61989C0085

Conclusie van advocaat-generaal Jacobs van 7 februari 1990. - MARIA RAVIDA TEGEN OFFICE NATIONAL DES PENSIONS. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL DU TRAVAIL DE NIVELLES - BELGIE. - SOCIALE ZEKERHEID - OUDERDOMSUITKERINGEN - AANPASSING EN HERBEREKENING VAN UITKERINGEN. - ZAAK C-85/89.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-01063


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1 . Deze zaak vindt haar oorsprong in een verzoek om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 51 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad, zoals gewijzigd ( zie bijlage I bij verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van de Raad, PB 1983, L 230, blz . 6 ). Dat artikel betreft de herberekening van sociale-zekerheidsuitkeringen .

2 . Ravida heeft, net als haar echtgenoot, zowel in Italië als in België arbeid in loondienst verricht . Zij kreeg in Italië per 1 april 1978 en in België per 1 april 1980 recht op een rustpensioen . Verder ontving zij, na de dood van haar echtgenoot, zowel in Italië als in België een overlevingspensioen ( met ingang van 1 april 1980 ).

3 . Het Belgische overlevingspensioen werd berekend met inachtneming van een Belgische anticumulatiebepaling, volgens welke een overlevingspensioen slechts tot een bepaald maximum kan worden gecumuleerd met één of meer rustpensioenen of als zodanig geldende voordelen, toegekend krachtens een Belgische of buitenlandse wettelijke regeling . Daar de som van de vier pensioenen waarop Ravida recht had, dit maximum overschreed, werd haar overlevingspensioen verminderd ten belope van die overschrijding .

4 . Naderhand werd het Italiaanse rustpensioen verhoogd als gevolg van de indexering . Toen het Belgische sociale-zekerheidsorgaan ( de Rijksdienst voor pensioenen, hierna : de "RVP ") dit vernam, verminderde het Ravida' s overlevingspensioen vanaf juli 1986 met een overeenkomstig bedrag .

5 . Tegen deze beslissing kwam Ravida op bij de Arbeidsrechtbank te Nijvel . Zij stelde, dat artikel 51 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 eraan in de weg stond dat het Belgische overlevingspensioen in dergelijke omstandigheden werd herberekend ( en verminderd ).

6 . Daarop stelde de Belgische rechter het Hof van Justitie de navolgende vraag :

"Wanneer de wettelijke regeling van een Lid-Staat ( in casu artikel 52 van het Koninklijk Besluit van 21.12.1967 ) voorziet in een maximum voor de cumulatie van rust - en overlevingspensioenen en bij de vaststelling van dat maximum op de datum van ingang van het pensioen tevens rekening is gehouden met de ten laste van een andere Lid-Staat toegekende uitkering, mag het bevoegde orgaan van eerstgenoemde Lid-Staat dan rekening houden met de aanpassingen van de door de andere Lid-Staat toegekende uitkering en het bedrag van de aanvankelijk toegekende uitkering door impliciete toepassing van artikel 51, lid 2, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 herberekenen en verminderen, indien het nationale maximum op een gegeven moment wordt overschreden ten gevolge van de wijziging van de door de andere Lid-Staat vastgestelde uitkering?"

7 . Artikel 51 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 maakt deel uit van hoofdstuk 3 van titel III van die verordening . De bepalingen van dat hoofdstuk gelden niet alleen voor rustpensioenen, maar ook voor overlevingspensioenen . Artikel 44, lid 1, het eerste artikel van hoofdstuk 3, bepaalt immers :

"Het recht op uitkeringen van een werknemer of zelfstandige of van diens nagelaten betrekkingen wordt, zo deze werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest aan de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, overeenkomstig dit hoofdstuk vastgesteld ."

8 . Artikel 51 luidt als volgt :

1 . Indien de uitkeringen van de betrokken staten door stijging van de kosten van levensonderhoud, schommelingen van het loonpeil of andere oorzaken van aanpassing, met een bepaald percentage of bedrag worden gewijzigd, moet dit percentage of bedrag rechtstreeks in de overeenkomstig artikel 46 vastgestelde uitkeringen worden verwerkt, zonder dat er een herberekening overeenkomstig genoemd artikel behoeft plaats te vinden .

