61984O0256

BEROEP TOT NIETIGVERKLARING - VERORDENING VAN RAAD HOUDENDE INSTELLING VAN DEFINITIEF ANTI-DUMPINGRECHT - BEROEP TEGEN COMMISSIE - NIET-ONTVANKELIJKHEID

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 173 ; VERORDENINGEN NRS . 3017/79 EN 2089/84 VAN DE RAAD )

GEZIEN DE BIJ VERORDENING NR . 3017/79 AAN DE COMMISSIE TOEBEDEELDE ROL IN DE PROCEDURE WAARBIJ DE RAAD EEN VERORDENING HOUDENDE INSTELLING VAN EEN DEFINITIEF ANTI-DUMPINGRECHT VASTSTELT , KAN EEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN ZODANIGE VERORDENING SLECHTS WORDEN INGESTELD TEGEN DE RAAD , DIE ALS ENIGE BEVOEGD IS TERZAKE EEN BESLISSING TE NEMEN .

IN ZAAK 256/84 ,

KOYO SEIKO CO . LTD

TEGEN

RAAD EN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

1 INGEVOLGE ARTIKEL 91 , PARAGRAAF 3 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING GESCHIEDT DE VERDERE BEHANDELING VAN DE OPGEWORPEN EXCEPTIE MONDELING , TENZIJ HET HOF ANDERS BESLIST . IN CASU MEENT HET HOF , DAT HET VOLDOENDE IS VOORGELICHT EN DAT EEN MONDELINGE BEHANDELING NIET NOODZAKELIJK IS .

2 DE CONCLUSIES VAN HET BEROEP BETREFFEN UITDRUKKELIJK EN UITSLUITEND VERORDENING NR . 2089/84 VAN DE RAAD VAN 19 JULI 1984 .

3 HET HOF MERKT VOORTS OP , DAT DE ROL VAN DE COMMISSIE EEN INTEGREREND DEEL IS VAN HET BESLUITVORMINGSPROCES VAN DE RAAD . IMMERS , BLIJKENS VERORDENING NR . 3017/79 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1979 BETREFFENDE BESCHERMENDE MAATREGELEN TEGEN INVOER MET DUMPING OF SUBSIDIERING UIT LANDEN DIE GEEN LID ZIJN VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ( PB 1979 , L 339 , BLZ . 1 ), OP GRONDSLAG WAARVAN DE THANS BESTREDEN VERORDENING IS VASTGESTELD , IS HET DE TAAK VAN DE COMMISSIE DE ONDERZOEKEN IN TE STELLEN EN OP BASIS DAARVAN TE BESLISSEN OM DE PROCEDURE AF TE SLUITEN DAN WEL ZE VOORT TE ZETTEN DOOR VOORLOPIGE MAATREGELEN TE NEMEN EN DE RAAD VOORSTELLEN TE DOEN MET BETREKKING TOT DEFINITIEVE MAATREGELEN . DE BESLISSINGSBEVOEGDHEID LIGT ECHTER BIJ DE RAAD , DIE ZICH KAN ONTHOUDEN VAN EEN BESLUIT INDIEN HIJ MET DE COMMISSIE VAN MENING VERSCHILT , OF JUIST OP BASIS VAN HAAR VOORSTELLEN EEN BESLUIT KAN NEMEN .

4 UIT HET VOORGAANDE VOLGT , DAT HET BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN VORENGENOEMDE VERORDENING NR . 2089/84 VAN DE RAAD NIET ONTVANKELIJK IS , VOOR ZOVER HET TEGEN DE COMMISSIE IS GERICHT .

HET HOF VAN JUSTITIE

BESCHIKT :

1 ) HET BEROEP WORDT NIET ONTVANKELIJK VERKLAARD , VOOR ZOVER HET TEGEN DE COMMISSIE IS GERICHT .

2 ) VERZOEKSTER WORDT VERWEZEN IN DE KOSTEN VERBAND HOUDENDE MET DE KRACHTENS ARTIKEL 91 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING OPGEWORPEN EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID .