ARREST VAN HET HOF (VIJFDE KAMER) VAN 9 OKTOBER 1984. - HEINEKEN BROUWERIJEN B. V. TEGEN INSPECTEURS DER VENNOOTSCHAPSBELASTING TE AMSTERDAM EN UTRECHT. - VERZOEKEN OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM. - " STEUNMAATREGELEN VAN STATEN - KENNISGEVING ". - GEVOEGDE ZAKEN 91 EN 127/83.
Jurisprudentie 1984 bladzijde 03435
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . PREJUDICIELE
VRAGEN - BEVOEGDHEID VAN HET HOF - GRENZEN
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 177 )
2 . STEUNMAATREGELEN VAN STATEN - VOORGENOMEN STEUNMAATREGELEN - KENNISGEVING AAN COMMISSIE - GEEN VERPLICHTING VAN LID-STAAT OM BELANGHEBBENDEN TE INFORMEREN
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 93 , LEDEN 2 EN 3 )
3 . STEUNMAATREGELEN VAN STATEN - VOORGENOMEN STEUNMAATREGELEN - KENNISGEVING AAN COMMISSIE - VERPLICHTING - OMVANG - UITBREIDING TOT WIJZIGINGEN IN OORSPRONKELIJK ONTWERP
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 93 , LID 3 )
4 . STEUNMAATREGELEN VAN STATEN - VOORGENOMEN STEUNMAATREGELEN - VERBOD VAN TENUITVOERLEGGING - TOEPASSING OP WIJZIGINGEN IN OORSPRONKELIJK ONTWERP - VOORWAARDEN
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 93 , LID 3 )
1 . HET HOF KAN ZICH IN HET KADER VAN ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG NIET UITSPREKEN OVER DE UITLEGGING VAN NATIONALE WETTELIJKE OF BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN , NOCH OVER DE VRAAG OF DIE BEPALINGEN IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET HET GEMEENSCHAPSRECHT . HET KAN DE NATIONALE RECHTER ENKEL DE UITLEGGINGSGEGEVENS MET BETREKKING TOT HET GEMEENSCHAPSRECHT VERSCHAFFEN , DIE HEM IN STAAT ZULLEN STELLEN DE VOOR HEM OPGEWORPEN RECHTSVRAAG OP TE LOSSEN .
2 . ARTIKEL 93 , LID 3 , VAN HET VERDRAG VERLANGT NIET , DAT DE KENNISGEVING DOOR EEN LID-STAAT AAN DE COMMISSIE VAN VOORNEMENS TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN TERSTOND VOOR IEDERE BELANGHEBBENDE KENBAAR WORDT GEMAAKT ; EEN DESBETREFFENDE VERPLICH TING RUST ENKEL OP DE COMMISSIE , WANNEER DEZE DE IN ARTIKEL 93 , LID 2 , BEDOELDE PROCEDURE INLEIDT .
3 . DE IN ARTIKEL 93 , LID 3 , EERSTE VOLZIN , NEERGELEGDE VERPLICHTING OM DE COMMISSIE IN KENNIS TE STELLEN VAN VOORNEMENS TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN , BETREFT NIET SLECHTS HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP , DOCH OOK LATERE WIJZIGINGEN DAARIN , MET DIEN VERSTANDE DAT DERGELIJKE INFORMATIES AAN DE COMMISSIE KUNNEN WORDEN VERSTREKT BIJ GELEGENHEID VAN HET OVERLEG WAARTOE DE OORSPRONKELIJKE KENNISGEVING AANLEIDING HEEFT GEGEVEN .
