61985J0233

ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 12 FEBRUARI 1987. - ANNA BONINO TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAAR - GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN. - ZAAK 233/85.

Jurisprudentie 1987 bladzijde 00739


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . AMBTENAREN - TEWERKSTELLING - MOTIVERING - GEEN VERPLICHTING

2 . AMBTENAREN - TEWERKSTELLING - DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID VAN ADMINISTRATIE - RECHTERLIJKE TOETSING - GRENZEN

( AMBTENARENSTATUUT, ARTIKEL*7 )

3 . AMBTENAREN - BESLUIT DAT AMBTELIJKE POSITIE EN LOOPBAAN VAN AMBTENAAR RAAKT - INAANMERKINGNEMING VAN GEGEVENS DIE NIET IN PERSOONSDOSSIER ZIJN OPGENOMEN - ONWETTIGHEID

( AMBTENARENSTATUUT, ARTIKELEN*26 EN*43 )

Samenvatting


1 . HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG IS NIET VERPLICHT OM EEN BESLUIT WAARBIJ EEN AMBTENAAR IN EEN ANDER AMBT WORDT TEWERKGESTELD, TE MOTIVEREN JEGENS DE BENOEMDE AMBTENAAR, VOOR WIE DIT BESLUIT NIET NADELIG KAN ZIJN, NOCH OOK JEGENS DE AFGEWEZEN KANDIDATEN, VOOR WIE DE INHOUD VAN EEN DERGELIJKE MOTIVERING MOGELIJK WEL NADELIG KAN ZIJN .

2 . WANNEER HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG NA EEN KENNISGEVING VAN VACATURE EEN AMBTENAAR IN EEN VACANT AMBT TEWERK STELT, MAG HET ZICH INGEVOLGE ARTIKEL*7 VAN HET STATUUT UITSLUITEND LATEN LEIDEN DOOR HET BELANG VAN DE DIENST . IN HET KADER VAN EEN DERGELIJK BESLUIT BESCHIKT DE ADMINISTRATIE OVER EEN RUIME DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID BIJ DE BEOORDELING VAN HET DIENSTBELANG EN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE KANDIDATEN VOOR HET BETROKKEN AMBT . DE TOETSING VAN HET HOF DIENT ZICH IN DIT GEVAL TE BEPERKEN TOT DE VRAAG OF DE ADMINISTRATIE, GELET OP DE OVERWEGINGEN OP GROND WAARVAN ZIJ MOGELIJK TOT HAAR BESLISSING IS GEKOMEN, BINNEN REDELIJKE GRENZEN IS GEBLEVEN EN NIET OP KENNELIJK ONJUISTE WIJZE VAN HAAR BEVOEGDHEID GEBRUIK HEEFT GEMAAKT . HET HOF KAN DERHALVE ZIJN BEOORDELING VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE KANDIDATEN OF VAN HET DIENSTBELANG NIET IN DE PLAATS STELLEN VAN DIE VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG .

3 . EEN BESLUIT VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG DAT DE AMBTELIJKE POSITIE EN LOOPBAAN VAN EEN AMBTENAAR RAAKT, MAG NIET BERUSTEN OP GEGEVENS BETREFFENDE ZIJN GEDRAG DIE NIET IN ZIJN PERSOONSDOSSIER ZIJN OPGENOMEN . EEN OP DERGELIJKE GEGEVENS BERUSTEND BESLUIT ZOU IMMERS HET RECHT OP VERWEER VAN DE AMBTENAAR MISKENNEN, DAT ZOWEL DOOR ARTIKEL*26 VAN HET STATUUT BETREFFENDE HET PERSOONSDOSSIER ALS DOOR ARTIKEL*43 VAN HET STATUUT BETREFFENDE DE PERIODIEKE BEOORDELINGSRAPPORTEN WORDT BEOOGD . HET IS DERHALVE IN STRIJD MET DE STATUTAIRE WAARBORGEN EN MOET, WAAR HET IS GENOMEN NA EEN NIET REGELMATIG GEVOERDE PROCEDURE, WORDEN NIETIGVERKLAARD .

Partijen


IN ZAAK 233/85,

ANNA BONINO, AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WONENDE TE BRUSSEL, VERTEGENWOORDIGD DOOR E.*LEBRUN, ADVOCAAT TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ T.*BIEVER, ADVOCAAT ALDAAR, 83, BOULEVARD GRANDE-DUCHESSE CHARLOTTE,

VERZOEKSTER,

EN

UNION SYNDICALE - SERVICE PUBLIC EUROPEEN - BRUSSEL, GEVESTIGD TE BRUSSEL, VERTEGENWOORDIGD DOOR E.*LEBRUN, ADVOCAAT TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ T.*BIEVER, ADVOCAAT ALDAAR, 83, BOULEVARD GRANDE-DUCHESSE CHARLOTTE,

INTERVENIENTE,

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR D.*GOULOUSSIS EN M.*WOLFCARIUS, LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST, ALS GEMACHTIGDEN, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ G.*KREMLIS, LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST, BATIMENT JEAN MONNET, KIRCHBERG,

VERWEERSTER,

BETREFFENDE EEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN 19 OKTOBER 1984 TOT BENOEMING VAN EEN GROEPSHOOFD "ECONOMIE EN FINANCIEN" BIJ AFDELING IX.D.9 "ITALIAANSE VERTALINGEN" EN TOT AFWIJZING VAN VERZOEKSTERS SOLLICITATIE NAAR DIE FUNCTIE,

WIJST

HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),

ADVOCAAT-GENERAAL : M . DARMON

GRIFFIER : D . LOUTERMAN, ADMINISTRATEUR

GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING EN TEN VERVOLGE OP DE MONDELINGE BEHANDELING OP 13*NOVEMBER 1986,

GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 22*JANUARI 1987,

HET NAVOLGENDE

ARREST

Overwegingen van het arrest


1 BIJ VERZOEKSCHRIFT, NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 24*JULI 1985, HEEFT A.*BONINO, REVISEUR IN DE RANG LA*4 BIJ DE ITALIAANSE VERTAALAFDELING VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, BEROEP INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN 19*OKTOBER 1984 TOT AFWIJZING VAN HAAR SOLLICITATIE NAAR DE FUNCTIE VAN GROEPSHOOFD "ECONOMIE EN FINANCIEN" ( LOOPBAAN LA*5/LA*4 ) EN TOT BENOEMING VAN C.*TUTZSCHKY IN DIE FUNCTIE .

2 VOOR DE FEITEN VAN DE ZAAK EN VOOR DE MIDDELEN EN ARGUMENTEN VAN PARTIJEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN VAN HET DOSSIER WORDEN HIERONDER SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DAT NOODZAKELIJK IS VOOR DE REDENERING VAN HET HOF .

3 DE KENNISGEVING VAN VACATURE VOOR DE BETROKKEN FUNCTIE WERD GEPUBLICEERD NAAR AANLEIDING VAN HET BESLUIT OM DE STRUCTUUR VAN DE VERTAALAFDELINGEN TE REORGANISEREN DOOR HET OPRICHTEN VAN GESPECIALISEERDE GROEPEN . VOOR DE PUBLIKATIE VAN DEZE KENNISGEVING HAD DE COMMISSIE BONINO EN TUTZSCHKY IEDER BIJ TOERBEURT VOOR EEN PROEFPERIODE VAN ZES MAANDEN BELAST MET DE FUNCTIE VAN HOOFD VAN DE GROEP "ECONOMIE EN FINANCIEN ".

4 OM TE BEGINNEN MOET DE STELLING VAN BONINO WORDEN VERWORPEN, DAT HET BESTREDEN BESLUIT NIETIG IS OMDAT HET NIET DE BIJZONDER OMSTANDIGE MOTIVERING BEVAT DIE HAARS INZIENS NOODZAKELIJK IS WANNEER DE SOLLICITATIE VAN EEN VROUWELIJKE AMBTENAAR WORDT AFGEWEZEN, TERWIJL ER EEN WANVERHOUDING TUSSEN HET AANTAL MANNELIJKE EN VROUWELIJKE AMBTENAREN BESTAAT . WANT EVENALS HET HOF IN VERBAND MET KRACHTENS ARTIKEL 45 AMBTENARENSTATUUT GENOMEN BEVORDERINGSBESLUITEN HEEFT BESLIST ( ZIE DE ARRESTEN VAN 13*JULI 1972, ZAAK 90/71, BERNARDI, JURISPR . 1972, BLZ . 603, EN 30*OKTOBER 1974, ZAAK 188/73, GRASSI, JURISPR . 1974, BLZ . 1099 ), HOUDT ARTIKEL 25 GEEN VERPLICHTING IN VOOR HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG OM EEN BESLUIT WAARBIJ EEN AMBTENAAR IN EEN ANDER AMBT WORDT TEWERKGESTELD, TE MOTIVEREN JEGENS DE BENOEMDE AMBTENAAR, VOOR WIE DIT BESLUIT NIET NADELIG KAN ZIJN, NOCH OOK JEGENS DE AFGEWEZEN KANDIDATEN, VOOR WIE DE INHOUD VAN EEN DERGELIJKE MOTIVERING MOGELIJK WEL NADELIG KAN ZIJN . DE AANWEZIGHEID VAN VROUWEN ONDER DE KANDIDATEN VOOR HET BETROKKEN AMBT EN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN ZIJN IN DIT OPZICHT ZONDER BELANG .

