61977J0156

ARREST VAN HET HOF VAN 12 OKTOBER 1978. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK BELGIE. - ZAAK NO. 156/77.

Jurisprudentie 1978 bladzijde 01881
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00587
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00643
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00179
Finse bijz. uitgave bladzijde 00183


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . VERVOER - STEUN AAN HET VERVOER - ALGEMENE STELSEL VAN STEUNMAATREGELEN - TOEPASSING

( EEG-VERDRAG , ART . 77 EN ART . 92 T/M 94 )

2 . PROCEDURE - EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID - HANDELINGEN WAARTEGEN DE EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID KAN WORDEN INGEBRACHT

( EEG-VERDRAG , ART . 184 )

3 . LID-STATEN - VERPLICHTINGEN - NIET-NAKOMING - BEROEP IN DE ZIN VAN DE ARTIKELEN 93 EN 169 EEG-VERDRAG - RESPECTIEF VOORWERP

( EEG-VERDRAG , ART . 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , EN ART . 169 , 170 )

Samenvatting


1 . DE TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 77 VAN HET VERDRAG , VOLGENS HETWELK STEUN AAN HET VERVOER UITSLUITEND IN DUIDELIJK OMSCHREVEN GEVALLEN WAARIN DE ALGEMENE BELANGEN VAN DE GEMEENSCHAP NIET WORDEN GESCHAAD , MET HET VERDRAG VERENIGBAAR IS , KAN NIET TOT GEVOLG HEBBEN DAT STEUN AAN HET VERVOER WORDT ONTTROKKEN AAN HET ALGEMENE STELSEL VAN HET VERDRAG TER ZAKE VAN STEUNMAATREGELEN VAN STATEN EN DE DAARBIJ VOORZIENE CONTROLEPROCEDURES .

2 . DE EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID IS VOLGENS DEZE BEPALING BEPERKT TOT GESCHILLEN ' ' WAARBIJ EEN VERORDENING VAN DE RAAD OF VAN DE COMMISSIE IN HET GEDING IS ' ' EN KAN IN GEEN GEVAL DOOR DE LID-STAAT DIE ADRESSAAT IS VAN EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING IN EEN BEROEPSPROCEDURE OP GROND VAN ARTIKEL 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VAN HET VERDRAG WORDEN OPGEWORPEN .

3 . UIT DE TEKST VAN ARTIKEL 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VAN HET VERDRAG , MET NAME DE WOORDEN ' ' IN AFWIJKING VAN DE ARTIKELEN 169 EN 170 ' ' VOLGT , DAT HET DAAR BEDOELDE BEROEP SLECHTS BETREKKING KAN HEBBEN OP HET VERZUIM VAN DE BETROKKEN LID-STAAT GEVOLG TE GEVEN AAN EEN BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE WAARIN HEM WORDT OPGEDRAGEN OM BINNEN EEN BEPAALDE TERMIJN EEN STEUNMAATREGEL OP TE HEFFEN OF TE WIJZIGEN , TERWIJL IN HET GEVAL VAN DE ARTIKELEN 169 EN 170 HET BEROEP WORDT INGESTELD TEGEN ELKE NIET- NAKOMING DOOR EEN LID-STAAT VAN EEN DER KRACHTENS HET VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN .

Partijen


IN DE ZAAK 156/77 ,

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR G . L . CLOSE , ALS GEMACHTIGDE , BIJGESTAAN DOOR C . LUX , LID VAN DE JURIDISCHE DIENST , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE BIJ HAAR JURIDISCH ADVISEUR M . CERVINO , BATIMENT JEAN MONNET , KIRCHBERG ,

