61987J0225

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 12 JULI 1989. - PATRICIA BELARDINELLI EN ANDEREN TEGEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAREN - NIETIGVERKLARING VAN BESLUIT HOUDENDE NIET-TOELATING TOT HET EXAMEN VAN VERGELIJKEND ONDERZOEK CJ 80/86. - ZAAK 225/87.

Jurisprudentie 1989 bladzijde 02353


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examen - Niet-toelating tot examen - Motivering - Verplichting - Draagwijdte

( Ambtenarenstatuut, bijlage III, artikel 5 )

2 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Toelatingsvoorwaarden - Beroepservaring gelijkwaardig aan diploma - Beoordelingsbevoegdheid van jury

( Ambtenarenstatuut, artikel 5, lid 1 )

3 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examen - Inaanmerkingneming van kwalificaties van sollicitanten voor toelating tot examen - Verschillende beoordeling van sollicitant bij opeenvolgende vergelijkende onderzoeken - Toelaatbaarheid - Eisen

( Ambtenarenstatuut, bijlage III, artikel 5 )

Samenvatting


1 . De jury van een vergelijkend onderzoek met zeer veel sollicitanten, mag zich in verband met de praktische problemen die daaruit voortvloeien, in de eerste fase ertoe beperken de sollicitanten de criteria en het resultaat van de selectie mee te delen, mits zij later individuele toelichtingen verstrekt aan de sollicitanten die daar uitdrukkelijk om vragen .

2 . Bij de omschrijving van de toelatingsvoorwaarden, in het bijzonder de voorwaarde van aan een diploma gelijkwaardige ervaring, mag de aankondiging van vergelijkend onderzoek zich ertoe beperken, de algemene formulering van artikel 5, lid 1, derde alinea, van het Statuut te bezigen, en mag derhalve aan de jury van het vergelijkend onderzoek de verantwoordelijkheid laten om van geval tot geval te beoordelen, of de overgelegde getuigschriften en diploma' s of de vermelde beroepservaring van elke sollicitant overeenstemmen met het door het Statuut voor de uitoefening van functies van de betrokken categorie verlangde niveau .

3 . Het staat de jury vrij om, ingeval de beoordeling van de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek gestelde voorwaarden onvermijdelijk tot op zekere hoogte subjectief is, van de beoordeling van eerdere jury' s af te wijken, maar in dat geval dient zij haar besluit bijzonder te motiveren .

De verplichting tot motivering van elk besluit waarbij een sollicitant minder gunstig wordt beoordeeld dan bij een eerder vergelijkend onderzoek, geldt evenwel slechts voor zover de belanghebbende de aandacht van de jury op dit punt heeft gevestigd . De jury kan immers niet verplicht worden geacht, zelf te onderzoeken of de sollicitanten tot een eerder vergelijkend onderzoek zijn toegelaten . Het staat aan de sollicitanten de jury alle inlichtingen te verschaffen die zij nuttig achten voor het onderzoek van hun sollicitatie, ook als hun niet uitdrukkelijk daarom is gevraagd .

Partijen


In zaak 225/87,

P . Belardinelli en twaalf andere ambtenaren van categorie C van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, bijgestaan en vertegenwoordigd door J.-N . Louis, advocaat te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van Y . Hamilius, advocaat aldaar, 11, boulevard Royal,

verzoekers,

tegen

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F . Hubeau, afdelingshoofd, bijgestaan door J.-F . Bellis, advocaat te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij het Hof van Justitie,

verweerder,

betreffende een verzoek om nietigverklaring van de besluiten van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 80/86 om verzoekers niet toe te laten tot het examen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste kamer ),

samengesteld als volgt : R . Joliet, kamerpresident, Sir Gordon Slynn en G . C . Rodríguez Iglesias, rechters,

advocaat-generaal : W . Van Gerven

griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier

gezien het rapport ter terechtzitting zoals gewijzigd na de mondelinge behandeling op 28 februari 1989,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 18 april 1989,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 20 juli 1987, hebben P . Belardinelli en twaalf andere ambtenaren van categorie C van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om nietigverklaring van de besluiten van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 80/86 om hen niet toe te laten tot het examen van dat vergelijkend onderzoek, georganiseerd met het oog op de vorming van een reservelijst voor de aanwerving van adjunct-assistenten ( loopbaan B 5/B 4 ).

