61988J0064

ARREST VAN HET HOF VAN 11 JUNI 1991. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - VISSERIJ - CONTROLEVERPLICHTINGEN TEN LASTE VAN DE LID-STATEN. - ZAAK C-64/88.

Jurisprudentie 1991 bladzijde I-02727


Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Beroep wegens niet-nakoming - Bewijs van niet-nakoming - Bewijslast rustend op Commissie - Bewijsmiddelen - Overlegging van documenten die om redenen van vertrouwelijkheid zijn gecensureerd - Toelaatbaarheid

(EEG-Verdrag, art. 169)

2. Visserij - Instandhouding van rijkdommen van de zee - Technische instandhoudingsmaatregelen - Maatregelen betreffende minimummaaswijdte van netten, aan netten bevestigde voorzieningen, bijvangsten en minimummaatvangsten - Verplichtingen van de Lid-Staten tot inspectie en vervolging - Niet-nakoming

(Verordeningen van de Raad nr. 2057/82, art. 1, en nr. 2241/87, art. 1)

Partijen


In zaak C-64/88,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R. C. Fischer, juridisch adviseur, en P. Hetsch, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Berardis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Franse Republiek, vertegenwoordigd door E. Belliard en M. Giacomini als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, Boulevard Prince Henri 9,

verweerster,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen, dat de Franse Republiek met betrekking tot de controle op de naleving van bepaalde communautaire technische instandhoudingsmaatregelen voorzien in 's Raads verordeningen (EEG) nrs. 171/83 van 25 januari 1983 (PB 1983, L 24, blz. 14) en 3094/86 van 7 oktober 1986 (PB 1986, L 288, blz. 1), de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2057/82 van de Raad van 29 juni 1982 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de activiteiten van vissersvaartuigen uit de Lid-Staten (PB 1982, L 220, blz. 1) en artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten (PB 1987, L 207, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: O. Due, president, G. F. Mancini, T. F. O' Higgins en G. C. Rodríguez Iglesias, kamerpresidenten, Sir Gordon Slynn, R. Joliet en F. A. Schockweiler, rechters,

advocaat-generaal: C. O. Lenz

griffier: J. A. Pompe, adjunct-griffier

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 24 januari 1991, waar de Franse Republiek werd vertegenwoordigd door G. de Bergues als gemachtigde,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 27 februari 1991,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 29 februari 1988, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag beroep ingesteld tot vaststelling dat de Franse Republiek, door niet te zorgen voor een controle die de naleving waarborgt van de communautaire technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden als voorzien in 's Raads verordeningen (EEG) nrs. 171/83 van 25 januari 1983 (PB 1983, L 24, blz. 14) en 3094/86 van 7 oktober 1986 (PB 1986, L 288, blz. 1), de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2057/82 van de Raad van 29 juni 1982 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de activiteiten van vissersvaartuigen uit de Lid-Staten (PB 1982, L 220, blz. 1) en artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten (PB 1987, L 207, blz. 1).

2 Bij verordening nr. 2057/82 (hierna: de "eerste controleverordening") heeft de Raad bepaalde maatregelen voor controle op de activiteiten van vissersvaartuigen uit de Lid-Staten vastgesteld. Deze verordening is ingetrokken en vervangen door verordening nr. 2241/87 (hierna: de "tweede controleverordening").

3 Het eerste artikel van beide controleverordeningen legt de Lid-Staten twee verplichtingen op. Volgens de eerste, die een preventieve strekking heeft, moet elke Lid-Staat de vissersvaartuigen inspecteren die de vlag van een Lid-Staat voeren of in een Lid-Staat zijn geregistreerd en die zich bevinden in de havens op zijn grondgebied of in de onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende wateren. Volgens de tweede verplichting, die een repressieve strekking heeft, moeten de Lid-Staten, in geval van een inbreuk op de technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden, tegen de kapitein van het betrokken vaartuig strafrechtelijke of administratieve stappen ondernemen.