5 VOORTS DIENT ERAAN TE WORDEN HERINNERD, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG, WANNEER HET NA EEN KENNISGEVING VAN VACATURE EEN AMBTENAAR IN EEN VACANT AMBT TEWERK STELT, ZICH INGEVOLGE ARTIKEL 7 AMBTENARENSTATUUT UITSLUITEND MAG LATEN LEIDEN DOOR HET BELANG VAN DE DIENST . BIJ DE BEOORDELING IN HET KADER VAN EEN DERGELIJK BESLUIT VAN HET DIENSTBELANG EN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE KANDIDATEN VOOR HET BETROKKEN AMBT, BESCHIKT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG OVER EEN RUIME DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID . VOLGENS VASTE RECHTSPRAAK VAN HET HOF ( LAATSTELIJK HET ARREST VAN 4*FEBRUARI 1987, ZAAK 324/85, BOUTEILLER, JURISPR . 1987, BLZ . 0000 ) DIENT DE TOETSING VAN HET HOF ZICH IN EEN DERGELIJK GEVAL TE BEPERKEN TOT DE VRAAG OF DE ADMINISTRATIE, GELET OP DE OVERWEGINGEN OP GROND WAARVAN ZIJ MOGELIJK TOT HAAR BESLISSING IS GEKOMEN, BINNEN REDELIJKE GRENZEN IS GEBLEVEN EN NIET OP KENNELIJK ONJUISTE WIJZE VAN HAAR BEVOEGDHEID GEBRUIK HEEFT GEMAAKT . HET HOF KAN DERHALVE ZIJN BEOORDELING VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE KANDIDATEN OF VAN HET DIENSTBELANG NIET IN DE PLAATS STELLEN VAN DIE VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG .

6 BLIJKENS HET DEBAT VOOR HET HOF HEEFT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG IN CASU ERKEND, DAT VERZOEKSTER WEGENS HAAR ERVARING OP ECONOMISCH EN FINANCIEEL GEBIED EN HAAR TALENKENNIS GESCHIKTER KAN LIJKEN DAN TUTZSCHKY; NIETTEMIN WAS HET VAN OORDEEL GEWEEST, DAT TUTZSCHKY WEGENS ZIJN GROTERE MANAGEMENTCAPACITEITEN HET MEEST GESCHIKT WAS VOOR DE BETROKKEN FUNCTIE . VASTSTAAT, DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG TOT DEZE CONCLUSIE IS GEKOMEN OP GROND VAN HET VERLOOP VAN DE PROEFPERIODE DIE ELK VAN BEIDE KANDIDATEN IN DE FUNCTIE VAN GROEPSHOOFD HEEFT VERVULD .

7 DERGELIJKE OVERWEGINGEN GAAN OP ZICH DE GRENZEN VAN DE BEOORDELINGSBEVOEGDHEID WAAROVER HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG BIJ DE KEUZE VAN DE MEESTE GESCHIKTE KANDIDAAT VOOR HET BETROKKEN AMBT BESCHIKT, NIET TE BUITEN .

