61989C0291

Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 5 maart 1991. - INTERHOTEL, SOCIEDADE INTERNACIONAL DE HOTEIS SARL TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - EUROPEES SOCIAAL FONDS - BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN BESLUIT TOT VERMINDERING VAN AANVANKELIJK GOEDGEKEURDE BIJSTAND. - ZAAK C-291/89.

Jurisprudentie 1991 bladzijde I-02257


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1. Het door de Portugese vennootschap Interhotel (hierna: "Interhotel") ingestelde beroep strekt tot nietigverklaring van de op 24 juli 1989 ter kennis van verzoekster gebrachte beschikking van de Commissie die haar verplicht tot terugbetaling van 18 254 440 ESC en haar de uitkering weigert van het saldo van de bijstand voor een beroepsopleidingsactie (12 672 962 ESC) in het kader van de uitvoering van project nr. 870840/P1 van het Europees Sociaal Fonds.

2. Dit verzoek, evenals dat van de vennootschap Oliveira in zaak C-304/89, houdt verband met de steunverlening van het Europees Sociaal Fonds, die het volgende inhoudt. Artikel 123 EEG-Verdrag voorziet in de oprichting van dit Fonds ten einde "binnen de Gemeenschap de tewerkstelling te vergemakkelijken en de geografische en beroepsmobiliteit van de werknemers te bevorderen". In besluit 83/516/EEG van de Raad van 17 oktober 1983 (1) worden de taken van het Fonds nauwkeurig omschreven: zo bepaalt artikel 1, lid 2, onder meer, dat het Fonds deelneemt in de financiering van beroepsopleiding en beroepskeuzevoorlichting. Artikel 4 van dit besluit bepaalt, dat de bijstand van het Fonds kan worden verleend ter bevordering van de werkgelegenheid van jongeren van minder dan 25 jaar, "in het bijzonder degenen wier mogelijkheden om werk te vinden zeer beperkt zijn met name doordat zij geen beroepsopleiding of geen passende opleiding hebben genoten, alsook degenen die langdurig werkloos zijn"; deze bijstand kan ook worden verleend ter bevordering van de werkgelegenheid van bepaalde categorieën personen die ouder zijn dan 25 jaar, met name degenen die werkloos zijn of met werkloosheid worden bedreigd. Volgens artikel 5, lid 1, wordt de bijstand verleend voor 50 % van de voor bijstand in aanmerking komende uitgaven.

3. In artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2950/83 van de Raad van 17 oktober 1983 (2) houdende toepassing van besluit 83/516/EEG (hierna: "de verordening") worden de uitgaven genoemd waarvoor het Fonds bijstand kan verlenen. Zij omvatten onder meer het inkomen van de op te leiden personen, de kosten van voorbereiding, functionering en administratie van acties op het gebied van de beroepsopleiding en de reis- en verblijfkosten van de begunstigden. Volgens artikel 4 moeten de aanvragen met betrekking tot uitgaven die zullen geschieden tijdens het volgende jaar, door de Lid-Staten vóór 21 oktober van ieder jaar worden ingediend, en moet de Commissie zich vóór 31 maart van het betrokken begrotingsjaar over deze aanvragen uitspreken. Volgens artikel 5 van de verordening brengt goedkeuring van een dergelijke aanvraag uitkering van een voorschot van 50 % van de toegekende steun met zich mee op de voor de aanvang van de acties vastgestelde datum. Pas na afloop hiervan dient de Lid-Staat een aanvraag in om betaling van het saldo, na bevestiging van de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de door de organiserende instelling in het gedetailleerde verslag verstrekte gegevens over de inhoud, de resultaten en de financiële aspecten van de betrokken actie. Ten slotte bepaalt artikel 6 van de verordening, dat "indien van de bijstand van het Fonds geen gebruik wordt gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld, de Commissie deze bijstand kan opschorten, verminderen of doen vervallen" en dat "overgemaakte bedragen waarvan geen gebruik is gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld, worden teruggevorderd".

4. Ik zal nu in herinnering brengen wat er met de aanvraag van verzoekster is gebeurd.

5. Interhotel had zich gewend tot het ministerie belast met de aangelegenheden van het Europees Sociaal Fonds (hierna: "DAFSE") te Lissabon, dat namens de Portugese Republiek ten behoeve van deze vennootschap een aanvraag om bijstand van het Fonds voor het begrotingsjaar 1987 indiende. Het betrokken project werd door de Commissie volledig goedgekeurd, van welke beschikking de onderneming door de Lid-Staat in kennis werd gesteld onder vermelding dat het aantal stagiaires enigszins was beperkt en dat het aangevraagde bedrag was verminderd.

