61989J0358(01)

ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 11 JUNI 1992. - EXTRAMET INDUSTRIE SA TEGEN RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - DUMPING - DEFINITIEF RECHT - CALCIUM-METAAL. - ZAAK C-358/89.

Jurisprudentie 1992 bladzijde I-03813


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Gemeenschappelijke handelspolitiek ° Verdediging tegen dumpingpraktijken ° Schade ° Vaststelling van causaal verband ° Verplichtingen van instellingen ° Inaanmerkingneming van andere factoren dan dumping

(Verordening nr. 2423/88 van de Raad, art. 4, lid 1)

Samenvatting


Ingevolge artikel 4, lid 1, van basisverordening nr. 2423/88 inzake anti-dumping zijn de Raad en de Commissie bij de vaststelling van de schade verplicht te onderzoeken, of de aan de gemeenschapsproduktie veroorzaakte schade wel degelijk door invoer met dumping is veroorzaakt, en moeten zij alle schade die door andere factoren is veroorzaakt buiten beschouwing laten, met name schade die haar oorzaak vindt in de eigen gedragingen van de producenten in de Gemeenschap.

Dienaangaande kan niet worden gesteld, dat de gemeenschapsinstellingen de schade naar behoren hebben vastgesteld, nu uit geen van de voor het Hof naar voren gebrachte feiten en omstandigheden blijkt, dat zij daadwerkelijk hebben onderzocht of de gemeenschapsindustrie door haar weigering om te verkopen aan de importeur die tegen dumpingprijzen heeft ingevoerd, niet zelf tot de geleden schade heeft bijgedragen, en hebben aangetoond, dat de vastgestelde schade niet voortvloeit uit de door deze importeur gestelde andere omstandigheden dan dumping.

Partijen


In zaak C-358/89,

Extramet Industrie SA, vennootschap naar Frans recht, gevestigd te Annemasse (Frankrijk), vertegenwoordigd door A. May, advocaat te Luxemburg, en C. Momège, advocaat te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van A. May, Grand-Rue 31,

verzoekster,

tegen

Raad van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door Y. Crétien en E. Stein, juridisch adviseurs, als gemachtigden, bijgestaan door A. Michel en D. Voillemot, advocaten te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij X. Herlin, directeur van de juridische afdeling van de Europese Investeringsbank, Boulevard Konrad Adenauer 100, Kirchberg,

verweerder,

ondersteund door

1) Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. L. White, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door C.-M. Happe, Duits ambtenaar gedetacheerd bij de Commissie uit hoofde van de overeenkomst betreffende de uitwisseling van nationale ambtenaren, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij R. Hayder, vertegenwoordiger van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

2) Péchiney Électrométallurgie SA, vennootschap naar Frans recht, gevestigd te Parijs,

3) Chambre Syndicale de l' électrométallurgie et de l' électrochimie, gevestigd te Parijs,

beide vertegenwoordigd door X. de Roux, advocaat te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van J. Loesch, Rue Zithe 8,

interveniënten,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van verordening (EEG) nr. 2808/89 van de Raad van 18 september 1989 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van calciummetaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie en definitieve inning van het voorlopige anti-dumpingrecht dat op die invoer werd ingesteld (PB 1989, L 271, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: F. A. Schockweiler, kamerpresident, P. J. G. Kapteyn, G. F. Mancini, C. N. Kakouris en J. L. Murray, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 27 februari 1992,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 8 april 1992,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 27 november 1989, heeft Extramet Industrie SA (hierna: "Extramet"), vennootschap naar Frans recht, krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag verzocht om nietigverklaring van verordening (EEG) nr. 2808/89 van de Raad van 18 september 1989 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van calciummetaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie en definitieve inning van het voorlopige anti-dumpingrecht dat op die invoer werd gesteld (PB 1989, L 271, blz. 1), althans van overweging 24 van deze verordening.

