ARREST VAN HET HOF (VIERDE KAMER) VAN 3 OKTOBER 1985. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN JEAN-LOUIS TORDEUR EN ANDEREN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET COUR DE TRAVAIL TE BRUSSEL. - UITZENDPERSONEEL IN DIENST VAN DE COMMISSIE - BEVOEGDHEID VAN HET HOF. - ZAAK 232/84.
Jurisprudentie 1985 bladzijde 03223
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID - ARTIKEL 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG - TOEPASSINGSGEBIED - AANSPRAKELIJKHEID VAN GEMEENSCHAPSINSTELLING TEGENOVER UITZENDKRACHT OP GROND VAN NATIONALE BEPALINGEN - UITSLUITING - EXCLUSIEVE BEVOEGDHEID VAN HOF VAN JUSTITIE - AFWEZIGHEID
( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 178 EN 215 , TWEEDE ALINEA )
2 . AMBTENAREN - REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP ANDERE PERSONEELSLEDEN - NATIONALE WETTELIJKE REGELING INZAKE UITZENDKRACHTEN - VERVANGING VAN UITZENDCONTRACT DOOR ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD - TOEPASSING OP GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN - ONTOELAATBAARHEID
( REGELING ANDERE PERSONEELSLEDEN , ARTIKEL 6 )
1 . DE EVENTUELE AANSPRAKELIJKHEID VAN EEN INSTELLING DER GEMEENSCHAPPEN TEGENOVER EEN UITZENDKRACHT , WELKE VOORTVLOEIT UIT DE NATIONALE BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE OVEREENKOMSTEN TUSSEN DIE INSTELLING EN UITZENDBUREAUS , VALT NIET ONDER DE NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID BEDOELD IN ARTIKEL 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG . IN GESCHILLEN WAARIN EEN DERGELIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN GEDING IS , IS HET HOF VAN JUSTITIE DERHALVE NIET BIJ UITSLUITING BEVOEGD .
2 . INGEVOLGE ARTIKEL 6 VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , IS HET UITGESLOTEN DAT OP DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN WORDEN TOEGEPAST OP GROND WAARVAN IN GEVAL VAN INBREUK OP DE WETTELIJKE REGELING INZAKE UITZENDKRACHTEN , TUSSEN DE UITZENDKRACHT EN DE GEBRUIKER EEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD TOT STAND KOMT .
IN ZAAK 232/84 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EN HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , VAN HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
EN
J . L . TORDEUR EN ANDEREN ,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG , 23 VAN HET EXECUTIEVERDRAG EN 12 TOT EN MET 16 VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VAN 8 APRIL 1965 ,
1 BIJ ARREST VAN 11 SEPTEMBER 1984 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 17 SEPTEMBER DAAROPVOLGEND , HEEFT HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EN HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN ( HIERNA : EXECUTIEVERDRAG ), DRIE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG , 23 EXECUTIEVERDRAG EN 12 TOT EN MET 16 VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VAN 8 APRIL 1965 .
2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GEDING TUSSEN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN TORDEUR . DEZE LAATSTE WAS VAN 1 DECEMBER 1976 TOT EN MET 31 MEI 1978 ALS UITZENDKRACHT TER BESCHIKKING GESTELD VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DOOR TWEE VERSCHILLENDE UITZENDBUREAUS DIE HADDEN INGESCHREVEN OP AANBESTEDINGEN DIE DE COMMISSIE MET HET OOG OP DE AANWERVING VAN DERGELIJK PERSONEEL HAD UITGESCHREVEN .
3 TORDEUR DAAGDE DE COMMISSIE EN DE BETROKKEN UITZENDBUREAUS VOOR DE ARBEIDSRECHTBANK TE BRUSSEL EN STELDE DAT DE BELGISCHE WET VAN 28 JUNI 1976 , HOUDENDE VOORLOPIGE REGELING VAN DE TIJDELIJKE ARBEID , DE UITZENDARBEID EN HET TER BESCHIKKING STELLEN VAN WERKNEMERS TEN BEHOEVE VAN GEBRUIKERS ( BELGISCH STAATSBLAD VAN 7.8.1976 , BLZ . 9968 ), OP HEM VAN TOEPASSING WAS .
