61986J0302

ARREST VAN HET HOF VAN 20 SEPTEMBER 1988. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK DENEMARKEN. - VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - VERPAKKING VAN BIER EN FRISDRANKEN. - ZAAK 302/86.

Jurisprudentie 1988 bladzijde 04607
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00579
Finse bijz. uitgave bladzijde 00761


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Verhandeling van produkten - Dispariteiten in nationale wettelijke regelingen - Belemmeringen van intracommunautair handelsverkeer - Toelaatbaarheid - Voorwaarden - Noodzaak uit hoofde van dwingende vereisten van gemeenschapsrecht - Milieubescherming

( EEG-Verdrag, artikel 30 )

2 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Verplicht retoursysteem voor verpakkingen van bier en frisdranken - Rechtvaardiging - Milieubescherming - Toelaatbaarheid - Verplichting enkel goedgekeurde verpakkingen te gebruiken - Onevenredig karakter - Ontoelaatbaarheid

( EEG-Verdrag, artikel 30 )

Samenvatting


1 . Wanneer een gemeenschappelijke regeling inzake de verhandeling van de betrokken produkten ontbreekt, moeten belemmeringen van het intracommunautaire verkeer als gevolg van dispariteiten van de nationale wettelijke regelingen worden aanvaard, voor zover een dergelijke regeling, die zonder onderscheid van toepassing is op nationale en ingevoerde produkten, haar rechtvaardiging vindt in dwingende vereisten van het gemeenschapsrecht en evenredig is aan het beoogde doel, dat wil zeggen dat zij de maatregel is die het vrije handelsverkeer het minst belemmert . De bescherming van het milieu is als wezenlijke doelstelling van de Gemeenschap een van die vereisten .

2 . De verplichting om een statiegeld - en retoursysteem voor lege verpakkingen op te zetten, die de producenten en de importeurs in een nationale wettelijke regeling wordt opgelegd in het kader van een systeem waarin de verhandeling van bier en frisdranken slechts is toegestaan in verpakkingen die opnieuw kunnen worden gebruikt, moet noodzakelijk worden geacht ter verwezenlijking van de doelstellingen van die regeling op het gebied van de milieubescherming, zodat de beperkingen die die regeling stelt aan het vrije verkeer van goederen, niet onevenredig zijn .

Daarentegen moet de verplichting van buitenlandse producenten hetzij om uitsluitend verpakkingen te gebruiken waaraan door de nationale autoriteiten goedkeuring is verleend, welke goedkeuring ook kan worden geweigerd wanneer de producent zich bereid verklaart teruggenomen verpakkingen opnieuw te gebruiken, hetzij om jaarlijks niet meer dan een bepaalde hoeveelheid dranken in niet-goedgekeurde verpakkingen in de handel te brengen, worden geacht onevenredig met het nagestreefde doel en derhalve ontoelaatbaar te zijn, aangezien ook het retoursysteem voor niet-goedgekeurde verpakkingen, hoewel het, anders dan dat voor goedgekeurde verpakkingen, niet de grootst mogelijke mate van hergebruik waarborgt, het milieu kan beschermen, vooral omdat in verhouding tot het totale nationale drankverbruik slechts een beperkte hoeveelheid dranken zal worden ingevoerd, doordat het vereiste dat de verpakkingen moeten worden teruggenomen, de invoer beperkt .

Partijen


In zaak 302/86,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur R . Wainwright en J . Christoffersen, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, bâtiment Jean Monnet, Kirchberg,

verzoekster,

ondersteund door

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, vertegenwoordigd door S . J . Hay, Treasury Solicitor, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Britse ambassade, 14 boulevard Roosevelt,

interveniënt,

tegen

Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door J . Molde, juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Deense ambassade, 11 b boulevard Joseph-II,

verweerder,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat het Koninkrijk Denemarken, door het bij besluit nr . 397 van 2 juli 1981 ingestelde verplichte retoursysteem voor verpakkingen van bier en frisdranken in te voeren en toe te passen, de krachtens artikel 30 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt : Mackenzie Stuart, president, G . Bosco, O . Due, J . C . Moitinho de Almeida en G . C . Rodríguez Iglesias, kamerpresidenten, U . Everling, K . Bahlmann, Y . Galmot, C . N . Kakouris, R . Joliet en F . A . Schockweiler, rechters,

advocaat-generaal : Sir Gordon Slynn

griffier : B . Pastor, administrateur

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 15 maart 1988,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 mei 1988,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 1 december 1986, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag het Hof verzocht vast te stellen dat het Koninkrijk Denemarken, door het bij besluit nr . 397 van 2 juli 1981 ingestelde verplichte retoursysteem voor verpakkingen van bier en frisdranken in te voeren en toe te passen, de krachtens artikel 30 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen .

2 Het voornaamste kenmerk van dat systeem, dat volgens de Commissie onverenigbaar is met het gemeenschapsrecht, is de verplichting voor de producenten om bier en frisdranken uitsluitend op de markt te brengen in verpakkingen die opnieuw kunnen worden gebruikt . Deze verpakkingen moeten worden goedgekeurd door het nationaal bureau voor milieubescherming ( hierna : het bureau ), dat goedkeuring voor een nieuw type verpakking kan weigeren, met name wanneer het meent dat de verpakking technisch niet geschikt is voor een retoursysteem, wanneer het beoogde retoursysteem het feitelijk hergebruik van een voldoende hoeveelheid verpakkingen niet waarborgt, of wanneer reeds goedkeuring is verleend voor een gemakkelijk verkrijgbare en voor hetzelfde gebruik geschikte verpakking met dezelfde inhoud .

3 Bij besluit nr . 95 van 16 maart 1984 werd genoemde regeling aldus gewijzigd, dat het gebruik van niet-goedgekeurde verpakkingen, met uitzondering van alle metalen verpakkingen, is toegestaan voor een maximumhoeveelheid van 3 000 hl per producent per jaar of bij verkoopacties van buitenlandse producenten ten einde de markt te testen, een en ander op voorwaarde dat een statiegeld - en retoursysteem wordt ingericht .

4 Bij beschikking van 8 mei 1987 is de regering van het Verenigd Koninkrijk toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie .

5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven, voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

6 Met het oog op de beslechting van het geschil moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat, overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof ( arresten van 20 februar 1979, zaak 120/78, Rewe, Jurispr . 1979, blz . 649, en 10 november 1982, zaak 261/81, Rau, Jurispr . 1982, blz . 3961 ), wanneer een gemeenschappelijke regeling inzake de verhandeling van de betrokken produkten ontbreekt, belemmeringen van het intracommunautaire verkeer als gevolg van dispariteiten van de nationale wettelijke regelingen moeten worden aanvaard, voor zover een dergelijke regeling, die zonder onderscheid van toepassing is op nationale en ingevoerde produkten, haar rechtvaardiging vindt in dwingende eisen van het gemeenschapsrecht . De regeling moet echter ook evenredig zijn aan het beoogde doel . Heeft een Lid-Staat de keuze tussen verschillende middelen waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt, dan moet hij het middel kiezen dat het vrije handelsverkeer het minst belemmert .

7 De Deense regering betoogt, dat het in Denemarken geldende verplichte retoursysteem voor verpakkingen van bier en frisdranken gerechtvaardigd is om dwingende redenen verband houdend met de bescherming van het milieu .

8 In het arrest van 7 februari 1985 ( zaak 240/83, ADBHU, Jurispr . 1985, blz . 531 ) is de bescherming van het milieu door het Hof reeds aangemerkt als "een van de wezenlijke doelstellingen van de Gemeenschap", die als zodanig bepaalde beperkingen op het beginsel van het vrije verkeer van goederen kan rechtvaardigen . Deze beoordeling is overigens bevestigd door de Europese Akte .

9 De bescherming van het milieu vormt dus een dwingend vereiste dat de toepassing van artikel 30 EEG-Verdrag kan beperken .

10 De Commissie betoogt, dat de Deense regeling inbreuk maakt op het evenredigheidsbeginsel, omdat het doel van milieubescherming kan worden bereikt met middelen die het intracommunautaire handelsverkeer minder beperken .

11 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat het Hof in zijn arrest van 7 februari 1985 ( reeds aangehaald ) heeft gepreciseerd, dat maatregelen van milieubescherming niet "meer beperkingen mogen meebrengen dan strikt noodzakelijk zijn ter bereiking van de nagestreefde doelstelling van algemeen belang, te weten de bescherming van het milieu ".

12 Derhalve moet worden nagegaan, of alle beperkingen die de bestreden regeling oplegt aan het vrije verkeer van goederen, noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van de doelstellingen van die regeling .

13 Wat in de eerste plaats de verplichting betreft om een statiegeld - en retoursysteem op te zetten, moet worden vastgesteld dat deze verplichting een onmisbaar element is in een systeem dat het hergebruik van verpakkingen beoogt te verzekeren, en dat zij derhalve noodzakelijk lijkt ter verwezenlijking van de doelstellingen van de bestreden regeling . In verband daarmee kunnen de beperkingen die die regeling stelt aan het vrije verkeer van goederen, niet worden geacht onevenredig te zijn .

14 Vervolgens moet worden ingegaan op de verplichting van de producenten en de importeurs om uitsluitend verpakkingen te gebruiken die door het nationaal bureau voor milieubescherming zijn goedgekeurd .