2 . Indien echter de wijze van vaststelling of de regels voor de berekening van de uitkeringen wijzigingen ondergaan, vindt wel een herberekening plaats overeenkomstig artikel 46 ."

9 . Artikel 51 is in tal van zaken voor het Hof aan de orde geweest, inzonderheid in de zaken 7/81, Sinatra, Jurispr . 1982, blz . 137 en 104/83, Cinciuolo, Jurispr . 1984, blz . 1285 en in het arrest van 12 juli 1989, zaak 141/88, Jordan, Jurispr . 1989, blz . 2387 . Volgens de uitlegging die het Hof eraan heeft gegeven, maakt dit artikel onderscheid tussen twee situaties : a ) de situatie waarin de aanpassing van de uitkeringen voortvloeit uit omstandigheden die niets te maken hebben met de persoonlijke situatie van de sociaal verzekerde of met de algemene ontwikkeling van de sociale en economische situatie, b ) de situatie waarin de aanpassing een gevolg is van een verandering in de persoonlijke situatie van de sociaal verzekerde of van een wijziging van de regels voor de berekening van de uitkeringen . In het eerste geval is herberekening uitgesloten ( artikel 51, lid 1 ), in het tweede geval is zij verplicht ( artikel 51,lid 2 ).

10 . Gelijk de RVP opmerkt, kan er in het onderhavige geval geen sprake zijn van een "impliciete toepassing" van artikel 51, lid 2, zoals in de prejudiciële vraag lijkt te worden gesuggereerd . Ravida' s Italiaanse rustpensioen was immers niet verhoogd wegens een of andere verandering in haar persoonlijke situatie of wegens een wijziging van de regels voor de berekening ervan . Het was verhoogd als gevolg van de algemene ontwikkeling van de sociale en economische situatie . Zo artikel 51 van toepassing is, is het dus veeleer lid 1 dan lid 2 daarvan . Indien artikel 51, lid 1, van toepassing is, mag de RVP Ravida' s uitkeringen niet herberekenen om rekening te houden met de verhoging van de Italiaanse uitkering .

11 . De RVP stelt evenwel, dat geen enkel lid van artikel 51 van toepassing is . Volgens hem is artikel 12, lid 2, van verordening nr . 1408/71 van toepassing . Dit luidt als volgt :

"De bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet ingeval van samenloop van een uitkering met andere uitkeringen van sociale zekerheid of met andere inkomsten, zijn op de rechthebbende van toepassing, zelfs indien het gaat om uitkeringen welke op grond van de wetgeving van een andere Lid-Staat zijn verkregen of om inkomsten welke op het grondgebied van een andere Lid-Staat zijn verworven . Deze regel is evenwel niet van toepassing indien de betrokkene gelijksoortige uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom, overlijden ( pensioenen ) of beroepsziekte geniet, welke door de organen van twee of meer Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 46, 50 en 51 of 60, lid 1, sub b, worden vastgesteld ."

12 . De RVP betoogt, dat het in de onderhavige zaak niet gaat om gelijksoortige uitkeringen, daar een van de uitkeringen ( het overlevingspensioen ) is toegekend uit hoofde van de door de echtgenoot van de gerechtigde vervulde verzekeringstijdvakken, terwijl de andere ( het rustpensioen ) is verleend uit hoofde van de door de gerechtigde zelf vervulde verzekeringstijdvakken . De RVP verwijst naar de zaken 37/86 ( Coenen, Jurispr . 1987, blz . 3589 ) en 197/85 ( Stefanutti, Jurispr . 1987, blz . 3855 ). In de zaak-Coenen oordeelde het Hof, dat een overlevingspensioen en een ouderdomspensioen gelijksoortige uitkeringen zijn, "voor zover zij de langstlevende echtgenoot die een zekere leeftijd heeft bereikt, bestaansmiddelen beogen te verschaffen, die worden toegekend op basis van de door de overleden echtgenoot vervulde verzekeringstijdvakken ". In de zaak-Stefanutti oordeelde het Hof, dat een invaliditeitspensioen uit hoofde van de beroepsloopbaan van de gerechtigde en een overlevingspensioen uit hoofde van de beroepsloopbaan van diens echtgenoot niet als gelijksoortige uitkeringen in de zin van artikel 12, lid 2, van verordening nr . 1408/71 kunnen worden aangemerkt, en dat de nationale anticumulatiebepalingen derhalve van toepassing zijn .