4 IN DE EERSTE PLAATS VORDERDE TORDEUR , DAT DE COMMISSIE EN DE UITZENDBUREAUS OP GROND VAN ARTIKEL 10 VAN GENOEMDE WET HOOFDELIJK ZOUDEN WORDEN VEROORDEELD OM HEM HET VERSCHIL UIT TE BETALEN TUSSEN HET LOON VAN BEAMBTE DAT HIJ HAD ONTVANGEN , EN DAT VAN EEN ADMINISTRATEUR VAN DE RANG A 7 . TE DEZEN BETOOGDE HIJ , DAT HIJ IN DIENST BIJ DE COMMISSIE WERKZAAMHEDEN HAD VERRICHT DIE NORMALITER TOT DE BEVOEGDHEDEN VAN EEN ADMINISTRATEUR EN NIET TOT DIE VAN EEN BEAMBTE BEHOORDEN .
5 IN DE TWEEDE PLAATS VORDERDE TORDEUR , DAT VERWEERDERS ZOUDEN WORDEN VEROORDEELD TOT BETALING VAN EEN OPZEGGINGSVERGOEDING WEGENS VERBREKING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD , DIE KRACHTENS ARTIKEL 32 , PARAGRAAF 3 , VAN GENOEMDE WET TUSSEN HEM EN DE COMMISSIE ZOU ZIJN TOT STAND GEKOMEN .
6 IN HET DOOR TORDEUR TOT STAVING VAN ZIJN EERSTE VORDERING INGEROEPEN ARTIKEL 10 WORDT BEPAALD , DAT HET LOON VAN DE UITZENDKRACHT NIET LAGER MAG ZIJN DAN DATGENE WAAROP HIJ RECHT ZOU HEBBEN GEHAD , INDIEN HIJ ONDER DEZELFDE VOORWAARDEN ALS VAST WERKNEMER IN DIENST WAS GENOMEN .
7 IN ARTIKEL 32 , EERSTE PARAGRAAF , DAT WORDT GENOEMD IN DE TWEEDE VORDERING , WORDT DE ACTIVITEIT VERBODEN DIE , BUITEN DE IN DE HOOFDSTUKKEN I EN II VAN DE BETROKKEN BELGISCHE WET VOORGESCHREVEN REGELS , DOOR EEN NATUURLIJKE OF EEN RECHTSPERSOON WORDT UITGEOEFEND OM DOOR HEM IN DIENST GENOMEN WERKNEMERS TER BESCHIKKING TE STELLEN VAN DERDEN DIE DEZE WERKNEMERS GEBRUIKEN EN OVER HEN ENIG GEDEELTE VAN HET GEZAG UITOEFENEN DAT NORMAAL AAN DE WERKGEVER BEHOORT .
8 DE DERDE PARAGRAAF VAN DIT ARTIKEL LUIDT :
' ' WANNEER EEN GEBRUIKER ARBEID LAAT UITVOEREN DOOR WERKNEMERS DIE TE ZIJNER BESCHIKKING WORDEN GESTELD IN STRIJD MET DE BEPALING VAN PARAGRAAF 1 , WORDEN DIE GEBRUIKER EN DIE WERKNEMERS BESCHOUWD ALS VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD VANAF HET BEGIN DER UITVOERING VAN DE ARBEID . ' '
9 IN DE VIERDE PARAGRAAF VAN ARTIKEL 32 TENSLOTTE WORDT BEPAALD , DAT DE GEBRUIKER VAN UITZENDKRACHTEN EN DE PERSOON DIE HEN IN STRIJD MET DE BEPALING IN PARAGRAAF 1 TER BESCHIKKING STELT VAN EERSTGENOEMDE , HOOFDELIJK AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR DE BETALING VAN DE SOCIALE BIJDRAGEN , LONEN , VERGOEDINGEN EN VOORDELEN DIE UIT DE BIJ PARAGRAAF 3 BEPAALDE OVEREENKOMST VOORTVLOEIEN .