8 ANDERS DAN VERZOEKSTER STELT, WORDEN DERGELIJKE OVERWEGINGEN EVENMIN ONTKRACHT DOOR DE OMSTANDIGHEID DAT VERZOEKSTER EERDER REEDS DE FACTO LEIDING HAD GEGEVEN AAN DE GROEP EN DAT DE COMMISSIE HAAR LATER HET AMBT VAN HOOFD VAN EEN ANDERE GROEP OP HET GEBIED VAN DE AUTOMATISCHE VERTALING HAD AANGEBODEN . OP GROND VAN DE TIJDENS DE PROEFPERIODE VERWORVEN INZICHTEN KON HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG TOT HET OORDEEL KOMEN, DAT TUTZSCHKY BETER GESCHIKT WAS VOOR DEZE SPECIFIEKE POST, ZONDER DAARMEE VERZOEKSTERS GESCHIKTHEID VOOR DE FUNCTIE VAN GROEPSHOOFD IN HET ALGEMEEN IN TWIJFEL TE TREKKEN .

9 TEN SLOTTE KAN NIET WORDEN GESTELD, DAT DERGELIJKE OVERWEGINGEN GETUIGEN VAN EEN ALGEMEEN VOOROORDEEL TEGEN VROUWEN EN DUS IN STRIJD ZIJN MET HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN . VERZOEKSTERS BETOOG TER ZAKE IS ENKEL GEBASEERD OP ALGEMENE STELLINGEN DIE NIET MET CONCRETE FEITEN WORDEN GESTAAFD . IN DIT VERBAND BEHOEFT NIET TE WORDEN INGEGAAN OP DE ENKEL DOOR INTERVENIENTE VERDEDIGDE STELLING, DAT AAN VROUWELIJKE SOLLICITANTEN IN ELK GEVAL EEN VOORKEURSRECHT MOET WORDEN TOEGEKEND . INTERVENIENTE ZELF HEEFT DEZE STELLING IMMERS SLECHTS AANGEVOERD VOOR HET GEVAL DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG ZOU MOETEN KIEZEN TUSSEN EEN VROUW EN EEN MAN, DIE HET BEIDEN EVEN GESCHIKT EN GEKWALIFICEERD ACHT VOOR HET BETROKKEN AMBT, HETGEEN BLIJKENS HET VOORGAANDE IN CASU NIET HET GEVAL IS .

10 NOCHTANS MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT HET ENIGE ELEMENT VAN HET DOSSIER WAAROP HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG IN CASU ZIJN BESLISSING KON BASEREN, EEN NOTA VAN HET HOOFD VAN DE ITALIAANSE VERTAALAFDELING AAN HET HOOFD VAN DE AFDELING PERSONEELSZAKEN IS GEWEEST, WAARIN HIJ NA DE RESULTATEN VAN DE DOOR BEIDE KANDIDATEN IN DE BETROKKEN FUNCTIE VERVULDE PROEFPERIODEN BESCHREVEN EN ONDERLING VERGELEKEN TE HEBBEN, VOORSTELDE OM TUTZSCHKY IN DE BETROKKEN FUNCTIE TE BENOEMEN . VASTSTAAT DAT, GELIJK BONINO STELT, DEZE NOTA HAAR NIET IS MEEGEDEELD EN NIET IN HAAR PERSOONSDOSSIER IS OPGENOMEN .

11 ARTIKEL 26 AMBTENARENSTATUUT BEPAALT, DAT HET PERSOONSDOSSIER VAN DE AMBTENAAR ONDER MEER DIENT TE BEVATTEN "ALLE BEOORDELINGEN VAN ZIJN KUNDIGHEDEN, ZIJN PRESTATIES OF ZIJN GEDRAG", ALSOOK "DE OPMERKINGEN WELKE DE BETROKKEN AMBTENAAR TEN AANZIEN VAN BOVENGENOEMDE STUKKEN HEEFT GEMAAKT ". VOLGENS ARTIKEL 43 AMBTENARENSTATUUT WORDT HET PERIODIEKE BEOORDELINGSRAPPORT INZAKE DE BEKWAAMHEID, DE PRESTATIES EN HET GEDRAG IN DE DIENST VAN IEDERE AMBTENAAR TER KENNIS VAN DE BETROKKENE GEBRACHT, DIE "DE BEVOEGDHEID HEEFT HIERAAN ALLE OPMERKINGEN TOE TE VOEGEN DIE HIJ DIENSTIG ACHT ". GELIJK HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 28*JUNI 1972 ( ZAAK 88/71, BRASSEUR, JURISPR . 1972, BLZ . 499 ) BESLISTE, BEOGEN DEZE BEPALINGEN HET RECHT OP VERWEER VAN DE AMBTENAAR TE WAARBORGEN DES DAT BESLUITEN VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG WELKE ZIJN AMBTELIJKE POSITIE EN LOOPBAAN RAKEN, DOCH BERUSTEN OP GEGEVENS BETREFFENDE ZIJN GEDRAG DIE NIET IN ZIJN PERSOONSDOSSIER ZIJN OPGENOMEN, WORDEN VOORKOMEN . UIT DEZE BEPALINGEN VOLGT, DAT EEN OP DERGELIJKE GEGEVENS BERUSTEND BESLUIT IN STRIJD IS MET DE WAARBORGEN VAN HET STATUUT EN, WAAR HET IS GENOMEN NA EEN NIET REGELMATIG GEVOERDE PROCEDURE, MOET WORDEN NIETIGVERKLAARD ( ZIE HET ARREST VAN 3*FEBRUARI 1971, ZAAK 21/70, RITTWEGER, JURISPR . 1971, BLZ . 7 ).

