ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 28 JUNI 1990. - ERWIN BEHN VERPACKUNGSBEDARF GMBH TEGEN HAUPTZOLLAMT ITZEHOE. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: FINANZGERICHT HAMBURG - DUITSLAND. - GELDIGHEID VAN EEN BESCHIKKING BETREFFENDE NAVORDERING VAN INVOERRECHTEN. - ZAAK C-80/89.
Jurisprudentie 1990 bladzijde I-02659
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1 . Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer - Vergissing van douaneautoriteiten door gebruik van louter indicatief, onjuist nationaal gebruikstarief bij berekening van rechten - Vergissing die door marktdeelnemers kan worden ontdekt
( Verordening nr . 1697/79 van de Raad, artikel 5, lid 2 )
2 . Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer - Vergissing op grond van "gegevens" die de bevoegde autoriteiten zelf hebben verstrekt - Begrip
( Verordening nr . 1697/79 van de Raad, artikel 5, lid 1 )
1 . Een marktdeelnemer kan er geen aanspraak op maken dat ingevolge artikel 5, lid 2, van verordening nr . 1697/79 van navordering van invoerrechten wordt afgezien, wanneer de door de douaneautoriteiten in zijn voordeel gemaakte vergissing verband houdt met de omstandigheid dat die autoriteiten zich niet op de in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerde communautaire tariefbepalingen hebben gebaseerd, doch op een nationaal gebruikstarief, dat in zoverre onjuist was, dat daarin een lager tarief was vermeld dan in de gemeenschapsregeling zelf; er is dan immers sprake van een vergissing die de ondernemer redelijkerwijs had kunnen ontdekken, als bedoeld in genoemde verordening .
In de eerste plaats immers vormen de van toepassing zijnde communautaire tariefbepalingen vanaf de datum van hun bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen het enig positieve recht ter zake, dat iedereen geacht wordt te kennen . Een door de nationale autoriteiten opgesteld gebruikstarief is dus enkel een leidraad bij de vervulling van de douaneformaliteiten . In de tweede plaats kan een attente marktdeelnemer een vergissing betreffende het tarief ontdekken aan de hand van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, waarin de relevante bepalingen bekend zijn gemaakt .
2 . Artikel 5, lid 1, eerste streepje, van verordening nr . 1697/79, dat de mogelijkheid tot navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer uitsluit wanneer het onjuiste bedrag is berekend op basis van "gegevens die de bevoegde autoriteiten zelf hebben verstrekt", moet aldus worden uitgelegd, dat het woord "gegevens" niet mede vermeldingen in een algemene, tot een onbepaalde groep personen gerichte tekst omvat, maar uitsluitend de opgaven die de bevoegde autoriteiten in een concreet geval aan een bepaalde marktdeelnemer verstrekken, die zich dan op het rechtszekerheidsbeginsel kan beroepen . Deze bepaling ziet dus niet op een nationaal gebruikstarief waarin de voorschriften van nationaal recht en van gemeenschapsrecht - met name die van het gemeenschappelijk douanetarief - zijn verzameld .
In zaak C-80/89,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht Hamburg, in het aldaar aanhangig geding tussen
Erwin Behn Verpackungsbedarf GmbH, vennootschap naar Duits recht, te Norderstedt, Bondsrepubliek Duitsland,
en
Hauptzollamt Itzehoe,
om een prejudiciële beslissing over de geldigheid van de beschikking van de Commissie van 4 november 1985, COM(85 ) 1709 def ., alsmede over de uitlegging van artikel 5, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide ( PB 1979, L 197, blz . 1 ),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde Kamer ),
samengesteld als volgt : M . Zuleeg, kamerpresident, J . C . Moitinho de Almeida en F . Grévisse, rechters,
advocaat-generaal : M . Darmon
griffier : D . Louterman, hoofdadministrateur
gelet op de schriftelijke opmerkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J . Sack, bijgestaan door R . Kubicki, ambtenaar van het Ministerie van Justitie van de Bondsrepubliek Duitsland, gedetacheerd bij de juridische dienst van de Commissie, als gemachtigden,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van de Commissie ter terechtzitting van 7 februari 1990,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 maart 1990,
het navolgende
Arrest
1 Bij beschikking van 6 januari 1989, ingekomen bij het Hof op 13 maart 1989, heeft het Finanzgericht Hamburg krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de geldigheid van de beschikking van de Commissie - COM(85 ) 1709 def . - van 4 november 1985 ( hierna : de beschikking van de Commissie ) alsmede over de uitlegging van artikel 5, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide ( PB 1979, L 197, blz . 1, hierna : de verordening van de Raad ).
