61981J0220

ARREST VAN HET HOF VAN 22 JUNI 1982. - STRAFZAAK TEGEN TIMOTHY FREDERICK ROBERTSON EN ANDEREN. - (" MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING ALS KWANTITATIEVE BEPERKINGEN "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL). - ZAAK NO. 220/81.

Jurisprudentie 1982 bladzijde 02349


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - KWANTITATIEVE BEPERKINGEN - MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING - VERBOD VAN VERKOOP VAN NIET VAN WETTELIJK STEMPELMERK VOORZIENE VERZILVERDE VOORWERPEN - TOEPASSING OP UIT ANDERE LID-STATEN INGEVOERDE SOORTGELIJKE VOORWERPEN - TOELAATBAARHEID - VOORWAARDEN - BEOORDELING DOOR NATIONALE RECHTER

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 30 )

Samenvatting


ARTIKEL 30 VAN HET VERDRAG VERZET ER ZICH NIET TEGEN , DAT EEN LID-STAAT EEN NATIONALE REGELING WELKE DE VERKOOP VAN VERZILVERDE VOORWERPEN ZONDER EEN AAN DE EISEN VAN DIE REGELING BEANTWOORDEND STEMPELMERK VERBIEDT , TOEPAST OP DIT SOORT VOORWERPEN DIE ZIJN INGEVOERD UIT EEN ANDERE LID-STAAT WAAR ZIJ RECHTMATIG IN HET VERKEER ZIJN GEBRACHT , VOOR ZOVER DIE VOORWERPEN NIET OVEREENKOMSTIG DE WETGEVING VAN DE LID-STAAT VAN UITVOER ZIJN VOORZIEN VAN EEN STEMPELMERK DAT INFORMATIE VERSCHAFT DIE GELIJKWAARDIG IS AAN DE DOOR DE REGELING VAN DE LID-STAAT VAN INVOER VOORGESCHREVEN STEMPELMERKEN , EN BEGRIJPELIJK IS VOOR DE CONSUMENT VAN DIE STAAT . DE FEITELIJKE BEOORDELING DIE NOODZAKELIJK IS OM VAST TE STELLEN OF ER AL DAN NIET VAN GELIJKWAARDIGHEID SPRAKE IS , BEHOORT TOT DE TAAK VAN DE NATIONALE RECHTER , DIE DAARBIJ DE DOOR HET HOF GESPECIFICEERDE UITLEGGINGSGEGEVENS IN AANMERKING ZAL NEMEN .

Partijen


IN ZAAK 220/81 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL , IN DE ALDAAR DIENENDE STRAFZAAK TEGEN

TIMOTHY FREDERICK ROBERTSON E . A .

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 30 TOT 36 VAN HET EEG VERDRAG ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ VONNIS VAN 26 APRIL 1979 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 20 JULI 1981 , HEEFT DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN PREJUDICIELE VRAAG GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 30 TOT 36 EEG-VERDRAG , OM TE KUNNEN BEOORDELEN OF DE BELGISCHE REGELING INZAKE HET WAARMERKEN VAN VERZILVERDE VOORWERPEN VERENIGBAAR IS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT .

2 DEZE VRAAG IS GEREZEN IN HET KADER VAN TEGEN EEN AANTAL IMPORTEURS INGESTELDE STRAFVERVOLGINGEN TER ZAKE VAN DE VERKOOP VAN VERZILVERDE BESTEKKEN UIT ANDERE LID-STATEN WAARVAN HET STEMPELMERK NIET VOLDEED AAN DE EISEN VAN DE BELGISCHE REGELING .

