61989J0214

ARREST VAN HET HOF VAN 10 MAART 1992. - POWELL DUFFRYN PLC TEGEN WOLFGANG PETEREIT. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: OBERLANDESGERICHT KOBLENZ - DUITSLAND. - EEG-EXECUTIEVERDRAG - OVEREENKOMST TOT AANWIJZING VAN EEN BEVOEGDE RECHTER - CLAUSULE IN STATUTEN VAN NAAMLOZE VENNOOTSCHAP. - ZAAK C-214/89.

Jurisprudentie 1992 bladzijde I-01745
Zweedse bijz. uitgave bladzijde I-00001
Finse bijz. uitgave bladzijde I-00029


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Overeenkomst betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Door partijen aangewezen bevoegde rechter - Overeenkomst tot aanwijzing van bevoegde rechter - Begrip - Autonome uitlegging - Clausule in statuten van naamloze vennootschap tot aanwijzing van bevoegde rechter - Daaronder begrepen - Geldigheid ten aanzien van aandeelhouders - Voorwaarden

(EEG-Executieverdrag, art. 17, zoals gewijzigd bij Toetredingsverdrag van 1978)

2. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Door partijen aangewezen bevoegde rechter - Overeenkomst tot aanwijzing van bevoegde rechter - Draagwijdte - Geschillen die kunnen ontstaan uit bepaalde rechtsbetrekking - Geschil tussen vennootschap en haar aandeelhouders als zodanig

(EEG-Executieverdrag, art. 17, zoals gewijzigd bij Toetredingsverdrag van 1978)

Samenvatting


1. Het begrip "overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter" in de zin van artikel 17 van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet als een autonoom begrip worden beschouwd.

Onder dit begrip valt ook een forumclausule in de statuten van een naamloze vennootschap, die overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en de statuten zelf tot stand is gekomen en waarbij een bepaald gerecht van een Verdragsluitende Staat is aangewezen voor de kennisneming van geschillen tussen de vennootschap en haar aandeelhouders.

Ongeacht de wijze waarop de aandelen zijn verworven, moet ten aanzien van iedere aandeelhouder worden geacht te zijn voldaan aan de vormvereisten van artikel 17 van het Verdrag, wanneer de forumclausule in de statuten van de vennootschap is opgenomen en deze op een voor hem toegankelijke plaats zijn neergelegd of in een openbaar register zijn ingeschreven.

2. Aan het vereiste van voldoende bepaaldheid van de rechtsbetrekking waaruit geschillen kunnen ontstaan, voor welker beslechting op grond van artikel 17 van het Verdrag bij overeenkomst een bevoegde rechter kan worden aangewezen, is voldaan, wanneer de in de statuten van een vennootschap opgenomen forumclausule door de nationale rechter, die hiertoe bij uitsluiting bevoegd is, aldus kan worden uitgelegd, dat zij betrekking heeft op de geschillen tussen de vennootschap en haar aandeelhouders als zodanig.

Partijen


In zaak C-214/89,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, van het Oberlandesgericht Koblenz, in het aldaar aanhangig geding tussen

Powell Duffryn plc

en

W. Petereit,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 17 van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Toetredingsverdrag van 1978,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: O. Due, president, Sir Gordon Slynn, R. Joliet, F. A. Schockweiler, F. Grévisse en P. J. G. Kapteyn, kamerpresidenten, G. F. Mancini, C. N. Kakouris, J. C. Moitinho de Almeida, G. C. Rodríguez Iglesias, M. Díez de Velasco, M. Zuleeg en J. L. Murray, rechters,

advocaat-generaal: G. Tesauro

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- Powell Duffryn plc, vertegenwoordigd door E. Wilcke, advocaat te Frankfurt am Main;

- W. Petereit, advocaat, vertegenwoordigd door K. O. Armbruester, advocaat te Mainz;

- de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door C. Boehmer als gemachtigde;

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur F.-W. Albrecht als gemachtigde, bijgestaan door W.-D. Krause-Ablass, advocaat te Duesseldorf;

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Powell Duffryn plc, W. Petereit en de Commissie, vertegenwoordigd door haar juridisch hoofdadviseur H. Étienne als gemachtigde, bijgestaan door W.-D. Krause-Ablass, ter terechtzitting van 15 oktober 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 20 november 1991,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 1 juni 1989, ingekomen ten Hove op 10 juli daaraanvolgend, heeft het Oberlandesgericht Koblenz krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, enkele prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 17 van het Verdrag, zoals gewijzigd door het Toetredingsverdrag van 1978 (PB 1978, L 304, blz. 1; hierna: "Executieverdrag").