4 . HET UITVOERINGSVERBOD VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , LAATSTE VOLZIN , IS VAN TOEPASSING OP DE VOORGENOMEN STEUNREGELING IN HAAR GEHEEL EN IN HAAR DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN VASTGESTELDE DEFINITIEVE VORM . INDIEN HET AANVANKELIJK AANGEMELDE ONTWERP TUSSENTIJDS WIJZIGINGEN HEEFT ONDERGAAN WAARVAN DE COMMISSIE NIET IN KENNIS IS GESTELD , IS HET VERBOD VAN TOEPASSING OP HET GEWIJZIGDE ONTWERP , TENZIJ DE ZOGEHETEN WIJZIGING IN WERKELIJKHEID EEN AFZONDERLIJKE STEUNMAATREGEL VORMT , DIE OP ZICHZELF ZOU MOETEN WORDEN BEOORDEELD EN DIE DUS GEEN INVLOED KAN HEBBEN OP HET OORDEEL DAT DE COMMISSIE REEDS OVER HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP HEEFT GEGEVEN ; IN DIT LAATSTE GEVAL GELDT HET VERBOD ENKEL VOOR DE MET DIE WIJZIGING TOT STAND GEBRACHTE STEUNMAATREGEL .
IN DE GEVOEGDE ZAKEN 91 EN 127/83 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM , IN DE ALDAAR AANHANGIGE GEDINGEN TUSSEN
HEINEKEN BROUWERIJEN BV
EN
INSPECTEUR DER VENNOOTSCHAPSBELASTING TE AMSTERDAM ( ZAAK 91/83 )
EN TUSSEN
HEINEKEN BROUWERIJEN BV
EN
INSPECTEUR DER VENNOOTSCHAPSBELASTING TE UTRECHT ( ZAAK 127/83 ),
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 92 EN 93 EEG-VERDRAG ,
1 BIJ TWEE UITSPRAKEN VAN 13 APRIL 1983 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 24 MEI EN 7 JULI DAARAANVOLGEND , HEEFT HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VIER PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 92 EN 93 VAN HET VERDRAG .
2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN HET KADER VAN TWEE GEDINGEN TUSSEN HEINEKEN BROUWERIJEN BV , VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING , EN DE INSPECTEUR DER VENNOOTSCHAPSBELASTING TE AMSTERDAM RESPECTIEVELIJK DIE TE UTRECHT , BETREFFENDE DE OVER DE PERIODE 1977-79 DOOR VERZOEKSTER VERSCHULDIGDE BELASTING .
3 BLIJKENS HET DOSSIER HAD DE NEDERLANDSE REGERING , OM TE KOMEN TOT VERLICHTING VAN DE PROBLEMEN DIE HET GEVOLG ZIJN VAN DE CONGESTIE VAN DE VERSTEDELIJKTE GEBIEDEN IN HET WESTEN VAN NEDERLAND - DE ZOGENOEMDE ' ' RANDSTAD ' ' - , HET PARLEMENT IN 1972 EEN ONTWERP VOORGELEGD VOOR EEN ' ' WET SELECTIEVE INVESTERINGSREGELING ' ' ( HIERNA : SIR ); VOLGENS DAT ONTWERP ZOU EEN HEFFING WORDEN INGEVOERD OP DE MEESTE NIEUWE INVESTERINGEN IN DAT GEBIED . DE SIR WERD VASTGESTELD IN 1974 , MAAR TRAD SLECHTS VOOR EEN ZEER BEPERKT GEDEELTE VAN HAAR TOEPASSINGSGEBIED IN WERKING ALVORENS IN 1976 TE WORDEN OPGESCHORT .
4 OP 16 FEBRUARI 1977 DIENDE DE NEDERLANDSE REGERING BIJ HET PARLEMENT EEN ONTWERP IN VOOR EEN ' ' WET INVESTERINGSREKENING ' ' ( HIERNA : WIR ); HIERIN WERD VOORZIEN IN EEN STELSEL VAN INVESTERINGSBIJDRAGEN EN -TOESLAGEN IN DE VORM VAN BELASTINGVERLAGINGEN . DIT STELSEL OMVATTE EEN BASISPREMIE VOOR IEDERE INVESTERING EN EEN AANTAL SELECTIEVE PREMIES . TOT DEZE LAATSTE BEHOORDE EEN ' ' ALGEMENE REGIONALE TOESLAG ' ' , UITSLUITEND VOOR INVESTERINGEN BUITEN DE RANDSTAD .
