ARREST VAN HET HOF VAN 13 FEBRUARI 1985. - AISSATOU DIATTA TEGEN LAND BERLIN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT. - MIGRERENDE WERKNEMERS - VERBLIJFSRECHT VAN GEZINSLEDEN VAN WERKNEMERS. - ZAAK 267/83.
Jurisprudentie 1985 bladzijde 00567
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00263
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00061
Finse bijz. uitgave bladzijde 00063
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - WERKNEMERS - VERBLIJFSRECHT VAN GEZINSLEDEN - EEN ENKELE DUURZAME GEZINSWONING - NIET-NOODZAKELIJKE VOORWAARDE - AFWEZIGHEID ZELFSTANDIG VERBLIJFSRECHT OP GROND VAN ARTIKEL 11 VAN VERORDENING NR . 1612/68
( VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD , ARTIKELEN 10 EN 11 )
2 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - WERKNEMERS - VERBLIJFSRECHT VAN GEZINSLEDEN - ECHTGENOOT - ECHTGENOTEN DIE GESCHEIDEN LEVEN
( VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD , ARTIKEL 10 )
1 . HET IN ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 1612/68 VOORZIENE VERBLIJFSRECHT VAN GEZINSLEDEN VAN WERKNEMERS VERONDERSTELT , NAAR UIT LID 3 VAN DIT ARTIKEL BLIJKT , DAT DE WONING WAAROVER DE WERKNEMER BESCHIKT , ALS EEN NORMAAL VERBLIJF VOOR ZIJN GEZIN MOET KUNNEN WORDEN BESCHOUWD ; DAARENTEGEN LIGT HET VEREISTE DAT HET OM EEN ENKELE DUURZAME GEZINSWONING MOET GAAN DAARIN NIET BESLOTEN .
ARTIKEL 11 VAN VOORNOEMDE VERORDENING KENT DE GEZINSLEDEN VAN DE MIGRERENDE WERKNEMER SLECHTS HET RECHT TOE OM OP HET GEHELE GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN LID-STAAT ARBEID IN LOONDIENST TE VERRICHTEN EN KAN DUS NIET DE RECHTSGRONDSLAG VORMEN VOOR EEN ZELFSTANDIG VERBLIJFSRECHT DAT LOSSTAAT VAN DE IN ARTIKEL 10 GENOEMDE VOORWAARDEN .
2 . VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 1612/68 WAARIN HET RECHT VAN DE ECHTGENOOT VAN DE MIGRERENDE WERKNEMER OM ZICH BIJ HEM TE KOMEN VES TIGEN IS GEREGELD , KAN HET HUWELIJK NIET ALS ONTBONDEN WORDEN BESCHOUWD , ZOLANG DE ECHTSCHEIDING NIET DOOR DE BEVOEGDE INSTANTIE IS UITGESPROKEN . DIT IS NIET HET GEVAL BIJ ECHTGENOTEN DIE ENKEL GESCHEIDEN LEVEN , OOK WANNEER ZIJ VOORNEMENS ZIJN ZICH LATER VAN ECHT TE LATEN SCHEIDEN .
IN ZAAK 267/83 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
AISSATOU DIATTA , VAN SENEGALESE NATIONALITEIT , WONENDE TE BERLIJN ( WEST ),
EN
DEELSTAAT BERLIJN , IN DE PERSOON VAN DE POLIZEIPRASIDENT TE BERLIJN ,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 10 EN 11 VAN VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD VAN 15 OKTOBER 1968 BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ,
1 BIJ BESCHIKKING VAN 18 OKTOBER 1983 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 5 DECEMBER DAARAANVOLGEND , HEEFT HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT KRACHTENS ARTIKEL 117 EEG-VERDRAG TWEE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 10 EN 11 VAN VERORDENING NR . 1612/68 VAN DE RAAD VAN 15 OKTOBER 1968 BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB L 257 VAN 1968 , BLZ . 2 ).
2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN HET KADER VAN EEN GEDING TUSSEN AISSATOU DIATTA , VAN SENEGALESE NATIONALITEIT , EN DE DEELSTAAT BERLIJN IN DE PERSOON VAN DE POLIZEIPRASIDENT TE BERLIJN .
