61987J0284

ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 14 JULI 1988. - OSKAR SCHAEFLEIN TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - GEWEZEN AMBTENAREN - VERGOEDING - AANPASSINGSCOEFFICIENT. - ZAAK 284/87.

Jurisprudentie 1988 bladzijde 04475


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Ambtenaren - Beëindiging van dienst - Vergoeding - Aanpassingscoëfficiënten - Doel - Begrip woonplaats - Centrum van belangen - Bepaling

( Verordening nr . 1679/85 van de Raad, artikel 3, lid 3 )

Samenvatting


Ingevolge artikel 3, lid 3, van verordening nr . 1679/85 wordt op de vergoeding van de ambtenaar die krachtens die verordening de dienst verlaat, de aanpassingscoëfficiënt toegepast van het land waar de betrokkene aantoont zijn woonplaats te hebben . Onder woonplaats in de zin van deze bepaling moet worden verstaan de plaats waar de gewezen ambtenaar het daadwerkelijke centrum van zijn belangen heeft . De op bovengenoemde vergoeding toe te passen geografische aanpassingscoëfficiënten moeten namelijk verzekeren, dat alle gewezen ambtenaren vergoedingen met dezelfde koopkracht ontvangen, ongeacht waar zij hun woonplaats hebben .

Voor het bewijs van de woonplaats kan een beroep worden gedaan op alle feitelijke omstandigheden die wezenlijk zijn voor de woonplaats, en de gewezen ambtenaar kan daarvoor alle bewijsmiddelen gebruiken die hij nuttig acht . Ter zake kunnen een ononderbroken verblijf gedurende het grootste deel van het jaar of een officiële verblijfsvergunning weliswaar aanwijzingen voor een feitelijke woonplaats vormen, doch zij kunnen op zichzelf niet als bepalend worden beschouwd, wanneer uit andere bewijselementen blijkt, dat de gewezen ambtenaar het centrum van zijn persoonlijke belangen elders heeft .

Partijen


In zaak 284/87,

Oskar Schaeflein, CH-6900 Massagno, via al Roccolo 20, vertegenwoordigd door B . Potthast, H.-J . Rueber en A . Potthast, advocaten te Keulen ( Bondsrepubliek Duitsland ), domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van E . Arendt, advocaat aldaar, 4, avenue Marie-Thérèse,

verzoeker,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H . Étienne, juridisch hoofdadviseur, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, bâtiment Jean Monnet, Kirchberg,

verweerster,

betreffende het niet-toepassen van de aanpassingscoëfficiënt voor Zwitserland op de door verzoeker ontvangen vergoeding,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede kamer ),

samengesteld als volgt : O . Due, kamerpresident, K . Bahlmann en T . F . O' Higgins, rechters,

advocaat-generaal : G . F . Mancini

griffier : B . Pastor, administrateur

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 15 juni 1988,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van dezelfde datum,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 24 september 1987, heeft verzoeker, gewezen ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die was tewerkgesteld bij het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek te Ispra ( Italië ), beroep ingesteld strekkende in wezen tot vaststelling van zijn recht op toepassing van de aanpassingscoëfficiënt voor Zwitserland op de vergoedingen die hem worden betaald uit hoofde van zijn beëindiging van de dienst .

2 Verzoeker verliet eind 1986 de diensten van de Commissie krachtens verordening nr . 1679/85 van de Raad van 19 juni 1985 tot vaststelling van de bijzondere tijdelijke maatregelen betreffende de beëindiging van de dienst van bepaalde ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die behoren tot de wetenschappelijke en technische groepen ( PB 1985, L 162, blz . 1 ). Voor januari 1987 ontving hij een salarisafrekening op basis van de aanpassingscoëfficiënt voor Zwitserland . In de loop van de maand januari 1987 deelde de Commissie hem echter mee, dat zij die aanpassingscoëfficiënt in de toekomst niet langer zou toepassen, daar verzoeker zijn hoofdverblijf niet in Zwitserland had .

3 Verzoekers vergoeding werd derhalve vanaf februari 1987 aan de hand van een lagere aanpassingscoëfficiënt berekend . Op 15 april 1987 diende hij een klacht in tegen de salarisafrekeningen voor februari en maart 1987 en verzocht hij de Commissie, op de betrokken vergoedingen de aanpassingscoëfficiënt voor Zwitserland toe te passen en hem het verschil te betalen . De Commissie heeft niet op die klacht geantwoord . Nadien hield zij op verzoekers vergoeding nog 3 054,87 SFR in, op grond dat dit bedrag teveel was betaald voor januari 1987 .

4 In die omstandigheden heeft verzoeker het onderhavige beroep ingesteld, dat in wezen strekt tot :

- nietigverklaring van de door de Commissie opgestelde salarisafrekeningen voor februari en maart 1987, voorzover daarin op de aan verzoeker verschuldigde vergoeding een andere aanpassingscoëfficiënt is toegepast dan die voor Zwitserland;

- veroordeling van de Commissie om verzoeker het verschil te betalen tussen de daadwerkelijk betaalde vergoeding en de op basis van de aanpassingscoëfficiënt voor Zwitserland berekende vergoeding waarop hij sedert januari 1987 recht heeft .

5 Tot staving van zijn beroep voert verzoeker aan, dat het centrum van zijn voornaamste belangen zich te Massagno in Zwitserland bevindt . Gelet op deze feitelijke situatie is het zonder belang, dat zijn woonplaats in Zwitserland volgens de Zwitsere regeling inzake het bevolkingsregister als een "tweede woning" wordt aangemerkt en dat hij zijn zogenaamde "hoofdverblijfplaats" in de Bondsrepubliek Duitsland heeft, in het huis van zijn broer . Zijn woonplaats in de Bondsrepubliek Duitsland heeft hij enkel opgegeven, omdat hij pas bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar zijn hoofdverblijf in Zwitserland mag hebben . Tot dan kan hij volgens de wet slechts zes maanden per jaar in dit land verblijven .

6 De Commissie concludeert tot verwerping van het beroep . Zij voert daarvoor aan, dat wanneer een gepensioneerd ambtenaar zoals in casu verschillende verblijfplaatsen heeft, als "woonplaats" moet worden aangemerkt de plaats waar hij duurzaam verblijft, dat wil zeggen gedurende het grootste deel van het jaar . In de praktijk verlangt de Commissie dan ook het bewijs van een ononderbroken verblijf gedurende een periode van ten minste 185 dagen per jaar . Verzoeker erkent evenwel zelf, dat hij slechts 180 dagen per jaar in Zwitserland mag wonen . Voorts moet de woonplaats in Zwitserland worden aangetoond door een administratieve verblijfsvergunning die verzoeker tot dusverre nog niet heeft overgelegd .

7 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten en de middelen en conclusies van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven, voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

8 Volgens artikel 3, lid 3, van vorengenoemde verordening nr . 1679/85 wordt op de vergoeding van de gewezen ambtenaar die zijn dienst overeenkomstig die verordening heeft beëindigd, "de aanpassingscoëfficiënt toegepast die is vastgesteld voor het binnen of buiten de Gemeenschap gelegen land waar de betrokkene aantoont zijn woonplaats te hebben ". Partijen zijn het alleen oneens over de vraag, of verzoeker heeft aangetoond, zijn woonplaats in Zwitserland te hebben .

9 Onder woonplaats in de zin van deze bepaling moet worden verstaan de plaats waar de gewezen ambtenaar het daadwerkelijke centrum van zijn belangen heeft . De op bovengenoemde vergoeding toe te passen geografische aanpassingscoëfficiënten moeten namelijk verzekeren, dat alle gewezen ambtenaren vergoedingen met dezelfde koopkracht ontvangen, ongeacht waar zij hun woonplaats hebben .

10 Verder kunnen voor het bewijs van de woonplaats een beroep worden gedaan op alle feitelijke omstandigheden die wezenlijk zijn voor de woonplaats, en kan de gewezen ambtenaar daarvoor alle bewijsmiddelen gebruiken die hij nuttig acht . Op grond van de bewoordingen of de strekking van de betrokken bepaling kunnen de bewijsmiddelen niet worden beperkt tot de door de Commissie gestelde formele en kwantitatieve criteria, te weten het vereiste van een ononderbroken verblijf van 185 kalenderdagen per jaar en de overlegging van een officiële verblijfsvergunning .

11 Deze twee elementen kunnen weliswaar aanwijzingen voor een feitelijke woonplaats vormen, doch zij kunnen op zichzelf niet als bepalend worden beschouwd, wanneer uit andere bewijselementen blijkt, dat de gewezen ambtenaar het centrum van zijn persoonlijke belangen elders heeft .

12 De officiële verblijfsvergunning speelt overigens enkel een specifieke rol in het kader van de nationale wettelijke regeling inzake het bevolkingsregister en belet niet dat de rechthebbende op de vergoeding zijn werkelijke woonplaats in feite elders heeft . Ook zou de toepassing van het criterium van de verblijfsduur van 185 dagen in het geval van een gewezen ambtenaar die meer dan de helft van het jaar voor reizen of bezoek in het buitenland vertoeft, tot gevolg hebben dat de betrokkene geen woonplaats in de zin van de genoemde bepaling zou hebben, zelfs wanneer er onweersproken een centrum van zijn belangen bestaat .

13 Wat ten slotte de vraag betreft, of verzoeker in casu op het tijdstip van indiening van zijn klacht van 15 april 1987 had aangetoond dat hij zijn woonplaats in Zwitserland had, zij opgemerkt, dat de Commissie blijkens de dossierstukken destijds op de hoogte was van verzoekers verhuizing in 1981 van Ispra naar Massagno . Bovendien heeft verzoeker zowel in het stadium van de klacht als voor het Hof onweersproken onder meer verklaard :

- dat hij eigenaar is van een woning te Massagno in Zwitserland, die hij het gehele jaar door moet onderhouden en waarvoor hij alle belastingen en kosten moet betalen;

- dat het centrum van zijn voornaamste belangen, waar hij met name het grootste gedeelte van zijn financiële middelen uitgeeft, zich te Massagno bevindt;

- dat hij - met tussenpozen - 180 dagen per jaar te Massagno woont, in die tussenpozen langdurig bij zijn broer en bij vrienden in het buitenland verblijft, of vakantie - of studiereizen naar vreemde landen maakt .

14 In die omstandigheden moet worden vastgesteld, dat verzoeker genoegzaam heeft bewezen, dat hij zijn woonplaats in Zwitserland heeft . Mitsdien moet het beroep gegrond worden verklaard .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

15 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover zulks is gevorderd . Aangezien verweerster in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede kamer ),

rechtdoende :

1 ) Verklaart de door de Commissie voor februari en maart 1987 opgestelde salarisafrekeningen nietig, voor zover op de aan verzoeker te betalen vergoeding een andere dan de voor Zwitserland vastgestelde aanpassingscoëfficiënt is toegepast .

2 ) Veroordeelt de Commissie tot betaling aan verzoeker van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de daadwerkelijk uitbetaalde vergoeding en die waarop hij vanaf januari 1987 met toepassing van de aanpassingscoëfficiënt voor Zwitserland recht heeft .

3 ) Verwijst de Commissie in de kosten van de procedure .