ARREST VAN HET HOF VAN 18 JANUARI 1979. - OPENBAAR MINISTERIE EN " CHAMBRE SYNDICALE DES AGENTS ARTISTIQUES ET IMPRESARII DE BELGIQUE ", VZW TEGEN WILLY VAN WESEMAEL EN ANDEREN. - (" VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN - BEMIDDELINGSBUREAUS TEGEN BETALING "). - (VERZOEKEN OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DOORNIK). - GEVOEGDE ZAKEN NOS. 110 EN 111/78.
Jurisprudentie 1979 bladzijde 00035
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00029
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00027
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00263
Finse bijz. uitgave bladzijde 00285
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00031
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . PREJUDICIELE VRAGEN - BEVOEGDHEID VAN HET HOF - GRENZEN
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 177 )
2 . DIENSTEN - VRIJ VERRICHTEN - BEPERKINGEN - OPHEFFING - RECHTSTREEKSE WERKING
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 59 , 60 EN 63 )
3 . DIENSTEN - VRIJ VERRICHTEN - BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN - UITOEFENING VAN DE WERKZAAMHEID - VERPLICHTING IN HET BEZIT TE ZIJN VAN EEN VERGUNNING OF EEN BEROEP TE DOEN OP EEN TUSSENPERSOON DIE HOUDER IS VAN EEN VERGUNNING - BEPERKING ONVERENIGBAAR MET HET VERDRAG - CRITERIA
( EEG-VERDRAG , ART . 59 EN 60 )
1 . IN HET KADER VAN DE DOOR ARTIKEL 177 INGESTELDE GERECHTELIJKE SAMENWERKING TUSSEN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES EN HET HOF VAN JUSTITIE , DIE TOT TAAK HEBBEN RECHTSTREEKS EN WEDERZIJDS BIJ TE DRAGEN TOT DE EENVORMIGE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT IN ALLE LID-STATEN , KAN HET HOF UIT DE BEWOORDINGEN VAN DE DOOR DE NATIONALE RECHTER GESTELDE VRAGEN , GELET OP DE DOOR DEZE UITEENGEZETTE FEITEN , DE ELEMENTEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT AFLEIDEN DIE DEZE RECHTER NODIG HEEFT OM DE VOOR HEM OPGEWORPEN RECHTSVRAAG IN OVEREENSTEMMING MET HET GEMEENSCHAPSRECHT TE KUNNEN OPLOSSEN .
2 . DE DWINGENDE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 59 VAN HET VERDRAG , DIE IN DE LOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE GELEIDELIJK MOESTEN WORDEN UITGEVOERD DOOR MIDDEL VAN DE IN ARTIKEL 63 BEDOELDE RICHTLIJNEN , ZIJN BIJ HET EINDE VAN DE OVERGANGSPERIODE RECHTSTREEKS EN ONVOORWAARDELIJK TOEPASSELIJK GEWORDEN . DEZE BEPALINGEN , DIE DE VRIJMAKING VAN HET DIENSTENVERKEER VOORSCHRIJVEN , BRENGEN DE OPHEFFING MEE VAN ALLE DISCRIMINATIES JEGENS DEGENE DIE DE DIENSTEN VERRICHT , WELKE ZIJN GEBASEERD OP ZIJN NATIONALITEIT OF OP DE OMSTANDIGHEID DAT HIJ IS GEVESTIGD IN EEN ANDERE LID-STAAT DAN DIE WAAR DE DIENST MOET WORDEN VERRICHT .
3 . IS DE WERKZAAMHEID VAN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN IN DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , ONDERWORPEN AAN DE AFGIFTE VAN EEN VERGUNNING , DAN KAN DIE STAAT DIENSTVERRICHTERS DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT ZIJN GEVESTIGD , ER NIET TOE VERPLICHTEN AAN DIE VOORWAARDE TE VOLDOEN DAN WEL EEN BEROEP TE DOEN OP DE TUSSENKOMST VAN EEN BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING DAT HOUDER IS VAN EEN DERGELIJKE VERGUNNING , WANNEER DE WERKZAAMHEID WORDT VERRICHT DOOR EEN OFFICIEEL BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING IN EEN LID-STAAT , OF DE DIENSTVERRICHTER , IN DE LID-STAAT WAAR HIJ IS GEVESTIGD , HOUDER IS VAN EEN VERGUNNING AFGEGEVEN ONDER VOORWAARDEN WELKE VERGELIJKBAAR ZIJN MET DIE GESTELD DOOR DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , EN IN DE EERSTE STAAT OP ELKE VORM VAN ARBEIDSBEMIDDELING GEPAST TOEZICHT WORDT GEHOUDEN , ONGEACHT VOOR WELKE LID-STAAT DE DIENSTVERRICHTING IS BESTEMD .
IN DE GEVOEGDE ZAKEN 110 EN 111/78 ,
BETREFFENDE VERZOEKEN AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DOORNIK , IN DE ALDAAR AANHANGIGE GEDINGEN TUSSEN
ZAAK 110/78 ,
1 . OPENBAAR MINISTERIE ,
2 . ' ' CHAMBRE SYNDICALE DES AGENTS ARTISTIQUES ET IMPRESARII DE BELGIQUE ' ' , VZW , TE CHARLEROI ,
EN
1 . WILLY VAN WESEMAEL , TE BRUSSEL ,
2 . JEAN POUPAERT , TE RIJSEL ( FRANKRIJK ),
ZAAK 111/78 ,
1 . OPENBAAR MINISTERIE ,
2 . ' ' CHAMBRE SYNDICALE DES AGENTS ARTISTIQUES ET IMPRESARII DE BELGIQUE ' ' , VZW , TE CHARLEROI ,
3 . ALBERT GERARD , TE LUIK ,
EN
1 . ROMANO FOLLACHIO , TE PERUWELZ ( BELGIE ),
2 . ROBERT LEDUC , TE VALENCIENNES ( FRANKRIJK ),
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN DE BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG INZAKE HET RECHT VAN VESTIGING EN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN , EN VAN ' S RAADS RICHTLIJN NR . 67/43/EEG VAN 12 JANUARI 1967 ( PB VAN 1967 , BLZ . 140 ),
1BIJ TWEE VONNISSEN VAN 21 MAART 1978 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 8 MEI 1978 , HEEFT DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DOORNIK KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VERSCHEIDENE VRAGEN GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN ' S RAADS RICHTLIJN VAN 12 JANUARI 1967 ( PB VAN 1967 , BLZ . 140 ) EN VAN ZEKERE BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG BETREFFENDE HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN .
2DEZE VRAGEN ZIJN OPGEWORPEN IN TWEE STRAFZAKEN INGESTELD TEGEN TWEE IN BELGIE WONENDE PERSONEN EN TWEE IN FRANKRIJK WONENDE BEMIDDELAARS VOOR ARTIESTEN , DIE ERVAN WORDEN VERDACHT INBREUK TE HEBBEN GEPLEEGD OP DE BEPALINGEN VAN DE ARTIKELEN 6 VAN 20 VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 28 NOVEMBER 1975 , BETREFFENDE BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN . GENOEMDE ARTIKELEN LUIDEN ALS VOLGT : ' ' HET DRIJVEN VAN EEN BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN MAG ALLEEN DAN , WANNEER DE MINISTER TOT WIENS BEVOEGDHEID DE TEWERKSTELLING BEHOORT , EEN VERGUNNING DAARTOE VERLEENT . ' ' EN : ' ' TENZIJ ER EEN OVEREENKOMST VAN WEDERKERIGHEID BESTAAT TUSSEN BELGIE EN HUN LAND , MOGEN DE BUITENLANDSE BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN NIET PLAATSEN IN BELGIE , ZONDER TOEDOEN VAN EEN BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING DAT HOUDER IS VAN EEN VERGUNNING . ' '
4IN ELK VAN BEIDE ZAKEN WORDT AAN DE EERSTE VERDACHTE TEN LASTE GELEGD , VOOR HET ENGAGEREN VAN SCHOUWSPELARTIESTEN EEN BEROEP TE HEBBEN GEDAAN OP EEN IN FRANKRIJK GEVESTIGD BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING , WAARVAN DE EXPLOITANT NIET IN HET BEZIT IS VAN EEN BELGISCHE VERGUNNING , EN AAN DE TWEEDE , IN DEZE STAAT PLAATSINGEN TE HEBBEN VERRICHT ZONDER TOEDOEN VAN EEN BELGISCH BUREAU DAT HOUDER IS VAN EEN VERGUNNING . DE VERDACHTEN VERWEREN ZICH MET TE STELLEN DAT VOORNOEMDE NATIONALE BEPALINGEN IN STRIJD ZIJN MET HET VERDRAG , DOORDAT ZIJ HET IN DE ARTIKELEN 52 , 55 , 59 EN 60 BEDOELDE VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN ZOUDEN BELEMMEREN .
