61976J0061

ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 14 JULI 1977. - J. - J. GEIST TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - (" BEOORDELINGSRAPPORTEN "). - ZAAK NO. 61/76.

Jurisprudentie 1977 bladzijde 01419
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00415
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00491


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . AMBTENAREN - NADELIG BESLUIT - MOTIVERING - BEGRIP

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN , ART . 25 )

2 . AMBTENAREN - AANWERVING - OVERPLAATSING - ONAANGENAME GEVOLGEN HIERVAN - VERPLICHTE AANVAARDING DOOR DE BETROKKENE

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN , ART . 29 )

3 . AMBTENAREN - HIERARCHISCH GEZAG - INRICHTING DER DIENSTEN - UITSLUITENDE BEVOEGDHEID

4 . AMBTENAREN - BEOORDELINGSRAPPORT - HET OPMAKEN HIERVAN - VERPLICHTING VAN DE ADMINISTRATIE

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN , ART . 43 )

Samenvatting


1 . EEN NADELIG BESLUIT MOET WORDEN GEACHT MET REDENEN TE ZIJN OMKLEED , INDIEN DE DIENSTNOTA ' S DIE DIT BESLUIT STEUNEN AAN DE BETROKKENE TER KENNIS ZIJN GEBRACHT , HEM DUIDELIJK HEBBEN GEINFORMEERD OVER DE REDENEN DIE AAN HET BESLUIT TEN GRONDSLAG LIGGEN EN ALLE WEZENLIJKE PUNTEN BEVATTEN WELKE VOLSTAAN OM RECHTERLIJK TOEZICHT MOGELIJK TE MAKEN .

2 . DE OVERPLAATSING VAN EEN AMBTENAAR VAN DE GEMEENSCHAP KAN WELISWAAR MOEILIJKHEDEN VOOR ZIJN GEZIN EN ECONOMISCHE LASTEN VEROORZAKEN , DOCH VORMT GEEN ABNORMALE EN ONVOORZIENBARE GEBEURTENIS IN ZIJN LOOPBAAN , WAAR TOCH DE STANDPLAATSEN WAARIN HIJ KAN WORDEN TEWERKGESTELD OVER VERSCHEIDENE STATEN ZIJN VERSPREID EN HET HIERARCHISCH GEZAG KAN ZIJN GENOOPT TE VOLDOEN AAN DIENSTEISEN DIE HET BESLUIT TOT DEZE OVERGANG ONVERMIJDELIJK MAKEN .

3 . HET HIERARCHISCH GEZAG IS ALS ENIGE VERANTWOORDELIJK VOOR DE INRICHTING VAN DE DIENSTEN EN MOET DEZE KUNNEN VASTSTELLEN EN WIJZIGEN UIT HOOFDE VAN HUN TAKEN .

4 . HET BEOORDELINGSRAPPORT DAT VOOR DE GOEDE ADMINISTRATIE EN DE RATIONALISATIE VAN DE DIENSTEN DER GEMEENSCHAP EN TER WAARBORGING VAN DE BELANGEN DER AMBTENAREN VERPLICHT MOET WORDEN OPGEMAAKT , VORMT TELKENS WANNEER DE LOOPBAAN VAN DE AMBTENAAR DOOR HET HIERARCHISCH GEZAG IN AANMERKING WORDT GENOMEN EEN ONONTBEERLIJK BEOORDELINGSCRITERIUM . EEN VAN DE GEBIEDENDE PLICHTEN VAN DE ADMINISTRATIE BESTAAT ER DERHALVE IN ERVOOR TE ZORGEN DAT DIT RAPPORT PERIODIEK OP DE DOOR HET STATUUT VOORGESCHREVEN DATA OP DEUGDELIJKE WIJZE WORDT OPGEMAAKT .