15 Tijdens de procedure voor het Hof heeft de Deense regering betoogd, dat het huidige statiegeld - en retoursysteem niet goed zou kunnen werken wanneer het aantal goedgekeurde verpakkingen meer dan dertig bedroeg, omdat de bij het systeem betrokken detailhandelaren niet bereid zouden zijn te veel soorten flessen te accepteren, wegens de hogere sorteerkosten en de grotere opslagruimte die dat zou vereisen . Daarom zou het bureau tot nu toe enkel nieuwe goedkeuringen hebben verleend indien dat gepaard ging met intrekking van een bestaande goedkeuring .

16 Al kan aan deze argumenten een zekere overtuigingskracht niet worden ontzegd, toch moet worden vastgesteld dat de Deense autoriteiten in het kader van het thans in Denemarken geldende systeem een buitenlandse producent de goedkeuring ook kunnen weigeren wanneer hij zich bereid verklaart teruggenomen verpakkingen opnieuw te gebruiken .

17 Wanneer een buitenlandse producent in dat geval toch in Denemarken wil verkopen, zou hij verplicht zijn verpakkingen van een reeds goedgekeurd type te vervaardigen of te kopen, hetgeen voor hem aanzienlijke extrakosten zou meebrengen en de invoer van zijn produkten in Denemarken dus ernstig zou bemoeilijken .

18 Om deze belemmering weg te nemen, heeft de Deense regering de regeling bij voornoemd besluit nr . 95 van 16 maart 1984 aldus gewijzigd, dat een producent tot 3 000 hl bier en frisdranken per jaar in niet-goedgekeurde verpakkingen in de handel mag brengen, mits hij een statiegeld - en retoursysteem inricht .

19 De bepaling van besluit nr . 95, waarbij de hoeveelheid bier en frisdranken die een producent per jaar in niet-goedgekeurde verpakkingen op de markt mag brengen, tot 3 000 hl wordt beperkt, wordt door de Commissie aangevochten op grond dat zij niet noodzakelijk is ter bereiking van het doel van het systeem .

20 Het is stellig juist, dat het retoursysteem voor goedgekeurde verpakkingen de grootst mogelijke mate van hergebruik en dus een zeer merkbare bescherming van het milieu waarborgt, doordat de lege verpakkingen bij onverschillig welke detailhandelaar kunnen worden ingeleverd, terwijl niet-goedgekeurde verpakkingen, wegens de onmogelijkheid om ook daarvoor een even volledige organisatie op te bouwen, enkel kunnen worden ingeleverd bij de detailhandelaar die de dranken heeft verkocht .

21 Niettemin is ook het retoursysteem voor niet-goedgekeurde verpakkingen een geschikt middel tot milieubescherming, waarbij moet worden opgemerkt dat het, voor zover het de invoer betreft, slechts geldt voor een - in verhouding tot het totale drankverbruik in Denemarken - kleine hoeveelheid dranken, doordat het vereiste dat de verpakkingen moeten worden teruggenomen, de invoer afremt . Onder deze omstandigheden is een beperking van de hoeveelheid produkten die door de importeurs in de handel kunnen worden gebracht, onevenredig met het nagestreefde doel .

22 Mitsdien moet worden vastgesteld dat het Koninkrijk Denemarken, door voor zover het de invoer van bier en frisdranken uit andere Lid-Staten betreft, bij besluit nr . 95 van 16 maart 1984 de hoeveelheid van die produkten die in niet-goedgekeurde verpakkingen in de handel mag worden gebracht, te beperken tot 3 000 hl per producent per jaar, de krachtens artikel 30 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen .

23 Het beroep dient te worden verworpen voor het overige .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

24 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Volgens paragraaf 3, eerste alinea, van dat artikel evenwel kan het Hof de proceskosten geheel of gedeeltelijk compenseren indien partijen onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk zijn gesteld . Aangezien het beroep slechts ten dele gegrond is verklaard, moeten de kosten worden gecompenseerd . Het Verenigd Koninkrijk moet worden veroordeeld in de op zijn interventie gevallen kosten .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende, verstaat :

1 ) Door voor zover het de invoer van bier en frisdranken uit andere Lid-Staten betreft, bij besluit nr . 95 van 16 maart 1984 de hoeveelheid van die produkten die in niet-goedgekeurde verpakkingen in de handel mag worden gebracht, te beperken tot 3 000 hl per producent per jaar, is het Koninkrijk Denemarken de krachtens artikel 30 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet nagekomen .

2 ) Het beroep wordt verworpen voor het overige .

3 ) De kosten worden gecompenseerd . De interveniërende partij zal haar eigen kosten dragen .