61987J0023

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 14 JULI 1988. - MAREILE ALDINGER, ECHTGENOTE TZIOVAS EN GABRIELLA VIRGILI, ECHTGENOTE SCHETTINI TEGEN EUROPEES PARLEMENT. - PERSONEELSLEDEN - WIJZIGING VAN STANDPLAATS. - GEVOEGDE ZAKEN 23 EN 24/87.

Jurisprudentie 1988 bladzijde 04395


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Ambtenaren - Beroep - Voorafgaande administratieve klacht - Identiteit van voorwerp en grond

2 . Ambtenaren - Organisatie van diensten - Tewerkstelling van personeel - Overplaatsing - Tijdelijke functionarissen - Redelijke termijn voor uitvoering

Samenvatting


1 . Ambtenaren kunnen in een beroep bij het Hof alleen maar conclusies indienen die hetzelfde voorwerp hebben als de conclusies van hun klacht, en alleen maar bezwaren doen gelden die op dezelfde grond berusten als de in die klacht geformuleerde bezwaren .

2 . De overplaatsing van een ambtenaar kan hem weliswaar moeilijkheden voor zijn gezin en economische lasten veroorzaken, doch vormt geen abnormale en onvoorzienbare gebeurtenis in zijn loopbaan, waar toch de standplaatsen waar hij kan worden tewerkgesteld over verscheidene staten zijn verspreid en het hiërarchisch gezag kan zijn genoopt te voldoen aan diensteisen die het besluit tot deze overgang onvermijdelijk maken .

Dat is des te meer het geval voor tijdelijke functionarissen wier arbeidsovereenkomst met een opzegtermijn kan worden beëindigd, en aan wie voor de uitvoering van het overplaatsingsbesluit een redelijke termijn is gegund .

Partijen


In de gevoegde zaken 23 en 24/87,

M . Aldinger, echtgenote Tziovas, tijdelijk functionaris van het Europees Parlement, wonende te Luxemburg, vertegenwoordigd door V . Elvinger, advocaat te Luxemburg, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg te diens kantore, 6, rue Heine,

en

G . Virgili, echtgenote Schettini, tijdelijk functionaris van het Europees Parlement, wonende te Mamer, vertegenwoordigd door L . Lorang, advocaat te Luxemburg, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg te haren kantore, 6, rue Heine,

verzoeksters,

tegen

Europees Parlement, vertegenwoordigd door F . Pasetti Bombardella, rechtskundig adviseur, en M . Peter, afdelingshoofd, als gemachtigden, bijgestaan door A . Bonn, advocaat te Luxemburg, domicilie gekozen hebbende aldaar te diens kantore, 22, Côte d' Eich,

verweerder,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van een reeks besluiten waarbij de fractie van de Europese Volkspartij in het Europees Parlement de bij de parlementaire commissies tewerkgestelde personeelsleden naar Brussel heeft overgeplaatst,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste kamer ),

samengesteld als volgt : G . Bosco, kamerpresident, R . Joliet en F . Schockweiler, rechters,

advocaat-generaal : Sir Gordon Slynn

griffier : B . Pastor, administrateur

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 2 juni 1988,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 22 juni 1988,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschriften, neergelegd ter griffie van het Hof op 28 januari 1987, hebben M . Aldinger en G . Virgili ieder beroep ingesteld tot nietigverklaring van een reeks besluiten waarbij de fractie van de Europese Volkspartij in het Europees Parlement ( hierna : de EVP-fractie ) de bij de parlementaire commissies tewerkgestelde personeelsleden naar Brussel heeft overgeplaatst .

2 Aldinger en Virgili zijn bij aanwervingsoverenkomsten van respectievelijk 8 mei en 1 april 1981 door het Europees Parlement aangeworven als tijdelijke functionarissen en tewerkgesteld bij de EVP-fractie te Luxemburg .

3 Op 10 juli 1985 besloot het bureau van de EVP-fractie, in vervolg op debatten die in 1984 hadden plaatsgevonden, om de adviseurs die de werkzaamheden van de parlementaire commissies begeleiden, met hun secretariaat naar Brussel over te plaatsen, zodra de nodige kantoorruimte beschikbaar was . De voorzitter van de EVP-fractie heeft dit besluit tweemaal - in de vergaderingen van 17 juni en 1 juli 1986 - bevestigd . Tijdens laatstbedoelde vergadering preciseerde de voorzitter van de EVP-fractie : "Ten einde ten volle rekening te houden met de sociale moeilijkheden voor de betrokkenen en met name met de problemen in verband met de school, zal de overplaatsing in juli 1987 plaatsvinden ."