6. Vervolgens berichtte het DAFSE alle betrokken ondernemingen per circulaire, dat de Commissie de duur van de praktijkopleiding voor jongeren onder de 25 jaar zodanig bekort wenste te zien, dat de duur van het theorie-onderwijs niet zou worden overschreden.

7. Daarop verminderde Interhotel het aanvankelijk goedgekeurde aantal uren, en verzocht vervolgens om uitkering van een voorschot van 50 % van de bijstand, hetgeen werd toegestaan. Pas na de aanvraag om betaling van het saldo kreeg verzoekster bericht van de bestreden beschikking, volgens welke bepaalde uitgaven niet voor bijstand in aanmerking kwamen omdat "zij niet waren verminderd naar evenredigheid van de vermindering van de opleidingsuren en bepaalde onderdelen van het oorspronkelijke project niet in acht waren genomen". In de beschikking werd geconcludeerd, dat elk saldo ten gunste van verzoekster ontbrak en dat een gedeelte van de als eerste voorschot uitgekeerde bijstand kwam te vervallen.

8. Tegen de bestreden beschikking zijn twee middelen aangevoerd.

9. Allereerst beroept Interhotel zich op artikel 190 EEG-Verdrag, dat de Commissie verplicht om beschikkingen met redenen te omkleden. Verzoekster stelt, dat de bestreden beschikking geen uitdrukkelijke, duidelijke en ter zake doende motivering bevat in de zin van het arrest van het Hof van 20 maart 1959. (3) De aangevoerde reden, te weten dat "bepaalde onderdelen van het oorspronkelijke project niet in acht zijn genomen, laat het waarom van de thans bestreden beschikking volledig in het duister".

10. De Commissie geeft toe dat de motivering van haar beschikking "niet uitmunt door uitvoerigheid", maar stelt hiertegenover dat in haar beschikking de oorsprong van het bedrag van de niet voor bijstand in aanmerking komende uitgaven zonder meer kan worden afgeleid uit de vermelding van de punten van het eerste aanvraagformulier, die corresponderen met duidelijk onderscheidbare uitgaven. Dat bepaalde onderdelen van het oorspronkelijke project niet in acht zijn genomen, is gemakkelijk na te gaan door een vergelijking te maken tussen de aanvraag om bijstand en de aanvraag om betaling van het saldo. Voor dit betoog zoekt zij steun bij de vaste rechtspraak van het Hof, volgens welke

"de verplichting tot motivering van een individuele beschikking tot doel heeft, het Hof in staat te stellen de wettigheid van de beschikking te onderzoeken, en de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om na te gaan of de beschikking gegrond is dan wel een gebrek vertoont op grond waarvan de wettigheid kan worden betwist. De omvang van de motiveringsplicht is afhankelijk van de aard der betrokken handeling en van de omstandigheden waaronder deze is vastgesteld". (4)

11. Bij lezing van de arresten betreffende schending van artikel 190 EEG-Verdrag kan worden vastgesteld, dat het Hof tracht een evenwicht te bereiken tussen de juridische motiveringsplicht en de druk waaronder de instellingen dagelijks staan. Zo overwoog het Hof:

"volgens vaste rechtspraak van het Hof dient weliswaar de door artikel 190 EEG-Verdrag verlangde motivering de redenering van de communautaire instantie waarvan de bestreden handeling afkomstig is, duidelijk en ondubbelzinnig te doen uitkomen, opdat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en hun rechten kunnen verdedigen en het Hof zijn toezicht kan uitoefenen, doch vereist is niet dat alle verschillende gegevens die feitelijk of rechtens relevant zijn, erin worden vermeld. Bij de vraag of de motivering van een beschikking aan deze vereisten voldoet, moet immers niet alleen acht worden geslagen op de tekst ervan, doch ook op de context waarin zij is gegeven, en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen". (5)

12. Anders gezegd, het doel van de motivering blijft onveranderlijk, maar de omvang ervan kan variëren naar gelang het onderwerp, het rechtskader en de geadresseerden van de beschikking. (6) Daarom doet de Commissie in deze zaak betreffende de bijstand van het Europees Sociaal Fonds mijns inziens ten onrechte een beroep op de rechtspraak die is ontwikkeld in het kader van vergelijkende onderzoeken ter vervulling van bepaalde ambten bij de Europese Gemeenschappen. (7)