VERZOEKSTER ,

TEGEN

KONINKRIJK BELGIE , TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN , MET ALS GEMACHTIGDE R . HOEBAER , DIRECTEUR BIJ HET MINISTERIE VAN BUITENLAND-ZAKEN , BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING , EN ALS ADVISEURS W . VAN GERVEN EN P . DEROM , ADVOCATEN TE BRUSSEL , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TER BELGISCHE AMBASSADE , RUE DES GIRONDINS 4 , RESIDENCE CHAMPAGNE ,

VERWEERDER ,

Onderwerp


BETREFFENDE BEROEP TOT VASTSTELLING VAN HET VERZUIM VAN HET KONINKRIJK BELGIE DOOR NIET BINNEN DE DOOR DE COMMISSIE GESTELDE TERMIJN GEVOLG TE GEVEN AAN HAAR BESCHIKKING VAN 4 MEI 1976 BETREFFENDE DE STEUN VAN DE BELGISCHE REGERING AAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN ( NMBS ) VOOR DE DIRECTE INTERNATIONALE SPOORWEGTARIEVEN VOOR KOLEN EN STAAL ,

Overwegingen van het arrest


1OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE BIJ OP 21 DECEMBER 1977 INGESTELD BEROEP HET HOF VERZOEKT VAST TE STELLEN DAT ' ' HET KONINKRIJK BELGIE , DOOR NIET BINNEN DE DOOR DE COMMISSIE GESTELDE TERMIJN GEVOLG TE GEVEN AAN HAAR BESCHIKKING VAN 4 MEI 1976 BETREFFENDE DE STEUN VAN DE BELGISCHE REGERING AAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN NMBS VOOR DE DIRECTE INTERNATIONALE SPOORWEGTARIEVEN VOOR KOLEN EN STAAL , EEN KRACHTENS HET VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTING NIET IS NAGEKOMEN ' ' ;

2OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE IN HAAR BESCHIKKING VAN 4 MEI 1976 ( PB 1976 , L 229 , BLZ . 24 ) IN ARTIKEL 1 HEEFT VASTGESTELD DAT DE STEUN , DIE DOOR HET KONINKRIJK BELGIE AAN DE NMBS WORDT TOEGEKEND UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 3 , LID 2 , VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 1107/70 VAN DE RAAD VAN 4 JUNI 1970 BETREFFENDE DE STEUNMAATREGELEN OP HET GEBIED VAN HET VERVOER PER SPOOR , OVER DE WEG EN OVER DE BINNENWATEREN - GEWIJZIGD BIJ VERORDENING ( EEG ) NR . 1473/75 VAN 20 MEI 1975 ( PB 1975 , L 152 , BLZ . 1 ) - , SLECHTS VERENIGBAAR IS MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT VOOR ZOVER HIJ UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 4 VAN GENOEMDE VERORDENING ZOU WORDEN TOEGEKEND ;

3DAT ZIJ VOORTS HEEFT BESCHIKT DAT HET KONINKRIJK BELGIE DE NODIGE MAATREGELEN NEEMT OM ZO SPOEDIG MOGELIJK EN UITERLIJK BINNEN DRIE MAANDEN HETZIJ DE STEUN IN KWESTIE TE BEEINDIGEN , HETZIJ DE RECHTSGRONDSLAG ERVAN TE WIJZIGEN IN DIE ZIN DAT HIJ UIT HOOFDE EN ONDER DE VOORWAARDEN VAN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1107/70 WORDT TOEGEKEND ;

4DAT DE COMMISSIE , TOEN HET KONINKRIJK BELGIE AAN DEZE BESCHIKKING GEEN GEVOLG HAD GEGEVEN , KRACHTENS ARTIKEL 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VAN HET VERDRAG HET ONDERHAVIGE BEROEP BIJ HET HOF HEEFT INGESTELD ;

DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP

5OVERWEGENDE DAT HET KONINKRIJK BELGIE ALS VERWEER VOERT DAT HET BEROEP NIET-ONTVANKELIJK IS , DAAR HET GEEN RECHTSGRONDSLAG ZOU VINDEN IN ARTIKEL 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VAN HET VERDRAG ;