3 KRACHTENS ARTIKEL 10 VAN HET BELGISCHE KONINKLIJK BESLUIT NR . 80 VAN 28 NOVEMBER 1939 HOUDENDE AANVULLING EN WIJZIGING VAN DE WET DE DATO 5 JUNI 1868 BETREFFENDE DE VRIJE BEWERKING VAN GOUDEN EN ZILVEREN GRONDSTOFFEN EN HOUDENDE INSTELLING VAN DEN VERPLICHTEN WAARBORG VAN HET GEHALTE DER VOORWERPEN UIT EDEL METAAL , ZOALS GEWIJZIGD BIJ BESLUITWET VAN 28 FEBRUARI 1947 , MOETEN GOUDSMIDSWERKEN UIT VERZILVERD METAAL TWEE STEMPELMERKEN DRAGEN : OP HET ENE KOMT HET MERK-HANDTEEKEN VAN DEN FABRIKANT VOOR , OP HET ANDERE EEN CIJFER WAARBIJ HET AANTAL GRAMMEN FIJN ZILVER AANGEDUID WORDT DAT OP HET WERK WERD AANGEBRACHT . DIT ARTIKEL BEPAALT VOORTS ECHTER DAT LEPELS EN VORKEN EVENALS TAFELMESSEN DE GRAMMEN ZILVER PER DOZIJN MOETEN AANGEVEN . GENOEMD KONINKLIJK BESLUIT SCHRIJFT VERDER VOOR DAT FABRIKANTEN OF IMPORTEURS VAN VERZILVERDE VOORWERPEN TEVOREN DE AFDRUK VAN HET GEBRUIKTE FABRIEKSMERK BIJ DE BEVOEGDE BELGISCHE AUTORITEITEN MOETEN DEPONEREN , EN , INDIEN ZIJ NIET DE BELGISCHE NATIONALITEIT BEZITTEN , DAARBIJ EEN WAARBORG MOETEN STELLEN .

4 KONINKLIJK BESLUIT NR . 80 IS AANGEVULD BIJ BESLUIT VAN DE REGENT VAN 13 JULI 1948 WAARIN DE UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN ZIJN VASTGELEGD . LAATSTGENOEMD BESLUIT BEPAALT IN ARTIKEL 7 TEN AANZIEN VAN VERZILVERDE VOORWERPEN DAT ZOWEL HET MERKTEKEN ALS HET STEMPELMERK DAT HET GEWICHT AANGEEFT EEN BEPAALDE VORM MOET HEBBEN , NAMELIJK TONVORMIG VOOR HET MERKTEKEN EN RECHTHOEKIG VOOR HET GEWICHTSMERK , DAT HET AANGEBRACHTE AANTAL GRAMMEN FIJN ZILVER IN ARABISCHE CIJFERS VERMELD MOET WORDEN EN DAT DE AANDUIDINGEN IN DE LENGTE MOETEN WORDEN AANGEBRACHT . DAAR GENOEMDE REGELING GEEN AFWIJKING VOORZIET VOOR IN HET BUITENLAND VERVAARDIGDE VERZILVERDE VOORWERPEN , WORDEN ZIJ IN BELGIE SLECHTS TEN VERKOOP TOEGELATEN WANNEER ZIJ OP DEZELFDE WIJZE ZIJN GEWAARMERKT ALS IN BELGIE VERVAARDIGDE VERZILVERDE VOORWERPEN .

5 UIT EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK VAN DE WETGEVINGEN VAN DE LID-STATEN BLIJKT DAT TERWIJL DE WETGEVINGEN VAN ALLE LID-STATEN OP EEN OF ANDERE WIJZE DE VERPLICHTING KENNEN OM WERKEN UIT EDEL METAAL ( GOUD , ZILVER OF PLATINA ) TE WAARMERKEN , DE WAARMERKING VAN VERZILVERDE VOORWERPEN SLECHTS IN BELGIE VERPLICHT IS GESTELD . DE MEESTE ANDERE LID-STATEN HEBBEN GEEN SPECIFIEKE BEPALINGEN VASTGESTELD VOOR DE WAARMERKING VAN DERGELIJKE VOORWERPEN . NOCHTANS IS IN DUITSLAND DE WAARMERKING VAN OP GOUD OF ZILVER LIJKENDE VOORWERPEN UIT METAAL , WAARTOE VERZILVERDE VOORWERPEN BEHOREN , VERBODEN , BEHALVE VOOR WAT BESTEKKEN EN TAFELBENODIGDHEDEN BETREFT , DIE VOORZIEN KUNNEN ZIJN VAN EEN NUMMERSTEMPEL WAAROP DE HOEVEELHEID EROP AANGEBRACHT ZILVER IS AANGEGEVEN . IN DAT GEVAL IS HET GEBRUIKELIJK DAT HET GEWICHT AAN FIJN ZILVER PER OPPERVLAKTE VAN 24 DM WORDT GEWOGEN .