4 Bij brief van 16 juli 1986 deelde S . Guccione, secretaris-generaal van de EVP-fractie, de betrokken functionarissen, waaronder verzoeksters, mee dat de overplaatsing naar Brussel in juli 1987 zou plaatsvinden, aan het einde van het schooljaar . Tevens verklaarde hij zich bereid om in voorkomend geval oplossingen voor de persoonlijke problemen van de betrokkenen te bespreken; bij de uitvoering van de overplaatsingsmaatregelen zou rekening worden gehouden met de suggesties van het personeelscomité .

5 Bij brieven van respectievelijk 7 en 17 september 1986 antwoordden Aldinger en Virgili op die mededeling . Aldinger verklaarde in haar brief "akte te nemen" van haar overplaatsing naar Brussel, voorzien voor juli 1987 . Zij verzocht het tot aanstelling bevoegd gezag evenwel om "meer in het bijzonder rekening te houden met mijn persoonlijke belangen" en, gelet op haar gezinssituatie, "mijn tewerkstelling in Luxemburg te verlengen, ten minste tot het einde van de arbeidsovereenkomst van mijn echtgenoot", voorzien voor begin 1989 .

6 Virgili diende met haar brief "een officiële klacht in de zin van de artikelen 90 en volgende van het Statuut" in tegen de mededeling van haar overplaatsing naar Brussel . Zij preciseerde daarbij dat de klacht niet "tegen de overplaatsing zelf" was gericht, doch veeleer ertoe strekte "voldoende uitstel" te verkrijgen "om een aantal gezinsproblemen te kunnen regelen ".

7 Op 29 oktober 1986 beantwooordde de voorzitter van de EVP-fractie, in zijn hoedanigheid van tot aanstelling bevoegd gezag, verzoeksters' brieven . Hij deelde hun mee, dat hij hun dossier opnieuw had onderzocht, en wees erop dat de betrokken overplaatsingsbesluiten "voortvloeien uit de organisatiebevoegdheid die het tot aanstelling bevoegde gezag op grond van het Ambtenarenstatuut ( en met name van artikel 7 ) heeft" en dat de overplaatsing naar Brussel "in overeenstemming is met de vereisten van rationalisatie en efficiëntie van de parlementaire werkzaamheden ". Ten slotte merkte hij op, dat de termijn vóór de overplaatsing op 1 juli 1987 was gekozen, ten einde "ten volle rekening te houden met de persoonlijke en gezinsproblemen" van de betrokken functionarissen .

8 Na dat antwoord hebben Aldinger en Virgili de onderhavige beroepen ingesteld .

9 Bij beschikking van 13 mei 1987 heeft het Hof, Eerste kamer, besloten beide zaken voor de behandeling en het arrest te voegen . Bij beschikking van 6 juli 1987 is een door het Europees Parlement opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid met de hoofdzaken gevoegd .

10 Bij op 4 juni 1987 neergelegde verzoekschriften hebben verzoeksters ieder een verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden besluiten ingediend . Bij beschikkingen van de president van de Eerste kamer van 22 juni 1987 ( zaak 23/87 R, Jurispr . 1987, blz . 2481, en 24/87 R, Jurispr . 1987, blz . 2847 ), zijn de besluiten vervat in de brief van 16 juli 1986 van de secretaris-generaal van de EVP-fractie en in die van 29 oktober 1986 van de voorzitter van de EVP-fractie, inhoudend dat verzoeksters per 1 juli 1987 naar Brussel werden overgeplaatst, opgeschort en werd de beslissing omtrent de kosten aangehouden .

11 Voor een uitvoeriger uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

Ontvankelijkheid

12 Het Europees Parlement werpt een exceptie van niet-ontvankelijkheid op met het betoog, dat de brieven van Aldinger en Virgili van respectievelijk 7 en 17 september 1986 blijkens hun bewoordingen geen administratieve klachten zijn in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut, doch verzoeken in de zin van lid 1 van hetzelfde artikel . Aangezien verzoeksters zich na het afwijzende antwoord van de voorzitter van de EVP-fractie van 29 oktober 1986 rechtstreeks tot het Hof hebben gewend, zijn hun beroepen niet-ontvankelijk bij gebreke van een voorafgaande administratieve klacht .

13 Deze exceptie moet worden verworpen . Immers, bedoelde brieven zijn wel degelijk administratieve klachten, daar zij duidelijk de intentie van verzoeksters aangeven om het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag, waarin de overplaatsing naar Brussel voor de maand juli 1987 was vastgesteld, aan te vechten . Dit wordt overigens bevestigd door het feit, dat de voorzitter van de EVP-fractie in zijn antwoord van 29 oktober 1986 de brieven uitdrukkelijk als "klachten tegen een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag" heeft bestempeld .

14 Evenwel zij opgemerkt, dat verzoeksters zich in hun klachten enkel hebben gekant tegen de - huns inziens te korte - termijn die voor de uitvoering van de overplaatsing was bepaald, en daarbij preciseerden dat zij aan het overplaatsingsbesluit zelf niet wensten te tornen . In hun beroepen daarentegen hebben zij verscheidene middelen aangevoerd, die de onwettigheid van de overplaatsing naar Brussel zelf betreffen .

15 Onder die omstandigheden behoeft niet te worden onderzocht, of deze middelen gegrond zijn, daar zij niet in de klacht zijn geformuleerd, doch voor het eerst tijdens de schriftelijke behandeling voor het Hof zijn aangevoerd . Volgens vaste rechtspraak immers, laatstelijk bevestigd in het arrest van 201 mei 1987 ( zaak 242/85, Geist, Jurispr . 1987, blz . 2181 ), "kunnen ambtenaren in een beroep bij het Hof, alleen maar conclusies indienen die hetzelfde voorwerp hebben als de conclusies van ( hun ) klacht, en alleen maar bezwaren doen gelden die op dezelfde grond berusten als de in die klacht geformuleerde bezwaren ". Daaruit volgt, dat de middelen betreffende de onwettigheid van het overplaatsingsbesluit naar Brussel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu zij niet in de voorafgaande administratieve klacht zijn geformuleerd . Bijgevolg moet alleen het middel worden onderzocht, waarin erover wordt geklaagd dat de door het Parlement bepaalde termijn voor de uitvoering van de overplaatsing te kort was .

De termijn voor de uitvoering van de overplaatsing

16 Verzoeksters zijn van mening, dat de termijn van één jaar die voor de uitvoering van het besluit houdende overplaatsing naar Brussel was bepaald, niet redelijk is, met name gelet op hun gezinsomstandigheden .

17 Dit middel faalt . Gelijk het Hof reeds heeft geoordeeld in het arrest van 14 juli 1977 ( zaak 61/76, Geist, Jurispr . 1977, blz . 1419 ), "( kan ) de overplaatsing van een ambtenaar van de Gemeenschap hem weliswaar moeilijkheden voor zijn gezin en economische lasten ... veroorzaken, doch ( vormt overplaatsing ) geen abnormale en onvoorzienbare gebeurtenis in zijn loopbaan ..., waar toch de standplaatsen waar hij kan worden tewerkgesteld over verscheidene staten zijn verspreid en het hiërarchisch gezag kan zijn genoopt te voldoen aan diensteisen die het besluit tot deze overgang onvermijdelijk maken ".

18 Dit geldt te meer voor tijdelijke functionarissen wier arbeidsovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden kan worden ontbonden .

19 Bijgevolg moet worden geconcludeerd, dat de voor de uitvoering van de betrokken overplaatsing bepaalde termijn van één jaar, gelet op de persoonlijke verlangens van de door die maatregel getroffen functionarissen, redelijk is . Mitsdien moeten de beroepen worden verworpen .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

20 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Volgens artikel 70 van dat Reglement blijven echter de kosten door de instellingen ter zake van beroepen van personeelsleden der Gemeenschappen gemaakt, te haren laste .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste kamer ),

rechtdoende :

1 ) Verwerpt de beroepen .

2 ) Verstaat dat elk der partijen de eigen kosten zal dragen, daaronder begrepen die welke op het kort geding zijn gevallen .