ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 17 MEI 1973. - LETIZIA PERINCIOLO TEGEN RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - GEVOEGDE ZAKEN NOS. 58 EN 75/72.
Jurisprudentie 1973 bladzijde 00511
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00543
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00223
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1 . PROCEDURE - ONTVANKELIJKHEID - EXCEPTIO LITIS PENDENTIS - AMBTSHALVE ONDERZOEK DOOR HET HOF
( REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING, ART . 92 )
2 . AMBTENAREN - ARBEIDSONGESCHIKTHEID - BETWISTING - INVALIDITEITSCOMMISSIE - RAADPLEGING - BEPERKING TOT GEVALLEN VAN ZIEKTEVERLOF
( STATUUT VAN DE AMBTENAREN, ART . 59 )
3 . AMBTENAREN - AMBT - GEZONDHEIDSTOESTAND - ONVERENIGBAARHEID - VERPLICHTINGEN
( STATUUT VAN DE AMBTENAREN, ART . 36 )
1 . DE EXCEPTIO LITIS PENDENTIS MOET DOOR HET HOF AMBTSHALVE WORDEN OPGEWORPEN .
2 . HET ADVIES VAN DE INVALIDITEITSCOMMISSIE WORDT SLECHTS INGEWONNEN BIJ BETWISTINGEN DIE BETREKKING HEBBEN OP GEVALLEN VAN ZIEKTEVERLOF .
3 . WANNEER EEN AMBTENAAR HET AMBT WAARIN HIJ IS TEWERKGESTELD, WEGENS ZIJN GEZONDHEIDSTOESTAND NIET PASSEND ACHT, MAG HIJ EEN ANDERE TEWERKSTELLING AANVRAGEN, DOCH IS IN AFWACHTING DAARVAN GEHOUDEN ZIJN POST TE BEZETTEN EN DE HIERAAN VERBONDEN WERKZAAMHEDEN TE VERRICHTEN .
IN DE GEVOEGDE ZAKEN 58 EN 75-72,
LETIZIA PERINCIOLO, AMBTENARES BIJ HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WONENDE TE BRUSSEL, MAJOOR PETILLONSTRAAT 11, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR E . DRAPPIER, ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TEN KANTORE VAN E . ARENDT, 34 B IV, RUE PHILIPPE-II,
VERZOEKSTER,
TEGEN
RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR G . LESORT, JURIDISCH ADVISEUR BIJ HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ E . REUTER, JURIDISCH ADVISEUR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, 4, BOULEVARD ROYAL,
VERWEERDER,
BETREFFENDE EEN VERZOEK TOT
- NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN 24 MEI 1972 INZAKE DE TEWERKSTELLING VAN VERZOEKSTER,
- NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN 20 JUNI 1972, WAARBIJ ARTIKEL 60 VAN HET STATUUT OP VERZOEKSTER WERD TOEGEPAST, VAN HET BESLUIT VAN 20 JULI 1972, WAARBIJ DE TOEPASSING VAN GENOEMD ARTIKEL WERD BEVESTIGD, ALSMEDE VAN DE BRIEF VAN 28 AUGUSTUS 1972, WAARBIJ DE TOEPASSING VAN GENOEMDE BESLUITEN WERD BEVESTIGD,
1 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER MET VERZOEKSCHRIFT VAN 10 AUGUSTUS 1972 BIJ HET HOF BEROEP HEEFT INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN DE ADMINISTRATIE VAN HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD VAN 24 MEI 1972, WAARBIJ VERZOEKSTER ALS SECRETARESSE-STENOTYPISTE TER BESCHIKKING WERD GESTELD VAN DIRECTORAAT-GENERAAL A - CENTRALE TYPEKAMER, ITALIAANSE SECTIE -, VAN HET BESLUIT VAN GENOEMDE ADMINISTRATIE VAN 20 JUNI 1972, WAARBIJ ARTIKEL 60 VAN HET STATUUT OP HAAR WERD TOEGEPAST, EN VAN DE BRIEF VAN DE SECRETARIS-GENERAAL VAN 20 JULI 1972, WAARBIJ LAATSTBEDOELD BESLUIT WERD BEVESTIGD;