10 BIJ TUSSENVONNIS VAN 30 MEI 1983 VERKLAARDE DE ARBEIDSRECHTBANK TE BRUSSEL , DAT DE RELATIES DIE HEBBEN BESTAAN TUSSEN TORDEUR ENERZIJDS EN DE COMMISSIE EN DE TWEE UITZENDBUREAUS ANDERZIJDS , WERDEN BEHEERST DOOR VORENGENOEMDE BELGISCHE WET VAN 28 JUNI 1976 .
11 VAN DIT VONNIS GING DE COMMISSIE IN HOGER BEROEP BIJ HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL , DAT HEEFT BESLOTEN DE BEHANDELING VAN DE ZAAK TE SCHORSEN EN HET HOF VAN JUSTITIE DE VOLGENDE PREJUDICIELE VRAGEN TE STELLEN :
' ' A ) VALT DE EVENTUELE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE GEMEENSCHAPPEN TEGENOVER EEN UITZENDKRACHT , WELKE VOORTVLOEIT UIT DE BELGISCHE NATIONALE BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE OVEREENKOMSTEN TUSSEN DE COMMISSIE EN UITZENDBUREAUS , AL DAN NIET ONDER DE NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID BEDOELD IN ARTIKEL 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG OF ONDER EEN ANDERE REGEL VAN GEMEENSCHAPSRECHT , TEN GEVOLGE WAARVAN AAN HET HOF VAN JUSTITIE DE UITSLUITENDE BEVOEGDHEID TOEKOMT OM KENNIS TE NEMEN VAN DE VORDERING TEGEN DE COMMISSIE ?
B ) ZO JA , KAN OP GROND VAN ARTIKEL 23 VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN - OP VOORWAARDE DAT DIT IN HET ONDERHAVIGE GEVAL VAN TOEPASSING IS , EEN VRAAG DIE EVENEENS AAN HET HOF VAN JUSTITIE WORDT VOORGELEGD - OF ENIGE ANDERE EVENTUEEL TOEPASSELIJKE REGEL VAN GEMEENSCHAPSRECHT , IN HET ONDERHAVIGE GEVAL DE BEVOEGDHEID VAN HET HOF VAN JUSTITIE WIJKEN TEN GUNSTE VAN DE NATIONALE RECHTER BIJ WIE DE ZAAK REEDS AANHANGIG IS ?
C ) IS HET , IN GEVAL DE EERSTE VRAAG ONTKENNEND OF DE TWEEDE VRAAG BEVESTIGEND WORDT BEANTWOORD , INGEVOLGE DE ARTIKELEN 12 TOT EN MET 16 VAN HET OP 8 APRIL 1965 TE BRUSSEL ONDERTEKENDE PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN OF ENIGE ANDERE REGEL VAN GEMEENSCHAPSRECHT DIE EVENTUEEL OP HET ONDERHAVIGE GEVAL VAN TOEPASSING IS , UITGESLOTEN DAT OP DE COMMISSIE NATIONALE BEPALINGEN WORDEN TOEGEPAST KRACHTENS WELKE IN GEVAL VAN NIET-NALEVING VAN BEPAALDE NATIONALE REGELS ALS BURGERLIJKE SANCTIE EEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD TUSSEN DE GEBRUIKER EN DE UITZENDKRACHT TOT STAND KOMT ?
' '
12 KRACHTENS ARTIKEL 20 VAN ' S HOFS STATUUT-EEG ZIJN SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN INGEDIEND DOOR TORDEUR EN DE COMMISSIE .
13 BIJ BESCHIKKING VAN 13 FEBRUARI 1985 IS DE ZAAK NAAR DE VIERDE KAMER VERWEZEN .
14 BIJ BESCHIKKING VAN 19 MAART 1985 HEEFT HET HOF ( VIERDE KAMER ), OP VERZOEK VAN DE COMMISSIE , GELAST DE BIJLAGEN NRS . 2 EN 3 BIJ DE DOOR TORDEUR INGEDIENDE OPMERKINGEN , ALSOOK DE CITATEN UIT DIE STUKKEN IN DEZE OPMERKINGEN UIT HET DOSSIER TE VERWIJDEREN .
