PROCEDURE - INDIENING VAN VORDERING BIJ HOF OP GROND VAN ARBITRAGEBEDING - BEVOEGDHEID VAN HOF OM KENNIS TE NEMEN VAN VORDERING IN RECONVENTIE - GRONDSLAG - VOORWAARDEN
( EGKS-VERDRAG , ARTIKEL 42 ; EEG-VERDRAG , ARTIKEL 181 ; EGA-VERDRAG , ARTIKEL 153 )
INDIEN KRACHTENS EEN ARBITRAGEBEDING HET HOF HET GESCHIL MOET BESLECHTEN AAN DE HAND VAN HET NATIONALE RECHT DAT DE OVEREENKOMST BEHEERST , WORDT HET VRAAGSTUK VAN ZIJN BEVOEGDHEID OM KENNIS TE NEMEN VAN EEN VORDERING IN RECONVENTIE EN VAN DE ONTVANKELIJKHEID VAN DIE VORDERING UITSLUITEND MET INACHTNEMING VAN DE ARTIKELEN 42 EGKS-VERDRAG , 181 EEG-VERDRAG EN 153 EGA-VERDRAG EN VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING BEOORDEELD .
WANNEER DE BEVOEGDHEID VAN HET HOF OP EEN ARBITRAGEBEDING BERUST , VORMT ZIJ EEN AFWIJKING VAN HET GEMENE RECHT EN MOET ZIJ DERHALVE BEPERKEND WORDEN UITGELEGD . HET HOF MAG ENKEL KENNIS NEMEN VAN VORDERINGEN UIT EEN DOOR DE GEMEENSCHAP GESLOTEN OVEREENKOMST WAARIN EEN ARIBTRAGEBEDING VOORKOMT , OF VAN VORDERINGEN DIE RECHTSTREEKS VERBAND HOUDEN MET DE VERBINTENISSEN UIT DEZE OVEREENKOMST .