Partijen


IN DE ZAAK 61/76

JEAN-JACQUES GEIST , WETENSCHAPPELIJK AMBTENAAR VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE , TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR M . SLUSNY , ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL , EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TEN KANTORE VAN E . ARENDT , ADVOCAAT ALDAAR , CENTRE LOUVIGNY , RUE PHILIPPE II ,

VERZOEKER ,

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR S . FABRO , LID VAN DE JURIDISCHE DIENST , ALS GEMACHTIGDE , EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ M . CERVINO , BATIMENT JEAN MONNET , KIRCHBERG ,

VERWEERSTER ,

Onderwerp


BETREFFENDE DE NIETIGVERKLARING VAN ADMINISTRATIEVE BESLUITEN MET BETREKKING TOT DE POSITIE VAN VERZOEKER EN DE AAN DEZE AMBTENAAR OPGEDRAGEN WERKZAAMHEDEN ALSMEDE DE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ADMINISTRATIE VOOR MATERIELE EN MORELE SCHADE ,

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER OP 1 APRIL 1962 BIJ HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK TE PETTEN ( NEDERLAND ) IN DIENST IS GETREDEN ALS ' ' HOOFD VAN DE STUDIE HYDRAULICA ' ' EN DAT HIJ OP 1 OKTOBER 1962 ALS WETENSCHAPPELIJK AMBTENAAR IN DE RANG A 6 IN VASTE DIENST WERD BENOEMD ;

2 DAT HIJ ALS GEVOLG VAN GUNSTIGE BEOORDELINGEN , WAARIN SPRAKE WAS VAN ' ' ZIJN UITERST DEGELIJKE EN UITGEBREIDE KENNIS OP HET GEBIED VAN DE HYDRAULICA EN DE VERWANTE GEBIEDEN VAN MECHANICA EN ONDERZOEK ' ' TOT HOOFD VAN DE DIENST ' ' HYDRODYNAMICA EN METINGEN ' ' WERD BENOEMD , WELKE POST HIJ IN 1963 EN 1964 HEEFT BEKLEED ;

3 DAT HIJ IN HET KADER VAN DEZE FUNCTIE IN 1964 EN IN 1965 IN DE VERENIGDE STATEN WERD GEDETACHEERD EN BIJ ZIJN TERUGKOMST OP 1 JANUARI 1966 NAAR DE RANG A 5 WERD BEVORDERD ;

4 DAT DE DIRECTIE VAN DE INRICHTING TE PETTEN MET INSTEMMING VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK IN DE ZOMER VAN 1967 VAN MENING WAS DAT DE DOOR DE RAAD OP 15 JUNI 1965 BESLOTEN WIJZIGING VAN HET TWEEDE ONDERZOEKPROGRAMMA VAN 1962 DE VOORTZETTING VAN HET ONDERZOEK OP HET GESPECIALISEERDE GEBIED VAN VERZOEKER ( REACTOREN MET VLOEIBARE BRANDSTOFFEN ) NIET MEER MOGELIJK MAAKTE EN DAT HET PERSONEEL ZICH VOORTAAN MET DE AAN DE INSTELLING OPGELEGDE NIEUWE TAKEN MOEST BEZIGHOUDEN ;

5 DAT DE DOOR VERZOEKER GELEIDE GROEP ALDUS OP 24 JULI 1967 WERD ONTBONDEN EN DAT ZICH ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN DE KWESTIE VAN EEN PASSENDE TEWERKSTELLING VAN VERZOEKER GING VOORDOEN ;

6 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER SEDERT APRIL 1968 , RECHTSTREEKS ONDER DE DIRECTEUR VAN DE INRICHTING TE PETTEN EN VERVOLGENS ONDER DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK RESSORTEREND , AANVANKELIJK ZIJN STUDIES BETREFFENDE DE KWEEKREACTOREN MET GESMOLTEN ZOUTEN HEEFT KUNNEN VOORTZETTEN EN IN VERBAND HIERMEE VERSCHEIDENE DIENSTREIZEN NAAR NATIONALE DIENSTEN EN INTERNATIONALE ORGANISATIES HEEFT GEMAAKT ;

7 DAT DE DIRECTIE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK IN 1975 ECHTER MEENDE DAT DEZE SITUATIE NIET KON WORDEN GEHANDHAAFD EN VERZOEKER AANZETTE OM TE SOLLICITEREN NAAR EEN POST VAN WETENSCHAPPELIJK ATTACHE BIJ DE VERTEGENWOORDIGING VAN DE GEMEENSCHAP TE WASHINGTON , WELKE POST EVENWEL , OM REDENEN DIE NIETS MET VERZOEKERS KWALIFICATIES VAN DOEN HADDEN , AAN EEN ANDERE AMBTENAAR WERD VERGEVEN ;

8 OVERWEGENDE DAT BIJ BESLUIT VAN DE RAAD VAN MINISTERS VAN 22 AUGUSTUS 1975 ( PB L 231 VAN 2 . 9 . 1975 ) WERD BEVESTIGD , DAT DE UITWERKING VAN REACTORFAMILIES AAN HET INITIATIEF VAN DE LID-STATEN WERD OVERGELATEN ;

9 DAT DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK EIND SEPTEMBER 1975 OVERWOOG VERZOEKER NAAR EEN POST BIJ EEN ANDER PROGRAMMA OVER TE PLAATSEN , WAARBIJ HIJ ERVOOR ZORGDE HEM OP DE HOOGTE TE HOUDEN VAN DE POGINGEN OM VOOR HEM EEN AMBT TE VINDEN ;

10 DAT HEM EIND 1975 WERD MEEGEDEELD DAT ER MET HET OOG OP DE PROGRAMMA ' S EN DE TE VERRICHTEN WERKZAAMHEDEN SLECHTS TWEE VACATURES TE ISPRA OVERBLEVEN WAARTUSSEN HIJ EEN KEUZE MOEST MAKEN ;

11 DAT , TOEN VERZOEKER DEZE GELEGENHEID NIET TE BAAT NAM , HIJ BIJ BESLUIT VAN 10 DECEMBER 1975 VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK PER 1 MAART 1976 NAAR ISPRA WERD OVERGEPLAATST ;

12 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER INTUSSEN DANK ZIJ ZIJN BOVENGENOEMDE EXTERNE CONTACTEN COORDINATOR VAN EEN GROEP DESKUNDIGEN VAN DE INTERNATIONALE ORGANISATIE VOOR ATOOMENERGIE ( HET IAEA ) IN HET KADER VAN ZIJN SPECIALISME WAS GEWORDEN ;

13 DAT DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK HEM IN FEBRUARI 1976 TE KENNEN GAF DAT DEZE ACTIVITEIT MARGINAAL MOEST BLIJVEN TEN OPZICHTE VAN ZIJN WERK TE ISPRA EN IN ELK GEVAL NIET MEER DAN 10 % VAN ZIJN ARBEIDSTIJD MOCHT UITMAKEN ;

14 OVERWEGENDE DAT , TERWIJL DE BEOORDELINGSRAPPORTEN OVER VERZOEKER AANVANKELIJK LOVEND WAREN , DAT VAN 1969 VERMELDDE DAT HIJ NOG SLECHTS BIJKOMSTIGE WERKZAAMHEDEN VAN PARTIELE EN TIJDELIJKE AARD UITOEFENDE ;

15 DAT VERZOEKER , VAN MENING DAT DEZE BEOORDELING HEM BEZWAARDE , OP 26 MAART 1970 OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 90 VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN EEN KLACHT HEEFT INGEDIEND ;

16 DAT HET PARITAIR BEOORDELINGSCOMITE OP 21 MEI 1970 HEEFT GEADVISEERD DAT ' ' HET BEOORDELINGSRAPPORT VAN DE HEER GEIST ONREGELMATIG IS VOORZOVER HIERIN EEN BEKNOPTE BEOORDELING WORDT GEGEVEN VAN DE BEKWAAMHEID , DE PRESTATIES EN HET GEDRAG IN DE DIENST VAN DEZE AMBTENAAR , TERWIJL DE TAKEN DIE IN HET BEOORDEELDE AMBT ZIJN OPGEDRAGEN EN VERRICHT NIET ZIJN OMSCHREVEN ;

17 DAT DIT RAPPORT VAN 1969 ECHTER NIET WERD AANGEVULD , EN DAT IN 1971 , 1973 EN 1975 GEEN RAPPORTEN WERDEN OPGEMAAKT ;

18 DAT VERZOEKER OP 26 FEBRUARI 1976 HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG HEEFT VERZOCHT :

- HET OVERPLAATSINGSBESLUIT TE VERNIETIGEN ,

- HEM TOE TE STAAN AL ZIJN TIJD TE BESTEDEN AAN DE WERKZAAMHEDEN VOOR WENEN ,

- ZICH UIT TE SPREKEN OVER DE DOOR HEM INGEDIENDE OPMERKINGEN BETREFFENDE DE BEOORDELINGSRAPPORTEN VAN 1967 EN 1969 ,

- EEN OMSCHRIJVING TE GEVEN VAN ZIJN WERKZAAMHEDEN VAN 1966 TOT 1976 ,

- VOOR HET TIJDVAK VAN 1965 TOT 1975 BEOORDELINGSRAPPORTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 43 VAN HET STATUUT OP TE MAKEN ,

- HEM MET INGANG VAN 1965 TOT HOOFD VAN EEN DIENST TE BENOEMEN ,

- HEM DE OVEREENKOMSTIGE NABETALINGEN UIT TE KEREN , EN

- HEM SCHADEVERGOEDING TE BETALEN ;

19 DAT , TOEN EEN ANTWOORD UITBLEEF , VERZOEKER BIJ OP 30 JUNI 1976 TER GRIFFIE VAN HET HOF INGEDIEND VERZOEKSCHRIFT , NADER UITGEWERKT IN DE CONCLUSIES VAN ZIJN REPLIEK , HEEFT GEVORDERD :

- HET OVERPLAATSINGSBESLUIT VAN 10 DECEMBER 1975 NIETIG TE VERKLAREN ;

- VERWEERSTER TE VEROORDELEN TOT BETALING VAN 1 FB WEGENS IMMATERIELE SCHADE EN VAN 71 000 FB WEGENS MATERIELE SCHADE ;

- VERWEERSTER TE GELASTEN DE SEDERT 1967 AAN VERZOEKER OPGEDRAGEN FUNCTIES TE OMSCHRIJVEN EN TWEEJAARLIJKSE BEOORDELINGSRAPPORTEN OVER HEM OP TE STELLEN ;

- VERWEERSTER TE VEROORDELEN TOT VERGOEDING VAN DE HIERDOOR GELEDEN SCHADE VOOR EEN DOOR HET HOF EX AEQUO ET BONO VAST TE STELLEN BEDRAG ;

- DE WEIGERING VAN VERWEERSTER OM VERZOEKER IN STAAT TE STELLEN ANDERS DAN MARGINAAL OF VOOR 10 % ZIJN STUDIE- , ONDERZOEK- EN SAMENWERKINGS-ACTIVITEIT OP HET GEBIED VAN DE KWEEKREACTOREN MET THERMISCHE NEUTRONEN VOORT TE ZETTEN EN MET NAME ZIJN FUNCTIE VAN COORDINATOR EN RAPPORTEUR VAN DE DOOR HET IAEA INGESTELDE COMMISSIE VAN DESKUNDIGEN TE VERVULLEN , NIETIG TE VERKLAREN ;

20 DAT DE IN HET VERZOEKSCHRIFT EN DE REPLIEK GEFORMULEERDE EN TIJDENS DE MONDELINGE BEHANDELING NADER UITGEWERKTE VERZOEKEN KUNNEN WORDEN SAMENGEVAT IN DRIE MIDDELEN DIE ACHTEREENVOLGENS MOETEN WORDEN ONDERZOCHT :

I - DE WETTIGHEID VAN HET OVERPLAATSINGSBESLUIT

21 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER BETOOGT DAT HET OVERPLAATSINGSBESLUIT , DAT TEGEN ZIJN WIL IS GENOMEN EN HEM IN EEN MOEILIJKE GEZINSSITUATIE PLAATST , NIET IN DE ZIN VAN ARTIKEL 25 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT MET REDENEN IS OMKLEED , DAAR HET HOF AAN DE HAND VAN EEN EENVOUDIGE VERWIJZING NAAR HET BELANG VAN DE DIENST GEEN TOEZICHT KAN UITOEFENEN ;

22 DAT HET BOVENDIEN IS GENOMEN OP GROND VAN EEN ONVOLLEDIG EN ONJUIST PERSOONSDOSSIER ;

23 OVERWEGENDE DAT , OM TE BESLISSEN OF AL DAN NIET AAN DE VEREISTEN VAN ARTIKEL 25 IS VOLDAAN , NIET ALLEEN MOET WORDEN GEZIEN NAAR HET OVERPLAATSINGSBESLUIT OP ZICHZELF , MAAR OOK NAAR DE DIENSTNOTA ' S DIE DIT BESLUIT STEUNEN , WELKE NAAR BEHOREN AAN DE BETROKKENE TER KENNIS ZIJN GEBRACHT EN HEM DUIDELIJK HEBBEN GEINFORMEERD OVER DE REDENEN DIE AAN GENOEMD BESLUIT TEN GRONDSLAG LIGGEN ;

24 DAT IN CASU HET OVERPLAATSINGSBESLUIT WERD VOORAFGEGAAN DOOR EEN NOTA VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL , WAARIN VERZOEKER REEDS OP 1 JUNI 1975 WERD GEWAARSCHUWD DAT , GELET OP DE DOOR DE RAAD VOOR DE INRICHTING TE PETTEN VASTGESTELDE PROGRAMMA ' S , VAN ZIJN BEKWAAMHEDEN ALDAAR GEEN GEBRUIK MEER KON WORDEN GEMAAKT ;

25 DAT BIJ NOTA VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK VAN 11 DECEMBER 1975 DIE TEGELIJK MET HET BETROKKEN BESLUIT TOT VERZOEKER WERD GERICHT , AAN DE BETROKKENE WERD UITGELEGD DAT DE WERKZAAMHEDEN OP HET GEBIED VAN DE KWEEKREACTOREN MET GESMOLTEN ZOUTEN IN HET KADER VAN HET CENTRUM NIET KONDEN WORDEN VOORTGEZET EN DAT HIJ MET HET OOG OP ZIJN SPECIALISATIE SLECHTS KON WORDEN OVERGEPLAATST NAAR EEN VAN DE BEIDE VACANTE POSTEN TE ISPRA ;

26 DAT HET OVERPLAATSINGSBESLUIT DERHALVE IS AANGEVULD MET EEN MOTIVERING DIE VERZOEKER WEL DEGELIJK BEKEND WAS EN DIE ALLE WEZENLIJKE PUNTEN BEVAT DIE VOOR HET BESLUIT VAN DE ADMINISTRATIE BESLISSEND ZIJN GEWEEST , EN DERHALVE VOLSTAAN OM RECHTERLIJK TOEZICHT MOGELIJK TE MAKEN ;

27 OVERWEGENDE DAT VERVOLGENS DE GRONDSLAG VAN DEZE MOTIVERING MOET WORDEN ONDERZOCHT OM VAST TE STELLEN OF HIERUIT EEN AANWIJZING VOOR SCHENDING VAN HET STATUUT OF MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID VALT AF TE LEIDEN ;

28 DAT DERHALVE MOET WORDEN NAGEGAAN ONDER WELKE OMSTANDIGHEDEN HET BEWUSTE BESLUIT IS GENOMEN ;

29 OVERWEGENDE DAT UIT HET DOSSIER BLIJKT DAT HET NA DE BESLUITEN VAN DE RAAD VAN MINISTERS VAN 15 JUNI 1965 , RESPECTIEVELIJK 22 AUGUSTUS 1975 TOT WIJZIGING DER PROGRAMMA ' S NIET MEER MOGELIJK WAS IN DE INRICHTING TE PETTEN GEBRUIK TE MAKEN VAN VERZOEKERS BEKWAAMHEDEN ;

30 DAT VERZOEKER ZICH VOOR GEEN VAN BEIDE OPENGEVALLEN POSTEN KANDIDAAT HEEFT GESTELD ;

31 DAT DE DIRECTEUR-GENERAAL NA INWINNING VAN ADVIES VAN DE DIRECTEUREN VAN DE BETROKKEN INRICHTINGEN , VERZOEKER BIJ NOTA VAN 1 OKTOBER 1975 EN DAARNA BIJ NOTA VAN 17 NOVEMBER 1975 HEEFT MEEGEDEELD DAT , GELET OP DE INSTRUCTIES VAN DE RAAD VAN MINISTERS , HIJ HEM DE KEUZE LIET TUSSEN TWEE POSTEN BINNEN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK , IN HET MULTIDISCIPLINAIRE KADER TE ISPRA ;

32 DAT , TOEN VERZOEKER NIET REAGEERDE , DE DIRECTEUR-GENERAAL HEM AMBTSHALVE IN HET DEPARTEMENT B VAN DEZE INRICHTING HEEFT BENOEMD , WAARBIJ HIJ HEM MEEDEELDE DAT EEN GROEP DIE DEEL UITMAAKTE VAN DE AFDELING ' ' WARMTEUITWISSELING EN MECHANICA VAN DE FLUIDA ' ' BEHOEFTE HAD AAN ' ' AANVULLENDE STEUN ' ' , EN DAT ' ' HET WERK BESTOND UIT ONDERZOEK NAAR DE WARMTEOVERDRACHT EN DE FUNDAMENTELE HYDRODYNAMICA OP HET GEBIED VAN DE THERMISCHE OVERGANGSVERSCHIJNSELEN IN EEN SPLIJTSTOFBUNDEL DIE DOOR MIDDEL VAN EEN VLOEISTOF MET FASEWISSELING WORDT GEKOELD ' ' ;

33 OVERWEGENDE DAT UIT DEZE VASTSTELLINGEN VOLGT DAT HET BESLUIT DEUGDELIJK MET REDENEN WAS OMKLEED EN NIET OM AAN HET DIENSTBELANG VREEMDE REDENEN WAS GENOMEN EN DAT BOVENDIEN DE NIEUWE POST WAARIN VERZOEKER WERD BENOEMD HET BEST MET ZIJN BEKWAAMHEDEN OVEREENKWAM EN GEEN DEGRADATIE MEEBRACHT ;

34 OVERWEGENDE TEN SLOTTE BETREFFENDE DE ONAANGENAME GEVOLGEN VAN HET BESLUIT VAN 10 DECEMBER 1975 VOOR DE PERSOONLIJKE SITUATIE VAN VERZOEKER , DAT MOET WORDEN GESTELD DAT DE OVERPLAATSING VAN EEN AMBTENAAR VAN DE GEMEENSCHAP HEM WELISWAAR MOEILIJKHEDEN VOOR ZIJN GEZIN EN ECONOMISCHE LASTEN KAN VEROORZAKEN , DOCH GEEN ABNORMALE EN ONVOORZIENBARE GEBEURTENIS IN ZIJN LOOPBAAN VORMT , WAAR TOCH DE STANDPLAATSEN WAARIN HIJ KAN WORDEN TEWERKGESTELD OVER VERSCHEIDENE STATEN ZIJN VERSPREID EN HET HIERARCHISCH GEZAG KAN ZIJN GENOOPT TE VOLDOEN AAN DIENSTEISEN DIE HET BESLUIT TOT DEZE OVERGANG ONVERMIJDELIJK MAKEN ;

35 OVERWEGENDE DAT UIT HET VOORAFGAANDE VOLGT DAT HET OVERPLAATSINGSBESLUIT VAN 10 DECEMBER 1975 ZOWEL FORMEEL ALS MATERIEEL RECHTMATIG IS GENOMEN ;

36 DAT BIJGEVOLG HET BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN HET OVERPLAATSINGSBESLUIT VAN 10 DECEMBER 1975 EN HET BIJBEHORENDE VERZOEK TOT SCHADEVERGOEDING MOETEN WORDEN VERWORPEN ;

II - DE WETTIGHEID VAN HET BESLUIT WAARIN VERZOEKER WERD VERBODEN MEER DAN 10 % VAN ZIJN TIJD AAN WERKZAAMHEDEN VAN HET IAEA TE BESTEDEN

37 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER KLAAGT DAT DE ADMINISTRATIE HEM SLECHTS HEEFT TOEGESTAAN EEN GERING GEDEELTE VAN ZIJN ARBEIDSTIJD AAN STUDIES IN HET KADER VAN HET IAEA TE BESTEDEN , EN VAN MENING IS DAT DIT BESLUIT DE ONTWIKKELING VAN ZIJN LOOPBAAN DWARSBOOMT EN DAT ALDUS ARTIKEL 24 VAN HET STATUUT WORDT GESCHONDEN ;

38 OVERWEGENDE DAT HET HIERARCHISCH GEZAG ALS ENIGE VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE INRICHTING VAN DE DIENSTEN EN DEZE MOET KUNNEN VASTSTELLEN EN WIJZIGEN UIT HOOFDE VAN HUN TAKEN ;

39 DAT DE BIJDRAGE VAN VERZOEKER AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE GROEP VAN HET IAEA MOEST WORDEN BEOORDEELD NAAR DE VERENIGBAARHEID VAN DEZE EXTERNE SAMENWERKING MET DE WETENSCHAPPELIJKE DOELSTELLINGEN VAN DEZE GROEP EN DE FUNCTIES WAARTOE HIJ TE ISPRA WAS GEROEPEN ;

40 DAT ALDUS DE DIRECTEUR-GENERAAL ONDERZOEK , WETENSCHAPPEN EN OPLEIDING , IN AANMERKING NEMEND DAT HET ONDERZOEK VAN HET IAEA OP HET GEBIED VAN KWEEKREACTOREN MET THERMISCHE NEUTRONEN DESTIJDS BINNEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE NIET WERD VOORTGEZET , TERECHT HEEFT GEMEEND DAT VERZOEKER SLECHTS BIJ TIJD EN WIJLE AAN DEZE WERKZAAMHEDEN KON DEELNEMEN ;

41 DAT DIT BESLUIT RECHTMATIG WERD GENOMEN BINNEN DE GRENZEN VAN DE DOOR HET HIERARCHISCH GEZAG , NAAR ZIJN OVERTUIGING IN HET BELANG VAN DE DIENST UITGEOEFENDE BEVOEGDHEDEN EN ZONDER OP ENIGERLEI WIJZE AFBREUK TE DOEN AAN DE STATUTAIRE RECHTEN VAN VERZOEKER ;

42 DAT DIT MIDDEL DERHALVE MOET WORDEN VERWORPEN ;

III - DE BEOORDELINGSRAPPORTEN

43 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 43 VAN HET STATUUT VOORSCHRIJFT DAT VAN IEDERE AMBTENAAR TEN MINSTE OM DE TWEE JAAR EEN BEOORDELINGSRAPPORT WORDT OPGESTELD INZAKE DIENS BEKWAAMHEID , PRESTATIES EN GEDRAG IN DE DIENST ;

44 DAT DIT RAPPORT VOOR DE GOEDE ADMINISTRATIE EN RATIONALISATIE VAN DE DIENSTEN DER GEMEENSCHAP EN TER WAARBORGING VAN DE BELANGEN DER AMBTENAREN VERPLICHT MOET WORDEN OPGEMAAKT EN TELKENS WANNEER DE LOOPBAAN VAN DE AMBTENAAR DOOR HET HIERARCHISCH GEZAG IN AANMERKING WORDT GENOMEN , EEN ONONTBEERLIJK BEOORDELINGSCRITERIUM VORMT ;

45 DAT EEN VAN DE GEBIEDENDE PLICHTEN VAN DE ADMINISTRATIE DERHALVE ERIN BESTAAT , ERVOOR TE ZORGEN DAT DIT RAPPORT PERIODIEK OP DE DOOR HET STATUUT VOORGESCHREVEN DATA OP DEUGDELIJKE WIJZE WORDT OPGEMAAKT ;

46 DAT BLIJKENS HET DOSSIER HET BEVOEGDE GEZAG ZIJN VERPLICHTINGEN HEEFT VERZUIMD DOOR IN 1969 EEN RAPPORT OP TE STELLEN WAARVAN DE DEUGDELIJKHEID BETWISTBAAR IS VOORZOVER DAARIN EEN BEKNOPTE BEOORDELING WORDT GEGEVEN INZAKE DE BEKWAAMHEID , PRESTATIES EN HET GEDRAG IN DE DIENST VAN VERZOEKER EN DOOR IN 1971 , 1973 EN 1975 NA TE LATEN OVER HEM BEOORDELINGSRAPPORTEN OP TE STELLEN ;

47 DAT DE COMMISSIE HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN HEEFT MISKEND EN DAT HET ZEER MOEILIJK , JA ZELFS ONMOGELIJK IS , GEZIEN HET TIJDSVERLOOP , DE FUNCTIEVERANDERING OF HET VERTREK VAN DE TOT BEOORDELING BEVOEGDE AMBTENAREN , DE LEEMTEN IN HET PERSOONSDOSSIER VAN VERZOEKER OBJECTIEF OP TE VULLEN ;

48 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER WELISWAAR GEEN MATERIELE SCHADE KAN AANTONEN , DOCH ONBETWISTBAAR MORELE SCHADE LIJDT DOORDAT HIJ EEN ONDEUGDELIJK EN ONVOLLEDIG PERSOONSDOSSIER BEZIT , TERWIJL DE VERPLICHTE BEOORDELING EEN GARANTIE VOOR DE AMBTENAAR VORMT DAT ZIJN LOOPBAAN ZICH NORMAAL ONTWIKKELT ;

49 DAT DIT ONTBREKEN VAN BEOORDELINGSRAPPORTEN , DAT ALLEEN AAN DE INSTELLING IS TE WIJTEN , HEM ONZEKER EN ONGERUST OVER ZIJN BEROEPSTOEKOMST HEEFT GEMAAKT ;

50 DAT HET HOF HET BEDRAG VAN DEZE SCHADE OP 10 000 FB MEENT TE MOETEN VASTSTELLEN ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

51 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN MOET WORDEN VERWEZEN ;

52 DAT ECHTER INGEVOLGE ARTIKEL 70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE KOSTEN , DOOR DE INSTELLINGEN TER ZAKE VAN BEROEPEN VAN PERSONEELSLEDEN DER GEMEENSCHAPPEN GEMAAKT , TE HAREN LASTE BLIJVEN ;

53 DAT VERZOEKER SLECHTS IN TWEE MIDDELEN IN HET ONGELIJK IS GESTELD EN IN HET DERDE GEDEELTELIJK IN HET GELIJK IS GESTELD , ZODAT EEN DERDE VAN ZIJN KOSTEN DOOR DE COMMISSIE MOET WORDEN GEDRAGEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( TWEEDE KAMER ),

RECHTDOENDE :

1 . VERWERPT HET BEROEP TEGEN HET OVERPLAATSINGSBESLUIT VAN 10 DECEMBER 1975 ,

2 . VERWERPT HET BEROEP TEGEN HET BESLUIT WAARBIJ VERZOEKER WERD VERBODEN MEER DAN 10 % VAN ZIJN TIJD TE WIJDEN AAN WERKZAAMHEDEN VOOR HET IAEA ,

3 . VERSTAAT DAT DE COMMISSIE AAN VERZOEKER 10 000 FB SCHADEVERGOEDING ZAL BETALEN WEGENS HAAR NALATIGHEID BEOORDELINGSRAPPORTEN OP TE MAKEN ,

4 . VERWIJST DE COMMISSIE IN HAAR EIGEN KOSTEN EN IN EEN DERDE VAN VERZOEKERS KOSTEN ,

5 . VERWIJST VERZOEKER IN TWEE DERDE VAN ZIJN KOSTEN .