61987J0083

ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 4 MEI 1988. - MARIO VIVA TEGEN NATIONAAL PENSIOENFONDS VOOR MIJNWERKERS (FNROM). - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET ARBEIDSHOF TE BERGEN. - SOCIALE ZEKERHEID - HERZIENING VAN DOOR EEN VERZEKERDE VOOR DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR. 1408/71 VERKREGEN RECHTEN. - ZAAK 83/87.

Jurisprudentie 1988 bladzijde 02521


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - GEMEENSCHAPSREGELING - TOEPASSING RATIONE TEMPORIS - UITKERINGEN TOEGEKEND VOOR DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 1408/71 - HERBEREKENING NOODZAKELIJK GEWORDEN DOOR WIJZIGING IN PERSOONLIJKE SITUATIE VAN VERZEKERDE - TOEPASSING VAN VERORDENING NR . 1408/71

( VERORDENING NR . 1408/71 VAN DE RAAD, ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 2001/83, ARTIKELEN 94, LID 5, EN 100 )

Samenvatting


HET UIT ARTIKEL 94, LID 5, VAN VERORDENING NR . 1408/71 VOORTVLOEIENDE BEGINSEL, DAT HET BEVOEGDE ORGAAN VAN EEN LID-STAAT ZONDER EEN VERZOEK VAN DE VERZEKERDE DIENS RECHTEN, VERKREGEN VOOR DE INWERKINGTREDING VAN BEDOELDE VERORDENING, NIET AMBTSHALVE KAN HERBEREKENEN, GELDT INGEVOLGE ARTIKEL 100 VAN DIE VERORDENING NIET VOOR SITUATIES DIE AMBTSHALVE EEN NIEUWE TOEKENNING VAN DE RECHTEN OP UITKERING MET ZICH BRENGEN .

MITSDIEN DIENT DE HERBEREKENING VAN EEN VOOR DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 1408/71 VASTGESTELDE INVALIDITEITSUITKERING, NOODZAKELIJK GEWORDEN DOOR WIJZIGINGEN IN DE PERSOONLIJKE SITUATIE VAN DE VERZEKERDE NA DIE INWERKINGTREDING, TE GESCHIEDEN OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 1408/71 .

Partijen


IN ZAAK 83/87,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET ARBEIDSHOF TE BERGEN ( BELGIE ), IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

MARIO VIVA

EN

NATIONAAL PENSIOENFONDS VOOR MIJNWERKERS ( NPM ),

OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 94, LID 5, EN 100 VAN VERORDENING NR . 1408/71 VAN DE RAAD VAN 14 JUNI 1971 BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE-ZEKERHEIDSREGELINGEN OP WERKNEMERS EN ZELFSTANDIGEN, ALSMEDE OP HUN GEZINSLEDEN, DIE ZICH BINNEN DE GEMEENSCHAP VERPLAATSEN ( PB 1983, L 230, BLZ . 8 ),

WIJST

HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),

SAMENGESTELD ALS VOLGT : J . C . MOITINHO DE ALMEIDA, KAMERPRESIDENT, U . EVERLING EN Y . GALMOT, RECHTERS,

ADVOCAAT-GENERAAL : M . DARMON

GRIFFIER : J . A . POMPE, ADJUNCT-GRIFFIER

GELET OP DE OPMERKINGEN INGEDIEND DOOR :

- M . VIVA, VERTEGENWOORDIGD DOOR D . ROSSINI, VAKBONDSAFGEVAARDIGDE,

- HET NATIONAAL PENSIOENFONDS VOOR MIJNWERKERS, TER TERECHTZITTING VERTEGENWOORDIGD DOOR E . STEIN, ADVOCAAT,

- DE ITALIAANSE REGERING, VOOR DE SCHRIFTELIJKE BEHANDELING VERTEGENWOORDIGD DOOR P . G . FERRI, AVVOCATO DELLO STATO, ALS GEMACHTIGDE,

- DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR D . GOULOUSSIS, ALS GEMACHTIGDE,

GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING EN TEN VERVOLGE OP DE MONDELINGE BEHANDELING OP 20 JANUARI 1988,

GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 9 MAART 1988,

HET NAVOLGENDE

ARREST

Overwegingen van het arrest


1 BIJ ARREST VAN 18 MAART 1987, INGEKOMEN TEN HOVE OP 20 MAART DAARAANVOLGEND, HEEFT HET ARBEIDSHOF TE BERGEN KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN PREJUDICIELE VRAAG GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 94, LID 5, EN 100 VAN VERORDENING NR . 1408/71 VAN DE RAAD VAN 14 JUNI 1971 BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE-ZEKERHEIDSREGELINGEN OP WERKNEMERS EN ZELFSTANDIGEN, ALSMEDE OP HUN GEZINSLEDEN, DIE ZICH BINNEN DE GEMEENSCHAP VERPLAATSEN, ZOALS GEWIJZIGD ( PB 1983, L 230, BLZ . 8 ).

2 DEZE VRAAG IS GEREZEN IN HET KADER VAN EEN GEDING TUSSEN VIVA, MIGREREND WERKNEMER VAN ITALIAANSE NATIONALITEIT, EN HET NATIONAAL PENSIOENFONDS VOOR MIJNWERKERS ( HIERNA : NPM ). VIVA HEEFT IN BELGIE TIEN JAAR ALS ONDERGRONDS MIJNWERKER GEWERKT . SINDS 1 JUNI 1963 ONTVING HIJ EEN NAAR EVENREDIGHEID BEREKEND ITALIAANS INVALIDITEITSPENSIOEN OP GROND VAN DE VROEGERE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 VAN DE RAAD INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS ( PB 1958, BLZ . 561 EN 597 ), EN SINDS 1 AUGUSTUS 1963 EEN BELGISCH INVALIDITEITSPENSIOEN VOLGENS HET TARIEF "GEHUWDEN", DOCH VERMINDERD INGEVOLGE DE NATIONALE ANTI-CUMULATIEVOORSCHRIFTEN .

3 NA HET OVERLIJDEN VAN VIVA' S ECHTGENOTE OP 2 NOVEMBER 1983 HERZAG HET NPM AMBTSHALVE HET BELGISCHE PENSIOEN MET TOEPASSING VAN HET TARIEF "ALLEENSTAANDEN ". DEZE NIEUWE BEREKENING VOND PLAATS OP BASIS VAN DE OUDE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4, AANGEZIEN HET NPM VAN MENING WAS, DAT DEZE VERORDENINGEN NOG VAN TOEPASSING WAREN OMDAT VIVA GEEN VERZOEK IN DE ZIN VAN ARTIKEL 94, LID 5, VAN VERORDENING NR . 1408/71 HAD INGEDIEND OM TOEPASSING VAN DE BEPALINGEN VAN DEZE NIEUWE VERORDENING .

4 WEGENS DE TEGENGESTELDE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING MET BETREKKING TOT DE WERKING IN DE TIJD VAN DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 ENERZIJDS EN NRS . 1408/71 EN 574/72 ANDERZIJDS, HEEFT HET ARBEIDSHOF TE BERGEN DE BEHANDELING VAN DE ZAAK GESCHORST EN HET HOF DE VOLGENDE PREJUDICIELE VRAAG VOORGELEGD :