13 . Ravida en de Commissie vermelden deze arresten niet, maar verwijzen daarentegen naar de reeds aangehaalde zaak-Cinciuolo . In die zaak ging het om een man die in België een invaliditeitspensioen en tegelijkertijd in Italië een invaliditeitspensioen en een rente wegens beroepsziekte ontving . De Italiaanse uitkeringen werden krachtens een Belgische anticumulatiebepaling van de Belgische uitkeringen afgetrokken, daar dit voor de betrokkene gunstiger uitviel dan de toepassing van artikel 46 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 . Naderhand verminderde het Belgische orgaan de verschuldigde uitkering wegens een uit de indexering voortvloeiende verhoging van de Italiaanse uitkeringen . In deze omstandigheden oordeelde het Hof :

"Artikel 51 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 moet aldus worden uitgelegd, dat het ook van toepassing is op uitkeringen als renten wegens arbeidsongeval of beroepsziekte die, ingevolge de nationale anticumulatievoorschriften, aanvankelijk van invloed zijn geweest op het bedrag van het overeenkomstig artikel 46 vastgestelde pensioen en waarvan latere aanpassingen gevolgen kunnen hebben voor dat pensioen . Er dient dan ook geen herberekening van het pensioen overeenkomstig artikel 46 plaats te vinden, wanneer een dergelijke rente een wijziging ondergaat wegens de algemene ontwikkeling van de economische en sociale situatie ."

14 . In dat arrest herhaalde het Hof een overweging uit het ( reeds aangehaalde ) arrest-Sinatra, waarin werd gezegd dat artikel 51 is ingevoerd "ter beperking van de administratieve belasting die een nieuw onderzoek van de situatie van de sociaal verzekerde bij elke wijziging in de ontvangen uitkeringen zou meebrengen ". Vervolgens verklaarde het ( rechtsoverweging 13 ):

"Deze overwegingen van vereenvoudiging en stabiliteit verzetten zich ook ertegen, dat een uitkering wordt herberekend in alle gevallen waarin een uitkering die - via de nationale anticumulatiebepalingen - van invloed is geweest op de oorspronkelijke pensioenberekeningen, als gevolg van bovenbedoelde algemene ontwikkeling wordt gewijzigd . Het onderscheid in artikel 51 tussen wijzigingen van uitkeringen ten gevolge van een algemene ontwikkeling van de economische situatie en wijzigingen als gevolg van een verandering in de wijze van vaststelling of in de regels voor de berekening van de uitkeringen, leent zich immers evenzeer voor toepassing op andere uitkeringen dan de overeenkomstig artikel 46 vastgestelde ."

15 . Hieromtrent kunnen drie opmerkingen worden gemaakt . Allereerst wordt in het arrest-Cinciuolo niet naar artikel 12, lid 2, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 verwezen, ofschoon het Belgische orgaan had aangevoerd, dat dit van toepassing was .