4 Deze technische maatregelen, die onder meer de maaswijdte van de netten, de aan netten bevestigde voorzieningen, de bijvangsten en de minimumvismaat betreffen, zijn eerst omschreven in verordening nr. 171/83 (hierna: de "eerste instandhoudingsverordening") en vervolgens in verordening nr. 3094/86 (hierna: de "tweede instandhoudingsverordening"), die de eerste instandhoudingsverordening vanaf 1 januari 1987 vervangt.

5 Volgens de Commissie heeft de Franse regering van 1984 tot 1987 niet voldaan aan haar verplichtingen om door middel van inspectie en vervolging de betrokken instandhoudingsmaatregelen te handhaven.

6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

7 Tot staving van de niet-nakoming heeft de Commissie zich in het bijzonder gebaseerd op dienstreisverslagen van ambtenaren die in haar opdracht in de periode 1984 tot 1987 de door de Franse autoriteiten georganiseerde inspectiewerkzaamheden hebben bijgewoond. In repliek gaf zij aan, dat zij die rapporten ter beschikking van het Hof hield, daarbij echter aantekenend dat het vertrouwelijke karakter van bepaalde daarin vervatte inlichtingen absoluut gehandhaafd diende te blijven om de doeltreffendheid van het toekomstig optreden van haar inspecteurs te waarborgen en de rechten van in de rapporten vermelde derden te beschermen.

8 Na afloop van de schriftelijke behandeling heeft het Hof de Commissie verzocht om overlegging van een document waaruit de namen waren verwijderd en dat voor elk van de betrokken technische instandhoudingsmaatregelen de gegevens weergaf die het bewijs zouden leveren, dat de Franse regering zich in de betrokken periode niet volledig van haar controleverplichtingen heeft gekweten.

9 De Commissie heeft een samenvatting van die dienstreisverslagen overgelegd, waarin noch de namen van de betrokken personen noch de datum en de plaats van de inspecties voorkomen. Een bij dat document gevoegde tabel laat zien, dat het gaat om 73 controles uitgevoerd in 26 havens.

10 In haar opmerkingen stelde de Franse regering, dat dat document niet voor het bewijs van een eventuele inbreuk mag worden gebruikt. Zonder aanwijzingen over datum en plaats van de inspecties zou zij niet in staat zijn, de feiten die door de inspecteurs van de Commissie zijn geconstateerd alsmede de conclusies die zij daaruit hebben getrokken, na te trekken.

11 Het betoog van de Franse regering kan niet overtuigen. Enerzijds heeft zij bij dupliek toegestemd in de overlegging van rapporten waarin geen vermeldingen voorkomen die identificatie van haar ambtenaren mogelijk maken. Anderzijds beschikt de Franse regering voor de betrokken controles over rapporten van haar eigen diensten, gelet op het bepaalde in artikel 12, lid 4, van de beide controleverordeningen, dat de communautaire inspecties plaatsvinden in het kader van de nationale controlewerkzaamheden. Zij heeft derhalve de mogelijkheid om de juistheid van de vaststellingen van de inspecteurs van de Commissie te bestrijden, en in het bijzonder om aan te tonen, dat haar ambtenaren controle hebben uitgeoefend op de naleving van de in geding zijnde instandhoudingsmaatregelen.

De verplichting tot inspectie

a) Minimummaaswijdte

12 De artikelen 2, 3 en 4 van de eerste instandhoudingsverordening alsmede artikel 2 van de tweede instandhoudingsverordening bepalen, kort gezegd, dat de vissers geen netten mogen gebruiken met een kleinere maaswijdte dan bij die verordeningen is bepaald.

13 Dienaangaande zij opgemerkt, dat de Franse regering in de precontentieuze procedure bepaalde tekortkomingen op controlegebied heeft toegegeven. Blijkens een brief van 28 mei 1985 van de staatssecretaris voor visserij aan de Commissie hanteerden de nationale autoriteiten bij de controle van de netten tot in 1985 minder strenge voorschriften dan de geldende communautaire bepalingen.

