Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

++++

1 . Mededinging - Openbare bedrijven en ondernemingen waaraan Lid-Staten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen - Bevoegdheden van Commissie - Vaststelling van richtlijnen die verplichtingen van Lid-Staten op algemene wijze aangeven

( EEG-Verdrag, art . 90, leden 1 en 3 )

2 . Mededinging - Ondernemingen waaraan de Lid-Staten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen - Verenigbaarheid met EEG-Verdrag van verleende rechten - Geen vermoeden

( EEG-Verdrag, art . 90, lid 1 )

3 . Mededinging - Openbare bedrijven en ondernemingen waaraan Lid-Staten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen - Bevoegdheden van Commissie uit hoofde van haar toezichthoudende taak en regelgevende bevoegdheden van Raad

( EEG-Verdrag, art . 87, 90, lid 3, en 100 A )

4 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Uitlegging van artikel 30 EEG -Verdrag in licht van artikelen 2 en 3 - Telecommunicatie-eindapparatuur - Door Lid-Staten verleende uitsluitende rechten van invoer en verhandeling - Ontoelaatbaarheid - Gevolg - Ontoelaatbaarheid van uitsluitende rechten van aansluiting, opstarten en onderhoud van apparatuur - Opheffing wettig voorgeschreven door richtlijn 88/301 - Verplichting, ter verzekering van gelijke kansen van marktdeelnemers, bepaling van technische specificaties en goedkeuring van materiaal aan onafhankelijke eenheid toe te vertrouwen

( EEG-Verdrag, art . 2, 3, sub f, en 30; richtlijn 88/301 van de Commissie, art . 2, 3 en 6 )

5 . Mededinging - Ondernemingen waaraan Lid-Staten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen - Beroep op artikel 90 EEG-Verdrag om einde te maken aan mededinging beperkende gedragingen die voortvloeien uit initiatief van ondernemingen - Onwettigheid - Passende rechtsgrondslag - Artikelen 85 en 86 EEG-Verdrag

( EEG-Verdrag, art . 85, 86 en 90; richtlijn 88/301 van de Commissie, art . 7 )

Samenvatting

1 . Artikel 90, lid 3, EEG-Verdrag verleent de Commissie de bevoegdheid, op algemene wijze door middel van richtlijnen de verplichtingen aan te geven die artikel 90, lid 1, de Lid-Staten oplegt met betrekking tot de openbare bedrijven en de ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten verlenen . Deze bevoegdheid, die wordt uitgeoefend zonder dat de in de afzonderlijke Lid-Staten bestaande bijzondere situaties in aanmerking worden genomen, onderscheidt zich naar haar aard van de bevoegdheid die de Commissie uitoefent wanneer zij tracht te doen vaststellen dat een Lid-Staat een bepaalde krachtens het EEG-Verdrag op hem rustende verplichting niet is nagekomen .

2 . Het feit dat artikel 90, lid 1, EEG-Verdrag het bestaan veronderstelt van ondernemingen die bepaalde bijzondere of uitsluitende rechten hebben, mag niet aldus worden begrepen, dat die rechten noodzakelijkerwijs met het EEG-Verdrag verenigbaar zijn . Zij moeten worden beoordeeld met inachtneming van de onderscheiden bepalingen van het EEG-Verdrag waarnaar artikel 90, lid 1, verwijst .

3 . De door artikel 90, lid 3, EEG-Verdrag aan de Commissie verleende bevoegdheid, te weten het toezicht op de door de Lid-Staten vastgestelde maatregelen ten aanzien van bedrijven waarmee zij bijzondere banden hebben, heeft een ander en specifieker doel dan de door de artikelen 100 A en 87 aan de Raad verleende bevoegdheden .

Overigens staat het eventuele bestaan van een regeling die de Raad heeft vastgesteld op grond van een algemene bevoegdheid die hij krachtens andere artikelen van het EEG-Verdrag bezit en die bepalingen bevat die het specifieke terrein van artikel 90 raken, niet in de weg aan de uitoefening van de bevoegdheid die dit laatste artikel aan de Commissie verleent .

4 . Wanneer een Lid-Staat uitsluitende rechten van invoer en afzet in de sector telecommunicatie-eindapparatuur verleent, kan dit de intracommunautaire handel beperken, en is dit derhalve als een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 30 EEG-Verdrag te beschouwen . Immers in de eerste plaats berooft het bestaan van deze rechten de marktdeelnemers die geen aanspraak daarop kunnen maken, van de mogelijkheid, hun produkten door de consumenten te laten kopen en in de tweede plaats is het wegens de verscheidenheid en het technisch karakter van de produkten in deze sector niet gewaarborgd, dat de houder van de uitsluitende rechten in staat is alle op de markt bestaande modellen aan te bieden, de klanten op de hoogte te stellen van de staat en de werking van alle eindapparatuur en de kwaliteit ervan te garanderen . Richtlijn 88/301 schrijft dus terecht in artikel 2 de opheffing van deze rechten voor, terwijl zij in artikel 3 de grenzen hiervan aangeeft die noodzakelijk zijn in verband met de veiligheid, de bescherming van de netten en de internetkoppeling van de apparatuur . Aangezien de artikelen 30 en volgende moeten worden uitgelegd in het licht van de artikelen 2 en 3 EEG-Verdrag, die het oog hebben op de totstandkoming van een markt waar een vrij verkeer van goederen heerst onder onvervalste mededingingsvoorwaarden, hetgeen betekent dat rekening moet worden gehouden met het in artikel 3, sub f, EEG-Verdrag vermelde mededingingsaspect, en bovendien, wanneer uitsluitende rechten van aansluiting, opstarten en onderhoud worden gehandhaafd, de handelaren in genoemde apparatuur hun werk niet onder onvervalste mededingingsvoorwaarden kunnen uitoefenen, omdat er geen garantie bestaat dat de houder van deze uitsluitende rechten voor alle soorten op de markt aangeboden eindapparatuur voor de betrouwbaarheid van deze diensten alsook voor het gebruik van al deze apparatuur kan zorgen, noch dat hij daartoe wordt aangespoord, schrijft de richtlijn terecht ook de opheffing hiervan voor .

Deze zelfde noodzaak, te voorkomen dat de mededinging wordt vervalst en te zorgen voor gelijke kansen voor de onderscheiden marktdeelnemers, rechtvaardigt ten slotte dat artikel 6 van de richtlijn de Lid-Staten voorschrijft ervoor zorg te dragen dat de formele vastlegging en publikatie van de technische specificaties en de keuring van materiaal, alsmede de controle op de toepassing daarvan, worden uitgevoerd door een eenheid die onafhankelijk is van de particuliere en overheidsondernemingen die concurrerende goederen en/of diensten op telecommunicatiegebied aanbieden .

5 . Wanneer ondernemingen waaraan de Lid-Staten bijzondere of uitsluitende rechten hebben verleend, op eigen initiatief tot de vrije mededinging beperkende gedragingen hebben besloten, vormt artikel 90 EEG-Verdrag, dat de Commissie slechts bevoegdheid geeft ten aanzien van staatsmaatregelen, niet een passende rechtsgrondslag om voor te schrijven dat hieraan een einde wordt gemaakt . Tegen dergelijke gedragingen kan slechts worden opgetreden met krachtens de artikelen 85 en 86 EEG-Verdrag gegeven individuele beschikkingen .

Daarom moet artikel 7 van richtlijn 88/301, waarbij de Commissie de Lid-Staten heeft willen verplichten, het mogelijk te maken dat huur - en onderhoudscontracten voor telecommunicatie-eindapparatuur, die bij de sluiting ervan onderworpen waren aan aan bepaalde ondernemingen toegekende bijzondere of uitsluitende rechten, met een opzeggingstermijn van ten hoogste één jaar kunnen worden opgezegd, nietig worden verklaard, nu niet is aangetoond, dat het sluiten van contracten van lange duur dat als een beperking van de vrije mededinging wordt beschouwd, het resultaat is geweest van aansporing of dwang door staatsautoriteiten .