2 Volgens de aankondiging van vergelijkend onderzoek moesten de sollicitanten in het bezit zijn van een diploma voortgezet onderwijs of van een gelijkwaardige beroepservaring en moesten zij een beroepservaring aantonen die geheel of gedeeltelijk was verworven als ambtenaar of tijdelijk functionaris van een instelling van de Europese Gemeenschappen, hetzij als secretaresse of beambte gedurende ten minste vier jaar, hetzij in een functie van administratief en financieel beheer in volle werktijd gedurende ten minste twee jaar, hetzij in een functie van documentatie gedurende ten minste twee jaar . De aankondiging van vergelijkend onderzoek bepaalde voorts, dat de sollicitant die beroepservaring aantoont ter vervanging van een diploma voortgezet onderwijs, zich niet op diezelfde ervaring kan beroepen voor de naast het diploma vereiste beroepservaring .

3 Blijkens de processtukken was de jury van oordeel, dat elf van de sollicitanten die het onderhavige beroep hebben ingesteld, niet voldeden aan de voorwaarde van een aan een diploma voortgezet onderwijs gelijkwaardige beroepservaring en dat de twee anderen wel aan die voorwaarde voldeden, maar niet de naast het diploma vereiste beroepservaring bezaten .

4 Tot staving van hun collectief beroep voeren verzoekers vier middelen aan :

- schending van artikel 25, tweede alinea, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen ( hierna : het Statuut ), doordat de besluiten van de jury ontoereikend zijn gemotiveerd;

- schending van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, van artikel 5 van het Statuut en van artikel 5, eerste alinea, van bijlage III bij het Statuut, doordat de door de jury vastgestelde criteria voor de beoordeling van de aan een diploma voortgezet onderwijs gelijkwaardige beroepservaring rechtens en feitelijk onjuist zijn;

- schending van het beginsel van gelijke behandeling en van non-discriminatie tussen ambtenaren door de toepassing van die criteria;

- schending van de algemene rechtsbeginselen, doordat de jury van het vergelijkend onderzoek niet in aanmerking heeft genomen dat sommige verzoekers eerder tot soortgelijke vergelijkende onderzoeken waren toegelaten .

5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dit noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

Het middel ontleend aan ontoereikende motivering

6 Volgens verzoekers is het besluit om hen van deelneming uit te sluiten, ontoereikend gemotiveerd, voor zover de jury van het vergelijkend onderzoek heeft nagelaten hun de individuele uitleg te verschaffen waaruit zij hadden kunnen begrijpen op welke gronden precies hun beroepservaring onvoldoende werd geacht .

7 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof, de jury van een vergelijkend onderzoek met zeer veel sollicitanten, in verband met de praktische problemen die daaruit voortvloeien, zich in de eerste fase ertoe mag beperken de sollicitanten de criteria en het resultaat van de selectie mee te delen, mits zij later individuele toelichtingen verstrekt aan de sollicitanten die daar uitdrukkelijk om vragen ( arresten van 26 november 1981, zaak 195/80, Michel, Jurispr . 1981, blz . 2861; 9 juni 1983, zaak 225/82, Verzyck, Jurispr . 1983, blz . 1991; 8 maart 1988, gevoegde zaken 64, 71, 72, 73 en 78/86, Sergio, Jurispr . 1988, blz . 1399; en 28 februari 1989, zaken 100, 146 en 153/87, Basch, Jurispr . 1989, blz . 447 ).

8 Blijkens het dossier hebben slechts acht van de dertien verzoekers individueel verzocht om mededeling van de beoordelingselementen die de jury tot het bestreden besluit hebben gebracht . De jury heeft aan die verzoeken niet individueel voldaan, maar heeft op 21 mei 1987 aan al degenen die door de beoordeling van hun beroepservaring waren geraakt, daaronder begrepen de sollicitanten die niet om toelichting hadden verzocht, een mededeling gezonden, waarin de gehanteerde criteria waren vermeld .

9 Opgemerkt zij, dat die mededeling in casu voldoende toelichting bevatte om elke sollicitant in staat te stellen aan de hand van de studie en het soort werk dat hij had verricht, te begrijpen welke elementen het besluit van de jury te zijner aanzien hadden bepaald, en om het Hof in staat te stellen de gronden van het genomen besluit te toetsen .

10 Hieraan moet worden toegevoegd, dat de twee verzoeksters ( Cano en Couve ) die zich na kennisneming van de mededeling van 21 mei 1987 tot de jury hebben gewend, niet om nadere individuele toelichtingen hebben gevraagd, maar de jury hebben verzocht om herziening van het besluit hen niet toe te laten . Die verzoeken verplichtten de jury dan ook niet, haar oorspronkelijke besluiten nader te motiveren . Het feit dat de jury geen aanleiding zag om die besluiten te wijzigen, is in dit opzicht zonder gevolg .

