61988J0359

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 28 MAART 1990. - STRAFZAAK TEGEN ENRICO ZANETTI EN ANDEREN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: PRETURA DI SAN VITO AL TAGLIAMENTO - ITALIE. - HARMONISATIE VAN WETGEVINGEN - AFVALSTOFFEN - BEGRIP - VERGUNNING VOOR EN TOEZICHT OP DE VERWIJDERING VAN AFVALSTOFFEN. - ZAAK 359/88.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-01509


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Harmonisatie van wetgevingen - Afvalstoffen - Richtlijnen 75/442/EEG en 78/319/EEG - Begrip - Voor economisch hergebruik geschikte voorwerpen - Daaronder begrepen

( Richtlijnen van de Raad 75/442, artikel 1, en 78/319, artikel 1 )

2 . Harmonisatie van wetgevingen - Afvalstoffen - Richtlijn 75/442/EEG - Vereiste van voorafgaande vergunning voor vervoer van afvalstoffen - Discretionaire bevoegdheid van Lid-Staten - Afgifte van vergunningen door niet voor gehele nationale grondgebied bevoegde instanties - Toelaatbaarheid

( Richtlijn van de Raad 75/442, artikelen 4, 5 en 10 )

Samenvatting


1 . Een nationale regeling die het begrip afvalstoffen aldus omschrijft, dat stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn, buiten die begripsomschrijving vallen, is niet verenigbaar met de richtlijnen 75/442 en 78/319 .

2 . Een nationale regeling die het vervoer van onder richtlijn 75/442 van de Raad vallende afvalstoffen niet onderwerpt aan een stelsel van voorafgaande vergunningen, is verenigbaar met artikel 10 van die richtlijn . Het staat de Lid-Staten evenwel vrij, het vervoer van die afvalstoffen aan een stelsel van voorafgaande vergunningen te onderwerpen, indien zij dat noodzakelijk achten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die richtlijn .

Het toekennen van de bevoegdheid om vergunningen voor het vervoer van afvalstoffen af te geven, aan instanties die niet voor het gehele nationale grondgebied bevoegd zijn, is verenigbaar met artikel 5 van de richtlijn .

Partijen


In zaak C-359/88,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Pretura di San Vito al Tagliamento ( Italië ), in de aldaar dienende strafzaak tegen

E . Zanetti en anderen,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( PB 1975, L 194, blz . 47 ) en van richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen ( PB 1978, L 84, blz . 43 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

samengesteld als volgt : Sir Gordon Slynn, kamerpresident, R . Joliet en G . C . Rodríguez Iglesias, rechters,

advocaat-generaal : F . G . Jacobs

griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

gelet op de opmerkingen ingediend door :

- de regering van de Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door P . G . Ferri, avvocato dello Stato,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door S . Fabro, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 21 november 1989,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 december 1989,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 14 juli 1988, ingekomen bij het Hof op 13 december daaraanvolgend, heeft de Pretura di San Vito al Tagliamento krachtens artikel 177 EEG-Verdrag drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn 75/442 van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( PB 1975, L 194, blz . 47 ) en van richtlijn 78/319 van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen ( PB 1978, L 84, blz . 43 ).

2 Deze vragen zijn gerezen in een strafzaak tegen een aantal transportondernemingen die ervan werden verdacht, zonder voorafgaande vergunning afgewerkte zoutzuuroplossingen ten behoeve van derden te hebben vervoerd en daardoor het decreet nr . 915 van de president van de Italiaanse Republiek van 10 september 1982 ( GURI nr . 343 van 15.12.1982, blz . 9071, hierna : het presidentiële decreet ) te hebben geschonden . Dat decreet, dat is vastgesteld om de twee genoemde richtlijnen in nationaal recht om te zetten, voorziet in strafsancties voor degene die zich bezighoudt met het ten behoeve van derden verwijderen - daaronder begrepen het vervoeren - van afvalstoffen zonder in het bezit te zijn van een vergunning van de bevoegde Italiaanse regio .

3 Ter verweer voerden verdachten allereerst aan, dat de door hen vervoerde stoffen geen afvalstoffen waren in de zin van het presidentiële decreet, dat het begrip afvalstoffen in artikel 2 omschrijft als "elke stof of elk voorwerp dat door menselijk handelen of door natuurlijke processen ontstaat en wordt weggeworpen of bestemd is om te worden weggeworpen ". In het onderhavige geval ging het om het vervoer van stoffen die zich voor nieuw economisch gebruik leenden, en derhalve niet waren weggeworpen of bestemd waren om te worden weggeworpen . Aangezien de telastgelegde handelingen dus niet binnen de werkingssfeer van het presidentiële decreet vielen, zouden de daarin genoemde strafsancties niet kunnen worden opgelegd .

4 De Pretura merkte dienaangaande op, dat in artikel 1 van de richtlijnen 75/442 en 78/319, waarvan artikel 2 van het presidentiële decreet de omzetting in nationaal recht beoogt te verwezenlijken, het begrip afvalstoffen wordt omschreven als "elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet of zich moet ontdoen krachtens de geldende nationale bepalingen ". De Pretura vraagt zich af, of een begrip afvalstoffen dat voor economisch hergebruik geschikte stoffen en voorwerpen uitsluit, zoals het geval is in de door verdachten voorgestane uitlegging, met de twee genoemde richtlijnen in overeenstemming is .

5 Verdachten merkten voorts op, dat artikel 16 van het presidentiële decreet slechts een vergunning vereist voor het vervoer van toxische en gevaarlijke afvalstoffen in de zin van richtlijn 78/319 en dat het decreet geen overeenkomstige bepaling bevat voor het vervoer van de in richtlijn 75/442 bedoelde afvalstoffen . Zij concluderen daaruit, dat ook al zouden de door hen vervoerde stoffen afvalstoffen in de zin van richtlijn 75/442 zijn geweest, er voor het vervoer daarvan hoe dan ook geen vergunning was vereist .

6 Dienaangaande stelde de Pretura vast, dat de door verdachten vervoerde stoffen geen toxische en gevaarlijke afvalstoffen in de zin van richtlijn 78/319 waren, omdat zij niet voorkwamen op de in een bijlage bij die richtlijn opgenomen lijst van stoffen en materialen . Zij was evenwel van mening, dat de vervoerde stoffen eventueel binnen de werkingssfeer van richtlijn 75/442 konden vallen . Haars inziens kan het presidentiële decreet slechts in de door verdachten gesuggereerde zin worden uitgelegd wanneer men aanneemt, dat richtlijn 75/442 de Lid-Staten niet verplicht het vervoer van afvalstoffen aan een stelsel van voorafgaande vergunningen te onderwerpen .

7 Ten slotte was de Pretura van oordeel, dat het decreet niet duidelijk aangeeft, of alleen de regio waarin de transportonderneming is gevestigd, dan wel elke regio waardoor het traject voert, een vergunning voor het vervoer van afvalstoffen moet afgeven . Zij opteert voor de tweede uitlegging, omdat de besluiten van de Italiaanse regionale overheden slechts gelding hebben binnen het grondgebied van de betrokken regio .

8 De Pretura vroeg zich evenwel af, of deze uitlegging van het presidentiële decreet verenigbaar is met artikel 5 van richtlijn 75/442, waarin staat : "De Lid-Staten zorgen voor het in het leven roepen of aanwijzen van de bevoegde instantie(s ) die voor een bepaald gebied belast is ( zijn ) met de planning en organisatie van, het verlenen van vergunningen voor en het houden van toezicht op de werkzaamheden gericht op verwijdering van afvalstoffen ." Volgens de Pretura impliceert deze bepaling, dat de Lid-Staten instanties moeten aanwijzen die voor het gehele nationale grondgebied bevoegd zijn voor het afgeven van vergunningen voor het vervoer van afvalstoffen . Een versnippering van de bevoegdheden over verschillende plaatselijke instanties zou het vergunningenstelsel immers onuitvoerbaar maken, omdat iedere instantie andere eisen kan stellen .

9 Om die reden heeft de Pretura de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie de navolgende prejudiciële vragen gesteld :

"1 ) Is de definitie die de Italiaanse wetgever in artikel 2, eerste alinea, van het presidentiële decreet nr . 915 van 1982 van het begrip afvalstoffen heeft gegeven, in overeenstemming met de richtlijnen 75/442 en 78/319?

2 ) Heeft de wetgever artikel 10 van richtlijn 75/442 in acht genomen, door slechts voor de verwijdering van toxische en gevaarlijke afvalstoffen, doch ( artikel 16 van het presidentiële decreet nr . 915/82 ) niet voor de overeenkomstige handelingen met betrekking tot bijzondere afvalstoffen een vergunning voor te schrijven?

3 ) Heeft de Italiaanse wetgever artikel 5 van de richtlijn in acht genomen, door voor het vervoer van afvalstoffen afzonderlijke regionale vergunningen voor te schrijven, aangezien de daarmee belaste instanties kennelijk slechts voor een 'bepaald gebied bevoegd zijn' ?"

10 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, de toepasselijke bepalingen en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

De eerste vraag ( het begrip afvalstoffen )

11 Met zijn eerste vraag wenst de Pretura in wezen te vernemen, of een nationale regeling die het begrip afvalstoffen aldus omschrijft, dat stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn, buiten die begripsomschrijving vallen, verenigbaar is met de richtlijnen 75/442 en 78/319 van de Raad .

12 In zijn arrest van 28 maart 1990 ( gevoegde zaken C-206/88 en C-207/88, Vessoso en Zanetti, Jurispr . 1990, blz . I-1461 ) heeft het Hof voor recht verklaard, dat het begrip afvalstoffen in de zin van artikel 1 van de richtlijnen 75/442 en 78/319 van de Raad niet aldus moet worden opgevat, dat daaronder niet vallen stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn .

13 Mitsdien moet op de eerste vraag worden geantwoord, dat een nationale regeling die het begrip afvalstoffen aldus omschrijft, dat stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn, buiten die begripsomschrijving vallen, niet verenigbaar is met de richtlijnen 75/442 en 78/319 van de Raad .

De tweede vraag ( de noodzaak van een vergunning voor het vervoer van afvalstoffen )

14 Met de tweede vraag wenst de Pretura in wezen te vernemen, of een nationale regeling die het vervoer van onder richtlijn 75/442 van de Raad vallende afvalstoffen niet onderwerpt aan een stelsel van voorafgaande vergunningen, verenigbaar is met artikel 10 van die richtlijn .

15 Artikel 10 van richtlijn 75/442 bepaalt : "De ondernemingen die hun eigen afvalstoffen vervoeren, ophalen, opslaan, storten of behandelen alsmede die welke ten behoeve van derden afvalstoffen ophalen of vervoeren, staan onder toezicht van de in artikel 5 bedoelde bevoegde instantie ." Ingevolge deze bepaling zijn de Lid-Staten dus gehouden, het vervoer van afvalstoffen onder het toezicht van de door hen daartoe aangewezen instanties te stellen, maar zij zijn niet verplicht de uitoefening van die werkzaamheden aan een stelsel van voorafgaande vergunningen te onderwerpen .

16 Artikel 4 van richtlijn 75/442 bepaalt evenwel : "De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat de afvalstoffen worden verwijderd zonder gevaar op te leveren voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu ." Het staat de Lid-Staten dus vrij, het vervoer van onder die richtlijn vallende afvalstoffen aan een stelsel van voorafgaande vergunningen te onderwerpen, indien zij dat noodzakelijk achten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die richtlijn .

17 Mitsdien moet op de tweede vraag worden geantwoord, dat een nationale regeling die het vervoer van onder richtlijn 75/442 van de Raad vallende afvalstoffen niet onderwerpt aan een stelsel van voorafgaande vergunningen, verenigbaar is met artikel 10 van die richtlijn . Het staat de Lid-Staten evenwel vrij, het vervoer van die afvalstoffen aan een stelsel van voorafgaande vergunningen te onderwerpen, indien zij dat noodzakelijk achten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die richtlijn .

De derde vraag ( de instanties die met het afgeven van de in richtlijn 75/442 bedoelde vergunningen kunnen worden belast )

18 Met zijn derde vraag wenst de Pretura in wezen te vernemen, of het toekennen van de bevoegdheid om vergunningen voor het vervoer van afvalstoffen af te geven, aan instanties die niet voor het gehele nationale grondgebied bevoegd zijn, verenigbaar is met artikel 5 van richtlijn 75/442 van de Raad .

19 Ingevolge artikel 5 van de richtlijn kunnen de Lid-Staten voor "het verlenen van vergunningen voor ... de werkzaamheden gericht op verwijdering van afvalstoffen" instanties aanwijzen die slechts bevoegd zijn "voor een bepaald gebied ". Volgens deze bepaling kan de bevoegdheid om vergunningen voor het vervoer van afvalstoffen af te geven, dus worden toegekend aan instanties die niet voor het gehele nationale grondgebied bevoegd zijn .

20 Mitsdien moet op de derde vraag worden geantwoord, dat de toekenning van de bevoegdheid om vergunningen voor het vervoer van afvalstoffen af te geven, aan instanties die niet voor het gehele nationale grondgebied bevoegd zijn, verenigbaar is met artikel 5 van richtlijn 75/442 van de Raad .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

21 De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

uitspraak doende op de door de Pretura di San Vito al Tagliamento bij beschikking van 14 juli 1988 gestelde vragen, verklaart voor recht :

1 ) Een nationale regeling die het begrip afvalstoffen aldus omschrijft, dat stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn, buiten die begripsomschrijving vallen, is niet verenigbaar met de richtlijnen 75/442/EEG en 78/319/EEG van de Raad .

2 ) Een nationale regeling die het vervoer van onder richtlijn 75/442/EEG van de Raad vallende afvalstoffen niet onderwerpt aan een stelsel van voorafgaande vergunningen, is verenigbaar met artikel 10 van die richtlijn . Het staat de Lid-Staten evenwel vrij, het vervoer van die afvalstoffen aan een stelsel van voorafgaande vergunningen te onderwerpen, indien zij dat noodzakelijk achten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die richtlijn .

3 ) Het toekennen van de bevoegdheid om vergunningen voor het vervoer van afvalstoffen af te geven, aan instanties die niet voor het gehele nationale grondgebied bevoegd zijn, is verenigbaar met artikel 5 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad .