61979J0139

ARREST VAN HET HOF VAN 29 OKTOBER 1980. - MAIZENA GMBH TEGEN RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - (" ISOGLUCOSE - PRODUKTIEQUOTA "). - ZAAK NO. 139/79.

Jurisprudentie 1980 bladzijde 03393
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00359
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 01217


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . BEROEP TOT NIETIGVERKLARING - NATUURLIJKE OF RECHTSPERSOON - HANDELINGEN WELKE HEN RECHTSTREEKS EN INDIVIDUEEL RAKEN - ONTVANKELIJKHEID

( EEG-VERDRAG , ART . 173 , TWEEDE ALINEA ; ' S RAADS VERORDENING NR . 1111/77 , ART . 9 ( ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 1293/79 ) EN BIJLAGE II )

2 . PROCESVOERING - VOEGING - RECHT DAARTOE , AAN ALLE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP TOEGEKEND - UITOEFENINGSVOORWAARDEN - PROCESBELANG - NIET DWINGENDE VOORWAARDE

( STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE EEG , ART . 37 , EERSTE ALINEA )

3 . LANDBOUW - MEDEDINGINGSREGELEN - TOEPASSINGSVOORWAARDEN - DISCRETIONAIRE MARGE WAAROVER DE RAAD BESCHIKT

( EEG-VERDRAG , ART . 42 )

4 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - DISCRIMINATIE TUSSEN PRODUCENTEN OF CONSUMENTEN VAN DE GEMEENSCHAP - BEGRIP

( EEG-VERDRAG , ART . 40 , LID 3 )

5 . HANDELINGEN DER INSTELLINGEN - VOORBEREIDINGSPROCEDURE - REGULIERE RAADPLEGING VAN HET PARLEMENT - WEZENLIJK VORMVOORSCHRIFT - DRAAGWIJDTE

( EEG-VERDRAG , ARTT . 93 , LID 2 , DERDE ALINEA , EN 173 )

Samenvatting


1 . ARTIKEL 9 VAN VERORDENING NR . 1111/77 ( ZOALS GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NR . 1293/79 ) BLIJKT IN ZIJN LID 4 DE IN DE LEDEN 1-3 VAN HETZELFDE ARTIKEL GENOEMDE MAATSTAVEN TOT TOEPASSING TE BRENGEN TEN AANZIEN VAN DE ONDERSCHEIDEN , IN BIJLAGE II DER VERORDENING MET NAME GENOEMDE ONDERNEMINGEN , DIE DERHALVE ALS ADRESSATEN ZIJN TE BESCHOUWEN EN ER RECHTSTREEKS EN INDIVIDUEEL DOOR WORDEN GERAAKT .

2 . IN ARTIKEL 37 , EERSTE ALINEA , VAN HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE EEG WORDT AAN DE ONDERSCHEIDEN INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP EEN ZELFDE RECHT OP VOEGING TOEGEKEND . BEPER KINGEN , TEN AANZIEN VAN EEN DIER INSTELLINGEN AAN DE UITOEFENING VAN DAT RECHT GESTELD , KUNNEN SLECHTS GAAN TEN KOSTE VAN HAAR INSTITUTIONELE POSITIE , ZOALS HET VERDRAG , EN WEL MET NAME ARTIKEL 4 , LID 1 , DIE HEEFT GEWILD .

HET AAN DE INSTELLINGEN TOEGEKENDE RECHT OP VOEGING IS NIET VAN EEN PROCESBELANG AFHANKELIJK GESTELD .

3 . BIJ DE UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEID WELKE DE RAAD IN ARTIKEL 42 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG IS TOEGEKEND , NAMELIJK OM TE BESLISSEN IN HOEVERRE DE MEDEDINGINGSREGELEN VOOR DE LANDBOUWSECTOR HEBBEN TE GELDEN , BESCHIKT DE RAAD , ZOALS VOOR DE GEHELE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID , OVER EEN RUIME DISCRETIONAIRE MARGE .

4 . VAN DISCRIMINATIE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 40 , LID 3 , VAN HET EEG-VERDRAG KAN NIET WORDEN GESPROKEN BIJ EEN VERSCHILLENDE BEHANDELING VAN INDUSTRIEEN , WELKE HAAR OORZAAK VINDT IN HET FEIT DAT ZIJ ZICH BEVINDEN IN SITUATIES WELKE IN OBJECTIEVE ZIN VERSCHILLEN .

VAN ZODANIGE DISCRIMINATIE IS EVENMIN SPRAKE WANNEER DE RAAD MAATREGELEN VAN ALGEMEEN BELANG HEEFT TE NEMEN EN VERSCHILLEN TUSSEN DE SITUATIES WAARIN DIE ONDERNEMINGEN ZICH ALS GEVOLG VAN HUN COMMERCIELE BELEIDSKEUZEN EN INTERN BELEID BEVINDEN , NIET IN AANMERKING NEEMT .

5 . DE RAADPLEGING , IN ARTIKEL 43 , LID 2 , DERDE ALINEA , EN IN PARALLEL LOPENDE VERDRAGSBEPALINGEN VOORZIEN , IS HET MIDDEL DAT HET PARLEMENT IN STAAT STELT DAADWERKELIJK AAN DE COMMUNAUTAIRE WETGEVING DEEL TE NEMEN . DE HIERIN BESLOTEN LIGGENDE BEVOEGDHEID IS EEN WEZENLIJK BESTANDDEEL VAN HET DOOR HET VERDRAG GEWILDE INSTITUTIONELE EVENWICHT . OFSCHOON IN BEPERKTE MATE , SPIEGELT ZICH DAARIN , OP COMMUNAUTAIR NIVEAU , EEN DEMOCRATISCH GRONDBEGINSEL AF , VOLGENS HETWELK DE VOLKEREN DOOR TUSSENKOMST VAN EEN REPRESENTATIEVE VERGADERING AAN DE MACHTSUITOEFENING DEELNEMEN .

WAAR HET VERDRAG VOOR BEPAALDE GEVALLEN EEN REGULIERE RAADPLEGING VAN HET PARLEMENT VERLANGT , HEEFT MEN DAN OOK TE MAKEN MET EEN WEZENLIJK VORMVOORSCHRIFT , WELKS NIET-NALEVING TOT NIETIGHEID VAN DE BETROKKEN HANDELING LEIDT . DIE EIS IS SLECHTS ALS NAGELEEFD TE BESCHOUWEN , WAANNEER HET PARLEMENT ZIJN ZIENSWIJZE HEEFT KENBAAR GEMAAKT ; HET MAG ER NIET VOOR WORDEN GEHOUDEN DAT ER REEDS AAN VOLDAAN IS WANNEER DE RAAD DE VERGADERING OM ADVIES HEEFT VERZOCHT EN ZODANIG ADVIES IS UITGEBLEVEN .

Partijen


IN ZAAK 139/79 ,

MAIZENA GMBH , GEVESTIGD D 2000 TE HAMBURG , SPALDINGSTRASSE 218 , VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEERDERS K.-H . SCHLIETER EN K . A . SCHROETER , BIJGESTAAN DOOR H . G . KEMMLER , B . RAPP-JUNG EN A . BOEHLKE , ADVOCATEN TE FRANKFURT/MAIN , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TEN KANTORE VAN DE ALDAAR GEVESTIGDE ADVOCAAT E . ARENDT , 34B , RUE PHILIPPE-II ,

VERZOEKSTER ,

AAN WIER ZIJDE

HET EUROPEES PARLEMENT , VERTEGENWOORDIGD DOOR DE DIRECTEUR-GENERAAL F . PASETTI-BOMBARDELLA , BIJGESTAAN DOOR R . BIEBER , HOOFDADMINISTRATEUR VAN DE JURIDISCHE DIENST , EN PROFESSOR A . DERINGER , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE OP HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN HET EUROPEES PARLEMENT , ALS

GEVOEGDE PARTIJ ,

IS OPGETREDEN

TEGEN

RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , VERTEGENWOORDIGD DOOR D . VIGNES , DIRECTEUR VAN DE JURIDISCHE DIENST , BIJGESTAAN DOOR A . BRAUTIGAM EN H.-J . GLAESNER , MEDE-GEMACHTIGDEN , H.-J . RABE , ADVOCAAT TE HAMBURG , PROFESSOR J . BOULOUIS , DOYEN HONORAIRE VAN DE UNIVERSITE DE DROIT , D ' ECONOMIE ET DE SCIENCES SOCIALES TE PARIJS , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ D . FONTEIN , DIRECTEUR JURIDISCHE ZAKEN VAN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK , 100 , BD KONRAD ADENAUER , KIRCHBERG ,

VERWEERDER ,

AAN WIENS ZIJDE

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR P . GILSDORF , ALS GEMACHTIGDE , BIJGESTAAN DOOR J . DELMOLY , LID VAN DE JURIDISCHE DIENST , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ HAAR JURIDISCH ADVISEUR M . CERVINO , BATIMENT JEAN MONNET , KIRCHBERG , ALS

GEVOEGDE PARTIJ ,

IS OPGETREDEN ,

Onderwerp


BETREFFENDE EEN VERZOEK OM NIETIGVERKLARING VAN EEN AANTAL BEPALINGEN VAN ' S RAADS VERORDENING NR . 1293/79 VAN 25 JUNI 1979 ( PB L 162 , BLZ . 10 , ZOALS GERECTIFICEERD IN PB L 176 , BLZ . 37 , BIJLAGE ) TOT WIJZIGING VAN ' S RAADS VERORDENING NR . 1111/77 TOT VASTSTELLING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR ISOGLUCOSE ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ OP 5 SEPTEMBER 1979 TER GRIFFIE INGEKOMEN VERZOEKSCHRIFT HEEFT VERZOEKSTER , EEN VENNOOTSCHAP NAAR DUITS RECHT DIE ONDER MEER ISOGLUCOSE VERVAARDIGT , HET HOF VERZOCHT ' S RAADS VERORDENING NR . 1111/77 VAN 17 MEI 1977 , ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 1293/79 VAN 25 JUNI 1979 ( PB L 162 , BLZ . 10 , ZOALS GECORRIGEERD IN PB L 176 , BLZ . 37 ) NIET-RECHTSGELDIG TE VERKLAREN , VOOR ZOVER HAAR DAARBIJ HET IN BIJLAGE II DER VERORDENING VASTGELEGDE PRODUKTIEQUOTUM IS OPGELEGD .

2 TOT STAVING VAN HAAR VERZOEK BEDIENT VERZOEKSTER ZICH , BEHALVE VAN VERSCHILLENDE MIDDELEN TEN PRINCIPALE , VAN EEN FORMEEL MIDDEL , GERICHT OP NIETIGVERKLARING VAN HAAR PRODUKTIEQUOTUM , ZOALS IN DIE VERORDENING VASTGESTELD , OP GROND DAT DE RAAD BEDOELDE VERORDENING ZOU HEBBEN VASTGESTELD ZONDER HET IN ARTIKEL 43 , LID 2 , VAN HET EEG-VERDRAG BEDOELDE ADVIES VAN HET EUROPESE PARLEMENT TE HEBBEN INGEWONNEN , HETGEEN ZOU ZIJN TE BESCHOUWEN ALS EEN SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 173 VAN GENOEMD VERDRAG .

3 BIJ BESCHIKKING VAN 16 JANUARI 1980 HEEFT HET HOF HET PARLEMENT TOEGELATEN ALS GEVOEGDE PARTIJ - TOT STAVING VAN DE OP SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN BERUSTENDE CONCLUSIEN VAN VERZOEKSTER - . VOORTS HEEFT HET HOF BIJ BESCHIKKING VAN 13 FEBRUARI 1980 DE COMMISSIE ALS GEVOEGDE PARTIJ AAN DE ZIJDE VAN DE RAAD TOEGELATEN .

4 ZIJNERZIJDS HEEFT DE RAAD EEN EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID OPGEWORPEN , DIE ZOWEL TEGEN HET BEROEP GERICHT IS ALS TEGEN DE INTERVENTIE VAN HET PARLEMENT TEN BEHOEVE VAN VERZOEKSTER . SUBSIDIAIR HEEFT DE RAAD TOT ONGEGRONDVERKLARING VAN HET BEROEP GECONCLUDEERD .

5 ALVORENS OVER TE GAAN TOT BESPREKING VAN DE DOOR DE RAAD OPGEWORPEN ONTVANKELIJKHEIDSVRAGEN EN VAN DE DOOR VERZOEKSTER OPGEWORPEN MIDDELEN , DIENT DE WORDINGSGESCHIEDENIS EN DE INHOUD DER OMSTREDEN VERORDENING IN HET KORT TE WORDEN GERELEVEERD .

6 IN ZIJN ARREST , OP 25 OKTOBER 1978 GEWEZEN IN DE GEVOEGDE ZAKEN 103 EN 145/77 ( ROYAL SCHOLTEN HONIG ( HOLDING ) LTD . T . INTERVENTION BOARD FOR AGRICULTURAL PRODUCE ; TUNNEL REFINERIES LTD . T . INTERVENTION BOARD FOR AGRICULTURAL PRODUCE , JURISPR . 1978 , BLZ . 2037 ), HEEFT HET HOF VOOR RECHT VERKLAARD DAT ' S RAADS VERORDENING NR . 1111/77 VAN 17 MEI 1977 TOT VASTSTELLING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR ISOGLUCOSE ( PB L 134 , BLZ . 4 ) NIET RECHTSGELDIG IS , VOOR ZOVER IN DE ARTIKELEN 8 EN 9 DIER VERORDENING VOOR HET TIJDVAK , OVEREENKOMENDE MET HET SUIKERVERKOOPSEIZOEN 1977-1978 , EEN HEFFING OP DE PRODUKTIE VAN ISOGLUCOSE VAN 5 REKENEENHEDEN PER 100 KG DROGE STOF IS OPGELEGD . HET HOF STELDE VAST DAT DE REGELING WELKE IN DIE ARTIKELEN VERVAT WAS , IN STRIJD KWAM MET HET ALGEMEEN GELIJKHEIDSBEGINSEL ( IN CASU TUSSEN DE PRODUCENTEN VAN SUIKER EN DIE VAN ISOGLUCOSE ), ZOALS DAT IN HET DISCRIMINATIEVERBOD VAN ARTIKEL 40 , LID 3 , VAN HET VERDRAG SPECIFIEK WERD VERWOORD . HET HOF VOEGDE ER EVENWEL AAN TOE DAT ZIJN ANTWOORD DE RAAD DE BEVOEGDHEID LIET ALLE NUTTIGE , MET HET GEMEENSCHAPSRECHT VERENIGBARE MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN DE GOEDE WERKING VAN DE ZOETMIDDELENMARKT TE NEMEN .

7 NAAR AANLEIDING VAN DIT ARREST HEEFT DE COMMISSIE OP 7 MAART 1979 BIJ DE RAAD EEN VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN VERORDENING NR . 1111/77 INGEDIEND . IN ZIJN OP 22 MAART 1979 BIJ HET PARLEMENT INGEKOMEN BRIEF VAN 19 MAART 1979 HEEFT DE RAAD HET PARLEMENT OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 43 , LID 2 , DERDE ALINEA , VAN HET VERDRAG OM ADVIES GEVRAAGD . IN ZIJN DESBETREFFENDE BRIEF SCHRIJFT DE RAAD ONDER MEER HET VOLGENDE :

' ' IN AFWACHTING VAN DE NIEUWE REGELING VOOR DE ZOETMIDDELENMARKT , DIE PER 1 JULI 1980 IN WERKING ZAL TREDEN , GAAT DIT VOORSTEL UIT VAN DE SITUATIE DIE NA ' S HOFS ARREST VAN 25 OKTOBER 1978 IS ONTSTAAN . . . OMDAT DE VERORDENING MET INGANG VAN 1 JULI 1979 MOET WORDEN TOEGEPAST , ZOU DE RAAD HET OP PRIJS STELLEN , ALS HET EUROPEES PARLEMENT ZIJN STANDPUNT INZAKE DIT VOORSTEL OP ZIJN IN APRIL TE HOUDEN ZITTING KON KENBAAR MAKEN . ' '

8 DE URGENTIE WELKE VOLGENS DE BRIEF VAN DE RAAD BIJ DEZE CONSULTATIE MOEST WORDEN BETRACHT , HIELD VERBAND MET HET FEIT DAT DE ONTWERP-VERORDENING , TER VERMIJDING VAN EEN ONGELIJKE BEHANDELING VAN DE PRODUCENTEN VAN SUIKER EN ISOGLUCOSE , IN HOOFDZAAK INHIELD DAT DE ISOGLUCOSEPRODUKTIE ZOU WORDEN ONDERWORPEN AAN SOORTGELIJKE REGELEN ALS ER TOT 30 JUNI 1980 IN HET KADER VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING VAN DE SUIKERMARKT , INGEVOERD BIJ ' S RAADS VERORDENING NR . 3330/74 VAN 19 DECEMBER 1974 ( PB L 369 , BLZ . 1 ), VOOR DE SUIKERPRODUKTIE GOLDEN . MET NAME ZOU ER , VOORLOPIG TOT AAN DIE DATUM , VOOR ISOGLUCOSE EEN QUOTAREGELING MOETEN WORDEN INGEVOERD , DIE MET INGANG VAN 1 JULI 1979 , AANVANGSDATUM VAN HET NIEUWE SUIKERVERKOOPSEIZOEN , ZOU GAAN GELDEN .

9 DE VOORZITTER VAN HET PARLEMENT STELDE HET VERZOEK OM CONSULTATIE TERSTOND IN HANDEN VAN DE LANDBOUWCOMMISSIE - VOOR DE BEHANDELING TEN PRINCIPALE - EN VAN DE COMMISSIE VOOR DE BEGROTINGEN - VOOR ADVIES - . DE COMMISSIE VOOR DE BEGROTINGEN DEED HAAR ADVIES OP 10 APRIL 1979 AAN DE LANDBOUWCOMMISSIE TOEKOMEN . DE LANDBOUWCOMMISSIE AANVAARDDE OP 9 MEI 1979 DE ONTWERP-RESOLUTIE VAN ZIJN RAPPORTEUR . HET DOOR DE LANDBOUWCOMMISSIE AANGENOMEN RAPPORT MET ONTWERP-RESOLUTIE IS DOOR HET PARLEMENT OP DE ZITTING VAN 10 MEI 1979 BEHANDELD . OP DE ZITTING VAN 11 MEI 1979 HEEFT HET PARLEMENT DE ONTWERP-RESOLUTIE VERWORPEN EN VOOR HERONDERZOEK NAAR DE LANDBOUWCOMMISSIE TERUGGEZONDEN .

10 DE VAN 7 TOT 11 MEI 1979 GEHOUDEN ZITTING VAN HET PARLEMENT ZOU DE LAATSTE ZIJN VOOR DE CONSTITUERENDE VERGADERING VAN HET PARLEMENT , DAT BIJ RECHTSTREEKSE ALGEMENE VERKIEZINGEN ZOU WORDEN GEKOZEN OVEREENKOMSTIG DE AKTE BETREFFENDE DE VERKIEZING VAN DE VERTEGENWOORDIGERS IN DE VERGADERING DOOR MIDDEL VAN RECHTSTREEKSE ALGEMENE VERKIEZINGEN , ZOALS DIE OP 17 JULI 1979 ZOUDEN PLAATSVINDEN . HET BUREAU VAN HET PARLEMENT HAD OP ZIJN VERGADERING VAN 1 MAART 1979 BESLOTEN TUSSEN MEI EN JULI GEEN ANDERE ZITTING TE VOORZIEN , MET DIEN VERSTANDE EVENWEL

' ' DAT RAAD EN COMMISSIE , MOCHTEN ZIJ HET NODIG ACHTEN EEN NADERE ZITTING TE VOORZIEN , OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 1 , LID 4 , VAN HET REGLEMENT OM BIJEENROEPING VAN HET PARLEMENT KONDEN VRAGEN ; EEN ZITTING ALS BEDOELD ZOU ECHTER MOETEN WORDEN GERESERVEERD VOOR HET ONDERZOEK VAN RAPPORTEN , OPGEMAAKT IN GEVALLEN WAAROM OM URGENTE BEHANDELING VERZOCHT WERD . ' '

OP ZIJN VERGADERING VAN 10 MEI 1979 BEKRACHTIGDE HET BUREAU VAN HET PARLEMENT DIT STANDPUNT :

' ' - HANDHAAFT HET STANDPUNT INGENOMEN OP VOORMELDE VERGADERING , TIJDENS WELKE HET BESLOOT TUSSEN DE LAATSTE ZITTING VAN HET TEGENWOORDIG PARLEMENT EN DE CONSTITUERENDE VERGADERING VAN HET DOOR MIDDEL VAN RECHT STREEKSE ALGEMENE VERKIEZINGEN GEKOZEN PARLEMENT GEEN NADERE ZITTINGSPERIODE TE VOORZIEN , MET DIEN VERSTANDE EVENWEL DAT DE MEERDERHEID DER FEITELIJKE LEDEN VAN HET PARLEMENT , DE RAAD OF DE COMMISSIE , MOCHTEN ZIJ EEN NADERE ZITTINGSPERIODE WENSEN , OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 1 , LID 4 , VAN HET REGLEMENT KAN VERZOEKEN HET PARLEMENT BIJEEN TE ROEPEN ;

-BESLUIT VOORTS , GEZIEN ARTIKEL 139 VAN HET EEG-VERDRAG , DAT HET BUREAU IN UITGEBREIDE SAMENSTELLING , MOCHT EEN DERGELIJK VERZOEK AAN DE VOORZITTER WORDEN VOORGELEGD , ZAL BIJEENKOMEN OM ZICH TE BERADEN OVER HET GEVOLG DAT AAN HET VERZOEK WARE TE GEVEN . ' '

11 OP 25 JUNI 1979 HEEFT DE RAAD , ZONDER HET GEVRAAGDE ADVIES TE HEBBEN AFGEWACHT , DE DOOR DE COMMISSIE OPGESTELDE ONTWERP-VERORDENING AANGENOMEN , HETGEEN HET AANZIJN GAF AAN VERORDENING NR . 1293/79 TOT WIJZIGING VAN VERORDENING NR . 1111/77 . IN HET DERDE ' ' GEZIEN ' ' VAN VERORDENING NR . 1293/79 WORDT GEWAG GEMAAKT VAN DE RAADPLEGING VAN DE VERGADERING . DE RAAD HEEFT NOCHTANS IN AANMERKING GENOMEN DAT HET PARLEMENT NIET HAD GEADVISEERD EN ER IN DE DERDE OVERWEGING VAN DE CONSIDERANS OP GEWEZEN DAT ' ' HET EUROPESE PARLEMENT DAT REEDS OP 16 MAART 1979 OVER HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE WERD GERAADPLEEGD TIJDENS ZIJN ZITTING VAN MEI GEEN ADVIES OVER DIT VOORSTEL HEEFT UITGEBRACHT EN HET PUNT HEEFT VERWEZEN NAAR HET NIEUWE PARLEMENT . ' '

12 AAN HET HOF IS NU VERZOCHT DEZE VERORDENING NR . 1293/79 , VOOR ZOVER VERORDENING NR . 1111/77 DAARBIJ WERD GEWIJZIGD , NIETIG TE VERKLAREN .

DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP

13 DE RAAD ACHT HET BEROEP NIET-ONTVANKELIJK , IMMERS GERICHT TEGEN EEN VERORDENING ZONDER DAT AAN DE IN ARTIKEL 173 , TWEEDE ALINEA , VAN HET VERDRAG GESTELDE VOORWAARDEN IS VOLDAAN . DE BESTREDEN HANDELING ZOU NIET ZIJN TE BESCHOUWEN ALS EEN BESCHIKKING IN DE VORM VAN EEN VERORDENING EN VERZOEKSTER NOCH RECHTSTREEKS NOCH INDIVIDUEEL RAKEN . VERZOEKSTER BETOOGT EVENWEL DAT DE AANGEVOCHTEN VERORDENING ZOU ZIJN TE BESCHOUWEN ALS EEN AANTAL INDIVIDUELE BESLUITEN , WAARVAN ER EEN TE HAREN AANZIEN ZOU ZIJN GENOMEN EN HAAR RECHTSTREEKS EN INDIVIDUEEL ZOU RAKEN .

14 IN ARTIKEL 9 , LEDEN 1 , 2 EN 3 , VAN VERORDENING NR . 1111/77 , ZOALS GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NR . 1293/79 , IS HET NAVOLGENDE BEPAALD :

' ' 1 . AAN IEDER IN DE GEMEENSCHAP GEVESTIGD BEDRIJF DAT ISOGLUCOSE PRODUCEERT , WORDT EEN BASISQUOTUM TOEGEKEND VOOR DE IN ARTIKEL 8 , LID 1 , GENOEMDE PERIODE .

ONVERMINDERD LID 3 IS HET BASISQUOTUM VAN IEDER BETROKKEN BEDRIJF GELIJK AAN HET TWEEVOUD VAN ZIJN UIT HOOFDE VAN DEZE VERORDENING GECONSTATEERDE ISOGLUCOSEPRODUKTIE VOOR DE PERIODE VAN 1 NOVEMBER 1978 TOT EN MET 30 APRIL 1979 .

2 . AAN IEDER BEDRIJF WAARVOOR EEN BASISQUOTUM IS VASTGESTELD , WORDT OOK EEN MAXIMUMQUOTUM TOEGEKEND DAT GELIJK IS AAN HAAR BASISQUOTUM VERMENIGVULDIGD MET EEN COEFFICIENT . DEZE COEFFICIENT IS DEZELFDE ALS DIE WELKE KRACHTENS ARTIKEL 25 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 3330/74 IS VASTGESTELD VOOR DE PERIODE VAN 1 JULI 1979 TOT EN MET 30 JUNI 1980 .

3 . HET IN LID 1 BEDOELDE BASISQUOTUM WORDT IN VOORKOMEND GEVAL ZODANIG GEWIJZIGD DAT HET OVEREENKOMSTIG LID 2 VASTGESTELDE MAXIMUMQUOTUM

- NIET HOGER IS DAN 85 % ,

- NIET LAGER IS DAN 65 %

VAN DE JAARLIJKSE TECHNISCHE PRODUKTIECAPACITEIT VAN HET BETROKKEN BEDRIJF . ' '

15 VOLGENS LID 4 VAN HET ARTIKEL ZIJN DE UIT HOOFDE VAN DE LEDEN 1 EN 3 VASTGESTELDE BASISQUOTA VOOR IEDER BEDRIJF VERMELD IN BIJLAGE II . IN DIE ALS EEN BESTANDDEEL VAN ARTIKEL 9 TE BESCHOUWEN BIJLAGE IS BEPAALD DAT HET BASISQUOTUM VAN VERZOEKSTER 15 887 TON BEDRAAGT .

16 ARTIKEL 9 VAN VERORDENING NR . 1111/77 ( ZOALS GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NR . 1293/79 ), BLIJKT IN ZIJN LID 4 JUNCTO BIJLAGE II , DE IN DE LEDEN 1-3 VAN HETZELFDE ARTIKEL GENOEMDE MAATSTAVEN TOT TOEPASSING TE BRENGEN TEN AANZIEN VAN DE ONDERSCHEIDEN BETROKKEN ONDERNEMINGEN , DIE ER DERHALVE RECHTSTREEKS EN INDIVIDUEEL DOOR WORDEN GERAAKT . VERORDENING NR . 1293/79 IS DAN OOK TE BESCHOUWEN ALS EEN HANDELING WAARVAN DOOR DE BETROKKEN , ISOGLUCOSE PRODUCERENDE ONDERNEMINGEN , KRACHTENS ARTIKEL 173 , TWEEDE ALINEA , VAN HET VERDRAG NIETIGVERKLARING KAN WORDEN GEVORDERD .

DE ONTVANKELIJKHEID VAN DE INTERVENTIE VAN HET PARLEMENT

17 DE RAAD BETWIJFELT OF HET PARLEMENT WEL EIGENER BEWEGING IN EEN VOOR HET HOF GEVOERD GEDING KAN INTERVENIEREN . ZULK EEN INTERVENTIEBEVOEGDHEID ZOU VEEL WEG HEBBEN VAN DE IN DE ALGEMENE OPZET VAN HET VERDRAG AAN HET PARLEMENT NIET INGERUIMDE BEVOEGDHEID OM EISENDE IN RECHTE OP TE TREDEN . ER ZIJ IN DIT VERBAND OP GEWEZEN DAT HET PARLEMENT IN ARTIKEL 173 VAN HET VERDRAG NIET WORDT GENOEMD ALS EEN DER INSTELLINGEN DIE TOT NIETIGVERKLARING KUNNEN AGEREN , TERWIJL HET IN ARTIKEL 20 VAN HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE OOK NIET WORDT GENOEMD ALS EEN DER INSTELLINGEN DIE , IN HET KADER VAN DE PREJUDICIELE PROCEDURE VAN ARTIKEL 177 , OPMERKINGEN KUNNEN MAKEN .

18 ARTIKEL 37 VAN HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE LUIDT ALS VOLGT :

' ' DE LID-STATEN EN DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP KUNNEN ZICH VOEGEN IN EEN VOOR HET HOF AANHANGIG RECHTSGEDING .

HETZELFDE RECHT HEEFT ELKE ANDERE PERSOON , DIE AANNEMELIJK MAAKT BELANG TE HEBBEN BIJ DE BESLISSING VAN EEN VOOR HET HOF AANHANGIG RECHTSGEDING , MET UITZONDERING VAN DE RECHTSGEDINGEN TUSSEN LID-STATEN , TUSSEN INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP , OF TUSSEN LID-STATEN ENERZIJDS EN INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP ANDERZIJDS .

DE CONCLUSIES VAN HET VERZOEK TOT VOEGING KUNNEN SLECHTS STREKKEN TOT ONDERSTEUNING VAN DE CONCLUSIES VAN EEN DER PARTIJEN . ' '

19 IN DE EERSTE ALINEA VAN DIT ARTIKEL WORDT AAN DE ONDERSCHEIDEN INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP EEN ZELFDE RECHT OP VOEGING TOEGEKEND . BEPERKINGEN , TEN AANZIEN VAN EEN DIER INSTELLINGEN AAN DE UITOEFENING VAN DAT RECHT GESTELD , KUNNEN SLECHTS GAAN TEN KOSTE VAN HAAR INSTITUTIONELE POSITIE , ZOALS HET VERDRAG , EN WEL MET NAME ARTIKEL 4 , LID 1 , DIE HEEFT GEWILD .

20 SUBSIDIAIR HEEFT DE RAAD BETOOGD DAT , ZELFS WANNEER ER EEN RECHT OP VOEGING AAN HET PARLEMENT ZOU MOETEN WORDEN TOEGEKEND , ZODANIG RECHT VAN DE AANWEZIGHEID VAN EEN PROCESBELANG ZOU AFHANGEN . DE AANWEZIGHEID VAN ZULK EEN BELANG ZOU ONGETWIJFELD WORDEN VERMOED , MAAR DIT ZOU NIET WEGNEMEN DAT HET HOF ER IN VOORKOMEND GEVAL EEN ONDERZOEK NAAR ZOU KUNNEN INSTELLEN . ZULK EEN ONDERZOEK ZOU HET HOF VOLGENS DE RAAD IN CASU AANLEIDING GEVEN TOT DE VASTSTELLING DAT HET PARLEMENT BIJ DE BESLISSING VAN HET GEDING GEEN BELANG HEEFT .

21 DIT MIDDEL MOET ALS ONVERENIGBAAR MET DE OPZET VAN ARTIKEL 37 VAN ' S HOFS STATUUT , WORDEN VERWORPEN : WORDT IN ARTIKEL 37 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT BEPAALD DAT ANDERE PERSONEN DAN STATEN EN INSTELLINGEN ZICH IN EEN VOOR HET HOF AANHANGIG RECHTSGEDING SLECHTS KUNNEN VOEGEN ALS ZIJ AANNEMELIJK MAKEN BIJ DE BESLISSING BELANG TE HEBBEN , HET RECHT OP VOEGING DAT AAN DE INSTELLINGEN , EN DERHALVE AAN HET PARLEMENT , IN ARTIKEL 37 , EERSTE ALINEA , WORDT TOEGEKEND , IS VAN DIE VOORWAARDE NIET AFHANKELIJK GESTELD .

DE SCHENDING VAN DE BEGINSELEN VAN HET MEDEDINGINGSRECHT

22 VOLGENS VERZOEKSTER ONTLEENT DE RAAD AAN ARTIKEL 42 VAN HET VERDRAG , VOLGENS HETWELK HIJ HEEFT TE BEPALEN IN HOEVERRE DE MEDEDINGINGSREGELEN OP DE LANDBOUW VAN TOEPASSING ZIJN , NIET DE BEVOEGDHEID DE VRIJHEID DER MEDEDINGING , EEN DER IN ARTIKEL 3 F VAN HET VERDRAG OMSCHREVEN FUNDAMENTELE DOELSTELLINGEN , ONNODIG TE BEPERKEN , TERWIJL DE MAATREGELEN , DOOR DE RAAD TEN AANZIEN VAN ISOGLUCOSE GENOMEN , HAARS INZIENS JUIST VERDER ZOUDEN GAAN DAN NODIG WARE GEWEEST .

23 DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN STELSEL VAN ONVERVALSTE MEDEDINGING IS NIET DE ENIGE DOELSTELLING , GENOEMD IN ARTIKEL 3 VAN HET VERDRAG , WAARIN OOK SPRAKE IS VAN HET TOT STAND BRENGEN VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK BELEID OP HET GEBIED VAN DE LANDBOUW . BESEFFEND DAT HET OP BEPAALDE OGENBLIKKEN EN ONDER BEPAALDE OMSTANDIGHEDEN MOEILIJK ZOU KUNNEN BLIJKEN GELIJKTIJDIG NAAR DE VERWEZENLIJKING VAN BEIDE DOELSTELLINGEN TE STREVEN , HEBBEN DE AUTEURS VAN HET VERDRAG IN ARTIKEL 42 , EERSTE ALINEA , MET NAME HET VOLGENDE BEPAALD :

' ' DE BEPALINGEN VAN HET HOOFDSTUK OVER REGELS BETREFFENDE DE MEDEDINGING ZIJN OP DE VOORTBRENGING VAN EN DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUKTEN SLECHTS IN ZOVERRE VAN TOEPASSING , ALS DOOR DE RAAD MET INACHTNEMING VAN DE IN ARTIKEL 39 VERMELDE DOELEINDEN ZAL WORDEN BEPAALD BINNEN HET RAAM VAN DE BEPALINGEN EN OVEREENKOMSTIG DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 43 , LEDEN 2 EN 3 . ' '

MET HET PRIMAAT VAN HET LANDBOUWBELEID TEN OPZICHTE VAN HETGEEN HET VERDRAG OP MEDEDINGINGSGEBIED BEOOGT , WORDT ALDUS OOK ' S RAADS BEVOEGDHEID ERKEND OM TE BESLISSEN IN HOEVERRE DE MEDEDINGINGSREGELEN VOOR DE LANDBOUWSECTOR HEBBEN TE GELDEN . BIJ DE UITOEFENING VAN DIE BEVOEGDHEID BESCHIKT DE RAAD , ZOALS VOOR DE GEHELE UITVOERING VAN HET LANDBOUWBELEID , OVER EEN RUIME DISCRETIONAIRE MARGE .

24 BIJ ONDERZOEK VAN DE BESTREDEN MAATREGELEN BLIJKT DAT DE GEVOLGEN WELKE ER MOGELIJKERWIJS VOOR DE MEDEDINGING AAN VERBONDEN ZIJN , DE ONVERMIJDELIJKE CONSEQUENTIE ZIJN VAN HET RECHTMATIG STREVEN VAN DE RAAD DE ISOGLUCOSEPRODUKTIE AAN BEPERKENDE MAATREGELEN TE ONDERWERPEN . DIE MAATREGELEN LATEN TROUWENS NIET TE VERWAARLOZEN MEDEDINGINGSMOGELIJKHEDEN - OP HET NIVEAU VAN DE PRIJZEN , DE VERKOOPVOORWAARDEN EN DE KWALITEIT DER ISOGLUCOSE - VOORTBESTAAN . AAN DE RAAD KAN DAN OOK NIET WORDEN VERWETEN ZIJN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID TE HEBBEN OVERSCHREDEN .

DE SCHENDING VAN HET EVENREDIGHEIDSBEGINSEL

25 VERZOEKSTER BETOOGT DAT DE RAAD , DOOR VOOR ISOGLUCOSE EEN QUOTAREGELING TE CREEREN , HEEFT GEOPTEERD VOOR DE MEEST RESTRICTIEVE INGREEP , DIE VERZOEKSTER UITEINDELIJK ELK RATIONEEL GEBRUIK VAN HAAR PRODUKTIECAPACITEIT ONMOGELIJK ZOU MAKEN . TEN AANZIEN VAN DE SUIKERINDUSTRIE WERD EVENWEL GEEN ENKELE MAATREGEL GETROFFEN . DE ALDUS EENZIJDIG OP DE ISOGLUCOSE-INDUSTRIE GELEGDE LASTEN ZOUDEN EEN SCHENDING VAN HET EVENREDIGHEIDSBEGINSEL INHOUDEN .

26 IN DE EERSTE PLAATS ZOU VERZOEKSTER ZICH NIET MOGEN BEKLAGEN OVER HINDERPALEN , IN DE WEG GELEGD AAN EEN REDELIJK GEBRUIK VAN HAAR PRODUKTIECAPACITEIT , WANNEER HAAR WERKELIJKE PRODUKTIE NOG BENEDEN HET HAAR TOEGEKENDE QUOTUM IS GEBLEVEN . ANDERZIJDS IS , OOK HIER , DE EIGENLIJKE VRAAG OF DE RAAD , BIJ VASTSTELLING VAN DE HIERBEDOELDE MAATREGELEN , DE GRENZEN AAN ZIJN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID GESTELD , HEEFT OVERSCHREDEN . BLIJKENS HET HIERVOOR OVERWOGENE IS DIT NIET HET GEVAL . OOK ZIJ EROP GEWEZEN DAT HET NIET AANGAAT TE STELLEN - ZOALS VERZOEKSTER DOET - DAT ER TEN AANZIEN VAN DE SUIKERINDUSTRIE GEEN ENKELE RESTRICTIEVE MAATREGEL IS GENOMEN EN DAT DE MOGELIJKHEDEN OM JEGENS DIE INDUSTRIE IN ACTIE TE KOMEN , IN IEDER GEVAL HUN BEGRENZING VINDEN IN HET FEIT DAT DE RAAD ERVOOR HEEFT TE WAKEN DAT AAN DE LANDBOUWBEVOLKING EEN REDELIJKE LEVENSSTANDAARD BLIJFT VERZEKERD , ZOALS HET VERDRAG ZICH IN ARTIKEL 39 , LID 1 , B , ONDER MEER TEN DOEL STELT .

DE GESTELDE DISCRIMINATIE TUSSEN SUIKER- EN ISOGLUCOSEPRODUCENTEN

27 VERZOEKSTER BEKLAAGT ZICH OVER EEN DISCRIMINATIE OP KOSTEN VAN DE ISOGLUCOSEPRODUCENTEN . OFSCHOON ZIJ ZICH IN EEN SOORTGELIJKE SITUATIE BEVINDEN ALS DE SUIKERPRODUCENTEN , ZOU ER VOOR HEN EEN ANDERE QUOTA-REGELING GELDEN . IN HET OP ISOGLUCOSE TOEGEPASTE QUOTA-STELSEL ZOU DE NOODZAAK EEN VRIJE MEDEDINGING TE HANDHAVEN NIET IN AANMERKING ZIJN GENOMEN EN GEEN REKENING ZIJN GEHOUDEN MET HET FEIT DAT SUIKER EN ISOGLUCOSE ZICH IN VERSCHILLENDE ONTWIKKELINGSFASEN BEVINDEN ; BIJ DE BEREKENING DER QUOTA ZOU ZIJN UITGEGAAN VAN REFERENTIEPERIODEN DIE NIET OVEREENKOMEN MET DE REFERENTIETIJDVAKKEN DIE VOOR SUIKER ZIJN AANGEHOUDEN , TERWIJL HET STELSEL ALS GEHEEL DE VOOR DE SUIKERREGELING KENMERKENDE SOEPELHEID ZOU MISSEN . OOK ZOU DE ISOGLUCOSE- INDUSTRIE HET ZONDER DE WAARBORGEN VAN EEN MARKTORDENING MOETEN STELLEN .

28 IN HETGEEN MET BETREKKING TOT DE MEDEDINGING EN DE ONGELIJKE ONTWIKKELINGSFASEN VAN BEIDE INDUSTRIEEN IS BETOOGD , WORDEN SLECHTS ARGUMENTEN HERHAALD DIE IN HET KADER VAN DE BESPREKING VAN DE VRAAG OF DE BEGINSELEN VAN HET MEDEDINGINGSRECHT WERDEN GESCHONDEN , REEDS WERDEN BEANTWOORD . DE ANDERE DOOR VERZOEKSTER GERELEVEERDE VERSCHILLEN VINDEN HUN OORZAAK IN HET FEIT DAT DE SITUATIES WAARIN DE SUIKERINDUSTRIE ZICH BEVINDT IN OBJECTIEVE ZIN VERSCHILLEN VAN DE WELKE ZICH MET BETREKKING TOT DE ISOGLUCOSE-INDUSTRIE VOORDOEN , AAN WELKE VERSCHILLEN DE RAAD , IN HET KADER VAN ZIJN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID , CONSEQUENTIES HEEFT VERBONDEN . HET MIDDEL MOET DERHALVE ONGEGROND WORDEN VERKLAARD .

DE DISCRIMINATIE TUSSEN ISOGLUCOSEPRODUCENTEN

29 VERZOEKSTER VERWIJT DE RAAD DAT ER IN HET STELSEL , VOLGENS HETWELK HIJ DE QUOTA OVER DE VERSCHILLENDE ISOGLUCOSE-PRODUCERENDE ONDERNEMINGEN HEEFT VERDEELD , GEEN REKENING IS GEHOUDEN MET HET FEIT DAT BEPAALDE ONDERNEMINGEN HUN INVESTERINGEN VRIJWILLIG HEBBEN BEPERKT - IN AFWACHTING VAN EEN VERORDENING WELKE , NA ' S HOFS VOORMELD ARREST VAN 25 OKTOBER 1978 , DE ISOGLUCOSE-REGELING ZOU WIJZIGEN - .

30 NA HET ARREST VAN 25 OKTOBER 1978 WAREN DE VOORUITZICHTEN OP DE ISOGLUCOSEMARKT VOOR ALLE ISOGLUCOSE-PRODUCERENDE ONDERNEMINGEN BINNEN DE GEMEENSCHAP DEZELFDE . GECONFRONTEERD MET DE PROBLEMEN WELKE MET HUN TOEKOMST SAMENHINGEN , HEBBEN ZIJ VERSCHILLEND GEREAGEERD ; AAN DE RAAD KAN EVENWEL NIET WORDEN VERWETEN DAT HIJ DE COMMERCIELE BELEIDSKEUZEN EN HET INTERNE BELEID DER ONDERSCHEIDEN ONDERNEMINGEN GEEN RECHT ZOU HEBBEN DOEN WEDERVAREN , TOEN HIJ , OM TE VOORKOMEN DAT EEN ONGECONTROLEERDE ISOGLUCOSEPRODUKTIE HET SUIKERBELEID VAN DE GEMEENSCHAP ZOU DOORKRUISEN , MAATREGELEN VAN ALGEMEEN BELANG HAD TE NEMEN .

DE VRAAG OF ER BIJ DE BEREKENING VAN VERZOEKSTERS QUOTUM IN MATERIELE ZIN EEN FOUT IS BEGAAN

31 TIJDENS DE MONDELINGE BEHANDELING OPPERDE VERZOEKSTER DAT HET QUOTUM TE HAREN AANZIEN WAS BEREKEND NAAR RATO VAN EEN CAPACITEIT , DOOR HAAR OPGEGEVEN MET INAANMERKINGNEMING VAN DE ONVERMIJDELIJKE ARBEIDSONDERBREKINGEN , OFSCHOON ER BLIJKENS ' S RAADS CONCLUSIE VAN REPLIEK VOOR DE BEREKENING DER QUOTA WORDT UITGEGAAN VAN EEN BRUTOCAPACITEIT , WAAROP AAN ARBEIDSONDERBREKINGEN TOE TE SCHRIJVEN VERLIEZEN NIET IN MINDERING ZIJN GEBRACHT . HET TEN AANZIEN VAN VERZOEKSTER VASTGESTELDE QUOTUM ZOU DUS NIET JUIST ZIJN , EN BIJLAGE II ZOU ALTHANS IN ZOVERRE MOETEN WORDEN GECORRIGEERD .

32 DIT MIDDEL WERD EERST AAN HET EIND VAN DE BEHANDELING OPGEWORPEN , EN HET HOF KAN ZICH OP DE GROND VAN DE TER BESCHIKKING STAANDE GEGEVENS NIET UITSPREKEN OVER DE VRAAG OF ER VAN EEN ONJUISTHEID ALS BEDOELD MAG WORDEN GESPROKEN . GEZIEN HETGEEN HIERNA MET BETREKKING TOT DE SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN ZAL WORDEN OVERWOGEN , IS HET TER OPLOSSING VAN HET GESCHIL OOK NIET NODIG . MOCHT DE GESTELDE FOUT KOMEN VAST TE STAAN , DAN ZAL DE RAAD DAARAAN DE NODIGE CONSEQUENTIES HEBBEN TE VERBINDEN .

DE SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN

33 VERZOEKSTER EN HET PARLEMENT ALS GEVOEGDE PARTIJ STELLEN DAT VERORDENING NR . 1111/77 IN HAAR GEWIJZIGDE VERSIE DOOR DE RAAD IS VASTGESTELD ZONDER DAT DE IN ARTIKEL 43 , TWEEDE ALINEA , BEDOELDE RAADPLEGING HAD PLAATSGEHAD , HETGEEN ZOU ZIJN TE BESCHOUWEN ALS EEN TOT NIETIGHEID LEIDENDE SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN .

34 DE RAADPLEGING , IN ARTIKEL 43 , LID 2 , DERDE ALINEA , EN IN PARALLEL LOPENDE VERDRAGSBEPALINGEN VOORZIEN , IS HET MIDDEL DAT HET PARLEMENT IN STAAT STELT DAADWERKELIJK AAN DE COMMUNAUTAIRE REGELGEVING DEEL TE NEMEN . DE HIERIN BESLOTEN LIGGENDE BEVOEGDHEID IS EEN WEZENLIJK BESTANDDEEL VAN HET DOOR HET VERDRAG GEWILDE INSTITUTIONELE EVENWICHT . OFSCHOON IN BEPERKTE MATE , SPIEGELT ZICH DAARIN , OP COMMUNAUTAIR NIVEAU , EEN DEMOCRATISCH GRONDBEGINSEL AF , VOLGENS HETWELK DE VOLKEREN DOOR TUSSENKOMST VAN EEN REPRESENTATIEVE VERGADERING AAN DE MACHTSUITOEFENING DEELNEMEN . WAAR HET VERDRAG VOOR BEPAALDE GEVALLEN EEN REGULIERE RAADPLEGING VAN HET PARLEMENT VERLANGT , HEEFT MEN DAN OOK TE MAKEN MET EEN WEZENLIJK VORMVOORSCHRIFT , WELKS NIET-NALEVING TOT NIETIGHEID VAN DE BETROKKEN HANDELING LEIDT .

35 IN DIT VERBAND ZIJ VOORTS VASTGESTELD DAT DIE EIS SLECHTS ALS NAGELEEFD IS TE BESCHOUWEN , WANNEER HET PARLEMENT ZIJN ZIENSWIJZE HEEFT KENBAAR GEMAAKT ; HET MAG ER NIET VOOR WORDEN GEHOUDEN DAT ER REEDS AAN VOLDAAN IS WANNEER DE RAAD DE VERGADERING OM ADVIES HEEFT VERZOCHT . DE RAAD HEEFT DAN OOK TEN ONRECHTE IN DE ' ' GEZIENS ' ' VAN DE CONSIDERANS VAN VERORDENING NR . 1293/79 DE RAADPLEGING VAN DE VERGADERING VERMELD .

36 DE RAAD HEEFT NIET BETWIST DAT DE RAADPLEGING VAN HET PARLEMENT ALS EEN WEZENLIJK VORMVOORSCHRIFT IS TE BESCHOUWEN , DOCH BETOOGT DAT HET PARLEMENT IN CASU DOOR ZIJN EIGEN GEDRAG DE NALEVING VAN BEDOELD VORMVOORSCHRIFT ONMOGELIJK ZOU HEBBEN GEMAAKT EN DERHALVE DIE NIET-NALEVING IN RECHTE NIET ZOU MOGEN INROEPEN .

37 ONVERMINDERD DE PRINCIPIELE VRAGEN DIE IN ' S RAADS BETOOG AAN DE ORDE WORDEN GESTELD , KAN IN CASU WORDEN VOLSTAAN MET DE VASTSTELLING DAT DE RAAD , OP 25 JUNI 1979 ZONDER ADVIES VAN DE VERGADERING OVERGAANDE TOT VASTSTELLING VAN VERORDENING NR . 1293/79 TOT WIJZIGING VAN VERORDENING NR . 1111/77 , NIET VAN ALLE MOGELIJKHEDEN OM EEN PREALABEL ADVIES VAN HET PARLEMENT IN TE WINNEN , GEBRUIK GEMAAKT HAD . IN DE EERSTE PLAATS HEEFT DE RAAD NIET VERZOCHT DE BERAADSLAGING OVER DE VERORDENING URGENT TE VERKLAREN IN VOEGE ALS IN HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET PARLEMENT VOORZIEN , OFSCHOON HIJ VAN DE BEVOEGDHEID EEN DAARTOE STREKKEND VERZOEK TE DOEN VOOR ANDERE DOMEINEN EN TEN AANZIEN VAN ANDERE ONTWERP-VERORDENINGEN WEL GEBRUIK GEMAAKT HEEFT . BOVENDIEN HAD DE RAAD GEBRUIK KUNNEN MAKEN VAN DE HEM IN ARTIKEL 139 VAN HET VERDRAG GEBODEN MOGELIJKHEID OM EEN BUITENGEWONE ZITTING VAN DE VERGADERING TE VRAGEN , HETGEEN TE MEER DE AANDACHT VERDIENT WAAR HET BUREAU VAN HET PARLEMENT OP 1 MAART EN OP 10 MEI 1979 DE AANDACHT OP BEDOELDE MOGELIJKHEID HAD GEVESTIGD .

38 EEN EN ANDER LEIDT TOT DE SLOTSOM DAT ' S RAADS VERORDENING NR . 1293/79 TOT WIJZIGING VAN VERORDENING NR . 1111/77 , BIJ GEBREKE VAN HET IN ARTIKEL 43 VAN HET VERDRAG VERLANGDE ADVIES VAN HET PARLEMENT , MOET WORDEN NIETIGVERKLAARD , ONGEACHT DE BEVOEGDHEID VAN DE RAAD OM NAAR AANLEIDING VAN DIT ARREST , OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 176 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG , ALLE PASSENDE MAATREGELEN TE NEMEN .

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

39 INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ DESGEVORDERD IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN .

40 DE RAAD IS IN HET ONGELIJK GESTELD EN VERZOEKSTER , DOCH NIET HET PARLEMENT , HEEFT TOT VEROORDELING VAN DE RAAD IN DE KOSTEN GECONCLUDEERD . DERHALVE ZIJN TERMEN AANWEZIG TE VERSTAAN DAT DE RAAD ALLEEN VERZOEKSTERS KOSTEN ZAL DRAGEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

RECHTDOENDE :

1 . VERKLAART VERORDENING NR . 1293/79 ( PB L 162 , BLZ . 10 , ZOALS GERECTIFICEERD IN PB L 176 , BLZ . 37 ) TOT WIJZIGING VAN VERORDENING NR . 1111/77 ( PB L 134 , BLZ . 4 ) NIETIG .

2 . VERWIJST DE RAAD IN DE AAN DE ZIJDE VAN VERZOEKSTER GEVALLEN KOSTEN .

3 . VERSTAAT DAT HET PARLEMENT DE EIGEN KOSTEN ZAL DRAGEN .