6DE ZAKEN ZIJN VOOR DE MONDELINGE BEHANDELING GEVOEGD EN ER BESTAAT GROND OM ZE TER FINE VAN DE UITSPRAAK GEVOEGD TE LATEN .
7AANGEZIEN DE IN CASU BEDOELDE WERKZAAMHEID ALS EEN DIENSTVERRICHTING IS TE BESCHOUWEN , ZAL DE BEANTWOORDING VAN DE DOOR DE NATIONALE RECHTER GESTELDE VRAGEN IN DE EERSTE PLAATS MOETEN BERUSTEN OP EEN ONDERZOEK VAN DE VERDRAGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE ' ' DIENSTEN ' ' .
8ALLEREERST WORDT GEVRAAGD OF DE WERKZAAMHEDEN VAN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN VALLEN ONDER GROEP 839 VAN DE INTERNATIONALE CITI-NAAMLIJST , EN WEL ONDER DE BENAMING ' ' ARBEIDSBEMIDDELINGSBUREAUS ' ' . VOOR HET GEVAL DE EERSTE VRAAG BEVESTIGEND ZOU WORDEN BEANTWOORD , VRAAGT DE NATIONALE RECHTER IN DE TWEEDE PLAATS , OF DE WERKZAAMHEDEN VAN DEZE ARBEIDSBEMIDDELINGSBUREAUS DOOR ' S RAADS RICHTLIJN NR . 67/43/EEG VAN 12 JANUARI 1967 FEITELIJK EN RECHTENS ZIJN GELIBERALISEERD , EN , VOOR HET GEVAL VAN EEN ONTKENNEND ANTWOORD , VRAAGT HIJ IN DE DERDE PLAATS OF ARTIKEL 62 VAN HET VERDRAG TOESTAAT DAT EEN LID-STAAT DISCRIMINERENDE BEPALINGEN DIE TEVOREN AL IN ZIJN WETGEVING BESTONDEN , OVERNEEMT ZONDER ZE TE VERZWAREN . TEN SLOTTE , INDIEN ZOU BLIJKEN DAT BEDOELDE ARBEIDSBEMIDDELINGSBUREAUS NIET VALLEN ONDER GROEP 839 , VRAAGT DE NATIONALE RECHTER IN DE VIERDE PLAATS , OF HET HOF DE UITLEGGING BEVESTIGT , DAT ZIJ TOT DE ' ' NOG NIET GELIBERALISEERDE ' ' GROEP 842 BEHOREN .
12DE RICHTLIJN VAN 12 JANUARI 1967 , DOOR DE RAAD VASTGESTELD KRACHTENS DE ARTIKELEN 54 EN 63 EEG-VERDRAG EN HET ' ' ALGEMEEN PROGRAMMA VOOR DE OPHEFFING VAN DE BEPERKINGEN OP HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN ' ' - DOOR DE RAAD VASTGESTELD OP 18 DECEMBER 1961 ( PB VAN 1962 , BLZ . 32 ) - BETREFT DE VERWEZENLIJKING VAN DE VRIJHEID VAN VESTIGING EN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN VOOR NIET IN LOONDIENST VERRICHTE WERKZAAMHEDEN BEHORENDE TOT BEPAALDE GROEPEN VAN DE ' ' CLASSIFICATION INTERNATIONALE TYPE , PAR INDUSTRIE , DE TOUTES LES BRANCHES D ' ACTIVITE ECONOMIQUE ' ' ( OF ' ' CITI ' ' ), UITGEGEVEN DOOR HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE VERENIGDE NATIES . IN DAT ALGEMEEN PROGRAMMA IS BIJ DE OPSOMMING IN DE BIJLAGEN I TOT IV VAN DE WERKZAAMHEDEN DIE IN DE LOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE VOLGENS HET IN TITEL V BESCHREVEN TIJDSCHEMA GELEIDELIJK MOESTEN WORDEN GELIBERALISEERD , VOOR ELKE WERKZAAMHEID OF GROEP VAN WERKZAAMHEDEN DE GENOEMDE ' ' CLASSIFICATION INTERNATIONALE ' ' OVERGENOMEN , ZODAT DEZE EEN INTEGREREND DEEL UITMAAKT VAN DE BETROKKEN GEMEENSCHAPSHANDELINGEN .
14DE EERSTE VRAAG STREKT ERTOE DE INDELING TE DOEN BEPALEN VAN DE ONDERHAVIGE WERKZAAMHEDEN TEN AANZIEN VAN GROEP 839 VAN DE CITI-NAAMLIJST . IN DEZE NAAMLIJST WORDT AFDELING 8 ( ' ' SERVICES ' ' ), HOOFDGROEP 83 , GROEP 839 , OMSCHREVEN ALS EEN RESTGROEP DIE DE ' ' SERVICES FOURNIS AUX ENTREPRISES N.C.A . ' ' ( NON COMPRIS AILLEURS ) OMVAT . IN DE IN 1964 UITGEGEVEN GEDETAILLEERDE VERSIE WORDT ER UITDRUKKELIJK OP GEWEZEN DAT DEZE GROEP WELISWAAR DE ' ' AGENCES DE PLACEMENT ' ' OMVAT , DOCH NIET HET ' ' PLACEMENT POUR LE PERSONNEL DU THEATRE ET DE LA RADIO ' ' . IN GENOEMDE VERSIE OMVAT GROEP 841 ' ' L ' ENGAGEMENT D ' ARTISTES ET FIGURANTS ' ' IN DE SECTOR FILM EN DAARBIJ BETROKKEN DIENSTEN , EN GROEP 842 DIENSTEN ' ' TELS QUE LES AGENCES DE PLACEMENT DU PERSONNEL DE THEATRE ' ' OP HET GEBIED VAN HET TONEEL EN AANVERWANTE DIENSTEN .
18BIJ GEVOLG VALLEN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN NIET ONDER DE AANDUIDING ' ' AGENCES DE PLACEMENT ' ' IN GROEP 839 VAN DE INTERNATIONALE CITI-NAAMLIJST .
19BLIJKENS DE TWEEDE EN DE VIERDE VRAAG HEEFT DE NATIONALE RECHTER DE VRAAG NAAR DE INDELING VAN DE ONDERHAVIGE WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN DE CITI SLECHTS GESTELD OM TE BEPALEN OF DEZE WERKZAAMHEDEN ZIJN GELIBERALISEERD IN DE ZIN VAN ARTIKEL 59 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN . DE WOORDEN ' ' NOG NIET GELIBERALISEERD ' ' AAN HET EINDE VAN DE VIERDE VRAAG LATEN VERMOEDEN DAT DE NATIONALE RECHTER BIJ HET STELLEN VAN DEZE VRAAG IS UITGEGAAN VAN DE PREMISSE DAT OOK NA HET EINDE VAN DE OVERGANGSPERIODE DEZE WERKZAAMHEDEN SLECHTS ALS GELIBERALISEERD ZIJN TE BESCHOUWEN VOOR ZOVER DIT IN EEN GEMEENSCHAPSHANDELING ZOALS ' S RAADS VOORNOEMDE RICHTLIJN NR . 67/43/EEG IS BEPAALD .
