3.
|
Aan de grenzen vond evenwel voor-en nacontrole op de aanwezigheid van de groene kaart plaats — met alle vertraging waartoe zulk een controle leidt —.
Om die formaliteit uit de wereld te helpen stelde de Raad richtlijn 72/166 van 24 april 1972 vast, waarbij wederom — op twee niveaus — een op overeenkomst berustende werkwijze werd ingevoerd:
—
|
Via de Council of Bureaux te Londen, zijn de nationale bureaus bij het Comité européen des Assurances een zuiver privaatrechtelijke overeenkomst aangegaan opdat de afwikkeling van schadegevallen onafhankelijk van het bestaan van een verzekering zou worden gegarandeerd.
|
—
|
Bovendien wordt er in de richtlijn van uitgegaan dat de onderscheiden nationale bureaus met hun overheden een overeenkomst zullen aangaan.
|
Het achterwege laten van de groene-kaart-controle aan de Italiaanse grenzen werd mogelijk gemaakt doordat het UCI bij ministerieel decreet van 12 oktober 1972 werd gemachtigd tot de afwikkeling van schaden door motorrijtuigen uit de andere vijf Lid-Staten (sinds het besluit van 11 december 1973 uit de negen Lid-Staten) veroorzaakt, alsook doordat het UCI op 16 oktober 1972 te Brussel met de bureaus van de vijf overige oorspronkelijke Lid-Staten van de EEG en op 12 december 1973 te Parijs met de bureaus van de nieuwe Lid-Staten de in artikel 2, lid 2, van 's Raads richtlijn van 24 april 1972 bedoelde overeenkomst heeft gesloten.
Volgens die overeenkomst wordt de afwikkeling van schadevorderingen terzake van ongevallen volgens de nationale rechtsvoorschriften inzake de w.a.-verzekering gewaarborgd door het bureau van het land op welks grondgebied het ongeval heeft plaatsvonden, in dier voege dat de kosten van bedoeld bureau vergoed worden door het bureau van de staat van degene die het ongeval heeft veroorzaakt. Artikel 4 geeft voorschriften voor de betrekkingen tussen de bureaus die de vorderingen betalen onderscheidenlijk behandelen, alsook voor de betrekkingen tussen de Lid-Staten van bedoelde bureaus en de met onderzoek en afwikkeling van vorderingen belaste correspondenten. In artikel 4, sub a, wordt het volgende bepaald:
„Indien een lid van het bureau dat de betaling verricht in het land van het bureau dat de vordering behandelt een voor het bedrijfsmatig verzekeren van motorrijtuigen ingerichte organisatie bezit, laat dit laatste bureau desgewenst onderzoek en afwikkeling van een vordering aan de Lid-Staat over.”
Van de in artikel 4, letter b, vervatte facultatieve clausule heeft het Italiaanse bureau alleen de volgende bepaling erkend:
„b.
|
Een Lid-Staat van het bureau dat de betaling verricht kan het bureau dat de vordering behandelt verzoeken onderzoek en afwikkeling van vorderingen over te laten aan een daartoe benoemde correspondent, die … zijn kan:
(i)
|
een lid van het bureau dat de vordering behandelt.”
|
|
Het heeft evenwel niet de factultatieve voorschriften erkend volgens welke de correspondent kan zijn:
„(ii)
|
een organisatie — gevestigd in het land van het bureau dat de vordering behandelt —, ingericht voor het bedrijfsmatig verzekeren van motorrijtuigen of anderszins —;
|
(iii)
|
een organisatie — gevestigd in het land van het bureau dat de vordering behandelt —, welke in het behandelen van schade gevallen voor verzekerden is gespecialiseerd.”
|
De afschaffing van de controle op de groene kaart, zoals die per 1 juli 1973 voor de oorspronkelijke Lid-Staten was voorzien in aanbeveling 73/185 van de Commissie van 15 maart 1973 (PB L 194 van 16 juli 1973), is ten slotte ingevolge beschikking 74/166 van de Commissie van 6 februari 1974 (PB L 87 van 30 maart 1974, blz. 13) per 15 mei 1974 in de negen Lid-Staten van kracht geworden.
Dit bleef niet zonder gevolgen voor de rol der nationale bureaus en de plaats welke zij, vooral in Italië, aan de afwikkelingsbureaus wilden inruimen. Vóór invoering van de w.a.-verzekering in Italië moesten de door een buitenlands motorrijtuig gelaederde derden zich rechtstreeks tot de buitenlandse verzekeraar wenden. Het Italiaanse bureau trad daarbij slechts als assistentieverlenende instantie (servicing bureau) en niet als bureau van behandeling (handling bureau) op: als een verzekerde in het bezit van de groene kaart zich ten deze tot het Italiaanse bureau of een van zijn kantoren wendde, nam het iedere vordering tegen die verzekerde in onderzoek. Daartoe nam het terstond contakt op met het lid van het bureau van betaling dat de groene kaart had afgegeven — hetzij rechtstreeks hetzij via laatstgenoemd bureau —, waarbij over behandeling en onderzoek der vordering voor rekening van het lid van het betalend bureau — dat toestemming tot de afwikkeling had te geven — overeenstemming moest worden bereikt.
Het UCI erkende destijds de door de leden van buitenlandse bureaus aan het Ufficio Van Ameyde verstrekte vertegenwoordigingsopdrachten en vond goed dat genoemd bureau zijn medewerking verleende bij het onderzoek en de afwikkeling van schadegevallen waarbij buitenlandse en bij de betrokken leden der buitenlandse bureaus verzekerde motorrijtuigen betrokken waren; UCI behield zich evenwel uitdrukkelijk het recht voor zijn standpunt te herzien voor het geval dat het in Italië tot een verplichte verzekering mocht komen.
Sinds de invoering der Italiaanse w.a.-verzekering voor motorrijtuigen kunnen en moeten de door een buitenlands motorrijtuig gelaederden zich voor alle op Italiaans grondgebied verzoorzaakte schaden ongeacht nationaliteit en domicilie van verzekeraar en verzekerde rechtstreeks tot het UCI wenden, aangezien de Italiaanse wetgever de openbare veiligheid op zijn territoir wenst te waarborgen door het wettelijk monopolie voor het onderzoek en de afwikkeling van internationale schadegevallen aan het UCI over te dragen.
De werkzaamheid van het UCI blijft daarmede niet tot het onderzoek van het geval — tezamen met de oorspronkelijke verzekeraar — beperkt; het is bureau van behandeling geworden en is uit dien hoofde, als had het zelf de polis opgesteld, bevoegd schadegevallen te onderzoeken en af te wikkelen. UCI blijft tegenover de gelaedeerde rechtstreeks aansprakelijk, ook wanneer het de afwikkeling van schadegevallen overdraagt aan verzekeringsmaatschappijen die in Italië als correspondent optreden voor buitenlandse verzekeringsmaatschappijen waar de verzekeringen werden aangegaan en de groene kaart werd afgegeven. Het is ook bevoegd rechtstreeks schadevergoeding toe te kennen wanneer het cas veroorzaakt is door een niet — in de zin van de wet van 24 december 1969 — verzekerd motorrijtuig en kan eventueel verhaal zoeken bij de eigenaars en bestuurders.
Van toen af aan regelde het Italiaanse bureau zelf de werkzaamheid van Italiaanse correspondenten voor buitenlandse w.a.-verzekeraars van buitenlanders die in Italië bij een verkeersongeval betrokken raken: het richtte zich met een desbetreffend schrijven tot de overige buitenlandse bureaus alsook tot hun leden en wees erop dat het voortaan nog slechts de aanwijzing van het plaatselijk bevoegde lid van het Italiaanse bureau als corresponderende verzekeringsmaatschappij zou erkennen en de te onderzoeken gevallen nog slechts aan die Italiaanse maatschappij zou toewijzen; ook moest de buitenlandse verzekeraar zich in de toekomst rechtstreeks tot de aldus aangewezen Italiaanse verzekeraar richten en mocht het zich niet meer tot het bureau wenden.
Lloyd's „Service Motor Policies”, dat schadegevallen had toegewezen aan het Italiaanse bureau Van Ameyde, stelde dat bureau van de stand van zaken in kennis; omdat Lloyd's zich wel bij de situatie moest neerleggen verzocht het het bureau de lopende dossiers niet verder te onderzoeken en aan het Italiaanse bureau te doen toekomen.
Bovendien beklaagde het Italiaanse bureau er zich over dat een Franse vennootschap aan Van Ameyde schadegevallen was blijven toewijzen „ofschoon Van Ameyde sinds juni 1971 niet meer bevoegd is schadegevallen te onderzoeken” (brief van het Franse bureau van 9 september 1975).
De overige nationale bureaus stelden hun leden een ultimatum waarin van hun werd verlangd dat zij zich conform de overeenkomst der bureaus bij deze praktijk zouden aansluiten (brief van het Belgische bureau van 5 september 1975).
Onder deze omstandigheden onthield het Italiaanse bureau Van Ameyde zich — met inachtneming van de strikte aanwijzingen van zijn opdrachtgevers, de buitenlandse maatschappijen — van verder onderzoek van de in behandeling genomen dossiers, die het aan het Italiaanse bureau deed toekomen. Het beschouwde zich echter als slachtoffer van — niet meer en minder dan — een boycot, en wel zulks niet op grond van zijn nationaliteit (het ging om een Italiaanse maatschappij) maar wel als „privé” bureau — en wendde zich tot de rechtbank te Milaan met vordering tot onrechtmatigverklaring van de door UCI, gestelde eis dat het onderzoeken en afwikkelen van schadegevallen voortaan alleen zou worden opgedragen aan verzekeringsmaatschappijen die lid van UCI zijn.
Bij beschikking van 29 april 1976 schorste de Tribunale te Milaan het geding met verzoek aan het Hof van Justitie om beantwoording van de navolgende prejudiciële vragen:
1.
|
Moeten richtlijn 72/166/EEG van de Raad (PB 1972, L 103), aanbeveling 73/185/EEG van de Commissie (PB 1973, L 194) en beschikking 74/166/EEG van de Commissie (PB 1974, L 87) aldus worden uitgelegd, dat zij niet in de weg staan aan nationale wettelijke bepalingen, aan overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde gedragingen van nationale bureaus van verzekeraars, dan wel aan een handelwijze van elk nationaal bureau afzonderlijk of van de daarbij aangesloten ondernemingen, die tot doel of tot gevolg hebben de concurrentie te beperken of te verhinderen van ondernemingen die zich uitsluitend bezig houden met de afwikkeling van door buitenlandse motorrijtuigen veroorzaakte ongevallen, en die werkzaamheden geheel voor te behouden aan de verzekeringsondernemingen die bij dat nationale bureau zijn aangesloten?
|
2.
|
Ongeacht het antwoord op de eerste vraag: staan de artikelen 85, 86 en 90 EEG-Verdrag in de weg aan elke nationale wettelijke bepaling, elke overeenkomst tussen bureaus, elk besluit en elke onderling afgestemde gedraging of handelwijze, waarmee wordt beoogd de afwikkeling van door het internationale autoverkeer veroorzaakte schadegevallen voor te behouden aan bij het nationale bureau aangesloten verzekeringsondernemingen, met uitsluiting van gespecialiseerde afwikkelingsondernemingen die niet bij dat bureau zijn aangesloten, ook wanneer laatstbedoelde ondernemingen door de in het land van oorsprong gevestigde verzekeraar van het motorrijtuig dat de schade heeft veroorzaakt, zijn aangewezen?
|
3.
|
Ongeacht het antwoord op de eerste vraag: verzetten het non-discriminatiebeginsel (artikel 7 EEG-Verdrag) alsmede de bepalingen betreffende het recht van vestiging (artikel 52 e.v.) en het vrij verrichten van diensten (artikel 59 e.v.) zich tegen elke nationale wettelijke bepaling en tegen elke handelwijze die al dan niet rechtstreeks ertoe leidt in een Lid-Staat de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit bestaande in de afwikkeling van ongevallen door een op het grondgebied van die Lid-Staat gevestigde onderneming te belemmeren, ook wanneer die bepaling of handelwijze betrekking heeft op het nationale bureau van verzekeraars in de zin van richtlijn 72/166/EEG?
|
4.
|
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moeten de in die vraag genoemde gemeenschapshandelingen als geldig worden beschouwd, zulks gelet op de verenigbaarheid met de artikelen 7, 52, 59, 85, 86 en 90 EEG-Verdrag en voorts op enig ander geldigheidsgebrek zoals onvoldoende motivering en wezenlijke vormgebreken?
|
|