2 DAT VERZOEKSTER MET VERZOEKSCHRIFT VAN 17 OKTOBER 1972 BIJ HET HOF EEN TWEEDE BEROEP HEEFT INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN ZOWEL GENOEMD BESLUIT VAN 20 JUNI 1972 EN GENOEMDE BRIEF VAN 20 JULI 1972 ALS DE MEDEDELING VAN BOVENBEDOELDE ADMINISTRATIE VAN 28 AUGUSTUS 1972 TER BEVESTIGING DAT DE SCHORSING VAN DE SALARISBETALING OP VERZOEKSTER TOEPASSING ZOU BLIJVEN VINDEN OVEREENKOMSTIG DE BRIEF VAN DE SECRETARIS-GENERAAL VAN 20 JULI 1972;
TEN AANZIEN VAN DE ONTVANKELIJKHEID DER BEROEPEN
3 OVERWEGENDE DAT VERWEERDER GEEN BEZWAAR INBRENGT TEGEN DE ONTVANKELIJKHEID VAN BEROEP 58-72, DOCH WEL - OP GROND VAN VERSCHILLENDE ARGUMENTEN - TEGEN DIE VAN BEROEP 75-72;
4 OVERWEGENDE OMTRENT HET VERZOEK TOT NIETIGVERKLARING VAN DE MEDEDELING VAN 28 AUGUSTUS 1972 DAT DEZE MEDEDELING SLECHTS IS TE BESCHOUWEN ALS DE CONSEQUENTIE EN BEVESTIGING VAN HET BESLUIT VAN 20 JUNI 1972 EN VAN DE BRIEF VAN DE SECRETARIS-GENERAAL VAN 20 JULI 1972, WAARTEGEN REEDS BEROEP 58-72 IS GERICHT;
5 DAT OVERIGENS, VOOR ZOVER BEROEP 75-72 MET HERHALING VAN DE CONCLUSIES IN BEROEP 58-72 TEGEN LAATSTBEDOELDE HANDELINGEN IS GERICHT, DE ONTVANKELIJKHEID ERVAN AFSTUIT OP DE DOOR HET HOF AMBTSHALVE OP TE WERPEN EXCEPTIO LITIS PENDENTIS;
6 DAT BIJGEVOLG BEROEP 75-72 NIET-ONTVANKELIJK IS;
TEN AANZIEN VAN BEROEP 58-72 TEN GRONDE
7 OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER STELT DAT, GEZIEN DE DOOR HAAR OVERGELEGDE MEDISCHE ATTESTEN, DE ADMINISTRATIE NIET GERECHTIGD WAS TE EISEN DAT ZIJ GEVOLG GAF AAN HAAR TEWERKSTELLING OP DE CENTRALE TYPEKAMER;
8 DAT, WAAR DE RAADGEVEND ARTS VAN DE ADMINISTRATIE EN DE DOOR DEZE GERAADPLEEGDE SPECIALIST EEN ANDERE MENING WAREN TOEGEDAAN DAN DIE WELKE BLEEK UIT DE DOOR VERZOEKSTER OVERGELEGDE ATTESTEN, DE ADMINISTRATIE DE ZAAK DAARENTEGEN HAD MOETEN VOORLEGGEN AAN DE INVALIDITEITSCOMMISSIE INGEVOLGE ARTIKEL 59, LID 3, VAN HET STATUUT;
9 DAT, NU ZIJ ZULKS HAD NAGELATEN, DE ADMINISTRATIE NIET KON VASTHOUDEN AAN DE TENUITVOERLEGGING VAN HAAR BESLUIT VAN 24 MEI 1972 EN ZICH DAN OOK NIET OP HET STANDPUNT MOCHT STELLEN DAT VERZOEKSTERS WEIGERING ZICH DAARNAAR TE VOEGEN , EEN ONREGELMATIGE AFWEZIGHEID IN DE ZIN VAN ARTIKEL 60 VAN HET STATUUT OPLEVERDE;
10 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 59 VAN HET STATUUT HANDELT OVER, ENERZIJDS, ZIEKTEVERLOF VAN DE AMBTENAAR DIE TEN GEVOLGE VAN ZIEKTE OF ONGEVAL VERHINDERD IS ZIJN WERKZAAMHEDEN TE VERRICHTEN EN, ANDERZIJDS, VERLOF AMBTSHALVE WAARTOE DE INSTELLING BESLUIT;