21IN HET KADER VAN DE DOOR ARTIKEL 177 INGESTELDE GERECHTELIJKE SAMENWERKING TUSSEN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES EN HET HOF VAN JUSTITIE , DIE TOT TAAK HEBBEN RECHTSTREEKS EN WEDERZIJDS BIJ TE DRAGEN TOT DE EENVORMIGE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT IN ALLE LID-STATEN , KAN HET HOF UIT DE BEWOORDINGEN VAN DE DOOR DE NATIONALE RECHTER GESTELDE VRAGEN - GELET OP DE DOOR DEZE UITEENGEZETTE FEITEN EN MET NAME OP ZIJN ALGEMENE VRAAG NAAR DE ' ' VERENIGBAARHEID VAN HET GEWRAAKTE KONINKLIJK BESLUIT MET HET VERDRAG VAN ROME ' ' - DE ELEMENTEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT AFLEIDEN DIE DEZE RECHTER NODIG HEEFT OM DE VOOR HEM OPGEWORPEN RECHTSVRAAG IN OVEREENSTEMMING MET HET GEMEENSCHAPSRECHT TE KUNNEN OPLOSSEN . IN CASU MOET DUS WORDEN ONDERZOCHT OF , EN IN HOEVERRE , DE BETROKKEN WERKZAAMHEDEN , OOK BIJ GEBREKE VAN EEN DOOR DE RAAD VASTGESTELDE GEMEENSCHAPSHANDELING ZOALS DE VOORNOEMDE RICHTLIJN ZIJN GELIBERALISEERD IN DE ZIN VAN DE ARTIKELEN 59 TOT 66 VAN HET VERDRAG . DEZE VRAAG MOET WORDEN BEANTWOORD IN HET KADER VAN HET GEHELE HOOFDSTUK BETREFFENDE DE DIENSTEN ; BOVENDIEN MOET REKENING WORDEN GEHOUDEN MET DE BEPALINGEN BETREFFENDE HET RECHT VAN VESTIGING , WAARNAAR ARTIKEL 66 VERWIJST .
24VOLGENS ARTIKEL 59 , LID 1 , VAN HET VERDRAG ' ' WORDEN DE BEPERKINGEN OP HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN BINNEN DE GEMEENSCHAP IN DE LOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE GELEIDELIJK OPGEHEVEN TEN AANZIEN VAN DE ONDERDANEN DER LID-STATEN . . . ' ' DOOR DE VERWEZENLIJKING VAN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN TE DOEN SAMENVALLEN MET HET EINDE VAN DE OVERGANGSPERIODE LEGT DEZE BEPALING , UITGELEGD IN HET LICHT VAN ARTIKEL 8 , LID 7 , VAN HET VERDRAG , EEN NAUWKEURIGE RESULTAATSVERBINTENIS OP , WAARVAN DE NAKOMING MOEST WORDEN VERGEMAKKELIJKT DOOR DE UITVOERING VAN EEN PROGRAMMA VAN GELEIDELIJKE MAATREGELEN , DOCH DIE DAARVAN NIET AFHANKELIJK WAS .
26HIERUIT VOLGT DAT DE DWINGENDE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 59 VAN HET VERDRAG , DIE IN DE LOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE GELEIDELIJK MOESTEN WORDEN UITGEVOERD DOOR MIDDEL VAN DE IN ARTIKEL 63 BEDOELDE RICHTLIJNEN , BIJ HET EINDE VAN DE OVERGANGSPERIODE RECHTSTREEKS EN ONVOORWAARDELIJK TOEPASSELIJK ZIJN GEWORDEN . DEZE BEPALINGEN , DIE DE VRIJMAKING VAN HET DIENSTENVERKEER VOORSCHRIJVEN , BRENGEN DE OPHEFFING MEE VAN ALLE DISCRIMINATIES JEGENS DEGENE DIE DE DIENSTEN VERRICHT , WELKE ZIJN GEBASEERD OP ZIJN NATIONALITEIT OF OP DE OMSTANDIGHEID DAT HIJ IS GEVESTIGD IN EEN ANDERE LID-STAAT DAN DIE WAAR DE DIENST MOET WORDEN VERRICHT .
28HOUDT MEN REKENING MET DE BIJZONDERE AARD VAN BEPAALDE DIENSTEN , ZOALS ARBEIDSBEMIDDELING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN , DAN KUNNEN BEPAALDE SPECIFIEKE EISEN , AAN DE DIENSTVERRICHTERS GESTELD MET ALS BEWEEGREDEN DE TOEPASSING VAN BEROEPSREGELS , GERECHTVAARDIGD DOOR HET ALGEMEEN BELANG OF DOOR DE NOODZAAK DE ARTIEST TE BESCHERMEN , EN DIE AAN ELKE IN DIE STAAT WONENDE PERSOON WORDEN OPGELEGD , NIET ALS STRIJDIG MET HET VERDRAG WORDEN BESCHOUWD , VOOR ZOVER DE DIENSTVERRICHTER IN DE STAAT WAAR HIJ IS GEVESTIGD , NIET AAN GELIJKAARDIGE REGELS IS ONDERWORPEN .
29IS DE BETROKKEN VORM VAN ARBEIDSBEMIDDELING IN DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , ONDERWORPEN AAN DE AFGIFTE VAN EEN VERGUNNING EN AAN HET TOEZICHT VAN DE BEVOEGDE OVERHEID , DAN MISKENT DIE STAAT NOCHTANS DE DWINGENDE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 59 VAN HET VERDRAG , ZO HIJ DIENSTVERRICHTERS DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT ZIJN GEVESTIGD , ERTOE VERPLICHT AAN DERGELIJKE VOORWAARDEN TE VOLDOEN DAN WEL EEN BEROEP TE DOEN OP DE TUSSENKOMST VAN EEN VERGUNNINGHOUDER , TENZIJ EEN DERGELIJKE EIS OBJECTIEF NOODZAKELIJK BLIJFT TE ZIJN OM DE NALEVING VAN DE BEROEPSREGELS TE WAARBORGEN EN DE BESCHERMING VAN ALGEMENE EN PRIVE BELANGEN TE VERZEKEREN . DIT VEREISTE BLIJKT NIET OBJECTIEF NOODZAKELIJK TE ZIJN WANNEER DE WERKZAAMHEID WORDT VERRICHT DOOR EEN OFFICIEEL BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING IN EEN LID-STAAT OF DE IN EEN ANDERE LID-STAAT GEVESTIGDE DIENSTVERRICHTER ALDAAR HOUDER IS VAN EEN VERGUNNING AFGEGEVEN ONDER VOORWAARDEN WELKE VERGELIJKBAAR ZIJN MET DIE GESTELD DOOR DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , EN IN DE EERSTE STAAT OP ELKE VORM VAN ARBEIDSBEMIDDELING GEPAST TOEZICHT WORDT GEHOUDEN , ONGEACHT VOOR WELKE LID-STAAT DE DIENSTVERRICHTING IS BESTEMD .