2 Deze vragen zijn gerezen in het kader van een door de firma Behn Verpackungsbedarf GmbH ( hierna : Behn ) ingesteld beroep tot nietigverklaring van een drietal heffingsaanslagen van het Hauptzollamt Itzehoe ( hierna : het Hauptzollamt ) ter zake van invoerrechten .
3 Deze navorderingen hadden betrekking op de invoer in de Gemeenschap van ongebleekt papier voor grote zakken van post 48.01 C II a van het gemeenschappelijk douanetarief ( GDT ), afkomstig uit Spanje - toen nog geen lid van de Gemeenschap - en uit andere derde landen . De goederen werden elke maand aangegeven volgens de verzamelprocedure van artikel 20 van richtlijn 79/695/EEG van de Raad van 24 juli 1979 inzake de harmonisatie van de procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goederen ( PB 1979, L 205, blz . 19 ).
4 Het Hauptzollamt rekende de invoerrechten voor het papier uit Spanje en uit andere derde landen af tegen een tarief van 3 respectievelijk 7,5% overeenkomstig de aangiften van Behn, die bij de berekening van de invoerrechten was afgegaan op de tarieven zoals die waren vermeld in het Gebrauchs-Zolltarif, dat in de Bondsrepubliek Duitsland wordt uitgegeven door het Bondsministerie van Financiën .
5 Volgens de destijds geldende communautaire regeling evenwel, namelijk verordening ( EEG/nr . 1524/70 van de Raad van 20 juli 1970 houdende sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en Spanje en tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen daarvan ( PB 1970, L 182, blz . 1 ) en verordening ( EEG ) nr . 3000/82 van de Raad van 19 oktober 1982 tot wijziging van verordening nr . 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief ( PB 1982, L 318, blz . 1 ), was het tarief voor uit het Koninkrijk Spanje ingevoerd ongebleekt papier voor grote zakken 3,2%, en 8% wanneer het uit andere derde landen afkomstig was . Bij rectificatie nr . 151/83 van 17 augustus 1983, ontvangen door het Hauptzollamt op 19 augustus 1983, heeft het Bondsministerie van Financiën het Gebrauchs-Zolltarif gecorrigeerd en de toepasselijke tarieven met ingang van 1 januari 1983 gesteld op 3,2 respectievelijk 8 %.
6 Bij drie aanslagen van 19 en 26 oktober en 2 november 1983 vorderde het Hauptzollamt van Behn op grond van artikel 2 van verordening nr . 1697/79 betaling van een bedrag van in totaal 4 866,40 DM, zijnde het verschil tussen het volgens de tarieven van 3,2 en 8% verschuldigde bedrag en het bedrag dat reeds was betaald .
7 Nadat Behn tegen deze aanslagen een bezwaarschrift had ingediend, legde de Bondsrepubliek Duitsland op 3 juli 1985 de zaak aan de Commissie voor overeenkomstig artikel 4 van verordening ( EEG ) nr . 1573/80 van de Commissie van 20 juni 1980 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van artikel 5, lid 2, van verordening nr . 1697/79 van de Raad ( PB 1979, L 161, blz . 1 ). Bij beschikking van 4 november 1985 besliste de Commissie, dat het ontbrekende bedrag aan invoerrechten alsnog moesten worden nagevorderd .
8 Daarop kwam Behn in beroep bij het Finanzgericht
Hamburg, stellende dat zij haar douaneaangiften had gebaseerd op de tarieven in het Gebrauchs-Zolltarif en bij haar calculatie slechts op deze tarieven had achtgeslagen .
9 Het Finanzgericht Hamburg twijfelde aan de geldigheid van de beschikking van de Commissie en over de uitlegging van artikel 5, lid 1, van verordening nr . 1697/79 van de Raad, en besloot daarom de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen :
"1 ) Is de beschikking van de Commissie van 4 november 1985 - COM(85 ) 1709 def . - betreffende de navordering van invoerrechten over goederen die verzoekster in de periode van januari tot september 1983 heeft ingevoerd, ongeldig? Heeft de ongeldigheid enkel betrekking op de vaststelling van de invoerrechten tot 19 augustus 1983 of ook op de importen tot en met september 1983?