5 BIJ BRIEF VAN 18 FEBRUARI 1977 MELDDE DE NEDERLANDSE REGERING OP GROND VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , EEG-VERDRAG HET ONTWERP-WIR AAN BIJ DE COMMISSIE . DEZE ANTWOORDDE OP 26 MEI DAARAANVOLGEND , DAT ZIJ IN VERBAND MET DIT ONTWERP DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 93 , LID 2 , HAD INGELEID , MET NAME MET BETREKKING TOT DE SELECTIEVE PREMIES EN INZONDERHEID DE ALGEMENE REGIONALE TOESLAG , ZULKS OP GROND DAT EEN SPECIFICATIE VAN DE IN AANMERKING KOMENDE REGIO ' S ONTBRAK . NA OVERLEG MET DE COMMISSIE ZAG DE NEDERLANDSE REGERING AF VAN DE INVOERING VAN DE ALGEMENE REGIONALE TOESLAG EN NAM ZIJ HET BEDRAG DAARVAN OP IN DE BASISPREMIE . NA BIJ BRIEF VAN 16 MAART 1978 DAARVAN IN KENNIS TE ZIJN GESTELD , DEELDE DE COMMISSIE OP 21 APRIL DAARAANVOLGEND MEE , DAT DE TEN AANZIEN VAN HET ONTWERP-WIR INGELEIDE PROCEDURE WAS BEEINDIGD .
6 TIJDENS DE PARLEMENTAIRE BEHANDELING VAN HET ONTWERP-WIR WERD BESLOTEN DE SIR-HEFFING OPNIEUW IN TE VOEREN . MET HET OOG OP DE COORDINATIE VAN DE TWEE REGELINGEN WERDEN IN HET ONTWERP-WIR ENKELE WIJZIGINGEN VAN DE SIR OPGENOMEN . VERDER WERD IN ARTIKEL 36 VAN DE WIR BEPAALD , DAT GEDURENDE EEN OVERGANGSPERIODE EINDIGEND BIJ DE WEDERINVOERING VAN DE SIR-HEFFING , DE INVESTERINGSBIJDRAGEN IN DE VORM VAN BELASTINGVERLAGING ZOUDEN WORDEN VERMINDERD VOOR INVESTERINGEN IN DE RANDSTAD . DE WIR WERD VASTGESTELD OP 29 JUNI 1978 EN TRAD IN WERKING MET TERUGWERKENDE KRACHT TOT 24 MEI 1978 . DE OPSCHORTING VAN DE SIR WERD HERROEPEN MET INGANG VAN 29 JUNI 1978 .
7 VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING HEEFT IN 1978 EN 1979 TWEE INVESTERINGEN VERRICHT IN DE RANDSTAD , DIE BEIDE VOOR DE WIR-BIJDRAGE IN AANMERKING KWAMEN . VOOR EEN VAN DIE INVESTERINGEN EVENWEL WERD DE BIJDRAGE KRACHTENS DE OVERGANGSREGEL VAN ARTIKEL 36 VAN DE WIR VERLAAGD , TERWIJL DE ANDERE INVESTERING ONDERWORPEN WERD AAN DE SIR-HEFFING .