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen W. Petereit, curator in het faillissement van IBH-Holding AG (hierna: "verzoeker"), en Powell Duffryn plc (hierna: "verweerster"). Blijkens de stukken heeft verweerster, een vennootschap naar Engels recht, in september 1979 bij een kapitaalsverhoging van IBH-Holding AG, een vennootschap naar Duits recht (hierna: "IBH"), aandelen op naam van deze vennootschap verworven. Op 28 juli 1980 nam zij deel aan de besluitvorming in het kader van een algemene aandeelhoudersvergadering van IBH, tijdens welke de aandeelhouders bij handopsteken besloten tot wijziging van de statuten, onder meer door opneming van de volgende bepaling:

"Door de inschrijving op of verwerving van aandelen of voorlopige certificaten onderwerpt de aandeelhouder zich voor alle geschillen met de vennootschap of haar organen aan de normaal ten aanzien van de vennootschap bevoegde gerechten."

3 In 1981 en 1982 schreef verweerster bij verdere kapitaalsverhogingen opnieuw in op aandelen en ontving zij ook dividenden. Nadat IBH in 1983 failliet was verklaard, diende verzoeker als curator van het faillissement bij het Landgericht Mainz een vordering in op grond dat verweerster haar uit de kapitaalsverhogingen voortvloeiende verplichtingen jegens IBH niet was nagekomen. Tevens vorderde hij terugbetaling van zijns inziens ten onrechte aan verweerster uitgekeerde dividenden.

4 Nadat het Landgericht Mainz de door verweerster opgeworpen exceptie van onbevoegdheid had afgewezen, kwam verweerster van dit vonnis in hoger beroep bij het Oberlandesgericht Koblenz. Van oordeel dat het geding een vraag van uitlegging van artikel 17 Executieverdrag deed rijzen, heeft het Oberlandesgericht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

"1) Vormt de in de statuten van een naamloze vennootschap vervatte regeling, op grond waarvan de aandeelhouder zich door inschrijving op of verwerving van aandelen voor alle geschillen met de vennootschap of haar organen aan de normaal ten aanzien van de vennootschap bevoegde gerechten onderwerpt, een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter tussen de aandeelhouder en de vennootschap in de zin van artikel 17 Executieverdrag?

(Moet deze vraag verschillend worden beantwoord naargelang de aandeelhouder zelf op een kapitaalsverhoging inschrijft dan wel bestaande aandelen verwerft?)

a) Voldoet dan, bij de inschrijving op en aanvaarding van aandelen naar aanleiding van een kapitaalsverhoging van een naamloze vennootschap, de schriftelijke inschrijving aan het vereiste van schriftelijkheid in artikel 17, eerste alinea, Executieverdrag, met betrekking tot een in de statuten van de vennootschap vervatte forumclausule?

b) Voldoet de forumclausule aan het vereiste, dat de rechtsbetrekking naar aanleiding waarvan geschillen zullen ontstaan, voldoende bepaald moet zijn in de zin van artikel 17 Executieverdrag?

c) Is de forumclausule in de statuten ook van toepassing op aanspraken op betaling krachtens een overeenkomst tot inschrijving op aandelen en aanspraken op terugbetaling van ten onrechte uitgekeerde dividenden?"

5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

De eerste vraag

6 Artikel 17 Executieverdrag bepaalt dat, wanneer de partijen, waarvan er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, een gerecht van een verdragsluitende staat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht bij uitsluiting bevoegd is.

7 Onderzocht moet worden, of een in de statuten van een naamloze vennootschap opgenomen forumclausule een overeenkomst in de zin van artikel 17 tussen de vennootschap en haar aandeelhouders is.