6DAT HET TER STAVING VAN DIT VERWEER BETOOGT DAT DE IN ARTIKEL 3 , LID 2 , ALSMEDE IN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1107/70 BEDOELDE COMPENSATIES STEUNMAATREGELEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 77 VAN HET VERDRAG ZIJN EN KRACHTENS DEZE BEPALING ZIJN ONTTROKKEN AAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN ARTIKEL 92 , WAARVAN HET EERSTE LID UITDRUKKELIJK BEPAALT DAT HET VAN TOEPASSING IS ' ' BEHOUDENS DE AFWIJKINGEN WAARIN DIT VERDRAG VOORZIET ' ' ;

7DAT WAAR HET ONDERHAVIGE OPTREDEN VAN DE COMMISSIE NIET BINNEN HET KADER VAN ARTIKEL 92 VAN HET VERDRAG KAN WORDEN GERECHTVAARDIGD , ARTIKEL 93 GEEN GELDIGE RECHTSGRONDSLAG VOOR HET ONDERHAVIGE BEROEP ZOU KUNNEN VERSCHAFFEN ;

8OVERWEGENDE DAT , OFSCHOON DE BELGISCHE REGERING IN HAAR VERWEERSCHRIFT DEZE EXCEPTIE ALS ' ' EEN EENVOUDIGE OPMERKING ' ' VOORSTELT , DIE NIET ' ' ALS VERWEERMIDDEL IS GEMAAKT , MAAR ENKEL OM HET PROBLEEM TEN GRONDE BETER TE KUNNEN AFBAKENEN ' ' , TOCH MOET WORDEN ONDERZOCHT OF ZIJ GEGROND IS ;

9OVERWEGENDE DAT WELISWAAR HET KONINKRIJK BELGIE MET DEZE EXCEPTIE IN WEZEN STELT DAT DE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE VAN 4 MEI 1976 EEN BEVOEGDHEIDSGEBREK AANKLEEFT , DOCH DAT DIT GEBREK , ALS BEHORENDE TOT DE IN ARTIKEL 173 VAN HET VERDRAG GENOEMDE GEBREKEN , OP DE HIERNA TE NOEMEN GRONDEN NIET IN HET KADER VAN DE ONDERHAVIGE PROCEDURE KAN WORDEN ONDERZOCHT ;

10DAT DAARENBOVEN DE TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 77 VAN HET VERDRAG , VOLGENS HETWELK STEUN AAN HET VERVOER UITSLUITEND IN DUIDELIJK OMSCHREVEN GEVALLEN , WAARIN DE ALGEMENE BELANGEN VAN DE GEMEENSCHAP NIET WORDEN GESCHAAD , MET HET VERDRAG VERENIGBAAR IS , NIET TOT GEVOLG KAN HEBBEN DAT STEUN AAN HET VERVOER WORDT ONTTROKKEN AAN HET ALGEMENE STELSEL VAN HET VERDRAG TER ZAKE VAN STEUNMAATREGELEN VAN STATEN EN DE DAARBIJ VOORZIENE CONTROLEPROCEDURES ;

11DAT ARTIKEL 2 VAN VERORDENING NR . 1107/70 , IN WELKS ARTIKEL 3 , LID 1 - DAT NIET BIJ GENOEMDE VERORDENING NR . 1473/75 IS GEWIJZIGD - DE GEVALLEN EN VOORWAARDEN WORDEN GENOEMD WAARIN EEN UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 77 VAN HET VERDRAG TOEGEKENDE STEUN INGEVOLGE DEZE BEPALING TE RECHTVAARDIGEN WARE , IN DEZE ZIN PRECISEERT DAT ' ' DE ARTIKELEN 92 TOT EN MET 94 VAN HET VERDRAG VAN TOEPASSING ( ZIJN ) OP DE STEUNMAATREGELEN OP HET GEBIED VAN HET VERVOER PER SPOOR , OVER DE WEG EN OVER DE BINNENWATEREN ' ' ;

12DAT WAAR HET ONDERHAVIGE OPTREDEN VAN DE COMMISSIE IS GEMOTIVEERD MET DE VASTSTELLING DAT DE LITIGIEUZE STEUN ONDER HET VERBOD VAN ARTIKEL 92 VAN HET VERDRAG VALT , HET DAAROPVOLGEND INGESTELDE BEROEP ZIJN RECHTSGRONDSLAG IN ARTIKEL 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VINDT ;

13DAT DERHALVE DE DOOR HET KONINKRIJK BELGIE OPGEWORPEN EXCEPTIE VAN NIET- ONTVANKELIJKHEID ONGEGROND IS ;

TEN GRONDE

14OVERWEGENDE DAT HET KONINKRIJK BELGIE IN WEZEN BETOOGT DAT HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE EX ARTIKEL 93 VAN HET VERDRAG TEN AANZIEN VAN DE LITIGIEUZE STEUN IN CASU TE MINDER GERECHTVAARDIGD IS , OMDAT DE COMMISSIE NIET HEEFT AANGETOOND DAT DEZE STEUN NIET VOLDOET AAN DE VOORWAARDEN VOOR ONVERENIGBAARHEID , GENOEMD IN ARTIKEL 92 , LID 1 ;

15DAT HET KONINKRIJK BELGIE ALDUS DE GEGRONDHEID VAN HET BEROEP BETWIST DOOR ALSNOG DE WETTIGHEID VAN DE BESCHIKKING VAN 4 MEI 1976 , WAARBIJ DE COMMISSIE DE ONVERENIGBAARHEID VAN DE STEUN MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT HEEFT VASTGESTELD , IN GEDING TE BRENGEN ;

16DAT DE COMMISSIE BETOOGT DAT DE BELGISCHE REGERING , DOOR NIET BINNEN DE IN ARTIKEL 173 , DERDE ALINEA , VAN HET VERDRAG GESTELDE TERMIJN VAN TWEE MAANDEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING TEGEN DEZE BESCHIKKING IN TE STELLEN , HAAR RECHT HEEFT VERWERKT OM DE WETTIGHEID ERVAN BINNEN HET KADER VAN DE ONDERHAVIGE PROCEDURE TE BESTRIJDEN ;

17OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 93 VAN HET VERDRAG , DAT AAN DE COMMISSIE DE NOODZAKELIJKE BEVOEGDHEID VERLEENT OM TOE TE ZIEN OP DE TOEPASSING EN DE NALEVING VAN DE BEGINSELEN VAN ARTIKEL 92 , IN HET TWEEDE LID EEN BIJZONDERE PROCEDURE VASTSTELT , WELKE DIE INSTELLING DE MOGELIJKHEID BIEDT ZICH , BUITEN HET UITZONDERLIJKE EN BIJZONDERE GEVAL BEDOELD IN DE DERDE ALINEA VAN DEZE BEPALING , UIT TE SPREKEN OVER DE VERENIGBAARHEID MET HET VERDRAG VAN STEUNMAATREGELEN DOOR DE STATEN OF MET STAATSMIDDELEN BEKOSTIGD , ALSMEDE , INGEVOLGE LID 3 , OVER ELK VOORNEMEN TOT INVOERING OF WIJZIGING VAN STEUNMAATREGELEN , EN EVENTUEEL TE BEPALEN DAT DEZE MOETEN WORDEN OPGEHEVEN OF GEWIJZIGD ;

18DAT DAARTOE DE EERSTE ALINEA VAN LID 2 VOORSCHRIJFT DAT INDIEN DE COMMISSIE , NA DE BELANGHEBBENDEN TE HEBBEN AANGEMAAND HUN OPMERKINGEN TE MAKEN , VASTSTELT DAT EEN STEUNMAATREGEL VOLGENS ARTIKEL 92 NIET VERENIGBAAR IS MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT OF DAT VAN DEZE STEUNMAATREGEL MISBRUIK WORDT GEMAAKT , ' ' ZIJ BEPAALT DAT DE BETROKKEN STAAT DIE STEUNMAATREGEL MOET OPHEFFEN OF WIJZIGEN BINNEN DE DOOR HAAR VAST TE STELLEN TERMIJN ' ' ;

19OVERWEGENDE DAT ZODANIGE BESCHIKKING VOLGENS ARTIKEL 189 , VIERDE ALINEA , VAN HET VERDRAG ' ' VERBINDEND ( IS ) IN AL HAAR ONDERDELEN VOOR DEGENEN TOT WIE ZIJ UITDRUKKELIJK IS GERICHT ' ' ;

20DAT WANNEER DE LID-STAAT TOT WIE DE BESCHIKKING IS GERICHT , ER GEEN GEVOLG AAN MEENT TE KUNNEN GEVEN OMDAT ZIJ VOLDOENDE RECHTSGROND ZOU MISSEN , HIJ DE WETTIGHEID ERVAN KAN BETWISTEN MET GEBRUIKMAKING , ONDER DE ALDAAR BEPAALDE VOORWAARDEN , VAN EEN DER DOOR ARTIKEL 173 VAN HET VERDRAG GEBODEN RECHTSMIDDELEN ;

21DAT WAAR BEROEPSTERMIJNEN DE RECHTSZEKERHEID BEOGEN TE WAARBORGEN EN MOETEN VOORKOMEN DAT GEMEENSCHAPSHANDELINGEN DIE RECHTSGEVOLGEN TEWEEG BRENGEN , TE ALLEN TIJDE IN GEDING KUNNEN WORDEN GEBRACHT , HET IS UITGESLOTEN DAT DE LID-STAAT DIE DE PEREMPTOIRE TERMIJN VAN ARTIKEL 173 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG HEEFT LATEN VERSTRIJKEN ZONDER MET HET DAARBIJ GEBODEN RECHTSMIDDEL DE WETTIGHEID VAN DE TOT HEM GERICHTE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE TE BESTRIJDEN , DEZE LANGS DE OMWEG VAN ARTIKEL 184 KAN AANVECHTEN IN EEN KRACHTENS ARTIKEL 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA DOOR DE COMMISSIE AANHANGIG GEMAAKTE BEROEPSPROCEDURE ;

22DAT ENERZIJDS DE IN ARTIKEL 184 VAN HET VERDRAG BEDOELDE EXCEPTIE VOLGENS DEZE BEPALING IS BEPERKT TOT GESCHILLEN ' ' WAARBIJ EEN VERORDENING VAN DE RAAD OF VAN DE COMMISSIE IN HET GEDING IS ' ' , EN IN GEEN GEVAL DOOR DE LID- STAAT , DIE ADRESSAAT VAN EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING IS , KAN WORDEN OPGEWORPEN ;

23DAT ANDERZIJDS UIT DE TEKST VAN ARTIKEL 93 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VAN HET VERDRAG , MET NAME DE WOORDEN ' ' IN AFWIJKING VAN DE ARTIKELEN 169 EN 170 ' ' , VOLGT DAT HET DAAR BEDOELDE BEROEP SLECHTS BETREKKING KAN HEBBEN OP HET VERZUIM VAN DE BETROKKEN LID-STAAT GEVOLG TE GEVEN AAN EEN BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE WAARIN HEM WORDT OPGEDRAGEN OM BINNEN EEN BEPAALDE TERMIJN EEN STEUNMAATREGEL OP TE HEFFEN OF TE WIJZIGEN , TERWIJL IN HET GEVAL VAN DE ARTIKELEN 169 EN 170 HET BEROEP WORDT INGESTELD TEGEN ELKE NIET-NAKOMING DOOR EEN LID-STAAT VAN EEN DER KRACHTENS HET VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTING ;

