ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 4 MAART 1982. - EFFER SPA TEGEN HANS - JOACHIM KANTNER. - (" EEG - EXECUTIEVERDRAG "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET BUNDESGERICHTSHOF). - ZAAK NO. 38/81.
Jurisprudentie 1982 bladzijde 00825
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00185
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
VERDRAG BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN RECHTERLIJKE BESLISSINGEN - BEVOEGDHEID TEN AANZIEN VAN VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST - OMVANG - BEOORDELING VAN TUSSEN PARTIJEN BETWIST BESTAAN VAN OVEREENKOMST DAARONDER BEGREPEN
( EXECUTIEVERDRAG , ARTIKEL 5 , SUB 1 )
IN DE IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , EXECUTIEVERDRAG BEDOELDE GEVALLEN OMVAT DE BEVOEGDHEID VAN DE NATIONALE RECHTER OM UITSPRAAK TE DOEN OVER VRAGEN BETREFFENDE EEN OVEREENKOMST OOK DE BEVOEGDHEID , HET BESTAAN VAN DE AAN DE OVEREENKOMST ZELF TEN GRONDSLAG LIGGENDE ELEMENTEN TE BEOORDELEN , DAAR ZULKS ONONTBEERLIJK IS OM DE GEADIEERDE NATIONALE RECHTER IN STAAT TE STELLEN ZIJN BEVOEGDHEID KRACHTENS HET VERDRAG TE TOETSEN . DERHALVE KAN DE EISER ZICH KRACHTENS ARTIKEL 5 , SUB 1 , EXECUTIEVERDRAG OOK TOT HET GERECHT VAN DE PLAATS VAN UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST WENDEN , WANNEER DE TOTSTANDKOMING VAN DE OVEREENKOMST WAAROP DE VORDERING IS GEBASEERD , TUSSEN PARTIJEN IN GESCHIL IS .
IN ZAAK 38/81 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 3 VAN HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , VAN HET BUNDESGERICHTSHOF , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
EFFER SPA , TE CASTEL MAGGIORE ( BOLOGNA ), ITALIE ,
EN
HANS-JOACHIM KANTNER , TE LANGEN , BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN ,
1 BIJ BESCHIKKING VAN 29 JANUARI 1981 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 19 FEBRUARI 1981 , HEEFT HET BUNDESGERICHTSHOF KRACHTENS HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , HET HOF VAN JUSTITIE EEN VRAAG GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN DIT VERDRAG , LUIDENDE ALS VOLGT :
' ' DE VERWEERDER DIE WOONPLAATS HEEFT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN VERDRAGSLUITENDE STAAT , KAN IN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE STAAT VOOR DE NAVOLGENDE GERECHTEN WORDEN OPGEROEPEN :
1 . TEN AANZIEN VAN VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST : VOOR HET GERECHT VAN DE PLAATS , WAAR DE VERBINTENIS , DIE AAN DE EIS TEN GRONDSLAG LIGT , IS UITGEVOERD OF MOET WORDEN UITGEVOERD ;
. . . ' ' .
2 DEZE VRAAG IS GEREZEN IN EEN GEDING TUSSEN DE FIRMA EFFER SPA TE CASTEL MAGGIORE ( BOLOGNA-ITALIE ), EN H.-J . KANTNER , OCTROOIGEMACHTIGDE TE DARMSTADT ( BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ).
3 EFFER SPA , VERZOEKSTER TOT CASSATIE IN HET HOOFDGEDING , FABRICEERT HIJSKRANEN . DEZE WERDEN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND VERKOCHT DOOR DE FIRMA HYDRAULIKKRAN ( HIERNA : HYKRA ). TOEN EFFER EEN NIEUW APPARAAT HAD UITGEVONDEN , MOEST WORDEN VASTGESTELD OF DE VERKOOP VAN DIT APPARAAT INBREUK MAAKTE OP REEDS BESTAANDE OCTROOIEN . HIERTOE GAF HYKRA , NA EEN ONDERHOUD MET EFFER , AAN DE OCTROOIGEMACHTIGDE KANTNER IN DECEMBER 1971 OPDRACHT , IN DUITSLAND EEN ONDERZOEK IN TE STELLEN . HET GESCHIL TUSSEN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING BETREFT DE VRAAG OF HYKRA , DIE INMIDDELS FAILLIET IS GEGAAN , DE OPDRACHT AAN KANTNER OP NAAM VAN EFFER OF IN EIGEN NAAM HAD VERSTREKT . OM BETALING VAN ZIJN HONORARIUM - WAARVAN HET BEDRAG NIET WORDT BETWIST - TE VERKRIJGEN , STELDE KANTNER IN DECEMBER 1974 BEROEP IN BIJ EEN DUISTE RECHTER . DE FIRMA EFFER BETWISTTE DAT ZIJ MET DE OCTROOIGEMACHTIGDE EEN CONTRACTUELE VERHOUDING WAS AANGEGAAN . NU EEN OVEREENKOMST VOLGENS HAAR ONTBREEKT , ZOU DE DUITSE RECHTER NIET BEVOEGD ZIJN . DE DUITSE RECHTERS IN EERSTE EN TWEEDE INSTANTIE STELLEN KANTNER IN HET GELIJK . EFFER STELDE DAAROP CASSATIEBEROEP IN BIJ HET BUNDESGERICHTSHOF , DAT BESLOOT DE PROCEDURE TE SCHORSEN EN HET HOF DE VOLGENDE PREJUDICIELE VRAAG TE STELLEN :
' ' STAAT EISER DE IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , EXECUTIEVERDRAG GEBODEN MOGELIJKHEID ZICH TOT HET GERECHT VAN DE PLAATS VAN UITVOERING VAN EEN OVEREENKOMST TE WENDEN OOK OPEN , WANNEER DE TOTSTANDKOMING VAN DE OVEREENKOMST WAAROP DE VORDERING WORDT GEBASEERD TUSSEN PARTIJEN IN GESCHIL IS?
' '
4 KANTNER , VERWEERDER IN CASSATIE IN HET HOOFDGEDING , EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ZIJN VAN MENING DAT DEZE VRAAG BEVESTIGEND MOET WORDEN BEANTWOORD . DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK SLUIT ZICH WEL NIET VOLLEDIG AAN BIJ DEZE OPVATTING , DOCH MEENT DAT BETWISTING VAN HET BESTAAN VAN DE OVEREENKOMST NIET IN DE WEG STAAT AAN TOEPASSING VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 , EXECUTIEVERDRAG , MITS DE VERBINTENIS KLAARBLIJKELIJK CONTRACTUEEL VAN AARD IS EN EISER ZIJN VORDERING TE GOEDER TROUW HEEFT INGESTELD . ALLEEN DE FIRMA EFFER IS VAN MENING DAT VERZOEKER ZICH NIET KAN WENDEN TOT HET GERECHT VAN DE PLAATS VAN UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST , WANNEER HET BESTAAN VAN DE OVEREENKOMST WAAROP DE VORDERING WORDT GEBASEERD , OMSTREDEN IS .
5 HET STAAT VAST DAT DE TEKST VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 , EXECUTIEVERDRAG OP DIT PUNT NIET EENSLUIDEND IS GEREDIGEERD . TERWIJL DE DUITSE TEKST VAN DE BEPALING DE WOORDEN ' ' . . . VERTRAG ODER ANSPRUCHE AUS EINEM VERTRAG ' ' BEVAT , LUIDEN DE FRANSE EN ITALIAANSE TEKST ' ' . . . EN MATIERE CONTRACTUELLE ' ' , RESPECTIEVELIJK ' ' . . . IN MATERIA CONTRATTUALE ' ' . NU DE VERSCHILLENDE TAALVERSIES VAN GENOEMD ARTIKEL NIET GELIJKLUIDEND ZIJN , MOET ZOWEL NAAR ONDERWERP EN OOGMERK VAN HET VERDRAG , ALS NAAR DE CONTEXT VAN DEZE BEPALING WORDEN GEZIEN , OM TOT DE DOOR DE NATIONALE RECHTER GEVRAAGDE UITLEGGING TE KOMEN .
6 UIT DE BEPALINGEN VAN HET EXECUTIEVERDRAG , INZONDERHEID DE PREAMBULE , BLIJKT DAT HET HOOFDZAKELIJK TEN DOEL HEEFT BINNEN DE GEMEENSCHAP DE RECHTSBESCHERMING VAN DEGENEN DIE DAAR GEVESTIGD ZIJN , TE VERGROTEN . HIERTOE BEVAT HET VERDRAG EEN REEKS BEPALINGEN , DIE ONDER MEER TEN DOEL HEBBEN EEN CUMULATIE VAN GELIJKTIJDIG AANHANGIGE GERECHTELIJKE PROCEDURES IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN IN TWEE OF MEER LID-STATEN TE VOORKOMEN , EN VOORTS IN HET BELANG VAN DE RECHTSZEKERHEID EN DAT VAN PARTIJEN DE MOGELIJKHEID BIEDEN , VAST TE STELLEN WELKE NATIONALE RECHTER GEOGRAFISCH GEZIEN HET MEEST AANGEWEZEN IS OM KENNIS TE NEMEN VAN EEN GESCHIL .
7 UIT HET VERDRAG ALS GEHEEL , EN MET NAME UIT HET BEPAALDE IN AFDELING 7 , VLOEIT VOORT DAT IN DE IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , EXECUTIEVERDRAG BEDOELDE GEVALLEN DE BEVOEGDHEID VAN DE NATIONALE RECHTER OM UITSPRAAK TE DOEN OVER VRAGEN BETREFFENDE EEN OVEREENKOMST OOK DE BEVOEGDHEID OMVAT , HET BESTAAN VAN DE AAN DE OVEREENKOMST ZELF TEN GRONDSLAG LIGGENDE ELEMENTEN TE BEOORDELEN , DAAR ZULKS ONONTBEERLIJK IS OM DE GEADIEERDE NATIONALE RECHTER IN STAAT TE STELLEN ZIJN BEVOEGDHEID KRACHTENS HET VERDRAG TE TOETSEN . WARE DIT ANDERS , DAN ZOU HET GEVAAR BESTAAN DAT ARTIKEL 5 VAN HET VERDRAG RECHTENS ZINLEDIG WORDT , DAAR MEN ZOU AANNEMEN DAT EEN DER PARTIJEN SLECHTS BEHOEFT TE BEWEREN DAT DE OVEREENKOMST NIET BESTAAT , OM DE IN DIT VOORSCHRIFT NEERGELEGDE REGELING TE ONTGAAN . MET HET OOG OP HET DOEL EN DE GEEST VAN HET VERDRAG MOET VOORNOEMDE BEPALING DAARENTEGEN WORDEN UITGELEGD IN DIE ZIN , DAT DE RECHTER , DIE DE UITSPRAAK MOET DOEN IN EEN UIT EEN OVEREENKOMST VOORTVLOEIEND GESCHIL , ZELFS AMBTSHALVE DE BELANGRIJKSTE VOORWAARDEN VOOR ZIJN BEVOEGDHEID KAN TOETSEN , IN HET LICHT VAN DOOR DE BETROKKEN PARTIJ VERSTREKTE OVERTUIGENDE EN RELEVANTE GEGEVENS , WAARUIT HET AL DAN NIET BESTAAN VAN DE OVEREENKOMST BLIJKT . DEZE UITLEGGING IS TROUWENS IN OVEREENSTEMMING MET ' S HOFS ARREST VAN 14 DECEMBER 1977 ( ZAAK 73/77 , SANDERS T . VAN DER PUTTE , JURISPR . 1977 , BLZ . 2383 ), BETREFFENDE DE BEVOEGDHEID VAN DE RECHTERS VAN DE STAAT WAAR HET ONROEREND GOED IS GELEGEN , INZAKE DE HUUR EN VERHUUR , PACHT EN VERPACHTING VAN ONROERENDE GOEDEREN ( ARTIKEL 16 , SUB 1 , EXECUTIEVERDRAG ), WAARIN HET HOF VOOR RECHT HEEFT VERKLAARD DAT EEN DERGELIJKE BEVOEGDHEID OOK BESTAAT WANNEER HET GESCHIL BETREKKING HEEFT OP ' ' HET BESTAAN ' ' VAN EEN HUURCONTRACT .
8 OP DE VRAAG VAN HET BUNDESGERICHTSHOF MOET DERHALVE WORDEN GEANTWOORD DAT EISER ZICH KRACHTENS ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN OOK TOT HET GERECHT VAN DE PLAATS VAN UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST KAN WENDEN , WANNEER DE TOTSTANDKOMING VAN DE OVEREENKOMST WAAROP DE VORDERING IS GEBASEERD , TUSSEN PARTIJEN IN GESCHIL IS .
KOSTEN
DE KOSTEN DOOR HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET BUNDESGERICHTSHOF BIJ BESCHIKKING VAN 29 JANUARI 1981 GESTELDE VRAAG , VERKLAART VOOR RECHT :
EISER KAN ZICH KRACHTENS ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN OOK TOT HET GERECHT VAN DE PLAATS VAN UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST WENDEN , WANNEER DE TOTSTANDKOMING VAN DE OVEREENKOMST WAAROP DE VORDERING IS GEBASEERD , TUSSEN PARTIJEN IN GESCHIL IS .