8 VOOR DE NATIONALE RECHTER HEEFT VERZOEKSTER DE INTEGRALE BIJDRAGEN VOOR DIE INVESTERINGEN GEVORDERD , ZONDER TOEPASSING VAN DE HEFFING . ZIJ STELDE DAT DOOR DE MAATREGELEN VAN DE SIR EN DE WIR , IN ONDERLINGE SAMENHANG BEZIEN , IN FEITE EEN STEUNMAATREGEL TOT STAND WAS GEKOMEN MET DEZELFDE WERKING ALS DE OORSPRONKELIJKE STEUNMAATREGEL IN HET ONTWERP-WIR , WAARTEGEN DE COMMISSIE BEDENKINGEN HAD GEUIT . BIJGEVOLG ZOUDEN DE SIR , HET GEDIFFERENTIEERDE TARIEF VAN ARTIKEL 36 VAN DE WIR EN DE FEITELIJKE WERKING VAN DEZE WET TE ZAMEN MET DIE VAN DE SIR , IEDER VOOR ZICH DAN WEL IN COMBINATIE ZIJN AAN TE MERKEN ALS EEN STEUNMAATREGEL OF ALS STEUNMAATREGELEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 92 EEG-VERDRAG , WELKE ZONDER KENNISGEVING OP DE VOET VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , VAN HET VERDRAG TOT UITVOERING WAS DAN WEL WAREN GEBRACHT .
9 VAN OORDEEL DAT OM UITSPRAAK TE KUNNEN DOEN , UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 92 EN 93 EEG-VERDRAG IN DIT VERBAND NOODZAKELIJK WAS , HEEFT HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM ZIJN BESLISSING AANGEHOUDEN EN HET HOF DE NAVOLGENDE - IN DE TWEE ZAKEN GELIJKLUIDENDE - VRAGEN GESTELD :
' ' 1 . DIENT OF DIENEN DE WET SELECTIEVE INVESTERINGSREGELING , DE IN DIE WET AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN MET HET OOG OP DE GEZAMENLIJKE WERKING MET DE WET INVESTERINGSREKENING , HET IN ARTIKEL 36 VAN LAATSTGENOEMDE WET OPGENOMEN GEDIFFERENTIEERDE TARIEF , DAN WEL DE GEZAMENLIJKE FEITELIJKE WERKING VAN DIE WETTEN , IEDER VOOR ZICH DAN WEL IN COMBINATIE TE WORDEN AANGEMERKT ALS EEN STEUNMAATREGEL OF ALS STEUNMAATREGELEN IN VORENBEDOELDE ZIN?
2.MOET ARTIKEL 93 , LID 3 , VAN HET VERDRAG ZODANIG WORDEN UITGELEGD DAT EEN KENNISGEVING DOOR EEN LID-STAAT AAN DE COMMISSIE VAN HET VOORNEMEN TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN VOOR IEDERE BELANGHEBBENDE TERSTOND EN DUIDELIJK KENBAAR MOET ZIJN GEWEEST?
3.DIENT EEN ZODANIGE KENNISGEVING ZICH OOK UIT TE STREKKEN TOT DE IN HET ONTWERP VAN DE STEUNMAATREGEL AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN TIJDENS DE PARLEMENTAIRE BEHANDELING?
4.MOET , INDIEN VAN EEN AANGEBRACHTE WIJZIGING IN EEN NIEUW IN TE VOEREN STEUNMAATREGEL GEEN KENNIS IS GEGEVEN AAN DE COMMISSIE , TERWIJL HET ONTWERP VAN DE STEUNMAATREGEL WAARIN DIE WIJZIGING IS AANGEBRACHT WEL TER KENNIS VAN DE COMMISSIE IS GEBRACHT , HET UITVOERINGSVERBOD BEDOELD IN ARTIKEL 93 , LID 3 , LAATSTE VOLZIN VAN HET VERDRAG GEACHT WORDEN VAN TOEPASSING TE ZIJN EN , ZO JA , DIENT DIT VERBOD ZICH ALSDAN UIT TE STREKKEN OVER DE GEHELE UITEINDELIJK TOT STAND GEBRACHTE STEUNMAATREGEL DAN WEL UITSLUITEND OVER HET MET DIE WIJZIGING TOT STAND GEBRACHTE GEDEELTE VAN DE STEUNMAATREGEL?