13. Kunnen er dan wel aanwijzingen worden gevonden in de rechtspraak met betrekking tot de bijstand van het Europees Sociaal Fonds? In een recente zaak (8) behandelde het Hof een beroep tot nietigverklaring van een beschikking van de Commissie betreffende de bijstand van het Fonds voor een opleidingsproject. Onder verwijzing naar zijn uitspraak in zaak 185/83 (Rijksuniversiteit te Groningen) (9) antwoordde het Hof op verzoeksters argument dat de beschikking onvoldoende was gemotiveerd:

"in casu is het summiere karakter van het omstreden besluit een onvermijdelijk gevolg van de geautomatiseerde verwerking van vele duizenden aanvragen om bijstand, waarover de Commissie binnen korte tijd dient te beslissen. Een uitvoeriger motivering voor iedere individuele beslissing zou dan ook afbreuk doen aan de rationele en efficiënte toekenning van financiële bijstand uit het Fonds." (10)

14. Men zou dus kunnen concluderen, dat deze vaststelling voldoende is om het middel van verzoekster te verwerpen. Evenwel moet worden bedacht, dat het in die zaak ging om een eerste aanvraag om bijstand, die de Commissie binnen een zeer kort tijdsbestek moest behandelen ten einde aan de hiervóór sub 3 genoemde voorschriften te voldoen.

15. De in de zaak Interhotel bestreden beschikking heeft betrekking op een aanvraag om betaling van het saldo. De uit dien hoofde gegeven beschikkingen zijn minder talrijk dan die met betrekking tot aanvragen om bijstand, omdat een bepaald aantal hiervan reeds is geweigerd. Bovendien zijn de eindbeschikkingen niet gebonden aan dezelfde korte termijn als de aanvankelijke aanvragen om goedkeuring. Volgens artikel 6 van beschikking 83/673/EEG van de Commissie van 22 december 1983 betreffende het beheer van het Europees Sociaal Fonds (11) dienen de aanvragen om betaling van de Lid-Staten de Commissie te bereiken binnen een termijn van tien maanden na de datum waarop de acties zijn beëindigd. De beschikkingen tot betaling van het saldo worden gegeven wanneer de Commissie na afloop van de opleidingsactie het "gedetailleerd verslag over de inhoud, de resultaten en de financiële aspecten van de betrokken actie" (12) kan controleren, nadat de Lid-Staat "de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de in de betalingsaanvragen verstrekte gegevens" (13) heeft bevestigd. Tot slot kan ik erop wijzen, dat de verschillende goedgekeurde opleidingsacties zich over kortere of langere tijd uitstrekken: artikel 4, lid 1, van de verordening voorziet in één- en meerjarige acties.

16. Dit gezegd zijnde moet ik toegeven, dat de Commissie nog steeds binnen zeer korte termijnen over een groot aantal aanvragen moet beslissen, wanneer het eenjarige acties betreft. Gelet op deze omstandigheden zou het Hof, wanneer het om de omvang van de motivering gaat, minder veeleisend moeten zijn dan wanneer de instellingen andere aanvragen behandelen.

17. Voorts tracht de Commissie een argument te ontlenen aan het feit, dat de nationale autoriteiten bij alle procedures partij zijn. Zij beklemtoont, dat de bestreden beschikking "rechtstreeks gericht was tot de nationale autoriteiten", die zich met elke door hen wenselijk geachte opmerking of klacht tot het Fonds hadden kunnen richten. Zij merkt in dit verband op, dat het Hof in zijn arrest van 15 maart 1984 heeft verklaard, dat de financiële betrekkingen in het kader van de financieringsprocedure van het Europees Sociaal Fonds

"enerzijds ontstaan tussen de Commissie en de betrokken Lid-Staat en anderzijds tussen deze Lid-Staat en de instelling waarvoor de financiële bijstand bestemd is." (14)

18. Kan men hieruit wat de motivering betreft conclusies trekken? In het kader van een zaak betreffende de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief heeft het Hof vastgesteld, dat "de motivering (...) ondanks haar laconiek karakter" toch voldoet aan de

"minimumeisen van artikel 190 EEG-Verdrag, in aanmerking genomen dat de beschikking gericht is tot de Lid-Staten die hebben deelgenomen aan de vergaderingen van de groep deskundigen en genoegzaam op de hoogte zijn van de details van de zaak om de draagwijdte van de beschikking te kunnen beoordelen"

en dat zij ook de nodige gegevens bevat om het betrokken wetenschappelijk instituut in staat te stellen te beoordelen of de beschikking gebrekkig was. (15)