12 IN CASU BEVATTE DE NOTA VAN BONINOS CHEF BEHALVE DE BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN HET RESULTAAT VAN DE PROEFPERIODE VAN BONINO OOK HET RESULTAAT VAN DE PROEFPERIODE VAN TUTZSCHKY, EVENALS DE VERGELIJKENDE BEOORDELING VAN BEIDE PROEFPERIODEN EN HET VOORSTEL OM TUTZSCHKY TE BENOEMEN . NU BEHOEVEN RAPPORTEN BETREFFENDE EEN ANDERE AMBTENAAR EN ELEMENTEN DIE TOT DE EIGENLIJKE BENOEMINGSPROCEDURE BEHOREN, ZOALS EEN VERGELIJKENDE BEOORDELING VAN DE KWALIFICATIES EN VERDIENSTEN VAN VERSCHILLENDE KANDIDATEN OF EEN VOORSTEL VAN DE BETROKKEN CHEF, NIET TER KENNIS VAN DE KANDIDATEN TE WORDEN GEBRACHT .

13 DAARENTEGEN IS HET IN STRIJD MET DE ARTIKELEN 26 EN 43 AMBTENARENSTATUUT, DAT IN HET ONDERHAVIGE GEVAL HET VERSLAG OVER DE PROEFPERIODE VAN BONINO EN DE VERGELIJKENDE BEOORDELING VAN DE TWEE SOLLICITATIES IN EEN NOTA WERDEN VERENIGD, ZONDER DAT DIT VERSLAG IN HET PERSOONSDOSSIER VAN BONINO IS OPGENOMEN EN ZONDER DAT ZIJ DE MOGELIJKHEID HEEFT GEHAD OPMERKINGEN EROVER TE MAKEN . AANGEZIEN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG IN ZIJN DOSSIER NIET OVER ANDERE GEGEVENS BESCHIKTE OM ZIJN OORDEEL TE RECHTVAARDIGEN, DAT TUTZSCHKY DE MEEST GESCHIKTE KANDIDAAT WAS, IS HET IN DE BETROKKEN NOTA VERVATTE VERSLAG OVER DE PROEFPERIODE VAN BONINO VAN BESLISSENDE INVLOED OP DE INHOUD VAN HET BETWISTE BESLUIT GEWEEST .

14 BIJGEVOLG IS HET BETWISTE BESLUIT ONWETTIG EN IS HET BEROEP GEGROND .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

15 INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN . AANGEZIEN DE COMMISSIE IN HET ONGELIJK IS GESTELD, DIENT ZIJ IN DE KOSTEN TE WORDEN VERWEZEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),

RECHTDOENDE :

1 ) VERKLAART NIETIG HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE VAN 19*OKTOBER 1984 - GENOMEN TEN VERVOLGE OP DE MEDEDELING VAN VACATURE COM/1059/84 - TOT BENOEMING VAN DE HEER TUTZSCHKY TOT GROEPSHOOFD "ECONOMIE EN FINANCIEN" BIJ DE ITALIAANSE VERTAALAFDELING EN TOT AFWIJZING VAN DE SOLLICITATIE VAN MEVROUW BONINO NAAR DIE FUNCTIE .

2 ) VERWIJST DE COMMISSIE IN DE KOSTEN VAN HET GEDING .