3 DIATTA IS GEHUWD MET EEN FRANS ONDERDAAN DIE IN BERLIJN WOONT EN WERKT . ZIJZELF IS ALDAAR SINDS FEBRUARI 1978 ONONDERBROKEN WERKZAAM GEWEEST .
4 NA EEN TIJD LANG MET HAAR ECHTGENOOT TE HEBBEN SAMENGEWOOND , IS ZIJ OP 29 AUGUSTUS 1978 GESCHEIDEN VAN HEM GAAN LEVEN , MET DE BEDOELING ZICH VAN HEM TE LATEN SCHEIDEN ; ZIJ WOONT SEDERTDIEN IN EEN EIGEN WONING .
5 BIJ AFLOOP VAN HAAR VERBLIJFSVERGUNNING VERZOCHT DIATTA DE BEVOEGDE INSTANTIE OM VERLENGING ERVAN . DIT VERZOEK WERD DOOR DE POLIZEIPRASIDENT TE BERLIJN BIJ BESCHIKKING VAN 29 AUGUSTUS 1980 AFGEWEZEN OP GROND DAT DIATTA GEEN GEZINSLID VAN EEN ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT VAN DE EEG MEER WAS EN GEEN GEZAMENLIJK DOMICILIE MET HAAR ECHTGENOOT HAD . DEZE AFWIJZENDE BESCHIKKING WERD DOOR HET VERWALTUNGSGERICHT BEVESTIGD OP GROND DAT DE ECHTGENOTEN GEEN GEZAMENLIJK DOMICILIE HADDEN . HET VERWALTUNGSGERICHT OVERWOOG ECHTER DAT DE GEZINSBAND NOG WEL BESTOND . VERZOEKSTER STELDE TEGEN DEZE UITSPRAAK HOGER BEROEP IN BIJ HET OBERVERWALTUNGSGERICHT EN NADAT DIT BEROEP WAS VERWORPEN , VOORZAG ZIJ ZICH IN CASSATIE ( REVISION ) BIJ HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT .
6 IN DEZE OMSTANDIGHEDEN HEEFT HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT HET HOF DE VOLGENDE VRAGEN VOORGELEGD :
' ' 1 ) MOET SARTIKEL 10 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 1612/68 ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT DE ECHTGENOOT VAN EEN WERKNEMER DIE ONDERDAAN IS VAN EEN LID-STAAT EN DIE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT IS TEWERKGESTELD , OOK DAN ' ' MET DE WERKNEMER GEVESTIGD ' ' IS , WANNEER HIJ WELISWAAR DUURZAAM GESCHEIDEN LEEFT VAN DIE WERKNEMER , MAAR IN DEZELFDE PLAATS ALS DE WERKNEMER EEN EIGEN WONING BEWOONT ?
2 ) ONTLEENT DE NIET DE NATIONALITEIT VAN EEN LID-STAAT BEZITTENDE ECHTGENOOT VAN EEN ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT , DIE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT WERKZAAM IS EN WOONT , AAN ARTIKEL 11 VAN VERORDENING NR . 1612/68 EEN VAN DE VOORWAARDEN VAN ARTIKEL 10 DIER VERORDENING ONAFHANKELIJK VERBLIJFSRECHT , WANNEER HIJ OP HET GRONDGEBIED VAN DIE ANDERE LID-STAAT ARBEID IN LOONDIENST WIL VERRICHTEN ?
' '
7 DEZE TWEE VRAGEN VAN HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT STREKKEN ER IN WEZEN TOE TE VERNEMEN , OF INGEVOLGE ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 1612/68 HET RECHT VAN VERBLIJF VAN GEZINSLEDEN VAN EEN MIGREREND WERKNEMER AFHANKELIJK IS VAN DE VOORWAARDE , DAT ZIJ DUURZAAM BIJ DIE WERKNEMER WONEN , EN OF ARTIKEL 11 VAN DIE VERORDENING EEN VERBLIJFSRECHT VERLEENT DAT LOS STAAT VAN HET IN ARTIKEL 10 BEDOELDE RECHT .