8 Dienaangaande voert verweerster aan, dat een forumclausule in de statuten van een vennootschap geen overeenkomst kan zijn, omdat het voor statuten kenmerkende normatieve karakter de aandeelhouder de mogelijkheid ontneemt over de inhoud ervan te onderhandelen. De aandeelhouder moet zelfs rekening houden met de mogelijkheid dat er clausules worden opgenomen tegen zijn uitdrukkelijke wil, voor zover dit in overeenstemming is met de statuten of het toepasselijke nationale recht.

9 Met een beroep op het Duitse recht, met name het Aktiengesetz, brengen verzoeker en de Commissie hiertegen in, dat statuten een contractueel karakter hebben, zodat een erin opgenomen forumclausule een overeenkomst in de zin van artikel 17 Executieverdrag is.

10 Vergelijkt men de rechtsstelsels van de verdragsluitende staten, dan blijkt dat de betrekkingen tussen een vennootschap en haar aandeelhouders niet steeds op dezelfde wijze worden gekwalificeerd. In sommige rechtsstelsels worden deze betrekkingen als contractueel aangemerkt, in andere worden zij als institutioneel of normatief beschouwd dan wel als betrekkingen sui generis.

11 De vraag rijst dus, of het begrip "overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter" in de zin van artikel 17 Executieverdrag autonoom moet worden uitgelegd, dan wel of het moet worden geacht te verwijzen naar het interne recht van deze of gene der betrokken staten.

12 Zoals het Hof overwoog in zijn arrest van 6 oktober 1976 (zaak 12/76, Tessili, Jurispr. 1976, blz. 1473), verdient geen van deze alternatieven bij uitsluiting de voorkeur, daar de passende keuze slechts kan worden gedaan voor elke bepaling van het Verdrag afzonderlijk, zij het in dier voege, dat de volle werking van dit Verdrag in het zicht van de doelstellingen van artikel 220 EEG-Verdrag verzekerd moet zijn.

13 Het begrip "overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter" is van beslissend belang voor de overdracht, in afwijking van de algemene regels voor de rechterlijke bevoegdheid, van een uitsluitende bevoegdheid aan een door partijen aangewezen gerecht van een verdragsluitende staat. Gelet op de doelstellingen en de algemene structuur van het Verdrag en ter verzekering van een zo groot mogelijke uniformiteit van de voor de verdragsluitende staten en de belanghebbenden uit het Executieverdrag voortvloeiende rechten en verplichtingen, is het begrip "overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter" derhalve niet te beschouwen als een loutere verwijzing naar het interne recht van deze of gene der betrokken staten.

14 Zoals het Hof om overeenkomstige redenen heeft verklaard met betrekking tot het begrip "verbintenissen uit overeenkomst" en andere begrippen in artikel 5 Executieverdrag die dienen als criterium ter afbakening van bijzondere bevoegdheden (zie het arrest van 22 maart 1983, zaak 34/82, Peters, Jurispr. 1983, blz. 987, r.o. 9 en 10), moet het begrip "overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter" in de zin van artikel 17 derhalve als een autonoom begrip worden beschouwd.

15 In dit verband zij erop gewezen, dat het Hof bij de uitlegging van het begrip "verbintenissen uit overeenkomst" in artikel 5 Executieverdrag heeft verklaard, dat de verplichtingen die voor een persoon uit het lidmaatschap van een vereniging voortvloeien, als verbintenissen uit overeenkomst moeten worden beschouwd, aangezien het lidmaatschap van een vereniging tussen de leden nauwe betrekkingen tot stand brengt, welke van dezelfde aard zijn als die tussen de partijen bij een overeenkomst (arrest van 22 maart 1983, reeds aangehaald, Peters, r.o. 13).

16 Zo zijn ook de betrekkingen tussen aandeelhouders van een vennootschap vergelijkbaar met die tussen partijen bij een overeenkomst. Met de oprichting van een vennootschap brengen de aandeelhouders immers tot uitdrukking, dat zij een gemeenschappelijk belang hebben, bestaande in het nastreven van een gemeenschappelijk doel. Om dit doel te bereiken, heeft iedere aandeelhouder jegens de andere aandeelhouders en de organen van de vennootschap rechten en plichten, die in de statuten van de vennootschap zijn neergelegd. Voor de toepassing van het Executieverdrag moeten de statuten van een vennootschap derhalve als een overeenkomst worden beschouwd, die zowel de betrekkingen tussen de aandeelhouders als de betrekkingen tussen deze aandeelhouders en de door hen opgerichte vennootschap regelt.

17 Een forumclausule in de statuten van een vennootschap vormt derhalve een overeenkomst in de zin van artikel 17 Executieverdrag, die voor alle aandeelhouders bindend is.

18 Dat de aandeelhouder aan wie de forumclausule wordt tegengeworpen, tegen het aannemen van deze clausule heeft gestemd of pas na het aannemen van deze clausule aandeelhouder is geworden, doet niet ter zake.

19 Door aandeelhouder van een vennootschap te worden en te blijven, stemt de aandeelhouder er immers mee in, dat alle bepalingen van de statuten van de vennootschap alsmede alle overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en de statuten genomen besluiten van de vennootschapsorganen voor hem gelden, ook al is hij het met sommige van die bepalingen of besluiten niet eens.

20 Een andere uitlegging van artikel 17 Executieverdrag zou ertoe leiden, dat voor geschillen uit een feitelijk en rechtens zelfde rechtsbetrekking tussen de vennootschap en haar aandeelhouders verschillende bevoegdheidsregelingen zouden gelden, en zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.

21 Mitsdien moet de eerste vraag van de nationale rechter aldus worden beantwoord, dat een forumclausule in de statuten van een naamloze vennootschap, die overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en de statuten zelf tot stand is gekomen en waarbij een bepaald gerecht van een verdragsluitende staat is aangewezen voor de kennisneming van geschillen tussen de vennootschap en haar aandeelhouders, een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter is in de zin van artikel 17 Executieverdrag.

Het eerste onderdeel van de tweede vraag

22 Met het eerste onderdeel van de tweede vraag wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, onder welke omstandigheden een forumclausule in de statuten van een vennootschap aan de vormvoorschriften van artikel 17 Executieverdrag voldoet.

23 Ingevolge artikel 17 Executieverdrag moet de overeenkomst tot aanwijzing van de bevoegde rechter schriftelijk of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst worden gesloten, en in het internationale handelsverkeer in een vorm die overeenkomt met de internationale handelsgebruiken waarmee partijen bekend zijn of moeten geacht worden te zijn.

24 Zoals het Hof overwoog in zijn arrest van 14 december 1976 (zaak 24/76, Estasis Salotti, Jurispr. 1976, blz. 1831, r.o. 7), hebben de vormvereisten van artikel 17 tot doel, te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat.

25 De positie van de aandeelhouders ten aanzien van de statuten van een vennootschap - waarin tot uitdrukking komt dat de aandeelhouders een gemeenschappelijk belang hebben en met het oog daarop een gemeenschappelijk doel nastreven - is echter niet dezelfde als de - aan laatstgenoemd arrest ten grondslag liggende - positie van de partijen bij een verkoopovereenkomst ten aanzien van algemene verkoopvoorwaarden.

26 Vervolgens moet worden opgemerkt, dat in de rechtsstelsels van alle verdragsluitende staten de statuten van vennootschappen schriftelijk tot stand moeten komen. Voorts hebben de statuten van de vennootschap in het vennootschapsrecht van alle verdragsluitende staten een bijzondere functie, in zoverre zij de grondregels voor de betrekkingen tussen de aandeelhouders en de vennootschap vormen.

27 Bovendien zij erop gewezen, dat eenieder die aandeelhouder van een vennootschap wordt, ongeacht de wijze waarop hij de aandelen verwerft, weet of moet weten dat hij gebonden is aan de statuten en aan de wijzigingen die de vennootschapsorganen overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en de statuten zelf erin aanbrengen.

28 Bevatten de statuten van de vennootschap een forumclausule, dan wordt iedere aandeelhouder derhalve geacht deze clausule te kennen en met de daarin opgenomen aanwijzing van een bevoegde rechter in te stemmen, wanneer de statuten op een voor hem toegankelijke plaats, zoals het hoofdkantoor van de vennootschap, zijn neergelegd of in een openbaar register zijn ingeschreven.