2 ) Voor het geval de beschikking van de Commissie van 4 november 1985 geldig is :
Hoe moet artikel 5, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 in zijn laatstelijk geldende redactie worden uitgelegd :
a ) behoren tot de door de bevoegde autoriteiten verstrekte gegevens ook algemene administratieve richtlijnen van niet rechtstreeks bij de heffing van rechten betrokken ministeries?
b ) indien vraag 2 a ) bevestigend wordt beantwoord : zijn administratieve richtlijnen betreffende de tarieven van invoerrechten verbindend voor de met de heffing van de rechten belaste autoriteiten, voor zover deze autoriteiten zich bij de heffing van de rechten op die percentages hebben gebaseerd?"
10 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .
De geldigheid van de beschikking van de Commissie
11 Blijkens de motivering van de verwijzingsbeschikking heeft de twijfel van het Finanzgericht Hamburg aan de geldigheid van de beschikking waarbij de Commissie de navordering heeft gelast, enkel betrekking op de juistheid van het oordeel van de Commissie, dat de belastingplichtige de vergissing van het douanekantoor redelijkerwijs had kunnen ontdekken in de zin van artikel 5, lid 2, van de verordening van de Raad . Het Finanzgericht vraagt zich met name af, of niet al te zware eisen worden gesteld aan de zorgvuldigheidsplicht van de belastingschuldige, wanneer men verwacht, dat deze beter op de hoogte van de toepasselijke tarieven is dan het Hauptzollamt . Het wijst erop, dat het Hauptzollamt niet over het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen beschikt en zich eveneens verlaat op het Gebrauchs-Zolltarif van het Bondsministerie van Financiën .
12 Dienaangaande heeft de Commissie aangevoerd, dat het Gebrauchs-Zolltarif louter indicatieve waarde heeft . Het kan dus niet worden ingeroepen tegen het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, dat de geldende communautaire regeling bevat, zonder dat de rechtstreekse toepasselijkheid en de eenvormige toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief in gevaar wordt gebracht en zonder dat voorrang wordt gegeven aan een nationaal gebruikstarief boven de van kracht zijnde communautaire douanevoorschriften . Een marktdeelnemer die zich op een dergelijke declaratoire tekst baseert, zou derhalve de gevolgen moeten dragen van een eventuele tegenstrijdigheid tussen die tekst en de geldende communautaire regeling .
13 In dit verband zij in de eerste plaats herinnerd aan het arrest van 12 juli 1989 ( zaak 161/88, Binder, Jurispr . 1989, blz . 2415 ) waarin het Hof verklaarde, dat de van toepassing zijnde communautaire tariefbepalingen vanaf de datum van hun bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen het enig positieve recht ter zake vormen, dat iedereen geacht wordt te kennen . Een gebruikstarief zoals het door de Duitse autoriteiten opgestelde Gebrauchs-Zolltarif vormt dus enkel een leidraad voor de vervulling van de douaneformaliteiten, wat ook blijkt uit de inhoudsopgave ervan .
14 Hieruit volgt, dat een professionele marktdeelnemer, die zich hoofdzakelijk bezighoudt met de in - en uitvoer van goederen en die op dat gebied reeds een zekere ervaring heeft opgedaan, zich door lezing van de desbetreffende Publikatiebladen moet vergewissen van het gemeenschapsrecht dat op zijn transacties van toepassing is . Een dergelijke marktdeelnemer mag zich derhalve voor het bepalen van het toepasselijke douanetarief niet verlaten op de in een nationaal gebruikstarief vermelde gegevens .
15 Een attente marktdeelnemer had een vergissing betreffende het tarief als in casu aan de hand van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen kunnen ontdekken, waarin de verordeningen nrs . 1524/70 en 3000/82 van de Raad bekend zijn gemaakt . De tariefverlaging voor goederen uit het Koninkrijk Spanje ( 60 %) bestond reeds sinds 1973 en het ingevoerde produkt was met zoveel woorden genoemd in het GDT zoals dat in 1983 gold . Bijgevolg kon van een importeur worden verwacht, dat hij het verschil tussen het GDT en het Duitse Gebrauchs-Zolltarif zou opmerken .