11 De in geding zijnde besluiten zijn dan ook toereikend gemotiveerd en het eerste middel moet worden afgewezen .

De middelen betreffende de door de jury opgestelde en toegepaste algemene criteria

12 Het tweede en het derde middel moeten te zamen worden onderzocht . Zij betreffen enerzijds de inhoud van de criteria die de jury van het vergelijkend onderzoek heeft opgesteld voor de beoordeling van de duur en de aard van de beroepservaring die aan een diploma voortgezet onderwijs gelijkwaardig wordt geacht, en anderzijds de ongelijkheid die uit de toepassing van die criteria zou voortvloeien .

13 Dienaangaande moet allereerst worden vastgesteld, dat de aankondiging van vergelijkend onderzoek voor de omschrijving van de toelatingsvoorwaarden, in het bijzonder de voorwaarde van aan een diploma gelijkwaardige ervaring, slechts de algemene formulering van artikel 5, lid 1, derde alinea, van het Statuut heeft gebezigd en derhalve aan de jury van het vergelijkend onderzoek de verantwoordelijkheid heeft gelaten om van geval tot geval te beoordelen, of de overgelegde getuigschriften en diploma' s of de vermelde beroepservaring van elke sollicitant overeenstemden met het door het Statuut voor de uitoefening van functies van categorie B verlangde niveau .

14 Opgemerkt zij, dat de wettigheid van die praktijk door het Hof uitdrukkelijk is erkend in zijn arrest van 14 juni 1972 ( zaak 44/71, Marcato, Jurispr . 1972, blz . 427 ). Verzoekers hebben trouwens noch de wettigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, noch het feit dat de jury algemene criteria heeft vastgesteld voor de beoordeling van de beroepservaring van de sollicitanten, bestreden .

15 Bijgevolg moet worden nagegaan of, zoals verzoekers stellen, de jury bij de vaststelling van de beoordelingscriteria in strijd heeft gehandeld met de bewoordingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek of bijkomende voorwaarden heeft gesteld die, gezien de aard van de betrokken functies, verder gingen dan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek gestelde toelatingsvoorwaarden .

16 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat de jury, gezien de algemene bewoordingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, over een ruime beoordelingsvrijheid beschikte om de criteria voor toepassing van de toelatingsvoorwaarden te omschrijven .

17 In het kader daarvan heeft de jury met betrekking tot de aan een diploma voortgezet onderwijs gelijkwaardige ervaring, de eis gesteld, dat de betrokkene ervaring heeft opgedaan in een functie die normaal gesproken overeenkomt met een opleidingsniveau dat het einddiploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs benadert, en heeft zij bepaald, dat de duur van die beroepservaring veel langer moest zijn dan het aantal jaren onderwijs dat zij geacht werd te vervangen . Op basis van die criteria heeft de jury een schema opgesteld waarin, naar gelang van het onderwijsniveau en het soort ervaring van de sollicitant, de duur van die ter vervanging van een diploma voortgezet onderwijs noodzakelijke ervaring wordt bepaald .

18 Gezien de algemene bewoordingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, lijken de aldus door de jury gehanteerde criteria willekeurig noch onredelijk . Derhalve kan niet worden aangenomen, dat de jury in strijd met de bewoordingen van die aankondiging heeft gehandeld of bijkomende voorwaarden heeft gesteld die, gezien de betrokken functies, verder gingen dan de in die aankondiging vermelde toelatingsvoorwaarden .

19 Ten slotte komt het betoog van verzoekers met betrekking tot het derde middel, schending van de beginselen van gelijkheid en van non-discriminatie tussen ambtenaren, erop neer, dat de jury volgens verzoekers ten onrechte rekening heeft gehouden met de verschillen in de beroepservaring van de sollicitanten . Dienaangaande behoeft slechts te worden opgemerkt, dat de inaanmerkingneming van die verschillen uitdrukkelijk is voorgeschreven door de aankondiging van vergelijkend onderzoek en door het Statuut . Voorts dient erop te worden gewezen, dat de jury door vooraf algemene beoordelingscriteria te stellen en deze op alle sollicitanten toe te passen, het risico van schending van de door verzoekers aangevoerde beginselen van gelijkheid en non-discriminatie tussen ambtenaren juist heeft uitgesloten .

20 Uit het voorgaande volgt, dat de jury noch de aankondiging van vergelijkend onderzoek, noch artikel 5 van het Statuut, noch artikel 5, eerste alinea, van bijlage III bij het Statuut, noch de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie tussen ambtenaren heeft geschonden . Mitsdien moeten de dienaangaande opgeworpen middelen worden afgewezen .

Het middel dat sommige verzoekers eerder tot soortgelijke vergelijkende onderzoeken zijn toegelaten

21 Met hun vierde middel stellen verzoekers, dat de jury rekening had moeten houden met de besluiten van de jury' s van eerdere vergelijkende onderzoeken, waarbij was vastgesteld, dat de beroepservaring van sommige verzoekers gelijkwaardig was aan een diploma voortgezet onderwijs, en waarbij die verzoekers tot het vergelijkend onderzoek waren toegelaten .

22 Gelijk het Hof in zijn arresten van 5 april 1979 ( zaak 112/78, Kobor, Jurispr . 1979, blz . 1573 ) en 21 maart 1985 ( zaak 108/84, De Santis, Jurispr . 1985, blz . 947 ) heeft geoordeeld, staat het de jury vrij om, ingeval de beoordeling van de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek gestelde voorwaarden onvermijdelijk tot op zekere hoogte subjectief is, van de beoordeling van eerdere jury' s af te wijken, met dien verstande dat zij in dat geval haar besluit bijzonder dient te motiveren .

23 Vaststaat evenwel ook, dat de verplichting tot motivering van elk besluit waarbij een sollicitant minder gunstig wordt beoordeeld dan bij een eerder vergelijkend onderzoek, slechts geldt voor zover de belanghebbende de aandacht van de jury op dit punt heeft gevestigd .

24 De jury kan immers niet verplicht worden geacht, zelf te onderzoeken of de sollicitanten tot een eerder vergelijkend onderzoek zijn toegelaten . Het staat aan de sollicitanten de jury alle inlichtingen te verschaffen die zij nuttig achten voor het onderzoek van hun sollicitatie, ook als hun niet uitdrukkelijk daarom is gevraagd .

25 In elk geval hadden verzoekers bij de kennisgeving van het afwijzingsbesluit die omstandigheid, evenals om het even welk ander gegeven dat een wijziging van het besluit kon rechtvaardigen, kunnen vermelden .

26 Blijkens het dossier heeft, met uitzondering van Muller en Mallaby, geen van de verzoekers de jury laten weten, dat hij was toegelaten tot één of meer eerdere vergelijkende onderzoeken B .

27 Muller heeft de jury evenwel bij nota van 16 mei 1987 uitdrukkelijk meegedeeld, dat zij eerder tot de vergelijkende onderzoeken CJ 34/80 en 133/81 was toegelaten . Vaststaat, dat de jury haar geen individuele toelichting heeft gegeven omtrent de redenen waarom haar beroepservaring in het kader van het in geding zijnde vergelijkend onderzoek minder gunstig was beoordeeld dan bij de eerdere vergelijkende onderzoeken . Daaruit volgt, dat het afwijzingsbesluit, wat haar betreft, moet worden nietig verklaard .

28 Mallaby heeft de jury weliswaar meegedeeld dat hij, gezien zijn ervaring, kon worden toegelaten tot een extern vergeljkend onderzoek B bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen, maar heeft haar geen informatie gegeven aan de hand waarvan zij die stelling had kunnen verifiëren en eventueel had kunnen aangeven, waarom zijn beroepservaring in het kader van het onderhavige vergelijkend onderzoek minder gunstig was beoordeeld . Bovendien heeft Mallaby geen nauwkeurige informatie verstrekt, toen het Hof verzoekers vroeg, mee te delen tot welke vergelijkende onderzoeken zij waren toegelaten .

29 Bijgevolg slaagt het vierde middel met betrekking tot Muller en moet het met betrekking tot de overige verzoekers worden afgewezen .

30 Uit het voorgaande volgt, dat het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 80/86 houdende weigering om verzoekers toe te laten tot het examen, moet worden nietig verklaard met betrekking tot Muller . Het beroep moet voor het overige worden verworpen .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

31 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Volgens artikel 70 van dat Reglement blijven echter de kosten door de instellingen ter zake van beroepen van personeelsleden der Gemeenschappen gemaakt, te haren laste .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste kamer ),

rechtdoende :

1 ) Verklaart nietig het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek CJ 80/86 houdende weigering om A . Muller tot het examen toe te laten .

2 ) Verwerpt het beroep voor het overige .

3 ) Verstaat dat verzoekers, behalve A . Muller, hun eigen kosten zullen dragen .

4 ) Verstaat dat het Hof van Justitie behalve zijn eigen kosten de kosten van A . Muller zal dragen .