24DAT HET ZO GEZIEN NIET MET DE BEGINSELEN VAN DE DOOR HET VERDRAG INGESTELDE RECHTSMIDDELEN TE VERENIGEN WARE EN DE STABILITEIT VAN DIT STELSEL ALSMEDE HET DAARAAN TEN GRONDSLAG LIGGENDE BEGINSEL VAN DE RECHTSZEKERHEID ZOU WORDEN AANGETAST , WANNEER DE LID-STAAT TOT WIE EEN KRACHTENS ARTIKEL 93 , LID 2 , EERSTE ALINEA , GEGEVEN BESCHIKKING IS GERICHT , OOK NA HET VERSTRIJKEN VAN DE IN ARTIKEL 173 , DERDE ALINEA , BEDOELDE TERMIJN DE GELDIGHEID ERVAN ZOU KUNNEN BETWISTEN BIJ GELEGENHEID VAN HET IN DE TWEEDE ALINEA VAN DEZELFDE BEPALING VOORZIENE BEROEP ;

25DAT WELISWAAR OOK NA DE IN ARTIKEL 173 , DERDE ALINEA , BEPAALDE TERMIJN DE GELDIGHEID VAN EEN GEMEENSCHAPSHANDELING VIA DE PREJUDICIELE PROCEDURE VAN ARTIKEL 177 VAN HET VERDRAG IN GEDING KAN WORDEN GEBRACHT , DOCH DAT DIT NIET WEGNEEMT DAT DEZE PROCEDURE , DIE VOOR ALLE HANDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN IS VOORZIEN EN UITSLUITEND BEANTWOORDT AAN DE BEHOEFTEN VAN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES , ANDERE DOELEINDEN NASTREEFT EN AAN ANDERE VOORSCHRIFTEN IS ONDERWORPEN DAT DIE WELKE VOOR HET IN ARTIKEL 93 VAN HET VERDRAG BEDOELDE BEROEP GELDEN , EN NIET EEN AFWIJKINGVAN HET BEGINSEL VAN RECHTSVERWERKING KAN RECHTVAARDIGEN , VOORTVLOEIENDE UIT HET VERSTRIJKEN VAN DE BEROEPSTERMIJNEN , ZONDER TEGELIJKERTIJD ARTIKEL 173 VAN ZIJN JURIDISCHE BETEKENIS TE BEROVEN ;

26OVERWEGENDE DAT IN HET ONDERHAVIGE GEVAL HET KONINKRIJK BELGIE NIET BESTRIJDT GEEN GEVOLG TE HEBBEN GEGEVEN AAN DE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE VAN 4 MEI 1976 ;

27DAT MITSDIEN HET KONINKRIJK BELGIE EEN KRACHTENS ARTIKEL 93 JUNCTO ARTIKEL 189 VAN HET VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTING NIET IS NAGEKOMEN ;

28DAT HET BEROEP DERHALVE GEGROND IS ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

29OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN MOET WORDEN VERWEZEN ;

30DAT VERWEERDER IN HET ONGELIJK IS GESTELD ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

RECHTDOENDE , VERSTAAT :

1 . DOOR AAN DE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE VAN 4 MEI 1976 BETREFFENDE DE STEUN VAN DE BELGISCHE REGERING AAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN ( NMBS ) VOOR DE DIRECTE INTERNATIONALE SPOORWEGTARIEVEN VOOR KOLEN EN STAAL NIET BINNEN DE DOOR HAAR GESTELDE TERMIJN GEVOLG TE GEVEN , IS HET KONINKRIJK BELGIE EEN KRACHTENS HET VERDRAG OP HEM RUSTENDE VERPLICHTING NIET NAGEKOMEN .

2 . HET KONINKRIJK BELGIE WORDT VERWEZEN IN DE KOSTEN VAN HET GEDING .