" WANNEER EEN ORGAAN VAN EEN LID-STAAT VOOR 1 OKTOBER 1972 UITSLUITEND OP DE GRONDSLAG VAN ZIJN NATIONALE WETTELIJKE REGELING EEN PENSIOENUITKERING VOOR EEN MIGREREND WERKNEMER HEEFT VASTGESTELD - EN DIE MIGREREND WERKNEMER NIET HEEFT VERZOCHT OM HERZIENING VAN ZIJN RECHTEN OP PENSIOEN TEN LASTE VAN DAT ORGAAN, IN DE ZIN VAN ARTIKEL 94, LID 5, VAN VERORDENING NR . 1408/71 -, MAAR OOK WANNEER DE INDIVIDUELE OF GEZINSSITUATIE VAN DE MIGREREND WERKNEMER NA 1 OKTOBER 1972 IS GEWIJZIGD DOORDAT HIJ WEDUWNAAR IS GEWORDEN, HETGEEN TOT HERZIENING AMBTSHALVE VAN ZIJN PENSIOENRECHTEN DOOR DAT ORGAAN LEIDT, MOET DAN VERORDENING NR . 1408/71 VAN DE RAAD, MET NAME DE ARTIKELEN 94, LID 5, EN 100, ALDUS WORDEN UITGELEGD, DAT ONDANKS HET FEIT DAT BIJ ARTIKEL 100 VAN VERORDENING NR . 1408/71 DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 ZIJN INGETROKKEN, OP GROND VAN GENOEMD ARTIKEL 94, LID 5, VERDERE TOEPASSING VAN DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 GERECHTVAARDIGD IS BIJ DE VASTSTELLING VAN DE RECHTEN VAN DE MIGREREND WERKNEMER OP PENSIOEN TEN LASTE VAN DAT ORGAAN NA 1 OKTOBER 1972?

ANDERS GEZEGD, MOET VERORDENING NR . 1408/71 ALDUS WORDEN UITGELEGD, DAT IN DE BESCHREVEN SITUATIE EEN 'HERBEREKENING' GERECHTVAARDIGD IS VAN HET INVALIDITEITSPENSIOEN DAT DAT ORGAAN UITKEERT OP DE ENKELE GRONDSLAG VAN ZIJN NATIONALE WETTELIJKE REGELING ( MET INBEGRIP VAN EEN EXTERN ANTI-CUMULATIEVOORSCHRIFT ), ZONDER DAT TER BEOORDELING WELKE SITUATIE HET VOORDELIGST IS VOOR DE MIGREREND WERKNEMER, DE IN ARTIKEL 46, LEDEN 1, 2 EN 3, VAN VERORDENING NR . 1408/71 BEDOELDE VERGELIJKENDE BEREKENING WORDT GEMAAKT VAN ENERZIJDS HET PENSIOENBEDRAG VOLGENS DE NATIONALE WETTELIJKE REGELING VAN HET ORGAAN ( MET INBEGRIP VAN HET NATIONALE ANTI-CUMULATIEVOORSCHRIFT ) EN ANDERZIJDS HET BEDRAG VAN DE UITKERING VOLGENS HET GEMEENSCHAPSRECHT?

NOG ANDERS GEZEGD, KAN DE UITLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT TOT GEVOLG HEBBEN, DAT ENERZIJDS EEN NIEUWE, NA 1 OKTOBER 1972 IN WERKING GETREDEN NATIONALE WET OP HET PENSIOEN VAN DE MIGREREND WERKNEMER WORDT TOEGEPAST BIJ DE HERZIENING AMBTSHALVE VAN DAT PENSIOEN DOOR DE UITKERENDE INSTELLING, IN AANMERKING GENOMEN DAT DIE NIEUWE NATIONALE WETTELIJKE REGELING EEN EXTERN ANTI-CUMULATIEVOORSCHRIFT BEVAT, DOCH DAT ANDERZIJDS DE OUDE GEMEENSCHAPSREGELING, DAT WIL ZEGGEN DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4, WORDEN TOEGEPAST, UITSLUITEND OP GROND VAN ARTIKEL 94, LID 5, VAN VERORDENING NR . 1408/71, EN DIT NIETTEGENSTAANDE : - ARTIKEL 100 VAN DEZE VERORDENING, - DE GEMEENRECHTELIJKE REGEL VAN ONMIDDELLIJKE WERKING EN - HET BEGINSEL DAT DE NIEUWE WET WORDT GEACHT PER DEFINITIE BETER TE ZIJN DAN DE OUDE?"