16 . Verder is het enige verschil tussen de feiten in de zaak-Cinciuolo en die in de onderhavige zaak, dat Ravida' s rustpensioenen uit hoofde van de door haarzelf vervulde verzekeringstijdvakken en haar overlevingspensioenen uit hoofde van de door haar echtgenoot vervulde verzekeringstijdvakken zijn toegekend, terwijl Cinciuolo' s pensioenen allemaal waren verleend uit hoofde van de door hemzelf vervulde verzekeringstijdvakken . Dat verschil is uiteraard niet volstrekt zonder belang . Uit het arrest-Stefanutti blijkt duidelijk, dat een rustpensioen toegekend uit hoofde van de beroepsloopbaan van de gerechtigde en een overlevingspensioen toegekend uit hoofde van de beroepsloopbaan van de overleden echtgenoot van de gerechtigde, geen gelijksoortige uitkeringen in de zin van artikel 12, lid 2, zijn . Bijgevolg konden de nationale anticumulatiebepalingen worden toegepast bij de aanvankelijke berekening van Ravida' s pensioenen en bij elke latere herberekening ingevolge artikel 51, lid 2 . Dit betekent evenwel niet, dat artikel 12, lid 2, in de weg staat aan de toepassing van artikel 51, lid 1, volgens hetwelk - in de uitlegging die daaraan in de arresten-Sinatra, -Cinciuolo en -Jordan is gegeven -, geen herberekening mag worden verricht wanneer een van de uitkeringen is aangepast wegens de algemene ontwikkeling van de sociale en economische toestand . Voor de toepassing van artikel 51 maakt het niets uit, dat het ene pensioen uit hoofde van de beroepsloopbaan van de gerechtigde en het andere ( het overlevingspensioen ) uit hoofde van de beroepsloopbaan van diens echtgenoot is toegekend . Artikel 51 geldt voor alle overeenkomstig artikel 46 berekende uitkeringen .

17 . Ten slotte moet worden opgemerkt, dat in de zaak-Cinciuolo een van de uitkeringen - namelijk de Italiaanse rente wegens beroepsziekte, waarvan de aanpassing voor het Belgische orgaan de aanleiding is geweest om de invaliditeitsuitkering van de gerechtigde te verminderen - niet binnen de werkingssfeer van hoofdstuk 3 van titel III van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 ( dit is het hoofdstuk waarvan artikel 51 deel uitmaakt ) viel . In de onderhavige zaak vallen alle uitkeringen, dus zowel de rustpensioenen als de overlevingspensioenen, krachtens het reeds aangehaalde artikel 44, lid 1, binnen de werkingssfeer van hoofdstuk 3 . Indien artikel 51 van toepassing is wanneer een van de betrokken uitkeringen buiten zijn werkingssfeer valt, is het mijns inziens a fortiori van toepassing wanneer alle betrokken uitkeringen duidelijk binnen zijn werkingssfeer vallen .

18 . De RVP betoogt, dat artikel 12, lid 2, elke inhoud verliest, indien artikel 51, lid 1, in het onderhavige geval aldus wordt toegepast, dat het herberekening en vermindering van het bedrag van het Belgische overlevingspensioen uitsluit . Mijns inziens zou het evenwel juister zijn, te stellen dat artikel 51, lid 1, elke inhoud verliest wanneer artikel 12, lid 2, wordt toegepast . In feite is er geen tegenstrijdigheid tussen artikel 12, lid 2, en artikel 51 . Elk van beide heeft zijn eigen werkingssfeer . Artikel 12, lid 2, maakt het mogelijk, dat de nationale anticumulatiebepalingen in bepaalde gevallen worden toegepast bij de aanvankelijke berekening en de latere herberekeningen van de uitkering . Artikel 51 bepaalt, in welke gevallen een dergelijke herberekening moet worden verricht .

19 . Mitsdien ben ik van mening, dat de prejudiciële vraag van de Arbeidsrechtbank te Nijvel dient te worden beantwoord als volgt :

"Wanneer iemand in de ene Lid-Staat een overlevingspensioen en in een andere Lid-Staat een rustpensioen ontvangt en beide pensioenen overeenkomstig artikel 46 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 zijn berekend, staat artikel 51, lid 1, van die verordening eraan in de weg, dat het orgaan van de ene Lid-Staat het overlevingspensioen herberekent en vermindert wanneer het rustpensioen in de andere Lid-Staat wordt aangepast wegens de algemene ontwikkeling van de sociale en economische situatie; het maakt niets uit, of de pensioenen al dan niet uit hoofde van de beroepsloopbaan van dezelfde persoon zijn toegekend .

(*) Oorspronkelijke taal : Engels .