11 DAT DERHALVE LID 3 VAN DIT ARTIKEL, BEPALENDE DAT IN GEVAL VAN BETWISTING HET ADVIES VAN DE INVALIDITEITSCOMMISSIE WORDT INGEWONNEN, SLECHTS BETREKKING KAN HEBBEN OP DE GEVALLEN VAN ZIEKTEVERLOF, WAARBIJ DE VRAAG IN HET MIDDEN BLIJFT, OF DE BEPALING ALLEEN DOELT OP HET IN LID 2 BEDOELDE GEVAL OF EVENEENS OP HET IN LID 1 BEDOELDE GEVAL;
12 DAT VOOR HET ONDERHAVIGE GEVAL SLECHTS BEHOEFT TE WORDEN VASTGESTELD DAT DIT NIET BETREKKING HEEFT OP EEN ZIEKTEVERLOF VAN VERZOEKSTER, DOCH OP DE SITUATIE DIE IS ONTSTAAN ALS GEVOLG VAN DE BEZWAREN WELKE ZIJ UIT HOOFDE VAN HAAR GEZONDHEIDSTOESTAND HEEFT GEMAAKT TEGEN HAAR TEWERKSTELLING OP DE CENTRALE TYPEKAMER;
13 DAT IN IEDER GEVAL ARTIKEL 59, MET NAME LID 3, NIET DOELT OP EEN DERGELIJKE SITUATIE EN DERHALVE IN DE ONDERHAVIGE ZAAK NIET KAN WORDEN INGEROEPEN;
14 OVERWEGENDE DAT, AFGEZIEN VAN DE TOEPASSING VAN DE AFDELINGEN 2 TOT EN MET 5 VAN HOOFDSTUK 2 VAN TITEL III VAN HET STATUUT, DE NORMALE STAND VAN DE AMBTENAAR DE ACTIEVE DIENST IS, WELKE IN ARTIKEL 36 WORDT OMSCHREVEN ALS DE STAND VAN DE AMBTENAAR DIE, OP DE WIJZE ALS BEPAALD IN TITEL IV, DE FUNCTIE UITOEFENT WELKE OVEREENKOMT MET HET AMBT WAARIN HIJ IS TEWERKGESTELD;
15 DAT, WANNEER EEN AMBTENAAR HET AMBT WAARIN HIJ IS TEWERKGESTELD, WEGENS ZIJN GEZONDHEIDSTOESTAND NIET PASSEND ACHT, HET HEM UITERAARD VRIJSTAAT EEN ANDERE TEWERKSTELLING AAN TE VRAGEN, DOCH DAT HIJ IN AFWACHTING DAARVAN GEHOUDEN IS ZICH OP ZIJN POST TE BEVINDEN EN DE HIERAAN VERBONDEN WERKZAAMHEDEN TE VERRICHTEN;
16 DAT IN IEDER GEVAL NIET KAN WORDEN AANVAARD DAT DE AMBTENAAR ZICH ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN ZELF RECHT VERSCHAFT DOOR AAN TE NEMEN DAT HIJ BIJ OVERLEGGING VAN MEDISCHE ATTESTEN NIET OP ZIJN POST HOEFT TE VERSCHIJNEN EN KAN VERZUIMEN IN AFWACHTING DAT HEM EEN AMBT WORDT AANGEBODEN DAT HIJ PASSEND ACHT;
17 OVERWEGENDE DERHALVE DAT ZOWEL HET BEROEP, GERICHT TEGEN VERZOEKSTERS TEWERKSTELLING OP DE CENTRALE TYPEKAMER, ALS HET BEROEP, GERICHT TEGEN DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 60 VAN HET STATUUT, ONGEGROND MOETEN WORDEN VERKLAARD;
TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN
18 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN MOET WORDEN VERWEZEN;
19 DAT VERZOEKSTER IN HET ONGELIJK IS GESTELD;
20 DAT ECHTER INGEVOLGE ARTIKEL 70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE KOSTEN, DOOR DE INSTELLING TER ZAKE VAN BEROEPEN VAN AMBTENAREN DER GEMEENSCHAPPEN GEMAAKT, TE HAREN LASTE BLIJVEN;
HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),
RECHTDOENDE :
1 . VERKLAART HET BEROEP IN DE ZAAK 75-72 NIET-ONTVANKELIJK;
2 . VERKLAART HET BEROEP IN DE ZAAK 58-72 ONGEGROND;
3 . VERSTAAT DAT ELK VAN BEIDE PARTIJEN HAAR EIGEN KOSTEN ZAL HEBBEN TE DRAGEN .