8 ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 1612/68 LUIDT ALS VOLGT :
' ' 1 ) MET DE WERKNEMER DIE ONDERDAAN IS VAN EEN LID-STAAT EN DIE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT IS TEWERKGESTELD MOGEN ZICH VESTIGEN , ONGEACHT HUN NATIONALITEIT :
A ) ZIJN ECHTGENOOT EN BLOEDVERWANTEN IN NEERGAANDE LIJN BENEDEN DE LEEFTIJD VAN 21 JAAR OF DIE TE HUNNEN LASTE ZIJN ;
B)DE BLOEDVERWANTEN IN OPGAANDE LIJN VAN DEZE WERKNEMER EN VAN ZIJN ECHTGENOOT , DIE TE ZIJNEN LASTE ZIJN .
2 ) DE LID-STATEN BEGUNSTIGEN DE TOELATING VAN ALLE FAMILIELEDEN DIE NIET ONDER DE BEPALINGEN VAN LID 1 VALLEN , INDIEN ZIJ TEN LASTE ZIJN VAN BOVENBEDOELDE WERKNEMER DAN WEL IN HET LAND VAN HERKOMST ONDER ZIJN DAK LEVEN .
3 ) VOOR DE TOEPASSING VAN DE LEDEN 1 EN 2 MOET DE WERKNEMER DE BESCHIKKING HEBBEN OVER EEN WONING VOOR ZIJN FAMILIE , DIE IN HET GEBIED WAAR HIJ WERKT VOOR DE NATIONALE WERKNEMERS ALS NORMAAL WORDT BESCHOUWD ; DEZE BEPALING MAG GEEN DISCRIMINATIE TUSSEN DE NATIONALE WERKNEMERS EN DE WERKNEMERS UIT ANDERE LID-STATEN TEN GEVOLGE HEBBEN . ' '
9 ARTIKEL 11 VAN DEZE VERORDENING LUIDT ALS VOLGT :
' ' DE ECHTGENOOT VAN EEN ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT DIE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT ARBEID AL OF NIET IN LOONDIENST VERRICHT , ALSMEDE DE KINDEREN ONDER DE 21 JAAR OF DIE TE ZIJNEN LASTE ZIJN HEBBEN HET RECHT , ZELFS INDIEN ZIJ NIET DE NATIONALITEIT VAN EEN LID-STAAT BEZITTEN , OM OP HET GEHELE GRONDGEBIED VAN DIE LID-STAAT IEDERE ARBEID IN LOONDIENST TE AANVAARDEN . ' '
10 VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING BETOOGT , DAT ARTIKEL 10 NIET UITDRUKKELIJK VAN SAMENWONEN SPREEKT , DOCH ENKEL VERLANGT DAT DE MIGRERENDE WERKNEMER ZIJN GEZINSLEDEN EEN ' ' ALS NORMAAL TE BESCHOUWEN WONING TER BESCHIKKING KAN STELLEN . HET ZOU ER IMMERS OM GAAN , DE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID TE WAARBORGEN DOOR DE IMMIGRATIE TE VOORKOMEN VAN PERSONEN DIE IN ONZEKERE OMSTANDIGHEDEN LEVEN . DIT ZOU ECHTER NIET UITSLUITEN , DAT DE ECHTGENOOT OF EEN ANDER GEZINSLID ZICH MEER LEEFRUIMTE KAN VERSCHAFFEN DOOR EEN EIGEN WONING TE HUREN . VERORDENING NR . 1612/68 ZOU NIET ALDUS MOGEN WORDEN UITGELEGD , DAT EEN INTACTE ECHTELIJKE LEEFGEMEENSCHAP VEREIST IS , WANT HET ZOU NIET OP DE WEG VAN DE VREEMDELINGENDIENST LIGGEN OM TE BEOORDELEN OF EEN VERZOENING NOG MOGELIJK IS . INDIEN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE WONING VAN DE ECHTGENOTEN EEN DWINGENDE VOORWAARDE WAS , ZOU DE WERKNEMER , DOOR ZIJN ECHTGENOOT OP STRAAT TE ZETTEN , BOVENDIEN TE ALLEN TIJDE DIENS UITWIJZING KUN NEN BEWERKSTELLIGEN . TENSLOTTE ZOU ARTIKEL 11 VAN DE VERORDENING EEN VERBLIJFSRECHT VAN RUIMERE STREKKING VERLENEN DAN ARTIKEL 10 , EN NOODZAKELIJKERWIJS DE MOGELIJKHEID IMPLICEREN OM ELDERS EEN EIGEN DOMICILIE TE KIEZEN .
