, geen enkele kennis bezaten van het Grieks, de taal waarnaar de sollicitanten moesten tolken .

39 Eveneens staat vast, dat het door het personeelscomité aangewezen derde jurylid, P . Berteloot, het beroep van conferentietolk nooit had uitgeoefend, noch vóór noch op het moment waarop zij als lid van de jury van het vergelijkend onderzoek werd aangewezen .

40 Onder die omstandigheden moet worden vastgesteld, dat verzoekers belangen ernstig zijn geschaad door de samenstelling van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87, daar geen enkel jurylid voldeed aan de dubbele voorwaarde van perfecte beheersing van de taal waarnaar de sollicitant werkte, en daadwerkelijke uitoefening van het beroep van conferentietolk . Voorts is door die samenstelling inbreuk gemaakt op het beginsel van goed beheer, daar de instelling er niet van verzekerd was, bekwaam personeel te kunnen aanwerven . Bijgevolg was deze samenstelling onregelmatig .

41 Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door de omstandigheid, dat de jury zich heeft laten bijstaan door verscheidene bijzitters, tolken die de taal waarnaar de sollicitanten tolkten, beheersten . In een jury die op de hiervoor beschreven wijze is samengesteld, komt de beoordeling van de belangrijkste elementen van de prestaties van de deelnemers aan het vergelijkend onderzoek geheel op de bijzitters neer, die als enigen in staat zijn die prestaties te beoordelen . Ingevolge artikel 3, tweede alinea, van bijlage III bij het Statuut evenwel hebben de bijzitters slechts een raadgevende stem . Volgens vaste rechtspraak dient de jury, en niet derden die een raadgevende stem uitbrengen, de eindcontrole op de gang van zaken en zijn beoordelingsvrijheid te behouden ( zie de arresten van 16 oktober 1975, zaak 90/74, Deboeck, Jurispr . 1975, blz . 1123; 26 oktober 1978, zaak 122/77, Agneessens, Jurispr . 1978, blz . 2085; 30 november 1978, gevoegde zaken 4/78, 19/78 en 28/78, Salerno, Jurispr . 1978, blz . 2403; 16 juni 1987, zaak 40/86, Kolivas, Jurispr . 1987, blz . 2643 ). De bijstand van de bijzitters kan de onregelmatigheid van de jurysamenstelling in casu derhalve niet dekken .

42 Uit het voorgaande volgt, dat het middel ontleend aan onregelmatige samenstelling van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/87, gegrond moet worden verklaard, voor zover het betrekking heeft op de gang van zaken bij het mondeling examen .

43 Zonder dat de overige middelen en argumenten van verzoeker behoeven te worden onderzocht, moet derhalve het besluit van de jury om verzoeker niet het aantal punten toe te kennen dat vereist is om deel te nemen aan het facultatief examen, nietig worden verklaard .

44 Verzoeker heeft voorts nietigverklaring, voor zover nodig, gevorderd van vergelijkend onderzoek CJ 75/87 . Aangezien het hier gaat om een algemeen vergelijkend onderzoek voor de vorming van een aanwervingsreserve, worden verzoekers rechten afdoende beschermd indien het tot aanstelling bevoegd gezag het vergelijkend onderzoek voor de vorming van een aanwervingsreserve van Griekstalige tolken ten aanzien van verzoeker heropent; daarvoor is het niet nodig, de gehele uitslag van het vergelijkend onderzoek op losse schroeven te zetten of de daarop gevolgde aanstellingen nietig te verklaren ( zie de arresten van 4 december 1975, zaak 31/75, Costacurta, Jurispr . 1975, blz . 1563; 30 november 1978, reeds aangehaald; 28 juni 1979, zaak 255/78, Anselme, Jurispr . 1979, blz . 2323; 18 februari 1982, zaak 67/81, Ruske, Jurispr . 1982, blz . 661; 13 mei 1982, zaak 16/81, Alaimo, Jurispr . 1982, blz . 1559; 9 juni 1983, zaak 225/82, Verzyck, Jurispr . 1983, blz . 1991, met conclusie van advocaat-generaal Rozès, blz . 2010; en 14 juli 1983, zaak 144/82, Detti, Jurispr . 1983, blz . 2421 ).

Beslissing inzake de kosten


Kosten

45 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat krachtens artikel 11, derde alinea, van voornoemd besluit van de Raad van 24 oktober 1988 van overeenkomstige toepassing is bij het Gerecht, moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover dat is gevorderd . Ingevolge artikel 70 van dat Reglement blijven evenwel de kosten door de instellingen ter zake van beroepen van personeelsleden der Gemeenschappen gemaakt, te hunnen laste .

46 Verweerder is in zaak T-32/89 in het ongelijk gesteld . Bijgevolg moet hij in de op deze zaak gevallen kosten worden verwezen . Aangezien het beroep in zaak T-39/89 niet-ontvankelijk is, moet op grond van bovengenoemde bepalingen elk der partijen in deze zaak haar eigen kosten dragen .

Dictum


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

rechtdoende

1 ) In zaak T-32/89 : verklaart nietig het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 75/89 om verzoeker niet het voor toelating tot het facultatief examen vereiste aantal punten toe te kennen .

2 ) Verwijst verweerder in de op deze zaak gevallen kosten .

3 ) Verklaart het beroep in zaak T-39/89 niet-ontvankelijk .

4 ) Verstaat dat in deze zaak elk der partijen haar eigen kosten zal dragen .