16 Behn is een professionele marktdeelnemer, die zich speciaal met verpakkingsartikelen bezighoudt en uit dien hoofde regelmatig papier invoert . Bovendien mag zij voor haar douaneaangiften gebruik maken van de verzamelprocedure, wat slechts aan deskundige en ervaren importeurs wordt toegestaan .
17 Gezien deze omstandigheden, kan de opvatting van het Finanzgericht Hamburg, dat van een marktdeelnemer als Behn niet kan worden verlangd dat hij beter op de hoogte is dan de bevoegde nationale autoriteit, niet worden gevolgd .
18 De Commissie heeft mitsdien terecht geoordeeld, dat de door het douanekantoor gemaakte vergissing door Behn redelijkerwijze kon worden ontdekt in de zin van artikel 5, lid 2, van de verordening van de Raad .
19 Naar uit het voorgaande volgt, moet aan de nationale rechter worden geantwoord, dat bij onderzoek van de eerste prejudiciële vraag niet gebleken is van feiten of omstandigheden die de geldigheid van de tot de Bondsrepubliek Duitsland gerichte beschikking van de Commissie van 4 november 1985, COM(85 ) 1709 def ., kunnen aantasten .
De uitlegging van artikel 5, lid 1, van de verordening van de Raad
20 Met de tweede vraag wil de nationale rechter weten, of artikel 5, lid 1, van de verordening ook ziet op een door een ministerie van een Lid-Staat uitgegeven nationaal gebruikstarief waarin de nationale en de gemeenschapsrechtelijke voorschriften, met name die van het gemeenschappelijk douanetarief, zijn verzameld .
21 Artikel 5, lid 1, van de verordening van de Raad sluit de mogelijkheid tot navordering uit in gevallen waarin de vergissing berust op hetzij "gegevens" die de bevoegde autoriteiten zelf hebben verstrekt, hetzij "algemene bepalingen die later bij een rechterlijke beslissing ongeldig worden verklaard ".
22 Met dit onderscheid tussen "gegevens" in artikel 5, lid 1, eerste streepje en "algemene bepalingen" in het tweede streepje van diezelfde bepaling heeft de gemeenschapswetgever duidelijk aangegeven, dat het woord "gegevens" niet mede vermeldingen in een algemene, tot een onbepaalde groep personen gerichte tekst omvat, maar uitsluitend de opgaven die de bevoegde autoriteiten in een concreet geval aan een bepaalde marktdeelnemer verstrekken .
23 Deze uitlegging van het begrip "gegevens" strookt met het doel van artikel 5, lid 1, van de verordening van de Raad . Blijkens de tweede overweging van de considerans van die verordening dient deze bepaling de rechtszekerheid "die de belastingschuldige mag verwachten van administratieve besluiten die geldelijke gevolgen hebben ".
24 Op dit beginsel van rechtszekerheid nu kan zich wél beroepen de belastingschuldige die zich verlaat op concrete inlichtingen die hij in een concreet geval desgevraagd van de autoriteiten heeft verkregen, maar niet de belastingschuldige die afgaat op een algemene administratieve bekendmaking die, zoals in casu het Gebrauchs-Zolltarif, niet meer dan een indicatief karakter heeft .
25 Op de tweede vraag moet dus worden geantwoord, dat artikel 5, lid 1, eerste streepje, van verordening ( EEG ) nr . 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide aldus moet worden uitgelegd, dat het niet ziet op een nationaal gebruikstarief (" Gebrauchs-Zolltarif "), waarin de voorschriften van nationaal recht en van gemeenschapsrecht - met name die van het gemeenschappelijk douanetarief - zijn verzameld .
Kosten
26 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .
HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde Kamer ),
uitspraak doende op de door het Finanzgericht Hamburg bij beschikking van 6 januari 1989 gestelde vragen, verklaart voor recht :
1 ) Bij onderzoek van de eerste prejudiciële vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van de tot de Bondsrepubliek Duitsland gerichte beschikking van de Commissie van 4 november 1985, COM(85 ) 1709 def ., kunnen aantasten .
2 ) Artikel 5, lid 1, eerste streepje, van verordening ( EEG ) nr . 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide, moet aldus worden uitgelegd, dat het niet ziet op een nationaal gebruikstarief (" Gebrauchs-Zolltarif "), waarin de voorschriften van nationaal recht en van gemeenschapsrecht - met name die van het gemeenschappelijk douanetarief - zijn verzameld .