' '
10 OPGEMERKT ZIJ DAT HET HOF ZICH IN HET KADER VAN ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG NIET KAN UITSPREKEN OVER DE UITLEGGING VAN NATIONALE WETTELIJKE OF BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN , NOCH OVER DE VRAAG OF DIE BEPALINGEN IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET HET GEMEENSCHAPSRECHT . HET KAN DE NATIONALE RECHTER ENKEL DE UITLEGGINGSGEGEVENS MET BETREKKING TOT HET GEMEENSCHAPSRECHT VERSCHAFFEN , DIE HEM IN STAAT ZULLEN STELLEN DE VOOR HEM OPGEWORPEN RECHTSVRAAG OP TE LOSSEN . IN CASU DIENEN DUS DE UITLEGGINGSGEGEVENS TE WORDEN VERSTREKT AAN DE HAND WAARVAN HET GERECHTSHOF ZAL KUNNEN BESLISSEN , OF VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING , OP GROND DAT DE NEDERLANDSE REGERING ZICH NIET AAN DE VERDRAGSBEPALINGEN BETREFFENDE STEUNMAATREGELEN VAN STATEN HEEFT GEHOUDEN , ZICH KAN VERZETTEN TEGEN DE TOEPASSING VAN DE BETROKKEN WETTELIJKE REGELINGEN DOOR DE BELASTINGINSTANTIES OP HAAR GEVAL .
11 OP BEDOELDE VERDRAGSBEPALINGEN KUNNEN PARTICULIEREN ZICH SLECHTS BEROEPEN INDIEN DE NATIONALE MAATREGELEN IN GEDING STEUNMAATREGELEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 92 ZIJN EN DE TOEZICHTPROCEDURE VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , NIET IS GEVOLGD ( ARREST VAN 22 . 3 . 1977 , ZAAK 78/76 , STEINIKE & WEINLIG , JURISPR . 1977 , BLZ . 595 ). ZOU UIT DE IN HET HOOFDGEDING VASTGESTELDE FEITEN BLIJKEN DAT DE PROCEDUREVOORSCHRIFTEN NAAR BEHOREN ZIJN GEVOLGD , DAN BESTAAT ER HOEGENAAMD GEEN REDEN OM DE AARD VAN DE BESTREDEN NATIONALE MAATREGEL TE ONDERZOEKEN . IN DEZE OMSTANDIGHEDEN ACHT HET HOF HET ZINVOL , EERST DE VRAGEN TE ONDERZOEKEN DIE BETREKKING HEBBEN OP DE PROCEDUREVOORSCHRIFTEN VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , EEG-VERDRAG .
DE TWEEDE VRAAG
12 MET DEZE VRAAG WENST HET GERECHTSHOF TE VERNEMEN , OF DE KENNISGEVING VAN EEN VOORGENOMEN STEUNMAATREGEL AAN DE COMMISSIE DOOR DE BETROKKEN LID-STAAT , TERSTOND EN DUIDELIJK VOOR IEDERE BELANGHEBBENDE KENBAAR MOET ZIJN .
13 ARTIKEL 93 , LID 3 , EEG-VERDRAG BEPAALT :
' ' DE COMMISSIE WORDT VAN ELK VOORNEMEN TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN TIJDIG OP DE HOOGTE GEBRACHT , OM HAAR OPMERKINGEN TE KUNNEN MAKEN . INDIEN ZIJ MEENT DAT ZULK EEN VOORNEMEN VOLGENS ARTIKEL 92 ONVERENIGBAAR IS MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT , VANGT ZIJ ONVERWIJLD DE IN HET VORIGE LID BEDOELDE PROCEDURE AAN . DE BETROKKEN LID-STAAT KAN DE VOORGENOMEN MAATREGELEN NIET TOT UITVOERING BRENGEN VOORDAT DIE PROCEDURE TOT EEN EINDBESLISSING HEEFT GELEID . ' '
14 DEZE BEPALING GEWAAGT NERGENS VAN EEN VERPLICHTING ALS IN DE TWEEDE VRAAG BEDOELD , HETGEEN IN OVEREENSTEMMING IS MET HET DOEL EN DE CONTEXT VAN DEZE BEPALING . DE EERSTE VOLZIN VAN LID 3 BEOOGT SLECHTS TE VERZEKEREN , DAT DE COMMISSIE IN HET ALGEMENE BELANG VAN DE GEMEENSCHAP TIJDIG TOEZICHT KAN UITOEFENEN OP ELK VOORNEMEN TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN . DE BELANGEN VAN DE PARTICULIEREN WORDEN DAARENTEGEN GEWAARBORGD DOOR LID 2 , DAT DE COMMISSIE VERPLICHT OM , WANNEER ZIJ DE DAAR BEDOELDE PROCEDURE INLEIDT , DE BELANGHEBBENDEN AAN TE MANEN HUN OPMERKINGEN TE MAKEN .
15 OP DE TWEEDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT ARTIKEL 93 , LID 3 , VAN HET VERDRAG NIET VERLANGT , DAT DE KENNISGEVING DOOR EEN LID-STAAT AAN DE COMMISSIE VAN VOORNEMENS TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN TERSTOND VOOR IEDERE BELANGHEBBENDE KENBAAR WORDT GEMAAKT ; EEN DESBETREFFENDE VERPLICHTING RUST ENKEL OP DE COMMISSIE , WANNEER DEZE DE IN ARTIKEL 93 , LID 2 , BEDOELDE PROCEDURE INLEIDT .
DE DERDE VRAAG
16 IN DE DERDE PLAATS VRAAGT HET GERECHTSHOF , OF DE KRACHTENS ARTIKEL 93 , LID 3 , EERSTE VOLZIN , OP DE LID-STATEN RUSTENDE VERPLICHTING OM DE COMMISSIE VAN VOORGENOMEN STEUNMAATREGELEN IN KENNIS TE STELLEN , ZICH OOK UITSTREKT TOT DE TIJDENS DE PARLEMENTAIRE BEHANDELING IN HET ONTWERP VAN DE STEUNMAATREGEL AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN .
17 DIENAANGAANDE KAN WORDEN VOLSTAAN MET OP TE MERKEN , DAT ARTIKEL 93 , LID 3 , NIET SLECHTS GELDT VOOR DE INVOERING VAN EEN STEUNMAATREGEL , MAAR OOK VOOR DE WIJZIGING ERVAN . HET VORENOMSCHREVEN DOEL VAN DE EERSTE VOLZIN ZOU NIET WORDEN BEREIKT INDIEN DE COMMISSIE ENKEL WERD GEINFORMEERD OVER HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP , DOCH NIET OVER LATERE WIJZIGINGEN . HIERBIJ ZIJ ECHTER OPGEMERKT , DAT DERGELIJKE INFORMATIES KUNNEN WORDEN VERSTREKT BIJ GELEGENHEID VAN HET OVERLEG TUSSEN DE COMMISSIE EN DE BETROKKEN LID-STAAT , WAARTOE DE OORSPRONKELIJKE KENNISGEVING AANLEIDING HEEFT GEGEVEN .
18 OP DE DERDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT DE IN ARTIKEL 93 , LID 3 , EERSTE VOLZIN , NEERGELEGDE VERPLICHTING OM DE COMMISSIE IN KENNIS TE STELLEN VAN VOORNEMENS TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN , NIET SLECHTS HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP BETREFT , DOCH OOK LATERE WIJZIGINGEN DAARIN , MET DIEN VERSTANDE DAT DERGELIJKE INFORMATIES AAN DE COMMISSIE KUNNEN WORDEN VERSTREKT BIJ GELEGENHEID VAN HET OVERLEG WAARTOE DE OORSPRONKELIJKE KENNISGEVING AANLEIDING HEEFT GEGEVEN .
DE VIERDE VRAAG
19 DEZE VRAAG BETREFT HET IN ARTIKEL 93 , LID 3 , LAATSTE VOLZIN , GEFORMULEERDE VERBOD OM VOORGENOMEN MAATREGELEN TOT UITVOERING TE BRENGEN VOORDAT DE BIJ DE LEDEN 2 EN 3 VOORGESCHREVEN PROCEDURES TOT EEN EINDBESLISSING HEBBEN GELEID . HET GERECHTSHOF VRAAGT , OF DIT UITVOERINGSVERBOD VAN TOEPASSING IS OP EEN VOORGENOMEN STEUNMAATREGEL DIE IN ZIJN OORSPRONKELIJKE VORM NAAR BEHOREN IS AANGEMELD , DOCH DIE LATER ZONDER DAT DE COMMISSIE DAARVAN OP DE HOOGTE IS GESTELD , IS GEWIJZIGD , DAN WEL OF HET VERBOD IN DAT GEVAL ENKEL GELDT VOOR HET MET DIE WIJZIGING TOT STAND GEBRACHTE GEDEELTE VAN DE STEUNMAATREGEL .
20 GELIJK HET HOF ONDER MEER IN ZIJN BESCHIKKING VAN 20 SEPTEMBER 1983 REEDS HEEFT BEKLEMTOOND ( ZAAK 171/83 R , COMMISSIE T . FRANSE REPUBLIEK , JURISPR . 1983 , BLZ . 2621 ), VORMT DE LAATSTE VOLZIN VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , DE SLUITSTEEN VAN DE BIJ DIT ARTIKEL IN HET LEVEN GEROEPEN CONTROLEREGELING , DIE OP HAAR BEURT VAN WEZENLIJK BELANG IS TER VERZEKERING VAN DE GOEDE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT . HET IN DIT ARTIKEL NEERGELEGDE UITVOERINGSVERBOD BEOOGT TE WAARBORGEN DAT DE STEUNREGELING GEEN GEVOLGEN HEEFT VOORDAT DE COMMISSIE EEN REDELIJKE TIJD HEEFT GEHAD OM HET ONTWERP NAUWKEURIG TE ONDERZOEKEN EN , IN VOORKOMEND GEVAL , DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 93 , LID 2 , IN TE LEIDEN .
21 HIERUIT VOLGT , DAT HET UITVOERINGSVERBOD DE STEUNREGELING IN HAAR GEHEEL EN IN HAAR DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN VASTGESTELDE DEFINITIEVE VORM BETREFT . INDIEN HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP IS GEWIJZIGD , IS ARTIKEL 93 , LID 3 , LAATSTE VOLZIN , DUS OP HET GEWIJZIGDE ONTWERP VAN TOEPASSING . WANNEER HET AANGEMELDE ONTWERP BIJ DE COMMISSIE NIET OP BEDENKINGEN IS GESTUIT , MAAR DE BETROKKEN LID-STAAT BRENGT ER LATER WIJZIGINGEN IN AAN ZONDER DE COMMISSIE DAARVAN OP DE HOOGTE TE STELLEN , DAN VERZET GENOEMDE BEPALING ZICH TEGEN DE UITVOERING VAN DE STEUNREGELING IN HAAR GEHEEL . DIT KAN SLECHTS ANDERS ZIJN IN HET GEVAL WAARIN DE ZOGEHETEN WIJZIGING IN WERKELIJKHEID EEN AFZONDERLIJKE STEUNMAATREGEL VORMT , DIE OP ZICHZELF ZOU MOETEN WORDEN BEOORDEELD EN DIE DUS GEEN INVLOED KAN HEBBEN OP HET OORDEEL DAT DE COMMISSIE REEDS OVER HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP HEEFT GEGEVEN .
22 OP DE VIERDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT HET UITVOERINGSVERBOD VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , LAATSTE VOLZIN , VAN TOEPASSING IS OP DE STEUNREGELING IN HAAR GEHEEL EN IN HAAR DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN VASTGESTELDE DEFINITIEVE VORM . INDIEN HET AANVANKELIJK AANGEMELDE ONTWERP TUSSENTIJDS WIJZIGINGEN HEEFT ONDERGAAN WAARVAN DE COMMISSIE NIET IN KENNIS IS GESTELD , IS HET VERBOD VAN TOEPASSING OP HET GEWIJZIGDE ONTWERP , TENZIJ DE ZOGEHETEN WIJZIGING IN WERKELIJKHEID EEN AFZONDERLIJKE STEUNMAATREGEL VORMT , DIE OP ZICHZELF ZOU MOETEN WORDEN BEOORDEELD EN DIE DUS GEEN INVLOED KAN HEBBEN OP HET OORDEEL DAT DE COMMISSIE REEDS OVER HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP HEEFT GEGEVEN ; IN DIT LAATSTE GEVAL GELDT HET VERBOD ENKEL VOOR DE MET DIE WIJZIGING TOT STAND GEBRACHTE STEUNMAATREGEL .
23 GEZIEN DE ANTWOORDEN DIE HET OP DE TWEEDE , DERDE EN VIERDE VRAAG HEEFT GEGEVEN , ACHT HET HOF HET NIET MEER NOODZAKELIJK , DE EERSTE VRAAG TE ONDERZOEKEN .
KOSTEN
24 DE KOSTEN DOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN , DE REGERING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK EN DE COMMISSIE WEGENS INDIENING VAN HUN OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ( VIJFDE KAMER ),
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM BIJ UITSPRAKEN VAN 13 APRIL 1983 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
1 . ARTIKEL 93 , LID 3 , VAN HET VERDRAG VERLANGT NIET , DAT DE KENNISGEVING DOOR EEN LID-STAAT AAN DE COMMISSIE VAN VOORNEMENS TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN TERSTOND VOOR IEDERE BELANGHEBBENDE KENBAAR WORDT GEMAAKT ; EEN DESBETREFFENDE VERPLICHTING RUST ENKEL OP DE COMMISSIE WANNEER DEZE DE IN ARTIKEL 93 , LID 2 , BEDOELDE PROCEDURE INLEIDT .
2.DE IN ARTIKEL 93 , LID 3 , EERSTE VOLZIN , NEERGELEGDE VERPLICHTING OM DE COMMISSIE IN KENNIS TE STELLEN VAN VOORNEMENS TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN , BETREFT NIET SLECHTS HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP , DOCH OOK LATERE WIJZIGINGEN DAARIN , MET DIEN VERSTANDE DAT DERGELIJKE INFORMATIES AAN DE COMMISSIE KUNNEN WORDEN VERSTREKT BIJ GELEGENHEID VAN HET OVERLEG WAARTOE DE OORSPRONKELIJKE KENNISGEVING AANLEIDING HEEFT GEGEVEN .
3.HET UITVOERINGSVERBOD VAN ARTIKEL 93 , LID 3 , LAATSTE VOLZIN , IS VAN TOEPASSING OP DE STEUNREGELING IN HAAR GEHEEL EN IN HAAR DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN VASTGESTELDE DEFINITIEVE VORM . INDIEN HET AANVANKELIJK AANGEMELDE ONTWERP TUSSENTIJDS WIJZIGINGEN HEEFT ONDERGAAN WAARVAN DE COMMISSIE NIET IN KENNIS IS GESTELD , IS HET VERBOD VAN TOEPASSING OP HET GEWIJZIGDE ONTWERP , TENZIJ DE ZOGEHETEN WIJZIGING IN WERKELIJKHEID EEN AFZONDERLIJKE STEUNMAATREGEL VORMT , DIE OP ZICHZELF ZOU MOETEN WORDEN BEOORDEELD EN DIE DUS GEEN INVLOED KAN HEBBEN OP HET OORDEEL DAT DE COMMISSIE REEDS OVER HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP HEEFT GEGEVEN ; IN DIT LAATSTE GEVAL GELDT HET VERBOD ENKEL VOOR DE MET DIE WIJZIGING TOT STAND GEBRACHTE STEUNMAATREGEL .