31DE BELGISCHE REGERING DOET GELDEN DAT DE BETROKKEN VORM VAN ARBEIDSBEMIDDELING VALT ONDER DE BEPALINGEN VAN VERDRAG NR . 96 VAN DE INTERNATIONALE ARBEIDSORGANISATIE , BETREFFENDE ARBEIDSBUREAUS DIE VOOR HUN BEMIDDELING BETALING VRAGEN , HERZIEN TE GENEVE OP 1 JULI 1949 , KRACHTENS WELK VERDRAG DE BEVOEGDE AUTORITEITEN CONTROLEMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN DIE BUREAUS KUNNEN VASTSTELLEN . VOLGENS DE BELGISCHE REGERING WORDT DIT VERDRAG , IN BELGIE GOEDGEKEURD BIJ DE WET VAN 3 MAART 1958 , ' ' STIPT IN ACHT GENOMEN DOOR HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 28 NOVEMBER 1975 DAT ALS ALGEMEEN BEGINSEL HET DRIJVEN VAN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VERBIEDT ( ARTIKEL 2 ) EN OP DIT ALGEMENE BEGINSEL SLECHTS EEN , AFWIJKING ' TOESTAAT DIE UITSLUITEND BETREKKING HEEFT OP BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN , ONDER UITDRUKKELIJKE VOORWAARDE DAT ZIJ WORDEN GEEXPLOITEERD OVEREENKOMSTIG DE BESTAANDE STRENGE WETTELIJKE VEREISTEN ' ' .
33GENOEMD VERDRAG STELT ALS ALGEMEEN BEGINSEL DE AFSCHAFFING VAN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING , WELKE VOOR HUN BEMIDDELING BETALING VRAGEN EN GEDREVEN WORDEN MET WINSTOOGMERK . DAARTOE WORDT IN ARTIKEL 3 , LID 1 , BEPAALD DAT DEZE BUREAUS ' ' MOETEN WORDEN AFGESCHAFT BINNEN EEN BEPERKTE TIJD , VAST TE STELLEN DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEIT ' ' . ANDERZIJDS KUNNEN KRACHTENS ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN HET VERDRAG ' ' UITZONDERINGEN OP DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 3 VAN DIT VERDRAG (. . .) IN BUITENGEWONE GEVALLEN WORDEN TOEGESTAAN DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEIT TEN AANZIEN VAN CATEGORIEEN VAN PERSONEN WELKE NAUWKEURIG ZIJN AANGEGEVEN BIJ NATIONALE WETTELIJKE MAATREGELEN , VOOR WIER PLAATSING GESCHIKTE REGELINGEN NIET GEMAKKELIJK KUNNEN WORDEN GEMAAKT BINNEN HET KADER VAN DE OPENBARE DIENST VOOR DE WERKGELEGENHEID . . . ' '
35DE INSTANDHOUDING VAN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING BEANTWOORDT DUS NIET AAN EEN UIT VERDRAG NR . 96 VOORTVLOEIENDE VERPLICHTING , ZODAT DE BELGISCHE REGERING ZICH NIET DAAROP KAN BEROEPEN OM DE BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG BETREFFENDE HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN TERZIJDE TE STELLEN . DE UIT VERDRAG NR . 96 VOORTVLOEIENDE VERPLICHTINGEN KUNNEN DERHALVE NIET AAN DE TOEPASSING VAN DE GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE BEPALINGEN IN DE BETROKKEN SECTOR WORDEN TEGENGEWORPEN . BOVENDIEN BEVAT DIT VERDRAG GEEN ENKELE BEPALING DIE EEN LID-STAAT WELKE VAN DE UITZONDERING VAN ARTIKEL 5 GEBRUIK MAAKT , ZOU BELETTEN DEZE CLAUSULE TOE TE PASSEN OP EEN IN EEN ANDERE LID-STAAT GEVESTIGDE DIENSTVERRICHTER , ONDER VOORWAARDEN DIE AAN DE BOVENVERMELDE VEREISTEN VAN ARTIKEL 59 EEG-VERDRAG BEANTWOORDEN . OVERIGENS BLIJKT OOK UIT ARTIKEL 20 VAN HET BELGISCH KONINKLIJK BESLUIT VAN 28 NOVEMBER 1975 , DAT BUITENLANDSE BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN , INGEVAL ER EEN OVEREENKOMST VAN WEDERKERIGHEID BESTAAT TUSSEN BELGIE EN HUN LAND , IN BELGIE MOGEN PLAATSEN ZONDER TUSSENKOMST VAN EEN BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING , DAT HOUDER IS VAN EEN BELGISCHE VERGUNNING .