19. Het lijkt mij niet mogelijk om een dergelijke oplossing over te nemen voor procedures in het kader van de bijstand van het Europees Sociaal Fonds. Zoals wordt bevestigd in het dossier van deze zaak, zijn de nationale autoriteiten niet werkelijk bij de door de Commissie gegeven beschikkingen betrokken geweest. Artikel 6 van de verordening geeft hun weliswaar het recht om vóór de beschikking tot vermindering van de bijstand te worden gehoord, maar dan moet er wel een dialoog op gang komen, wat in deze zaak niet is gebeurd. Het komt mij dan ook voor, dat het feit dat de beschikking met betrekking tot betaling van het saldo tot de Lid-Staat is gericht, het motiveringsvereiste niet wezenlijk afzwakt.

20. Nu de twee omstandigheden die bij de beoordeling van de omvang van de motivering in aanmerking kunnen worden genomen, zijn behandeld, moet thans worden onderzocht of de motivering van de bestreden beschikking beantwoordt aan het doel dat de rechtspraak hieraan onveranderlijk toekent, namelijk dat de belanghebbenden in staat worden gesteld de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel te kennen, zodat zij hun rechten kunnen verdedigen en het Hof zijn toezicht kan uitoefenen. (16)

21. In deze beschikking staan twee redenen vermeld: de niet-vermindering van de bedragen naar evenredigheid van de vermindering van het aantal opleidingsuren en niet-inachtneming van onderdelen van het aanvankelijke voorstel. Aangezien verzoekster heeft voldaan aan het in de circulaire gestelde vereiste om het aantal theorie-uren en het aantal praktijkuren gelijk te laten zijn, lijkt de eerste reden slechts te kunnen slaan op de rubriek "inkomen van cursisten/deelnemers in opleiding", waarin Interhotel eerst had vermeld, dat zij de aangevraagde bedragen zou corrigeren, rekening houdend met, naar eigen zeggen, "een opleiding ter plaatse", dat wil zeggen in de hotelbedrijven zelf. Ofschoon deze reden overbodig lijkt, omdat het immers ook hierbij om een geval van "niet-inachtneming van onderdelen van het aanvankelijke voorstel" gaat, dat de tweede reden vormt, was verzoekster hierdoor wel in staat om nauwkeuriger te bepalen wat de Commissie haar verweet.

22. De andere reden lijkt zeer algemeen, want daarin gaat het niet alleen om in het besluit tot goedkeuring niet aanvaarde uitgaven, maar ook om het ontbreken van rechtvaardigingsgronden. Het is dan ook de vraag of het voldoende is om, gelijk de Commissie betoogt, ten einde de verschillen tussen de in de aanvraag om betaling van het saldo vermelde bedragen en die welke zijn goedgekeurd vast te stellen, de formulieren op de genoemde punten te vergelijken. Volgt men die weg, dan blijkt inderdaad, dat in de drie bedoelde rubrieken, namelijk de punten 14.3, 14.6 en 14.8 van de aanvraag om betaling van het saldo, bedragen die de kern van de geweigerde som vormen, hoger waren dan oorspronkelijk aangevraagd dan wel gedeclareerd hoewel niet uitdrukkelijk in de oorspronkelijke aanvraag vermeld. De motivering lijkt mij dus te beantwoorden aan de door het Hof in zijn eerdergenoemde rechtspraak (17) gestelde vereisten, want belanghebbenden zijn erdoor in staat "de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel te kennen", hoewel niet "alle verschillende gegevens die feitelijk of rechtens relevant zijn" erin worden vermeld. Ik ben dan ook van mening, dat het door Interhotel aangevoerde middel inzake gebrekkige motivering ongegrond is.

23. Het tweede middel van verzoekster houdt in, dat de Commissie de verordening heeft geschonden door een gedeelte van eerder in het goedkeuringsbesluit verleende bijstand in te trekken. De Commissie is van mening, dat zij geen onjuist gebruik heeft gemaakt van artikel 6 van de verordening, op grond waarvan zij de bijstand kan "opschorten, verminderen of doen vervallen", wanneer hiervan "geen gebruik wordt gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld". Verzoekster doelt in dit verband ongetwijfeld op schending van verkregen rechten, zoals blijkt uit de hele discussie omtrent de vraag, in hoeverre het besluit tot goedkeuring voor verzoekster rechten had doen ontstaan waarmee de Commissie in haar eindbeschikking rekening had moeten houden.

