ARREST VAN HET HOF VAN 5 JULI 1967. - TERESA GUERRA, WEDUWE PIETRO PACE TEGEN RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE - EN INVALIDITEITSVERZEKERING. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE BELGISCHE RAAD VAN STATE). - ZAAK NO. 6/67.
Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 00283
Nederlandse uitgave bladzijde 00272
Duitse uitgave bladzijde 00294
Italiaanse uitgave bladzijde 00258
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00219
Deense bijz. uitgave bladzijde 00377
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00567
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00629
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - MIGRERENDE WERKNEMERS - VERZEKERING - VOORGESCHREVEN TAALGEBRUIK - AUTORITEITEN VAN EEN LID-STAAT IN DE ZIN VAN ARTIKEL 45, PARAGRAAF 4, VAN VERORDENING NO . 3 - DE DAARONDER TE BEGRIJPEN NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES
DE BEVOEGDE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES BEHOREN TOT DE AUTORITEITEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 45, PARAGRAAF 4, VAN VERORDENING NO 3, DIE VERZOEKSCHRIFTEN OF ANDERE TOT HEN GERICHTE DOCUMENTEN NIET MOGEN AFWIJZEN OP GROND VAN HET FEIT DAT ZIJ ZIJN GESTELD IN EEN OFFICIELE TAAL VAN EEN ANDERE LID-STAAT .
IN DE ZAAK 6-67 :
BETREFFENDE HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING AANGAANDE DE INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 45 VAN DE VERORDENING NO . 3 VAN DE RAAD VAN DE E.E.G ., DOOR DE BELGISCHE RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE, DERDE KAMER, GEDAAN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 177 VAN HET E.E.G.-VERDRAG, IN HET VOOR DIT COLLEGE AANHANGIGE GEDING :
TERESA GUERRA, WEDUWE VAN PIETRO PACE,
CASCINA MORTAIO, LENO, BRESCIA ( ITALIE )
VERZOEKSTER,
TEGEN
HET RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE - EN INVALIDITEITSVERZEKERING,
TERVUERENLAAN 211, BRUSSEL 15,
VERWEERSTER,
OVERWEGENDE DAT DE RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK BELGIE, GEZIEN EEN BIJ DIT COLLEGE INGEKOMEN BEROEPSCHRIFT GESTELD IN DE ITALIAANSE TAAL EN VAN OORDEEL DAT VOLGENS HET TEN DEZE TOEPASSELIJKE NATIONALE RECHT SLECHTS KENNIS MAG WORDEN GENOMEN VAN VERZOEKSCHRIFTEN VOOR ZOVER ZIJ IN EEN DER DRIE OFFICIELE TALEN VAN HET KONINKRIJK ZIJN GEREDIGEERD, HET HOF HEEFT VERZOCHT ZICH BIJ WEGE VAN PREJUDICIELE BESLISSING UIT TE WILLEN SPREKEN OVER DE VRAAG OF DE RAAD GEREKEND MOET WORDEN TOT DE "ORGANEN EN AUTORITEITEN", DIE KRACHTENS ARTIKEL 45, PARAGRAAF 4, VAN DE VERORDENING NO . 3 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS ( GEGEVEN BIJ BESLUIT VAN DE RAAD VAN DE E.E.G . D.D . 25 SEPTEMBER 1958 ) DE TOT HEN GERICHTE VERZOEKSCHRIFTEN OF ANDERE DOCUMENTEN NIET MOGEN AFWIJZEN OP GROND VAN HET FEIT DAT ZIJ IN EEN OFFICIELE TAAL VAN EEN ANDERE LID-STAAT ZIJN GESTELD;
DAT HET DERHALVE IN WEZEN GAAT OM DE VRAAG OF DE RECHTERLIJKE INSTANTIES BEHOREN TOT DE "ORGANEN EN AUTORITEITEN" IN DE ZIN VAN BEDOELD ARTIKEL 45;