14 De rapporten van de inspecteurs van de Commissie getuigen eveneens van tekortkomingen bij de controle in de jaren 1986 en 1987. De nationale autoriteiten beschikten niet over de door de communautaire regeling voorgeschreven meetinstrumenten om de netten te meten, of gebruikten meetinstrumenten die niet met deze regeling overeenkwamen. Voorts pasten zij nationale normen toe die minder streng waren dan de communautaire.

15 Bijgevolg moet worden vastgesteld, dat de controles inzake de maaswijdte te kort schoten.

b) Aan netten bevestigde voorzieningen

16 In artikel 7 van de eerste instandhoudingsverordening wordt bepaald, dat voorzieningen waardoor de mazen in een deel van een visnet kunnen worden versperd of waardoor de maaswijdte kan worden verkleind, niet mogen worden gebruikt.

17 Hierbij kan worden volstaan met de opmerking, dat verschillende rapporten van de inspecteurs van de Commissie betreffende controles die zij in 1984 en 1985 hebben uitgevoerd, vermelden dat de nationale autoriteiten ervan hebben afgezien welke maatregel dan ook te nemen, wanneer de trawlers uitgerust waren met netten met volgens de communautaire regeling verboden voorzieningen. Ook op dit punt moet derhalve worden vastgesteld, dat de controles onvoldoende waren.

c) Bijvangsten

18 Ingevolge de artikelen 8 tot en met 10 van de eerste instandhoudingsverordening en artikel 2 van de tweede instandhoudingsverordening is het de vissers verboden om vangsten te koop aan te bieden die niet de vereiste minimummaat hebben, tenzij deze slechts een beperkt percentage van hun vangst vertegenwoordigen.

19 In zoverre komt uit de rapporten van de inspecteurs van de Commissie van 1985 en 1987 naar voren, dat de nationale autoriteiten de excessieve bijvangsten (van ondermaatse heken) in het kader van de langoestinevisserij niet steeds in beslag hebben genomen. Bijgevolg heeft de Franse regering eveneens haar controleverplichtingen op het gebied van bijvangsten verzuimd.

d) Minimumvismaat

20 In artikel 11 van de eerste instandhoudingsverordening en artikel 5 van de tweede instandhoudingsverordening wordt in hoofdzaak geregeld, dat ondermaatse vis niet mag worden verkocht.

21 Dienaangaande heeft de Franse regering tijdens de precontentieuze procedure impliciet toegegeven, dat zij tot in 1985 de communautaire voorschriften ter zake niet is nagekomen. Blijkens voornoemde brief van 28 mei 1985 had het staatssecretariaat immers opdracht gegeven, alleen de duidelijk "ondermaatse" (15 tot 25 cm) heken in beslag te nemen, terwijl in bijlage V van de eerste instandhoudingsverordening de minimummaat voor deze vangsten op 30 cm was bepaald.

22 Overigens hebben blijkens de rapporten van de inspecteurs de nationale autoriteiten in de jaren 1986 en 1987 met betrekking tot tong en heek minder strenge voorschriften toegepast dan op communautair niveau waren vastgesteld. Bijgevolg was ook inzake de minimumvismaat de controle onvoldoende.

23 Uit al die vaststellingen volgt dat de Franse regering van 1984 tot 1987 niet heeft gezorgd voor een controle die de naleving van de betrokken technische instandhoudingsmaatregelen waarborgt.

De verplichting tot vervolging

24 Daar geen overtredingen zijn geregistreerd, hoewel deze door de nationale autoriteiten konden worden vastgesteld, en bijgevolg geen proces-verbaal tegen de overtreders is opgemaakt, is de Franse regering evenmin de in de controleverordeningen voorgeschreven verplichting tot vervolging nagekomen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

25 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien verweerster in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende, verklaart:

1) Door van 1984 tot 1987 niet te zorgen voor een controle die de naleving waarborgt van de communautaire technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden als voorzien in 's Raads verordeningen (EEG) nrs. 171/83 van 25 januari 1983 en 3094/86 van 7 oktober 1986, is de Franse Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2057/82 van de Raad van 29 juni 1982 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de activiteiten van vissersvaartuigen uit de Lid-Staten, en artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten.

2) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure.