61989J0307

ARREST VAN HET HOF VAN 11 JUNI 1991. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - SOCIALE ZEKERHEID - AANVULLENDE UITKERING VAN HET FONDS NATIONAL DE SOLIDARITE - IN FRANKRIJK WONENDE GEMEENSCHAPSONDERDANEN. - ZAAK C-307/89.

Jurisprudentie 1991 bladzijde I-02903


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gelijke behandeling - Nationale wettelijke regeling krachtens welke aanvullende uitkering aan onderdanen van andere Lid-Staten die recht hebben op pensioen, wordt betaald onder dubbele voorwaarde van internationale wederkerigheidsovereenkomst en eerder verblijf - Ontoelaatbaarheid

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 3, lid 1)

2. Lid-Staten - Verplichtingen - Niet-nakoming - Handhaving van nationale wettelijke regeling die in strijd is met gemeenschapsrecht - Rechtvaardiging ontleend aan administratieve praktijken die toepassing van gemeenschapsrecht verzekeren - Ontoelaatbaarheid

Samenvatting


1. Wanneer een Lid-Staat een nationale wettelijke regeling handhaaft, die in strijd is met het in artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1408/71 neergelegde beginsel van gelijke behandeling, voor zover krachtens deze regeling de aanvullende uitkeringen ter verhoging van de sociale-zekerheidspensioenen aan op zijn grondgebied wonende onderdanen van andere Lid-Staten op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, worden toegekend onder de dubbele voorwaarde, dat met die Lid-Staten een internationale wederkerigheidsovereenkomst is gesloten en dat de belanghebbenden voorheen op zijn grondgebied hebben gewoond, komt hij de uit dit artikel voortvloeiende verplichtingen niet na.

2. De handhaving van een nationale wettelijke regeling die als zodanig onverenigbaar is met het gemeenschapsrecht, ook al handelt de betrokken Lid-Staat in overeenstemming met dit recht, geeft aanleiding tot een dubbelzinnige feitelijke situatie, doordat de betrokken rechtssubjecten in een toestand van onzekerheid worden gehouden over hun mogelijkheden om zich op het gemeenschapsrecht te beroepen, welke onzekerheid slechts kan worden vergroot door de interne aard van de zuiver administratieve instructies om de nationale wet buiten toepassing te laten. Er is derhalve sprake van niet-nakoming van de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen.

Partijen


In zaak C-307/89,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J.-C. Séché als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Berardis, lid van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Franse Republiek, vertegenwoordigd door E. Belliard, adjunct-directeur Juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en door C. Chavance, hoofdbestuursattaché bij dit ministerie, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, Boulevard du Prince Henri 9,

verweerster,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Franse Republiek niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 3, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale- zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen ((gecodificeerd bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB 1983, L 230, blz. 6))), door ten aanzien van onderdanen van andere Lid-Staten dan Frankrijk, die onder de werkingssfeer van genoemde verordening vallen, in Frankrijk wonen en ten laste van een Frans stelsel de sociale-zekerheidsuitkering bedoeld in de artikelen L 815-2 en L 815-3 van de nieuwe Franse Code de la sécurité sociale ontvangen, de dubbele voorwaarde te stellen dat internationale wederkerigheidsovereenkomsten zijn gesloten en dat zij voorheen op Frans grondgebied hebben gewoond,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: O. Due, president, J. C. Moitinho de Almeida en M. Díez de Velasco, kamerpresidenten, C. N. Kakouris, F. A. Schockweiler, F. Grévisse en P. J. G. Kapteyn, rechters,

advocaat-generaal: W. Van Gerven

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 16 april 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 april 1991,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 8 oktober 1989, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag beroep ingesteld strekkende tot vaststelling dat de Franse Republiek niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 3, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen ((gecodificeerd bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB 1983, L 230, blz. 6))), door ten aanzien van onderdanen van andere Lid-Staten dan Frankrijk, die onder de werkingssfeer van genoemde verordening vallen, in Frankrijk wonen en ten laste van een Frans stelsel de sociale-zekerheidsuitkering bedoeld in de artikelen L 815-2 en L 815-3 van de nieuwe Franse Code de la sécurité sociale ontvangen, de dubbele voorwaarde te stellen dat internationale wederkerigheidsovereenkomsten zijn gesloten en dat zij voorheen op Frans grondgebied hebben gewoond.

2 In de artikelen L 815-2 en L 815-3 van de nieuwe Franse Code de la sécurité sociale (hierna: CSS) wordt bepaald, welke personen van Franse nationaliteit de aanvullende uitkering van het Fonds national de solidarité (hierna: FNS) ontvangen. Deze uitkering is geregeld in hoofdstuk V van titel I, "Uitkeringen aan bejaarden", van boek VIII van die code. Krachtens artikel L 815-1 is het FNS opgericht ter bevordering van een algemeen beleid om bejaarden meer bescherming te bieden door de verbetering van pensioenen, renten en ouderdomsuitkeringen.

3 Krachtens artikel L 815-2 dienen belanghebbenden op Frans grondgebied te hebben gewoond gedurende een periode en onder omstandigheden, vast te stellen bij decreet. In artikel L 815-5 wordt bepaald, dat aan buitenlanders de aanvullende uitkering slechts is verschuldigd onder voorbehoud van het bestaan van internationale wederkerigheidsovereenkomsten.

4 Ingevolge artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1408/71 hebben personen die op het grondgebied van een der Lid-Staten wonen en op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke Lid-Staat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat, behoudens bijzondere bepalingen van deze verordening.

5 Artikel 4, lid 1, van de verordening bepaalt, dat zij van toepassing is op alle wettelijke sociale-zekerheidsregelingen betreffende onder meer prestaties bij invaliditeit en bij ouderdom. Luidens artikel 4, lid 4, is de verordening niet op de sociale bijstand van toepassing.

6 Bij brief van 4 december 1985 verzocht de Commissie de Franse regering, haar opmerkingen mee te delen over de verenigbaarheid van de hierboven kort weergegeven bepalingen van de CSS met het gemeenschapsrecht. Bij brief van 7 maart 1986 lieten de Franse autoriteiten weten, dat volgens hen de aanvullende uitkering niet onder verordening nr. 1408/71 viel, omdat het hier een bijstandsuitkering betrof.

7 Op 14 oktober 1987 bracht de Commissie het met redenen omklede advies in de zin van artikel 169 EEG-Verdrag uit en verzocht zij de Franse regering, dit advies binnen dertig dagen op te volgen. Bij brieven van 26 november 1987 en 6 juni 1988 brachten de Franse autoriteiten de Commissie ervan op de hoogte, dat voor de toekenning van een aanvullende uitkering aan onderdanen van andere Lid-Staten niet langer was vereist, dat een internationale wederkerigheidsovereenkomst bestond; zij gaven tevens te kennen, dat de in artikel L 815-2 CSS bedoelde uitvoeringsdecreten nooit waren aangenomen.

8 Toen zij van de Franse regering geen mededeling ontving van de wettelijke maatregelen die deze had getroffen om aan de beweerde inbreuk een einde te maken, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

9 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven, voor zover dat voor de redenering van het Hof noodzakelijk is.

10 In de eerste plaats zij eraan herinnerd, dat volgens de rechtspraak van het Hof een wettelijke regeling als de onderhavige tot het stelsel van de sociale zekerheid in de zin van voornoemde verordening nr. 1408/71 behoort, voor zover zij recht geeft op aanvullende uitkeringen ter verhoging van de sociale-zekerheidspensioenen, zonder dat daarbij de individuele behoeften en de persoonlijke situatie in aanmerking worden genomen, hetgeen kenmerkend is voor de bijstand.

11 De artikelen L 815-2 en L 815-5 CSS zijn in strijd met het in artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1408/71 neergelegde beginsel van gelijke behandeling, voor zover krachtens deze artikelen de betrokken uitkeringen slechts aan in Frankrijk wonende onderdanen van andere Lid-Staten worden toegekend onder de dubbele voorwaarde, dat tussen die Lid-Staten en Frankrijk internationale wederkerigheidsovereenkomsten zijn gesloten en dat de belanghebbenden voorheen op Frans grondgebied hebben gewoond.

12 Uit het dossier blijkt, dat de Franse regering niet langer de mening is toegedaan, dat de betrokken wetgeving in overeenstemming is met het gemeenschapsrecht. Zij stelt echter, dat op grond van ministeriële circulaire nr. 1370 van 5 november 1987 en naar aanleiding van de ministeriële instructies aan de uitvoeringsorganen, artikel L 815-5 CSS in de praktijk niet langer wordt toegepast op communautaire onderdanen en dat wegens het ontbreken van uitvoeringsdecreten artikel L 815-2 CSS in feite buiten toepassing blijft.

13 Dienaangaande volgt uit de rechtspraak van het Hof, dat de handhaving van een nationale wettelijke regeling die als zodanig onverenigbaar is met het gemeenschapsrecht, ook al handelt de betrokken Lid-Staat in overeenstemming met dit recht, aanleiding geeft tot een dubbelzinnige feitelijke situatie, doordat de betrokken rechtssubjecten in een toestand van onzekerheid worden gehouden over hun mogelijkheden om zich op het gemeenschapsrecht te beroepen. Deze onzekerheid kan slechts worden vergroot door de interne aard van de zuiver administratieve instructies om de nationale wet buiten toepassing te laten (arrest van 4 april 1974, zaak 167/73, Commissie/Frankrijk, Jurispr. 1974, blz. 359, r.o. 41 en 42).

14 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door ten aanzien van in Frankrijk woonachtige onderdanen van andere Lid-Staten, die vallen onder de bepalingen van verordening nr. 1408/71, de toekenning van de sociale-zekerheidsuitkering bedoeld in de artikelen L 815-2 en L 815-3 van de nieuwe Franse Code de la sécurité sociale afhankelijk te stellen van de dubbele voorwaarde, dat er met die Lid-Staten een internationale wederkerigheidsovereenkomst is gesloten en dat zij voorheen op Frans grondgebied hebben gewoond, de krachtens artikel 3, lid 1, van genoemde verordening op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

15 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien de Franse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende, verklaart:

1) Door ten aanzien van in Frankrijk woonachtige onderdanen van andere Lid-Staten, die vallen onder de bepalingen van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale- zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, de toekenning van de sociale-zekerheidsuitkering bedoeld in de artikelen L 815-2 en L 815-3 van de nieuwe Franse Code de la sécurité sociale afhankelijk te stellen van de dubbele voorwaarde, dat er met die Lid-Staten een internationale wederkerigheidsovereenkomst is gesloten en dat zij voorheen op Frans grondgebied hebben gewoond, is de Franse Republiek de krachtens artikel 3, lid 1, van genoemde verordening op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure.