CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL S. ROZĖS

VAN 12 MEI 1982 ( 1 )

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

Bij tussenarrest van 17 december 1980 had het Hof de Commissie en het Koninkrijk België tot 1 juli 1981 tijd gegeven, om het litigieuze probleem opnieuw te bezien in het licht van de rechtsoverwegingen van dat arrest en om bij het Hof verslag uit te brengen over de resultaten van dat onderzoek.

Hoewel die termijn tot 31 oktober 1981 is verlengd, hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over een gezamenlijk verslag.

De latere memories en pleidooien bevatten geen nieuwe gegevens. De Belgische regering houdt vast aan haar standpunt, dat in detail is behandeld in de conclusie van advocaatgeneraal Mayras van 24 september en in 's Hofs arrest van 17 december 1980. De Commissie heeft zich nu bij die conclusie aangesloten door haar vordering in dier voege te wijzigen, dat het beroep nu geen betrekking meer heeft op het merendeel van de betrekkingen die de advocaatgeneraal zelf al terzijde had gesteld (gemeentearchitecten en -controleurs), en zelfs niet meer op een aantal betrekkingen van nachtwaker. Anderzijds blijft zij bij haar standpunt ten aanzien van de betrekkingen van verpleegster en kinderverzorgster.

De overwegingen van uw arrest nopen er immers toe, de posten van Franstalig verpleegster en kinderverzorgster voor de kinderbewaarplaatsen te Oudergem en Brussel te rekenen tot de betrekkingen die, volgens de conclusie van advocaatgeneraal Mayras van 24 september 1980, niet vallen onder het begrip betrekkingen in overheidsdienst in de zin van artikel 48, lid 4, EEG-Verdrag.

Wanneer u zich bij dit standpunt aansluit, moeten het Koninkrijk België en de intervenienten in de kosten worden verwezen.


( 1 ) Vertaald uit het Frans.