5 VOOR EEN NADERE UITEENZETTING VAN DE FEITEN, DE IN GEDING ZIJNDE GEMEENSCHAPSBEPALINGEN EN DE BIJ HET HOF INGEDIENDE OPMERKINGEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN VAN HET DOSSIER WORDEN HIERONDER SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DAT NOODZAKELIJK IS VOOR DE REDENERING VAN HET HOF .

6 DE GESTELDE VRAAG BETREFT KORT SAMENGEVAT HET PROBLEEM VAN DE WERKING IN DE TIJD VAN DE GEMEENSCHAPSVERORDENINGEN INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS . DE NATIONALE RECHTER VRAAGT, OF DE HERBEREKENING VAN EEN OP BASIS VAN DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 VASTGESTELD INVALIDITEITSPENSIOEN, NOODZAKELIJK GEWORDEN DOOR WIJZIGINGEN IN DE PERSOONLIJKE SITUATIE VAN DE SOCIAAL VERZEKERDE NA DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 1408/71, MOET GESCHIEDEN OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN DEZE VERORDENING DAN WEL MET TOEPASSING VAN DE OUDE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4, WANNEER DE SOCIAAL VERZEKERDE GEEN VERZOEK TOT HERZIENING VAN ZIJN PENSIOEN, IN DE ZIN VAN ARTIKEL 94, LID 5, VAN VERORDENING NR . 1408/71, HEEFT INGEDIEND .

7 VIVA, DE ITALIAANSE REGERING EN DE COMMISSIE BETOGEN, DAT IN HET HIER BESPROKEN GEVAL VERORDENING NR . 1408/71 VAN TOEPASSING IS, AANGEZIEN HET FEIT WAARDOOR DE SITUATIE IS GEWIJZIGD - HET OVERLIJDEN VAN DE ECHTGENOTE VAN VIVA - ZICH HEEFT VOORGEDAAN NA DE INWERKINGTREDING VAN GENOEMDE VERORDENING .

8 DAARTEGENOVER MERKT HET NPM OP, DAT INGEVOLGE ARTIKEL 94, LID 5, VAN VERORDENING NR . 1408/71 DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 BLIJVEN GELDEN VOOR DE WERKNEMER WIENS PENSIOEN VOOR 1 OKTOBER 1972 IS VASTGESTELD . DE TOEPASSELIJKHEID VAN VERORDENING NR . 1408/71 ZOU AFHANKELIJK ZIJN VAN HET VERZOEK VAN DE BETROKKENE .

9 VOOREERST MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 DOOR ARTIKEL 100 VAN VERORDENING NR . 1408/71 MET INGANG VAN 1 OKTOBER 1972 ZIJN INGETROKKEN . ZIJ KUNNEN DERHALVE GEEN RECHTSGRONDSLAG MEER OPLEVEREN VOOR EEN VASTSTELLING VAN PENSIOENRECHTEN NA DIE DATUM .

10 MET BETREKKING TOT ONDER DE OUDE REGELING VASTGESTELDE RECHTEN BEPAALT ARTIKEL 94, LID 5, VAN VERORDENING NR . 1408/71, DAT "DE RECHTEN VAN DE BETROKKENEN WIER PENSIOEN OF RENTE VOOR 1 OKTOBER 1972 OF VOOR DE DATUM VAN HAAR TOEPASSING OP HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN LID-STAAT WERD VASTGESTELD, OP HUN VERZOEK, MET INACHTNEMING VAN DEZE VERORDENING, KUNNEN WORDEN HERZIEN ." ZOALS HET HOF OVERWOOG IN ZIJN ARREST VAN 13 OKTOBER 1976 ( ZAAK 32/76, SAIEVA, JURISPR . 1976, BLZ . 1523 ), GAAN DE OVERGANGSBEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 1408/71, WAARTOE ARTIKEL 94, LID 5, BEHOORT, UIT VAN HET BEGINSEL DAT DE INGEVOLGE DE VROEGERE VERORDENING TOEGEKENDE UITKERINGEN DIE VOORDELIGER ZIJN DAN DE UIT DE NIEUWE VERORDENING VOORTVLOEIENDE UITKERINGEN, NIET ZULLEN WORDEN GEKORT . GENOEMDE BEPALING HEEFT DUS TEN DOEL, DE BETROKKENE HET RECHT TE GEVEN OM TE ZIJNEN VOORDELE HERZIENING TE VRAGEN VAN DE ONDER VIGEUR VAN DE VROEGERE VERORDENING VASTGESTELDE UITKERINGEN . HET BEVOEGDE ORGAAN VAN EEN LID-STAAT KAN ZICH DERHALVE NIET VOOR DE VERZEKERDE IN DE PLAATS STELLEN WANNEER HET GAAT OM HERZIENING VAN DE RECHTEN WELKE DEZE VOOR DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 1408/71 HEEFT VERKREGEN .

11 DIT BEGINSEL GELDT ECHTER NIET IN SITUATIES WAARIN DE UITKERINGSRECHTEN AMBTSHALVE OPNIEUW MOETEN WORDEN VASTGESTELD . INGEVOLGE ARTIKEL 100 VAN VERORDENING NR . 1408/71 ZIJN DAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 1408/71 VAN TOEPASSING . IN ZIJN ARREST VAN 2 FEBRUARI 1982 ( ZAAK 7/81, SINATRA, JURISPR . 1982, BLZ . 137 ) HEEFT HET HOF VERKLAARD VOOR RECHT, DAT EEN HERBEREKENING OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 46 VAN VERORDENING NR . 1408/71 VERPLICHT IS BIJ ELKE WIJZIGING IN DE DOOR EEN LID-STAAT BETAALDE UITKERINGEN, BEHALVE WANNEER DIE WIJZIGING BERUST OP EEN DER "AANPASSINGSGRONDEN" VAN ARTIKEL 51, LID 1, VAN VERORDENING NR . 1408/71; DEZE GRONDEN OMVATTEN ECHTER NIET DE VERANDERINGEN DIE IN DE INDIVIDUELE SITUATIE VAN DE SOCIAAL VERZEKERDE OPTREDEN . DIE HERBEREKENING DIENT DUS TE GESCHIEDEN OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 1408/71, ZELFS INDIEN DE BETROKKENE NIET OM TOEPASSING DAARVAN HEEFT GEVRAAGD .

12 MITSDIEN MOET OP DE VRAAG VAN HET ARBEIDSHOF TE BERGEN WORDEN GEANTWOORD, DAT DE HERBEREKENING VAN EEN VOOR DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 1408/71 VASTGESTELDE INVALIDITEITSUITKERING, NOODZAKELIJK GEWORDEN DOOR WIJZIGINGEN IN DE PERSOONLIJKE SITUATIE VAN DE VERZEKERDE NA DIE INWERKINGTREDING, DIENT TE GESCHIEDEN OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 1408/71 .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

13 DE KOSTEN DOOR DE ITALIAANSE REGERING EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT, KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN, ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET ARBEIDSHOF TE BERGEN BIJ ARREST VAN 18 MAART 1987 GESTELDE VRAAG, VERKLAART VOOR RECHT :

DE HERBEREKENING VAN EEN VOOR DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NR . 1408/71 VASTGESTELDE INVALIDITEITSUITKERING, NOODZAKELIJK GEWORDEN DOOR WIJZIGINGEN IN DE PERSOONLIJKE SITUATIE VAN DE VERZEKERDE NA DIE INWERKINGTREDING, DIENT TE GESCHIEDEN OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 1408/71 .