11 VOLGENS VERWEERDER IN HET HOOFDGEDING , DE DEELSTAAT BERLIJN , HEEFT ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 1612/68 ENKEL TEN DOEL , DE MIGRERENDE WERKNEMERS TE BESCHERMEN EN HUN MOBILITEIT TE VERZEKEREN DOOR HET IN STAND BLIJVEN VAN HUN GEZINSBANDEN TE WAARBORGEN . ER ZOU DERHALVE GEEN AANLEIDING BESTAAN OM HUN GEZINSLEDEN EEN VERBLIJFSRECHT TOE TE KENNEN , WANNEER DAT RECHT NIET ZIJN GRONDSLAG VINDT IN DE LEEFGEMEENSCHAP VAN HET GEZIN . ARTIKEL 11 ZOU GEEN VERBLIJFSRECHT VERLENEN , DOCH UITSLUITEND HET RECHT OM ARBEID TE VERRICHTEN .
12 OOK DE DUITSE , DE BRITSE EN DE NEDERLANDSE REGERING ZIJN VAN OORDEEL , DAT DE ECHTGENOOT BLIJKENS DE FORMULERING EN HET DOEL VAN ARTIKEL 10 VAN DE VERORDENING ENKEL EEN VERBLIJFSRECHT HEEFT INDIEN HIJ EEN WONING MET DE WERKNEMER DEELT . UIT DE VIJFDE OVERWEGING VAN VERORDENING NR . 1612/68 BLIJKT DUIDELIJK , DAT DE VERORDENING TEN DOEL HEEFT , DE WERKNEMER IN STAAT TE STELLEN BIJ ZIJN GEZIN TE WONEN . VAN GEZINSHERENIGING ZOU ECHTER GEEN SPRAKE ZIJN WANNEER DE ECHTELIEDEN DE ECHTELIJKE LEEFGEMEENSCHAP OPGEVEN . VERORDENING NR . 1612/68 ZOU IN HAAR ARTIKELEN 10 EN 11 REKENING HOUDEN MET DE IN ARTIKEL 48 , LID 3 , EEG-VERDRAG OMSCHREVEN DUALITEIT VAN DE RECHTSPOSITIE , NAMELIJK HET RECHT OP TOEGANG TOT DE ARBEIDSMARKT EN HET RECHT VAN VERBLIJF . DEZE UITLEGGING ZOU BEVESTIGING VINDEN IN DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE ARTIKELEN 10 EN 11 VAN VERORDENING NR . 1612/68 , DIE TERUGGAAN OP DE ARTIKELEN 17 EN 18 VAN VERORDENING NR . 38/64 VAN DE RAAD VAN 25 MAART 1964 MET BETREKKING TOT HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB 62 , BLZ . 965 ). UIT ARTIKEL 18 VAN VERORDENING NR . 38/64 ZOU DUIDELIJK BLIJKEN , DAT EEN GEZINSLID DAT GEEN RECHTSPOSITIE KAN ONTLENEN AAN ARTIKEL 17 , GEEN ZELFSTANDIG VERBLIJFSRECHT HEEFT .
13 DE COMMISSIE BETOOGT DAT NAAR ALGEMENE OPVATTING HET DOOR DE ARTIKELEN 48 E.V . EEG-VERDRAG VERLEENDE FUNDAMENTELE RECHT VAN VRIJ VERKEER OOK GELDT VOOR HET GEZIN VAN DE MIGRERENDE WERKNEMER . DAAROM ZOU HET RECHT VAN VRIJ VERKEER NIET AFHANKELIJK MOGEN WORDEN GESTELD VAN DE VRAAG , HOE DE ECHTGENOTEN HUN HUWELIJKSLEVEN WENSEN IN TE RICHTEN , DAT WIL ZEGGEN VAN HET VEREISTE DAT ZIJ EEN GEMEENSCHAPPELIJKE WONING DELEN . NIET ALLE LID-STATEN EN NIET ALLE INDIVIDUEN ZOUDEN DEZELFDE OPVATTINGEN HEBBEN OVER DE VORMGEVING VAN EEN HUWELIJKSRELATIE . DAAROM ZOU ARTIKEL 10 EEN DERGELIJK VEREISTE NIET STELLEN . ARTIKEL 10 ZOU ENKEL WILLEN WAAR BORGEN , DAT BUITENLANDERS OVER PASSENDE WOONRUIMTE KUNNEN BESCHIKKEN , ZULKS UIT OVERWEGINGEN VAN VREEMDELINGENPOLITIE MET BETREKKING TOT EEN GEZONDE HUISVESTING . OOK VOLGENS ARTIKEL 4 , LEDEN 3 EN 4 , VAN RICHTLIJN NR . 68/360 VAN DE RAAD VAN 15 OKTOBER 1968 INZAKE DE OPHEFFING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VERPLAATSING EN HET VERBLIJF VAN DE WERKNEMERS DER LID-STATEN EN VAN HUN FAMILIE BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB L 257 VAN 1968 , BLZ . 13 ), ZOU VOOR DE AFGIFTE VAN DE VERBLIJFSVERGUNNING ENKEL HET MATERIELE CRITERIUM GELDEN DAT ER EEN HUWELIJK BESTAAT , EN NIET HET AANVULLENDE CRITERIUM DAT DE ECHTELIEDEN SAMENWONEN . TER TERECHTZITTING IS DE COMMISSIE NOG VERDER GEGAAN : NOCH HET VERBLIJFSRECHT VAN DE GEZINSLEDEN VAN EEN MIGREREND WERKNEMER NOCH HUN RECHT OM OP HET GEHELE GRONDGEBIED VAN DE ONTVANGENDE LID-STAAT ARBEID IN LOONDIENST TE VERRICHTEN , GAAT VERLOREN WANNEER DE GEZINSBAND NA DE BINNENKOMST OP DIT GRONDGEBIED WORDT VERBROKEN .
14 BIJ DE BEANTWOORDING VAN DE GESTELDE VRAGEN DIENT VERORDENING NR . 1612/68 TE WORDEN GEZIEN IN HET VERBAND WAARIN ZIJ THUISHOORT .
15 DEZE VERORDENING MAAKT DEEL UIT VAN EEN AANTAL REGELINGEN DIE DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN ARTIKEL 48 EEG-VERDRAG MOETEN VERGEMAKKELIJKEN . ZIJ MOET EEN WERKNEMER ONDER MEER DE MOGELIJKHEID BIEDEN OM ZICH OP HET GRONDGEBIED VAN DE ANDERE LID-STATEN VRIJELIJK TE VERPLAATSEN EN ALDAAR TE VERBLIJVEN TENEINDE ER ARBEID TE VERRICHTEN .
16 HIERTOE BEPAALT ARTIKEL 10 , DAT OOK BEPAALDE FAMILIELEDEN VAN DE MIGRERENDE WERKNEMER HET GRONDGEBIED VAN DE LID-STAAT WAAR DE WERKNEMER IS GEVESTIGD , MOGEN BINNENKOMEN EN ZICH BIJ HEM MOGEN VESTIGEN .