39OM AL DEZE REDENEN DIENT TE WORDEN GEANTWOORD DAT WANNEER DE WERKZAAMHEID VAN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN , IN DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , AFHANKELIJK IS GESTELD VAN DE AFGIFTE VAN EEN VERGUNNING , DEZE STAAT DIENSTVERRICHTERS DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT ZIJN GEVESTIGD , NIET KAN VERPLICHTEN AAN DIE VOORWAARDE TE VOLDOEN DAN WEL EEN BEROEP TE DOEN OP DE TUSSENKOMST VAN EEN BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING , DAT HOUDER IS VAN EEN DERGELIJKE VERGUNNING , INDIEN DE DIENST WORDT VERRICHT DOOR EEN OFFICIEL BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING IN EEN LID-STAAT OF DE DIENSTVERRICHTER IN DE LID-STAAT WAAR HIJ IS GEVESTIGD , HOUDER IS VAN EEN VERGUNNING , AFGEGEVEN ONDER VOORWAARDEN WELKE VERGELIJKBAAR ZIJN MET DIE GESTELD DOOR DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , EN IN DE EERSTE STAAT OP ZIJN WERKZAAMHEDEN MET BETREKKING TOT ELKE BEMIDDELING GEPAST TOEZICHT WORDT UITGEOEFEND , ONGEACHT VOOR WELKE LID-STAAT DE DIENSTVERRICHTING IS BESTEMD .
KOSTEN
40DE KOSTEN DOOR DE COMMISSIE EN DOOR DE BELGISCHE REGERING WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DOORNIK BIJ HAAR VONNISSEN VAN 21 MAART 1978 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
1 . BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN VALLEN NIET ONDER DE AANDUIDING ' ' AGENCES DE PLACEMENT ' ' IN GROEP 839 VAN DE INTERNATIONALE CITI-NAAMLIJST .
2 . DE DWINGENDE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 59 VAN HET VERDRAG , DIE IN DE LOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE GELEIDELIJK MOESTEN WORDEN UITGEVOERD DOOR MIDDEL VAN DE IN ARTIKEL 63 BEDOELDE RICHTLIJNEN , ZIJN BIJ HET EINDE VAN DE OVERGANGSPERIODE RECHTSTREEKS EN ONVOORWAARDELIJK TOEPASSELIJK GEWORDEN .
3 . WANNEER DE WERKZAAMHEID VAN BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING VOOR SCHOUWSPELARTIESTEN , IN DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , AFHANKELIJK IS GESTELD VAN DE AFGIFTE VAN EEN VERGUNNING , KAN DEZE STAAT DIENSTVERRICHTERS DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT ZIJN GEVESTIGD , NIET VERPLICHTEN AAN DIE VOORWAARDE TE VOLDOEN DAN WEL EEN BEROEP TE DOEN OP DE TUSSENKOMST VAN EEN BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEGEN BETALING , DAT HOUDER IS VAN EEN DERGELIJKE VERGUNNING , INDIEN DE DIENST WORDT VERRICHT DOOR EEN OFFICIEEL BUREAU VOOR ARBEIDSBEMIDDELING IN EEN LID-STAAT OF DE DIENSTVERRICHTER IN DE LID-STAAT WAAR HIJ IS GEVESTIGD , HOUDER IS VAN EEN VERGUNNING AFGEGEVEN ONDER VOORWAARDEN WELKE VERGELIJKBAAR ZIJN MET DIE GESTELD DOOR DE STAAT WAAR DE DIENST WORDT VERRICHT , EN IN DE EERSTE STAAT OP ZIJN WERKZAAMHEDEN MET BETREKKING TOT ELKE BEMIDDELING GEPAST TOEZICHT WORDT UITGEOEFEND , ONGEACHT VOOR WELKE LID-STAAT DE DIENSTVERRICHTING IS BESTEMD .