DE VRAGEN A ) EN B )
15 MET VRAAG A ) WIL DE NATIONALE RECHTER IN WEZEN VERNEMEN OF HIJ IN DE VOOR HEM AANHANGIGE ZAAK BEVOEGD IS , DAN WEL , OF DIE ZAAK EEN GEVAL VAN DE IN ARTIKEL 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG BEDOELDE NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE INSTELLINGEN BETREFT , TER ZAKE WAARVAN KRACHTENS ARTIKEL 178 VAN HET VERDRAG HET HOF VAN JUSTITIE BIJ UITSLUITING BEVOEGD IS .
16 IN ZIJN OPMERKINGEN STELT TORDEUR , DAT INGEVOLGE ARTIKEL 32 , PARAGRAAF 3 , VAN DE BELGISCHE WET VAN 28 JUNI 1976 ( REEDS AANGEHAALD ) TUSSEN HEM EN DE COMMISSIE EEN DIRECTE CONTRACTUELE BAND IS TOT STAND GEKOMEN , ZODAT HIER DERHALVE SPRAKE IS VAN EEN GEVAL VAN CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE INSTELLINGEN , DAT IS ONTTROKKEN AAN DE EXCLUSIEVE BEVOEGDHEID VAN HET HOF ALS BEDOELD IN ARTIKEL 178 EEG-VERDRAG .
17 VOLGENS TORDEUR WORDT HET FEIT DAT TUSSEN HEM EN DE COMMISSIE EEN CONTRACTUELE BAND BESTAAT BEVESTIGD DOOR DE OMSTANDIGHEID DAT HIJ BIJ DE COMMISSIE IN DIENST IS GENOMEN OP BASIS VAN EEN DOCUMENT DAT DOOR EEN VERTEGENWOORDIGER VAN DE COMMISSIE , HET UITZENDBUREAU EN HEMZELF IS ONDERTEKEND .
18 DE COMMISSIE EVENWEL STELT , DAT DE BELGISCHE WET VAN 28 JUNI 1976 UITGAAT VAN DE FICTIE VOLGENS WELKE IN HET IN PARAGRAAF 1 VAN ARTIKEL 32 BEDOELDE GEVAL EEN DIRECTE OVEREENKOMST TUSSEN DE WERKNEMER EN DE GEBRUIKER ZOU BESTAAN . WAAR EEN ECHTE OVEREENKOMST ONTBREEKT , ZOU DE UITZENDKRACHT DE COMMISSIE ENKEL NIET-CONTRACTUEEL AANSPRAKELIJK KUNNEN STELLEN . VOLGENS ARTIKEL 178 EEG-VERDRAG IS IN ZULK EEN GEVAL HET HOF VAN JUSTITIE BIJ UITSLUITING BEVOEGD .
19 ER ZIJ OP GEWEZEN , DAT DE VORDERING DIE TORDEUR VOOR DE BELGISCHE ARBEIDSRECHTER HEEFT INGEDIEND , DE GERECHTELIJKE NASLEEP IS VAN DE CONTRACTUELE VERHOUDINGEN DIE TUSSEN TORDEUR EN DE TWEE UITZENDBUREAUS HEBBEN BESTAAN . TEVENS IS DE COMMISSIE TERECHT IN HET GEDING GEROEPEN , DAAR TUSSEN HAAR EN DE GENOEMDE UITZENDBUREAUS ANDERE CONTRACTUELE VERHOUDINGEN BESTONDEN , OP GROND WAARVAN TORDEUR VOOR EEN ZEER LANGE EN ONONDERBROKEN PERIODE TE HARER BESCHIKKING WERD GESTELD .