24. De Commissie heeft erkend, dat door het na het goedkeuringsbesluit genomen besluit tot verlening van bijstand subjectieve rechten werden gecreëerd en "het recht ontstond om deze bijstand op te eisen". Ik moet er in dit verband op wijzen, dat de Commissie bij het eerste onderzoek van de aanvraag om bijstand over een tamelijk ruime beoordelingsvrijheid beschikt, aangezien zij als vrijwel enig kader behalve de eerdergenoemde teksten, verordening nr. 2950/83 heeft, die in artikel 1 de uitgaven die voor bijstand in aanmerking kunnen komen, limitatief opsomt. Daarentegen is dit kader bij het slotonderzoek van de aanvraag om betaling van het saldo veel groter dan bij het goedkeuringsbesluit. De beoordelingsvrijheid van de Commissie wordt dan veel geringer, want zij kan uitgaven die eerder duidelijk door haar zijn goedgekeurd dan niet meer weigeren, indien van de bijstand "gebruik is gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld". Ten einde te beoordelen of de bestreden weigeringen van de Commissie gegrond zijn, moet dus worden nagegaan of Interhotel het haar voorgeschreven kader al dan niet heeft overschreden.

25. De Commissie merkt bij herhaling op, dat Interhotel in haar aanvraag om betaling van het saldo niet goedgekeurde uitgaven of meer dan het goedgekeurde bedrag heeft gedeclareerd. Hoe zit dit precies?

26. Wat de uitgaven voor stagiaires betreft, heeft de Commissie verzoekster verweten, dat zij de kosten van de praktijkopleiding niet heeft verminderd door een correctie van 50 % toe te passen voor "de opleiding ter plaatse" van stagiaires, zoals in de oorspronkelijke aanvraag van Interhotel stond vermeld. Interhotel heeft inderdaad om die in haar oorspronkelijke aanvraag genoemde reden geen enkele vermindering aangebracht. Daarom had de Commissie het recht om deze correctie, die niet in detail door verzoekster wordt betwist, aan te brengen. Wat dit betreft volstaat verzoekster met de opmerking dat "de praktijkcursussen zijn gehouden in de vorm van een gesimuleerde praktijk, zodat zij evenals de theoriecursussen recht geven op een vergoeding van 100 %".

27. Ook in de rubriek "voorbereiding en beheer van de cursussen", die overeenkomt met punt 14.3 van de aanvraag om betaling van het saldo, staan meerdere posten die vergeleken met de oorspronkelijke aanvraag zijn gewijzigd en die door de Commissie terecht niet zijn aanvaard: de post "onderwijzend personeel" is meerdere malen verhoogd. In de eerste plaats blijkt, dat het uursalaris van 1 000 ESC voor de theorie-opleiding van hotelgerants is overschreden, hetgeen vermenigvuldigd met het aantal uren tot een verhoging ten bedrage van 384 000 ESC leidt. De individuele dagelijkse kosten voor verblijf en maaltijden zijn eveneens fors verhoogd: van 700 ESC naar 4 500 ESC, hetgeen gelet op het aantal dagen en onderwijzers tot een verhoging van 2 508 00 ESC heeft geleid. (18)

28. Vervolgens kan over de post "niet-onderwijzend technisch personeel" worden opgemerkt, dat van de uiteindelijk gevraagde zes personen vier posten voor hogere technici niet in de oorspronkelijke aanvraag voorkomen. Wat de twee aanvankelijk gevraagde technici betreft, kan verzoekster niet zonder meer volstaan met het verweer, dat zij "niet in kennis was gesteld van de (hen betreffende) weigering in het besluit tot goedkeuring", want alvorens daarvoor enige uitgave te doen had zij zich van de goedkeuring van de Commissie behoren te overtuigen.

29. Ook de post "administratief personeel" heeft een forse verhoging ondergaan, hetgeen een vergelijking tussen de oorspronkelijke en de definitieve aanvraag aantoont. In de oorspronkelijke aanvraag is slechts sprake van werk voor twee secretaresses. In de aanvraag om betaling van het saldo staan evenwel bedragen voor het werk van vier secretaresses en vijf technici, evenals kosten voor technische en administratieve hulp en het gebruik van een computer en computerprogramma' s. De Commissie heeft het gedeelte van de aanvraag betreffende het werk van één technicus, twee secretaresses en het gebruik van een computer en computerprogramma' s wel gehonoreerd, maar de bedragen voor het werk van vier technici en twee extra secretaresses, alsmede voor de kosten van technische en administratieve hulp geschrapt. Deze vermindering (19) lijkt dus volledig gerechtvaardigd.

30. Vergeleken met het oorspronkelijk aangevraagde bedrag is ook een duidelijke overschrijding vastgesteld voor de post "huurkosten en huren", omdat in de aanvraag om betaling van het eindsaldo een bedrag van 4 373 600 ESC is opgevoerd voor de kosten van computers en audiovisuele apparatuur, alsmede een bedrag van 468 369 ESC (20) voor hogere huurkosten, wat volgens de Commissie heeft geleid tot meerkosten ten bedrage van 4 841 969 ESC.

31. Bij de post "niet-duurzame materialen en goederen" valt op, dat de kosten anders zijn gepresenteerd. Interhotel had de kosten per stagiair op 2 500 ESC per week geraamd, maar voert in de aanvraag om betaling van het saldo de kosten per uur op ten bedrage van 131,64 ESC. Aangezien dit materiaal blijkens de slotaanvraag van Interhotel voor de praktische opleiding was bestemd, is het gedurende acht weken gebruikt. Uitgaande van de oorspronkelijk geraamde wekelijkse kosten komt men zo tot een bedrag van 5 540 000 ESC (21), en kan het door de Commissie genoemde teveel gedeclareerde bedrag van 3 430 324 ESC worden berekend.

32. Wat de rubriek "normale afschrijvingen" betreft ligt de zaak veel eenvoudiger, omdat hiervoor het totale bedrag is geweigerd. Zeker is, dat deze bijstand niet had kunnen worden goedgekeurd, omdat zij niet was begroot. Er was wel bijstand gevraagd voor "versnelde afschrijvingen", maar de Commissie had hiermee niet ingestemd.

33. Tot slot staat vast, dat het totale bedrag dat in de rubriek "huisvesting en maaltijden" is gedeclareerd voor de huisvesting van stagiaires, terecht is geweigerd, aangezien in de aanvraag om bijstand was vermeld dat hiermee geen rekening behoefde te worden gehouden.

34. Dit zijn de verschillen tussen de oorspronkelijke aanvraag en de aanvraag om betaling van het saldo op grond waarvan de Commissie er terecht van uitging, dat de niet-begrote of overdreven bedragen niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Interhotel heeft gesteld, dat zij onvoorzien en buiten haar wil met hogere uitgaven werd geconfronteerd en heeft ter terechtzitting verklaard, dat door de zeer hoge inflatie in Portugal "de produktiekosten van de opleidingscursussen, (...) de prijzen voor het benodigde materiaal, directeuren en zalen (...) explosief waren gestegen", waardoor "de bodem uit de oorspronkelijke begroting werd geslagen". De Commissie is terecht van mening, dat deze nieuwe omstandigheden en wijzigingen haar overeenkomstig artikel 5 van beschikking 83/673 hadden moeten zijn meegedeeld, zodat zij de gegrondheid ervan tijdig had kunnen beoordelen en eventueel via de nationale autoriteiten met de organiserende instellingen overleg had kunnen plegen.

35. Er mocht dus worden onderzocht of de in het besluit tot goedkeuring van de oorspronkelijke aanvraag vastgestelde grenzen niet waren overschreden. Rest nog de vraag of de Commissie over de bevoegdheid beschikt om eerder goedgekeurde uitgaven alsnog te weigeren, omdat zij onvoldoende zijn gerechtvaardigd, zonder daardoor inbreuk te maken op de verworven rechten van verzoekster. De Commissie herinnert aan de uitspraak van het Hof, volgens welke het standpunt

"dat zij (de Commissie) het bedrag van de in aanmerking komende uitgaven eerst na ontvangst van een gedetailleerd rapport over de intussen gevoerde actie nauwkeurig kan berekenen, niet valt te betwisten." (22)

36. Het lijkt mij inderdaad essentieel, de Commissie een dergelijke beoordelingsvrijheid in te ruimen bij haar onderzoek van de aanvraag om betaling van het saldo, die vergezeld moet gaan van "een gedetailleerd verslag over de inhoud, de resultaten en de financiële aspecten van de betrokken actie". (23) Pas in dat stadium zal zij de door de onderneming aangevoerde rechtvaardigingsgronden en de noodzaak van bepaalde uitgaven in concreto kunnen controleren. De Commissie heeft aangetoond, dat Interhotel in zoverre in bepaalde opzichten onzorgvuldig is geweest.

37. Zo zou Interhotel in de rubriek "uitvoering en beheer van de cursussen" de uitgaven voor voeding en reis- en verblijfkosten, het beheer en de financiële controle, gespecialiseerde werkzaamheden en andere leveranties en diensten van derden onvoldoende hebben gerechtvaardigd, en "zeer dikwijls enkel bedragen hebben vermeld zonder ook maar iets te noemen waardoor de juistheid ervan kon worden beoordeeld". Hetzelfde zou gelden voor de rubriek "voorbereiding van de cursussen".