29 Gelet op een en ander, moet op het eerste onderdeel van de tweede vraag van de nationale rechter worden geantwoord dat, ongeacht de wijze waarop de aandelen zijn verworven, ten aanzien van iedere aandeelhouder aan de vormvereisten van artikel 17 moet worden geacht te zijn voldaan, wanneer de forumclausule in de statuten van de vennootschap is opgenomen en deze op een voor hem toegankelijke plaats zijn neergelegd of in een openbaar register zijn ingeschreven.

Het tweede onderdeel van de tweede vraag

30 Volgens artikel 17 van het Executieverdrag vindt de aanwijzing van een bevoegde rechter plaats met het oog op de oplossing van reeds bestaande geschillen of van geschillen die "naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking" zullen ontstaan.

31 Dit vereiste houdt in, dat de werking van een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter moet worden beperkt tot geschillen die voortvloeien uit de rechtsbetrekking in verband waarmee de overeenkomst werd gesloten. Hierdoor wordt vermeden, dat een partij wordt verrast door de toekenning aan een bepaald gerecht van de bevoegdheid om kennis te nemen van alle geschillen die voortvloeien uit haar betrekkingen met haar medecontractant en die hun oorsprong vinden in een andere betrekking dan die welke aanleiding vormde voor de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter.

32 Een forumclausule in de statuten van een vennootschap voldoet aan dit vereiste wanneer zij verband houdt met geschillen die reeds zijn ontstaan of die in de toekomst kunnen voortvloeien uit de rechtsverhouding tussen de vennootschap en haar aandeelhouders als zodanig.

33 De vraag of aan de forumclausule in het onderhavige geval een dergelijke strekking moet worden toegekend, is een vraag van uitlegging die door de nationale rechter moet worden beantwoord.

34 Op het tweede onderdeel van de tweede vraag van de nationale rechter moet derhalve worden geantwoord, dat aan het vereiste van voldoende bepaaldheid van de rechtsbetrekking waaruit geschillen kunnen ontstaan, in de zin van artikel 17, is voldaan, wanneer de in de statuten van een vennootschap opgenomen forumclausule aldus kan worden uitgelegd, dat zij betrekking heeft op de geschillen tussen de vennootschap en haar aandeelhouders als zodanig.

Het derde onderdeel van de tweede vraag

35 Met het derde onderdeel van de tweede vraag wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, of de voor hem opgeworpen forumclausule van toepassing is op het hem voorgelegde geschil.

36 Vastgesteld moet worden, dat het aan de nationale rechter staat de voor hem ingeroepen forumclausule uit te leggen.

37 Op het derde onderdeel van de tweede vraag moet derhalve worden geantwoord, dat het aan de verwijzende rechter staat, de voor hem ingeroepen forumclausule uit te leggen, ten einde te bepalen op welke geschillen zij van toepassing is.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

38 De kosten door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Commissie wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

uitspraak doende op de door het Oberlandesgericht Koblenz bij beschikking van 1 juni 1989 gestelde vragen, verklaart voor recht:

1) Een forumclausule in de statuten van een naamloze vennootschap, die overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en de statuten zelf tot stand is gekomen en waarbij een bepaald gerecht van een verdragsluitende staat is aangewezen voor de kennisneming van geschillen tussen de vennootschap en haar aandeelhouders, is een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in de zin van artikel 17 Executieverdrag.

2) Ongeacht de wijze waarop de aandelen zijn verworven, moet ten aanzien van iedere aandeelhouder aan de vormvereisten van artikel 17 worden geacht te zijn voldaan, wanneer de forumclausule in de statuten van de vennootschap is opgenomen en deze op een voor hem toegankelijke plaats zijn neergelegd of in een openbaar register zijn ingeschreven.

3) Aan het vereiste van voldoende bepaaldheid van de rechtsbetrekking waaruit geschillen kunnen ontstaan, in de zin van artikel 17, is voldaan, wanneer de in de statuten van een vennootschap opgenomen forumclausule aldus kan worden uitgelegd, dat zij betrekking heeft op de geschillen tussen de vennootschap en haar aandeelhouders als zodanig.

4) Het staat aan de verwijzende rechter, de voor hem ingeroepen forumclausule uit te leggen, ten einde te bepalen op welke geschillen zij van toepassing is.