2 Extramet is de belangrijkste importeur in de Gemeenschap van calciummetaal, voornamelijk uit de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie. De invoer van calciummetaal vormt de belangrijkste bevoorradingsbron van Extramet, die dit produkt volgens een door haar ontwikkelde en geoctrooieerde herdistillatiemethode verwerkt tot zuivere calciumkorrels, die hoofdzakelijk in de metaalverwerkende industrie worden gebruikt.

3 Naar aanleiding van een klacht, die de Chambre syndicale de l' électrométallurgie et de l' électrochimie (hierna: "Chambre syndicale") heeft ingediend namens Péchiney Électrométallurgie SA (hierna: "Péchiney"), exclusief producent van calciummetaal in de Gemeenschap en verwerker van zuiver calciummetaal volgens een eigen distillatiemethode, heeft de Commissie verordening (EEG) nr. 707/89 van 17 maart 1989 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van calciummetaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en uit de Sovjet-Unie (PB 1989, L 78, blz. 10) vastgesteld.

4 Na verlenging van het voorlopige anti-dumpingrecht, heeft de Raad bij de bestreden verordening per 21 september 1989 een definitief anti-dumpingrecht ingesteld van 21,8 % en 22 % op de invoer van calciummetaal van oorsprong uit respectievelijk de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie, met definitieve inning van het op die invoer gestelde voorlopige anti-dumpingrecht.

5 Volgens de considerans van deze verordening hebben de producent in de Gemeenschap, Péchiney, en een onafhankelijk importeur (die het produkt eveneens verwerkt), Extramet, na de instelling van het voorlopige anti-dumpingrecht op hun verzoek de gelegenheid gekregen om door de Commissie te worden gehoord en hebben zij bij haar schriftelijke opmerkingen ingediend.

6 Blijkens deze overwegingen heeft de importeur met name gesteld, dat de producent in de Gemeenschap de schade zelf heeft veroorzaakt doordat hij onder meer heeft geweigerd calciummetaal te leveren aan de importeur, waarop deze laatste bij de bevoegde Franse autoriteiten een klacht heeft ingediend wegens misbruik van machtspositie.

7 In overweging 24 wordt er voorts op gewezen, dat de importeur om een speciale vrijstelling heeft verzocht voor het geval dat een definitief anti-dumpingrecht zou worden ingesteld, welk verzoek de Raad niet heeft kunnen inwilligen.

8 Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Hof op 11 december 1989, heeft Extramet in kort geding verzocht om opschorting van de uitvoering van verordening nr. 2808/89, totdat het Hof zich ten gronde heeft uitgesproken. Dit verzoek is bij beschikking van de president van het Hof van 14 februari 1990 afgewezen.

9 Bij beschikkingen van 17 januari en 22 mei 1990 heeft het Hof de Commissie, Péchiney en de Chambre syndicale toegelaten tot interventie aan de zijde van de Raad.

10 Bij arrest van 16 mei 1991 heeft het Hof een door de Raad opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid van het beroep van Extramet verworpen.

11 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van de zaak, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

12 Tot staving van haar beroep voert Extramet vier middelen aan, ontleend aan onjuistheden respectievelijk in de omschrijving van de in aanmerking genomen soortgelijke produkten, de vaststelling van de normale waarde, de vaststelling van de door de bedrijfstak in de Gemeenschap geleden schade en de afweging van de belangen van de Gemeenschap. Het middel betreffende de vaststelling van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade moet als eerste worden onderzocht.

13 Tot staving van dit middel voert Extramet met name aan, dat Péchiney de geleden schade zelf heeft veroorzaakt door te weigeren calciummetaal te leveren aan Extramet. Had Péchiney erin toegestemd haar calciummetaal te leveren, dan was volgens Extramet haar produktie in de voor het onderzoek naar de schade gekozen periode niet gedaald en waren de importen in de Gemeenschap uit China en de Sovjet-Unie met de helft verminderd, zodat hun nog slechts een zeer klein deel van de gemeenschapsmarkt zou zijn overgebleven.