20 IN DIE OMSTANDIGHEDEN BEHOEFT NIET TE WORDEN ONDERZOCHT OF DE DOOR TORDEUR INGESTELDE VORDERING NAAR BELGISCH RECHT EEN VORDERING WEGENS CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID IS , DOCH KAN WORDEN VOLSTAAN MET DE VASTSTELLING , DAT HET ONDERWERP VAN HET VOOR DE NATIONALE RECHTER AANHANGIG GEMAAKTE GEDING IN ELK GEVAL NIET BINNEN DE WERKINGSSFEER VAN ARTIKEL 215 , TWEEDE ALINEA , VALT EN BIJGEVOLG IS ONTTROKKEN AAN DE EXCLUSIEVE BEVOEGDHEID VAN HET HOF ALS BEDOELD IN ARTIKEL 178 .
21 OP VRAAG A ) VAN DE NATIONALE RECHTER MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT DE EVENTUELE AANSPRAKELIJKHEID VAN EEN INSTELLING DER GEMEENSCHAPPEN TEGENOVER EEN UITZENDKRACHT , WELKE VOORTVLOEIT UIT DE NATIONALE BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE OVEREENKOMSTEN TUSSEN DIE INSTELLING EN DE UITZENDBUREAUS , NIET VALT ONDER DE NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID BEDOELD IN ARTIKEL 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG EN DAT HET HOF VAN JUSTITIE IN GESCHILLEN WAARIN EEN DERGELIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN GEDING IS , DERHALVE NIET BIJ UITSLUITING BEVOEGD IS .
22 OP VRAAG B ) BEHOEFT NIET TE WORDEN INGEGAAN DAAR DEZE VRAAG SLECHTS IS GESTELD VOOR HET GEVAL VRAAG A ) BEVESTIGEND ZOU WORDEN BEANTWOORD .
VRAAG C )
23 MET VRAAG C ) WIL DE NATIONALE RECHTER IN WEZEN VERNEMEN , OF HET GEMEENSCHAPSRECHT ERAAN IN DE WEG STAAT , DAT ARTIKEL 32 , PARAGRAAF 3 , VAN DE BELGISCHE WET VAN 28 JUNI 1976 WORDT TOEGEPAST OP DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN DIE UITZENDKRACHTEN INSCHAKELEN , VOOR ZOVER OP GROND VAN DEZE BEPALING IN GEVAL VAN INBREUK OP ANDERE BEPALINGEN VAN DIE WET ALS BURGERLIJKE SANCTIE EEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD TUSSEN DE UITZENDKRACHT EN DE GEBRUIKER TOT STAND KOMT .
24 TE DEZEN ZIJ OM TE BEGINNEN OPGEMERKT , DAT DE ARTIKELEN 12 TOT EN MET 16 VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VAN 8 APRIL 1965 , DIE DOOR DE NATIONALE RECHTER IN ZIJN VRAAG UITDRUKKELIJK WORDEN GENOEMD , IN CASU NIET TERZAKE DIENEND ZIJN . TORDEUR EN DE COMMISSIE HEBBEN TERECHT EROP GEWEZEN , DAT IN HET HOOFDGEDING GEEN VRAAG AAN DE ORDE IS WELKE BETREKKING HEEFT OP DE IMMUNITEITEN VAN DE AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN , DE ENIGE PERSONEN DIE IN VOORNOEMDE ARTIKELEN ZIJN BEDOELD .
25 DE COMMISSIE IS EVENWEL VAN MENING DAT EEN BEPALING , ZOALS BEDOELD DOOR DE NATIONALE RECHTER , ZICH NIET VERDRAAGT MET ANDERE VOOR DE AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN GELDENDE BEPALINGEN . TER TERECHTZITTING VERZOCHT OM AAN TE GEVEN WELKE BEPALINGEN VOLGENS HAAR ERAAN IN DE WEG STAAN DAT ARTIKEL 32 , PARAGRAAF 3 , VAN DE BELGISCHE WET VAN 28 JUNI 1976 OP DE INSTELLINGEN WORDT TOEGEPAST , HEEFT DE COMMISSIE GEANTWOORD , DAT HET FEIT DAT OP EEN INBREUK OP DIE WET ALS SANCTIE IS GESTELD DAT TUSSEN EEN UITZENDKRACHT EN DE GEBRUIKER EEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD TOT STAND KOMT , IN STRIJD IS MET DE EXCLUSIEVE BEVOEGDHEID VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG TER ZAKE VAN DE AANWERVING VAN PERSONEELSLEDEN .
26 OPGEMERKT ZIJ , DAT KRACHTENS ARTIKEL 6 VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , IEDERE INSTELLING BEPAALT WELKE ORGANEN BEVOEGD ZIJN OM DE OVEREENKOMSTEN MET PERSONEELSLEDEN - TIJDELIJKE FUNCTIONARISSEN , HULPFUNCTIONARISSEN , PLAATSELIJKE FUNCTIONARISSEN OF BIJZONDERE ADVISEURS - AAN TE GAAN .
27 VANZELFSPREKEND MAG DE SOCIALE BESCHERMING VAN DE UITZENDKRACHT NIET WORDEN ONTKRACHT , ENKEL OMDAT DEZE WERKNEMER TER BESCHIKKING WORDT GESTELD VAN EEN GEMEENSCHAPSINSTELLING . EEN DERGELIJKE BESCHERMING KAN EVENWEL NIET WORDEN VERZEKERD DOOR MAATREGELEN DIE DE AUTONOMIE VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN ZOUDEN AANTASTEN .
28 GELET OP DEZE OVERWEGING EN IN DE LIJN VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN 11 MAART 1975 ( ZAAK 65/74 , PORRINI , JURISPR . 1975 , BLZ . 319 ), DIENT HET TE WORDEN UITGESLOTEN DAT DE TOTSTANDKOMING VAN EEN OVEREENKOMST MET EEN PERSONEELSLID VAN EEN INSTELLING - ZEKER WANNEER HET EEN OVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD BETREFT - NIET ZOU VOORTVLOEIEN UIT EEN BESLUIT VAN HET DAARTOE BEVOEGDE GEZAG , MAAR UIT EEN - EVENTUEEL DOOR DE NATIONALE RECHTER VASTGESTELDE - INBREUK OP ENKELE BEPALINGEN VAN DE WETGEVING INZAKE UITZENDARBEID VAN DE LID-STAAT WAAR DE BETROKKEN INSTELLING IS GEVESTIGD .
29 OP VRAAG C ) MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT HET INGEVOLGE ARTIKEL 6 VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , IS UITGESLOTEN , DAT OP DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN WORDEN TOEGEPAST , OP GROND WAARVAN IN GEVAL VAN INBREUK OP ENIGE HUNNER BEPALINGEN INZAKE UITZENDKRACHTEN , TUSSEN DE UITZENDKRACHT EN DE GEBRUIKER EEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD TOT STAND KOMT .
KOSTEN
30 TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ( VIERDE KAMER ),
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL BIJ ARREST VAN 11 SEPTEMBER 1984 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
1 ) DE EVENTUELE AANSPRAKELIJKHEID VAN EEN INSTELLING DER GEMEENSCHAPPEN TEGENOVER EEN UITZENDKRACHT , WELKE VOORTVLOEIT UIT DE NATIONALE BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE OVEREENKOMSTEN TUSSEN DIE INSTELLING EN UITZENDBUREAUS , VALT NIET ONDER DE NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID BEDOELD IN ARTIKEL 215 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG . IN GESCHILLEN WAARIN EEN DERGELIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN GEDING IS , IS HET HOF VAN JUSTITIE DERHALVE NIET BIJ UITSLUITING BEVOEGD .
2 ) INGEVOLGE ARTIKEL 6 VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , IS HET UITGESLOTEN DAT OP DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN WORDEN TOEGEPAST OP GROND WAARVAN IN GEVAL VAN INBREUK OP ENIGE HUNNER BEPALINGEN INZAKE UITZENDKRACHTEN , TUSSEN DE UITZENDKRACHT EN DE GEBRUIKER EEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD TOT STAND KOMT .