17 GEZIEN HET VERBAND EN HET DOEL VAN DEZE BEPALING , MAG ZIJ NIET BEPERKEND WORDEN UITGELEGD .
18 WANNEER ARTIKEL 10 VAN DE VERORDENING BEPAALT DAT DE GEZINSLEDEN VAN DE MIGRERENDE WERKNEMER ZICH BIJ DE WERKNEMER MOGEN VESTIGEN , BETEKENT DIT NIET , DAT HET BETROKKEN GEZINSLID DAAR DUURZAAM MOET WONEN , DOCH ENKEL , NAAR UIT LID 3 VAN DIT ARTIKEL BLIJKT , DAT DE WONING WAAROVER DE WERKNEMER BESCHIKT , ALS EEN NORMAAL VERBLIJF VOOR ZIJN GEZIN MOET KUNNEN WORDEN BESCHOUWD . HET VEREISTE DAT HET OM EEN ENKELE DUURZAME GEZINSWONING MOET GAAN , KAN DUS NIET WORDEN GEACHT DAARIN BESLOTEN TE LIGGEN .
19 VERDER IS EEN DERGELIJKE UITLEGGING IN OVEREENSTEMMING MET HET DOEL VAN ARTIKEL 11 VAN DE VERORDENING . VOLGENS DIT ARTIKEL HEBBEN DE GEZINSLEDEN HET RECHT OM OP HET GEHELE GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN LID-STAAT ARBEID IN LOONDIENST TE VERRICHTEN , OOK WANNEER DIE ARBEID WORDT VERRICHT OP EEN PLAATS DIE VER VERWIJDERD IS VAN DE VERBLIJFPLAATS VAN DE MIGRERENDE WERKNEMER .
20 HIERAAN MOET WORDEN TOEGEVOEGD , DAT HET HUWELIJK NIET ALS ONTBONDEN KAN WORDEN BESCHOUWD , ZOLANG DE ECHTSCHEIDING NIET DOOR DE BEVOEGDE INSTANTIE IS UITGESPROKEN . DIT IS NIET HET GEVAL BIJ ECHTGENOTEN DIE ENKEL GESCHEIDEN LEVEN , OOK WANNEER ZIJ VOORNEMENS ZIJN ZICH LATER VAN ECHT TE LATEN SCHEIDEN .
21 WAT ARTIKEL 11 VAN VERORDENING NR . 1612/68 BETREFT , BLIJKT REEDS UIT DE BEWOORDINGEN HIERVAN , DAT HET DE GEZINSLEDEN VAN DE MIGRERENDE WERKNEMER GEEN ZELFSTANDIG VERBLIJFSRECHT TOEKENT , DOCH ALLEEN HET RECHT OM OP HET GEHELE GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN LID-STAAT ARBEID IN LOONDIENST TE VERRICHTEN . ARTIKEL 11 VAN DEZE VERORDENING KAN DUS NIET DE RECHTSGRONDSLAG VORMEN VOOR EEN VERBLIJFSRECHT DAT LOS STAAT VAN DE IN ARTIKEL 10 GENOEMDE VOORWAARDEN .
22 MITSDIEN MOET OP DE VRAGEN VAN HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT WORDEN GEANTWOORD , DAT DE GEZINSLEDEN VAN EEN MIGREREND WERKNEMER , IN DE ZIN VAN ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 1612/68 , NIET DUURZAAM BIJ HEM MOETEN WONEN OM EEN RECHT VAN VERBLIJF KRACHTENS DEZE BEPALING TE HEBBEN ; ARTIKEL 11 VAN DEZE VERORDENING VERLEENT NIET EEN RECHT VAN VERBLIJF DAT EEN ZELFSTANDIG KARAKTER HEEFT TEN OPZICHTE VAN DAT BEDOELD IN ARTIKEL 10 .
KOSTEN
23 DE KOSTEN DOOR DE INTERVENIERENDE REGERINGEN EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET BUNDESVERWALTUNGSGERICHT BIJ BESCHIKKING VAN 18 OKTOBER 1983 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
DE GEZINSLEDEN VAN EEN MIGREREND WERKNEMER , IN DE ZIN VAN ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 1612/68 , MOETEN NIET DUURZAAM BIJ HEM WONEN OM EEN RECHT VAN VERBLIJF KRACHTENS DEZE BEPALING TE HEBBEN ; ARTIKEL 11 VAN DEZE VERORDENING VERLEENT NIET EEN RECHT VAN VERBLIJF DAT EEN ZELFSTANDIG KARAKTER HEEFT TEN OPZICHTE VAN DAT BEDOELD IN ARTIKEL 10 .