14 Extramet herinnert er voorts aan, dat zij na de weigering van Péchiney om haar calciummetaal te verkopen, bij de bevoegde Franse autoriteiten tegen haar een gerechtelijke procedure heeft aangespannen wegens misbruik van machtspositie. Haars inziens moet in een anti-dumpingprocedure rekening worden gehouden met dergelijke concurrentiebeperkende praktijken, en mag geen anti-dumpingrecht worden ingesteld waardoor een ongerechtvaardigd voordeel op de gemeenschapsmarkt als gevolg van een kartel of een misbruik van machtspositie wordt bestendigd, wanneer duidelijke bewijzen van dergelijke praktijken voorhanden zijn en op grond van de communautaire mededingingsregels een vordering wordt ingesteld.

15 Dienaangaande moet er allereerst aan worden herinnerd, dat ingevolge artikel 4, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (PB 1988, L 209, blz. 1), "schade slechts (wordt) vastgesteld indien de invoer met dumping (...) schade veroorzaakt" aan de produktie in de Gemeenschap en dat "schade veroorzaakt door andere factoren (...) niet (mag) worden toegeschreven aan de invoer met dumping (...)".

16 Bij de vaststelling van de schade zijn de Raad en de Commissie derhalve verplicht te onderzoeken of de vastgestelde schade wel degelijk door invoer met dumping is veroorzaakt, en moeten zij alle schade die door andere factoren is veroorzaakt buiten beschouwing laten, met name schade die haar oorzaak vindt in de eigen gedragingen van de producenten in de Gemeenschap.

17 Voorts heeft de Raad zich ter weerlegging van het betoog van Extramet in de procedure voor het Hof beperkt tot een verwijzing naar overweging 15 van de bestreden verordening, ten betoge dat een anti-dumpingprocedure wegens haar specifieke karakter geen beletsel kan zijn voor andere vorderingen gericht tegen andere concurrentiebeperkende gedragingen.

18 In overweging 15 van de bestreden verordening wijst de Raad er evenwel alleen op, dat Péchiney volgens de Commissie de beschuldigingen van Extramet van de hand had gewezen en dat de Franse autoriteiten bij wie Extramet de zaak aanhangig had gemaakt nog niet definitief uitspraak hadden gedaan, en voorts, dat een anti-dumpingonderzoek niet kan vooruitlopen op het resultaat van een procedure krachtens de artikelen 85 of 86 EEG-Verdrag, en dat, voor het geval dat een inbreuk op deze bepalingen zou worden vastgesteld, ingevolge artikel 14, lid 1, van verordening nr. 2423/88 de betrokken anti-dumpingprocedure kan worden herzien.

19 Uit geen van deze overwegingen blijkt, dat de gemeenschapsinstellingen daadwerkelijk hebben onderzocht of Péchiney door haar verkoopweigering niet zelf heeft bijgedragen tot de geleden schade, en hebben aangetoond, dat de vastgestelde schade niet uit de door Extramet aangevoerde omstandigheden voortvloeit. Zij hebben de schade dus niet naar behoren vastgesteld.

20 Mitsdien moet het middel ontleend aan onjuistheden in de vaststelling van de schade gegrond worden verklaard en moet de bestreden verordening nietig worden verklaard, zonder dat verzoeksters andere middelen en argumenten behoeven te worden onderzocht.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

21 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien de Raad in het ongelijk is gesteld, moet hij in de kosten worden verwezen, met inbegrip van de kosten van de procedure in kort geding. De Commissie, Péchiney en de Chambre syndicale, die hebben geïntervenieerd aan de zijde van de conclusies van de Raad, dienen ingevolge artikel 69, lid 4, eerste en tweede alinea, elk hun eigen kosten te dragen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer)

rechtdoende:

1) Verklaart nietig verordening (EEG) nr. 2808/89 van de Raad van 18 september 1989 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van calciummetaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie en definitieve inning van het voorlopige anti-dumpingrecht dat op die invoer werd ingesteld.

2) Verwijst de Raad in de kosten, daaronder begrepen die welke op het kort geding zijn gevallen.

3) Verstaat dat de Commissie, Péchiney en de Chambre syndicale, interveniënten, elk hun eigen kosten zullen dragen.