6 VAN OORDEEL DAT HAAR BESLISSING AFHING VAN DE VRAAG OF VOORNOEMDE BELGISCHE REGELING VERENIGBAAR WAS MET HET VERBOD VAN MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING ALS KWANTITATIEVE BEPERKINGEN UIT DE ARTIKELEN 30 EN VOLGENDE EEG-VERDRAG , EN DAT EEN UITLEGGING VAN DEZE BEPALINGEN VOOR HAAR NOODZAKELIJK WAS OM VONNIS TE WIJZEN , HEEFT DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL DE VOLGENDE VRAAG GESTELD :

' ' ZIJN DE ARTIKELEN 30-36 VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ALDUS TE VERSTAAN , DAT DAARDOOR IN DE SECTOR EDELE METALEN WORDEN VERBODEN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN ALS NEERGELEGD IN HET KONINKLIJK BESLUIT NR . 80 VAN 28 NOVEMBER 1939 TOT AANVULLING EN WIJZIGING VAN DE WET VAN 5 JUNI 1868 , BEVESTIGD BIJ DE WET VAN 16 JUNI 1947 EN GEWIJ ZIGD BIJ DE BESLUITWET VAN 28 FEBRUARI 1947 , WAARIN HET GEHALTE VAN EEN FIJN ZILVER BEVATTENDE LEGERING VOLGENS BIJZONDERE PROCEDES WORDT VASTGESTELD EN DE VORM EN DE BIJZONDERHEDEN VAN STEMPELMERKEN TOT WAARBORGING VAN HET ALDUS VASTGESTELDE GEHALTE WORDEN BESCHREVEN?

' '

7 UIT DE STUKKEN BLIJKT DAT DE HOOFDZAKEN SLECHTS IMPORTEN UIT ANDERE LID-STATEN VAN VERZILVERDE VOORWERPEN BETREFFEN . DERHALVE KAN DE PREJUDICIELE VRAAG WORDEN BEPERKT TOT DE VRAAG OF DE ARTIKELEN 30-36 VAN HET VERDRAG ZICH ERTEGEN VERZETTEN DAT EEN LID-STAAT EEN NATIONALE REGELING WELKE DE VERKOOP VAN VERZILVERDE VOORWERPEN ZONDER AAN DE VEREISTEN VAN DIE REGELING BEANTWOORDENDE STEMPELMERKEN VERBIEDT , TOEPAST OP DIT SOORT VOORWERPEN DIE ZIJN INGEVOERD UIT EEN ANDERE LID-STAAT WAAR ZIJ RECHTMATIG IN HET VERKEER ZIJN GEBRACHT .

8 HET ANTWOORD OP DEZE VRAAG KAN SLECHTS WORDEN GEGEVEN OP BASIS VAN ARTIKEL 30 EEG-VERDRAG ; ARTIKEL 36 SPEELT GEEN ROL AANGEZIEN MAATREGELEN ALS VOORGESCHREVEN IN DE BETROKKEN REGELING NIET VALLEN ONDER HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE IN ARTIKEL 36 LIMITATIEF OPGESOMDE UITZONDERINGEN .

9 VOLGENS ARTIKEL 30 EEG-VERDRAG ZIJN KWANTITATIEVE INVOERBEPERKINGEN EN ALLE MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING IN DE HANDEL TUSSEN DE LID-STATEN VERBODEN . VOLGENS VASTE RECHTSPRAAK VAN HET HOF IS IEDERE HANDELSREGELING DER LID-STATEN DIE DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDEL AL DAN NIET RECHTSTREEKS , DAADWERKELIJK OF POTENTIEEL KAN BELEMMEREN , ALS EEN MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING ALS KWANTITATIEVE BEPERKINGEN TE BESCHOUWEN . HET HOF HEEFT EVENWEL HERHAALDELIJK , VOOR HET EERST IN HET ARREST VAN 20 FEBRUARI 1979 ( ZAAK 120/78 , REWE , JURISPR . 1979 , BLZ . 649 ) VASTGESTELD DAT BIJ GEBREKE VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INZAKE DE VERHANDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN , BELEMMERINGEN VAN HET INTRACOMMUNAUTAIRE VERKEER ALS GEVOLG VAN DISPARITEITEN VAN DE NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN , MOETEN WORDEN AANVAARD VOOR ZOVER DE BETROKKEN REGELING , DIE ZONDER ONDERSCHEID VAN TOEPASSING IS OP NATIONALE EN INGEVOERDE PRODUKTEN , HAAR RECHTVAARDIGING VINDT IN DWINGENDE EISEN VERBAND HOUDENDE MET , INZONDERHEID , DE EERLIJKHEID VAN DE HANDELSTRANSACTIES EN DE BESCHERMING VAN DE CONSUMENTEN .

10 MET HET OOG OP DEZE LAATSTE BEGINSELEN MOET IN DE EERSTE PLAATS WORDEN VASTGESTELD DAT EEN NATIONALE REGELING ALS DOOR DE VERWIJZENDE RECHTER OMSCHREVEN , DIE TOT GEVOLG HEEFT DAT DE VERHANDELING VAN UIT ANDERE LID-STATEN INGEVOERDE VERZILVERDE VOORWERPEN ZONDER AAN DE EISEN VAN DIE REGELING BEANTWOORDENDE STEMPELMERKEN IS VERBODEN , EEN BELEMMERING VAN HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN TUSSEN DE LID-STATEN VORMT . ZIJ HEEFT IMMERS TOT GEVOLG DAT HETZIJ EEN WAARMERKING TIJDENS DE FABRICAGE WORDT GEEIST WANNEER HET GAAT OM VOOR DE BELGISCHE MARKT BESTEMDE VOORWERPEN , HETZIJ EEN WAARMERKING DOOR DE IMPORTEUR OVEREENKOMSTIG DE BELGISCHE RECHTSVOORSCHRIFTEN , WAARDOOR DE VERHANDELING VAN DE PRODUKTEN UIT ANDERE LID-STATEN EN MET NAME PARALLELIMPORTEN MOEILIJKER EN DUURDER WORDEN .

11 TOEGEGEVEN MOET ECHTER WORDEN DAT DE VERPLICHTING VOOR DE FABRIKANT OF IMPORTEUR OM OP VERZILVERDE VOORWERPEN DIE NAAR HUN AARD KUNNEN WORDEN VERWARD MET ARTIKELEN VAN MASSIEF ZILVER , SPECIALE ONUITWISBARE EN NIET UIT HET VOORWERP TE VERWIJDEREN STEMPELMERKEN IN TE SLAAN , DIE HET GEWICHT AAN FIJN ZILVER ALSMEDE DE FABRIKANT VAN HET VOORWERP AANGEVEN , IN BEGINSEL EEN DOELTREFFENDE BESCHERMING VAN DE CONSUMENTEN KAN VERZEKEREN EN DE EERLIJKHEID VAN DE HANDELSTRANSACTIES KAN BEVORDEREN . HET GEWICHTSMERK BEANTWOORDT IMMERS AAN DEZE TWEELEDIGE DOELSTELLING DOOR DE CONSUMENT IN STAAT TE STELLEN OP VOLDOENDE NAUWKEURIGE WIJZE DE AARD EN DE KWALITEIT VAN HET PRODUKT TE KENNEN EN HET TE ONDERSCHEIDEN VAN ANDERE PRODUKTEN WAARMEE HET ZOU KUNNEN WORDEN VERWARD . HET FABRIEKSMERK MAAKT HET DE VERKRIJGER VAN HET VOORWERP BOVENDIEN MOGELIJK , DE FABRIKANT ERVAN TE IDENTIFICEREN .

12 DE NOODZAAK VAN EEN DERGELIJKE BESCHERMING BESTAAT EVENWEL NIET MEER WANNEER ZULKE VOORWERPEN ZIJN INGEVOERD UIT EEN ANDERE LID-STAAT WAAR ZIJ RECHTMATIG IN HET VERKEER ZIJN GEBRACHT EN REEDS OVEREENKOMSTIG DE WETGEVING VAN DIE STAAT ZIJN GEWAARMERKT , MITS EVENWEL DE GEGEVENS VAN DE DOOR DIE STAAT VOORGESCHREVEN STEMPELMERKEN , ONGEACHT DE VORM , INFORMATIE VERSCHAFFEN DIE GELIJKWAARDIG IS AAN DIE VAN DE IN DE LID-STAAT VAN INVOER VOORGESCHREVEN STEMPELMERKEN EN BEGRIJPELIJK IS VOOR DE CONSUMENT VAN DIE STAAT .

13 DE FEITELIJKE BEOORDELING DIE NOODZAKELIJK IS OM VAST TE STELLEN OF ER AL DAN NIET VAN GELIJKWAARDIGHEID SPRAKE IS , BEHOORT TOT DE TAAK VAN DE NATIONALE RECHTER .

14 OP DE DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL GESTELDE VRAAG DIENT DERHALVE TE WORDEN GEANTWOORD DAT ARTIKEL 30 VAN HET VERDRAG ZICH ER NIET TEGEN VERZET DAT EEN LID-STAAT EEN NATIONALE REGELING WELKE DE VERKOOP VAN VERZILVERDE VOORWERPEN ZONDER EEN AAN DE EISEN VAN DIE REGELING BEANTWOORDEND STEMPELMERK VERBIEDT , TOEPAST OP DIT SOORT VOORWERPEN DIE ZIJN INGEVOERD UIT EEN ANDERE LID-STAAT WAAR ZIJ RECHTMATIG IN HET VERKEER ZIJN GEBRACHT , VOOR ZOVER DIE VOORWERPEN NIET OVEREENKOMSTIG DE WETGEVING VAN DE LID-STAAT VAN UITVOER ZIJN VOORZIEN VAN EEN STEMPELMERK DAT INFORMATIE VERSCHAFT DIE GELIJKWAARDIG IS AAN DE DOOR DE REGELING VAN DE LID-STAAT VAN INVOER VOORGESCHREVEN STEMPELMERKEN , EN BEGRIJPELIJK IS VOOR DE CONSUMENT VAN DIE STAAT . DE FEITELIJKE BEOORDELING DIE NOODZAKELIJK IS OM VAST TE STELLEN OF ER AL DAN NIET VAN GELIJKWAARDIGHEID SPRAKE IS , BEHOORT TOT DE TAAK VAN DE NATIONALE RECHTER , DIE DAARBIJ DE DOOR HET HOF GESPECIFICEERDE UITLEGGINGSGEGEVENS IN AANMERKING ZAL NEMEN .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

15 DE KOSTEN DOOR DE BELGISCHE EN BRITSE REGERING ALSMEDE DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL BIJ VONNIS VAN 26 APRIL 1979 GESTELDE VRAAG , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . ARTIKEL 30 VAN HET VERDRAG VERZET ER ZICH NIET TEGEN , DAT EEN LID-STAAT EEN NATIONALE REGELING WELKE DE VERKOOP VAN VERZILVERDE VOORWERPEN ZONDER EEN AAN DE EISEN VAN DIE REGELING BEANTWOORDEND STEMPELMERK VERBIEDT , TOEPAST OP DIT SOORT VOORWERPEN DIE ZIJN INGEVOERD UIT EEN ANDERE LID-STAAT WAAR ZIJ RECHTMATIG IN HET VERKEER ZIJN GEBRACHT , VOOR ZOVER DIE VOORWERPEN NIET OVEREENKOMSTIG DE WETGEVING VAN DE LID-STAAT VAN UITVOER ZIJN VOORZIEN VAN EEN STEMPELMERK DAT INFORMATIE VERSCHAFT DIE GELIJKWAARDIG IS AAN DE DOOR DE REGELING VAN DE LID-STAAT VAN INVOER VOORGESCHREVEN STEMPELMERKEN , EN BEGRIJPELIJK IS VOOR DE CONSUMENT VAN DIE STAAT .

2 . DE FEITELIJKE BEOORDELING DIE NOODZAKELIJK IS OM VAST TE STELLEN OF ER AL DAN NIET VAN GELIJKWAARDIGHEID SPRAKE IS , BEHOORT TOT DE TAAK VAN DE NATIONALE RECHTER , DIE DAARBIJ DE DOOR HET HOF GESPECIFICEERDE UITLEGGINGSGEGEVENS IN AANMERKING ZAL NEMEN .