38. Verzoekster had met voldoende bewijzen moeten aantonen, dat deze uitgaven werkelijk zijn gedaan. Zij stelt, uit de opmerkingen van de nationale autoriteiten te hebben kunnen afleiden dat de uitgaven ongewijzigd werden bevestigd. Dienaangaande zou ik willen beklemtonen, dat dit snelle onderzoek van de nationale autoriteiten voor verzoekster geen rechten kan bevestigen die zij pas definitief verwerft na een diepgaand onderzoek door de diensten van de Commissie, eventueel in samenwerking met de nationale autoriteiten. In de tweede plaats blijkt duidelijk, dat het onderzoek van de nationale autoriteiten alvorens zij de aanvraag om betaling van het saldo aan de Commissie doorzenden, geenszins vooruitloopt op de beslissing van deze instelling.

39. Interhotel merkt ook op, dat de Commissie aan de verordening (24) de bevoegdheid ontleende om ter plaatse een onderzoek in te stellen. Mijns inziens laat een dergelijke bevoegdheid verzoeksters verplichting om het bewijs voor haar uitgaven te leveren, onverlet. Interhotel blijkt niets concreets te hebben ondernomen ter weerlegging van de beweringen van de Commissie dat de hiervoor sub 37 genoemde uitgaven onvoldoende waren gerechtvaardigd.

40. De door mij onderzochte intrekkingen van bijstand, waarvoor als voornaamste reden is aangevoerd dat is afgeweken van onderdelen van het oorspronkelijke project of dat uitgaven onvoldoende zijn gerechtvaardigd, lijken mij uiteindelijk gegrond, zodat het tweede middel in zoverre lijkt te moeten worden verworpen.

41. Er moet echter nog worden vastgesteld, of de Commissie geen verkregen rechten heeft aangetast toen zij meende een bedrag van 3 321 000 ESC te moeten weigeren voor de post "vakbekwaam beroepspersoneel", omdat de theorie-opleiding wegens de aard van de functies waarvoor werd opgeleid - keuken, bar, etage-chef en onderhoud -, moest worden bekort. Deze uitgaven waren zonder voorbehoud in het goedkeuringsbesluit van de Commissie aanvaard, op een tijdstip waarop die in staat was ze te weigeren, aangezien de door Interhotel ingediende aanvraag om bijstand een duidelijk overzicht van de opleidingsprogramma' s bevatte, onder vermelding van het aantal theorie- en praktijkuren voor elk specialisme en de aard van de betrokken functies. Het goedkeuringsbesluit heeft Interhotel dus rechten verleend met betrekking tot deze uitgave, die de Commissie alleen in geval van overschrijding van de bedragen of het ontbreken van een rechtvaardiging alsnog kon weigeren. Aangezien dit laatste met betrekking tot dit gedeelte van de bijstand niet is gesteld, moet het tweede middel van Interhotel op dit punt gegrond worden geacht.

42. Gelet op bovenstaande opmerkingen concludeer ik:

- tot gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 19 juli 1989 ter zake van project nr. 870840/P1 van het Europees Sociaal Fonds, voor zover daarin aan Interhotel een bedrag van 3 321 000 ESC aan bijstand wordt geweigerd met betrekking tot vakbekwaam beroepspersoneel;

- tot compensatie van de kosten.

Bijlage

Rubrieken van uitgaven Doel van deGeweigerd bedrag Redenen

in de aanvraag om betaling uitgaven

van het saldo

14.1 Inkomen van cursisten/ 17 648 721 Aangekondigde correctie van de kosten van de

deelnemers in opleiding praktijkopleiding niet aangebracht

14.2 Voorbereiding van de Reproduktie1 183 680 Geen enkele rechtvaardiging

cursussen van documenten

Bedrag reeds opgenomen in de post

"onderwijsmateriaal"

Uitgave niet aanvaard in het goedkeuringsbesluit

14.3 Uitvoering en beheer Onderwijzend personeel:384 000 Overschrijding van het aangevraagde salaris

van de cursussen hotelgerants

Onderwijzend personeel:3 321 000 Gelet op de aard van de cursussen wordt het theorie-

vakbekwame onderwijzers onderwijs uiteindelijk overdreven geacht

Onderwijzend personeel:2 508 000 Overschrijding van de aangevraagde bedragen per dag

Verblijf en voeding

Niet-onderwijzend7 300 000 Meer personeelsleden dan aanvankelijk aangevraagd

technisch personeel

Weigering van twee technici in het

goedkeuringsbesluit

Administratief personeel2 912 955 Meer personeelsleden dan aangevraagd en declaratie van nieuwe uitgaven

Verblijf, voeding3 286 282 Ontbreken van rechtvaardiging

en reiskosten

Uitgaven gedeeltelijk opgenomen in de post "onderwijzend personeel"

Uitgaven voor niet-onderwijzend personeel niet aanvaard in het goedkeuringsbesluit

Beheer en financiële 2 241 136 Ontbreken van rechtvaardiging

controle

Uitgaven voor de computer reeds opgenomen in de post "administratief personeel"

Gespecialiseerde2 363 000 Ontbreken van rechtvaardiging

werkzaamheden

In de oorspronkelijke aanvraag niet uitdrukkelijk vermeld

Huurkosten en huren4 841 969 Overschrijding van de in de aanvraag vermelde bedragen

Geen rechtvaardiging voor bedragen die voor audiovisuele en informatieverwerkingsapparatuur zijn gedeclareerd

Materiaal en 3 430 324 Overschrijding van de in de oorspronkelijke aanvraag

niet-duurzame goederen vermelde bedragen

Andere benodigdheden en1 777 183 Ontbreken van rechtvaardiging

diensten van derden

Bedrag niet aanvaard in het goedkeuringsbesluit

14.6 Normale afschrijvingen 3 668 700 Bedrag in de oorspronkelijke aanvraag niet onder deze rubriek vermeld

Bovendien niet gerechtvaardigd bij dit soort acties

14.8 Huisvesting en voeding 5 673 000 Het bedrag voor huisvesting behoefde volgens de aanvraag niet in aanmerking te worden genomen

(*) Oorspronkelijke taal: Frans.

(1) PB 1983, L 289, blz. 38.

(2) PB 1983, L 289, blz. 1.

(3) Zaak 18/57, Jurispr. 1959, blz. 93.

(4) Arrest van 7 april 1987, zaak 32/86, SISMA, Jurispr. 1987, blz. 1645, r.o. 8, met verwijzing naar het arrest van 28 maart 1984, zaak 8/83, Bertoli, Jurispr. 1984, blz. 1649; cursivering van mij.

(5) Arrest van 25 oktober 1984, zaak 185/83, Rijksuniversiteit te Groningen, Jurispr. 1984, blz. 3623, r.o. 38, cursivering van mij.

(6) Zie in deze zin de rechtsleer: Le Tallec, G., en Ehlermann, C. D.: La motivation des actes des Communautés européennes, RMC, 1966, blz. 179 tot en met 182; Hen, C.: La motivation des actes des institutions communautaires, CDE, 1977, n 1, blz. 49 en volgende, 74 tot en met 78.

(7) Met name het arrest van 16 december 1987, zaak 206/85, Beiten, Jurispr. 1987, blz. 5301, r.o. 13.

(8) Arrest van 7 februari 1990, zaak C-213/87, Gemeente Amsterdam, Jurispr. 1990, blz. I-221.

(9) Reeds aangehaald in noot 5.

(10) Rechtsoverweging 28.

(11) PB 1983, L 377, blz. 1.

(12) Artikel 5, lid 4, van verordening nr. 2950/83.

(13) Ibidem.

(14) Zaak 310/81, EISS, Jurispr. 1984, blz. 1341, r.o. 15.

(15) Zaak 185/83, reeds aangehaald in noot 5, r.o. 39.

(16) Arrest van 4 juli 1963, zaak 24/62, Duitsland/Commissie, Jurispr. 1963, blz. 131; zaak 213/87, reeds aangehaald, r.o. 27.

(17) Zaak 185/83, reeds aangehaald in noot 5, r.o. 38.

(18) Zes onderwijzers gedurende vijf maanden van 22 dagen.

(19) In totaal 2 912 955 ESC.

(20) 5 668 369 - (8 000 x 10 x 65), de aangevraagde dagelijkse kosten van 8 000 ESC en het gebruik van 10 zalen gedurende 65 dagen.

(21) 277 (stagiaires) x 8 (weken) x 2 500 (ESC).

(22) Arrest van 1 oktober 1987, zaak 84/85, Verenigd Koninkrijk/Commissie, Jurispr. 1987, blz. 3765, r.o. 23.

(23) Zie voetnoot 12.

(24) Zie artikel 7.