OVERWEGENDE DAT IN ARTIKEL 1 VAN GENOEMDE VERORDENING, EEN BETEKENISARTIKEL, WEL DE TERMEN "ORGAAN" EN "BEVOEGD ORGAAN" AFZONDERLIJK WORDEN OMSCHREVEN, DOCH DE TERM "BEVOEGDE AUTORITEIT" WORDT GEDEFINIEERD ZONDER NADERE AANDUIDING VAN HETGEEN ONDER "AUTORITEIT" MOET WORDEN VERSTAAN;
DAT UIT DEZE BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN BLIJKT DAT DE RECHTERLIJKE INSTANTIES NIET ALS ORGANEN OF BEVOEGDE ORGANEN MOGEN WORDEN BESCHOUWD, NOCH OOK ALS BEVOEGDE AUTORITEITEN IN DE ZIN VAN BEDOELDE VERORDENING;
DAT, NU DE TERM "AUTORITEIT" IN ARTIKEL 1 NIET WERD OMSCHREVEN, DE BETEKENIS VAN DIT WOORD IN HET LICHT VAN ZIJN CONTEXT DIENT TE WORDEN ONDERZOCHT;
OVERWEGENDE DAT HET WOORD "AUTORITEITEN", NOCH OOK DE DAARVOOR IN DE DUITSE, ITALIAANSE OF NEDERLANDSE TEKST DIER VERORDENING GEBEZIGDE TERMEN, ZICH IN BEGINSEL VERZETTEN TEGEN TOEPASSING DAARVAN OP RECHTERLIJKE ORGANEN;
DAT ALLEREERST DE VOOR DE MET DE DAGELIJKSE TOEPASSING VAN DE WETGEVING OP HET STUK VAN SOCIALE ZEKERHEID BELASTE INSTELLINGEN GELDENDE PLICHT OM KENNIS TE NEMEN VAN VERZOEKSCHRIFTEN WELKE IN DE OFFICIELE TAAL VAN EEN ANDERE LID-STAAT ZIJN GESTELD, REDELIJKERWIJZE EVENZEER ZOU MOETEN GELDEN VOOR DE MET DE RECHTERLIJKE CONTROLE OP DIE TOEPASSING BELASTE INSTANTIES, DAAR DEZE TOETSING VOLGENS DE IN ALLE LID-STATEN GELDENDE BEGINSELEN VAN RECHTSBESCHERMING EEN ONMISBARE WAARBORG TEGENOVER DE BESTUURSUITOEFENING VORMT;
OVERWEGENDE VOORTS DAT DE BILATERALE VERDRAGEN INZAKE SOCIALE ZEKERHEID, WAARVOOR DE VERORDENING NO . 3 IN DE PLAATS IS GETREDEN, IN HET ALGEMEEN CLAUSULES NOPENS HET TAALGEBRUIK KLACHTEN TE BEVATTEN WAARBIJ DE RECHTERLIJKE INSTANTIES DER CONTRACTERENDE STATEN GEHOUDEN WERDEN VERKLAARD KENNIS TE NEMEN VAN STUKKEN WELKE IN DE OFFICIELE TALEN DIER STATEN ZIJN GESTELD;
DAT ER GEEN AANWIJZING BESTAAT IN DIE ZIN DAT DE RAAD EN DE LID-STATEN BIJ DE VERVANGING VAN DEZE VERDRAGEN DOOR DE VERORDENING NO . 3 DE BEDOELING HADDEN AAN DE MIGRERENDE WERKNEMERS EEN HUN EERTIJDS TOEGEKENDE FACILITEIT TE ONTNEMEN;
OVERWEGENDE DAT DEZE OPVATTING GEENSZINS IN STRIJD GERAAKT MET ARTIKEL 47 HETWELK BEPAALT DAT AANVRAGEN, VERKLARINGEN OF BEROEPSCHRIFTEN WELKE BINNEN EEN BEPAALDE TERMIJN MOETEN WORDEN INGEDIEND BIJ EEN AUTORITEIT, ORGAAN OF ANDER LICHAAM VAN EEN STAAT, ONTVANKELIJK ZIJN WANNEER ZIJ BINNEN DEZELFDE TERMIJN BIJ EEN OVEREENKOMSTIGE AUTORITEIT, ORGAAN OF ANDER LICHAAM VAN EEN ANDERE LID-STAAT WORDEN INGEDIEND;
DAT, GELIJK REEDS UIT HET WOORD BEROEPSCHRIFTEN BLIJKT, DEZE BEPALING EVENEENS OP DE RECHTERLIJKE INSTANTIES ZIET, DOCH NIETS EROP DUIDT DAT LAATSTGENOEMDE INSTANTIES TOT DE IN DAT ARTIKEL GENOEMDE "OVERIGE LICHAMEN" BEHOREN;
DAT INTEGENDEEL DEZE VOOR DE AANDUIDING VAN RECHTERLIJKE ORGANEN ONGEBRUIKELIJKE UITDRUKKING WAARSCHIJNLIJK OP GEHEEL VERSCHILLENDE INSTANTIES ZIET, ZODAT DE IN ARTIKEL 47 BEDOELDE RECHTERLIJKE INSTANTIES GEACHT MOETEN WORDEN ONDER DE IN DIE BEPALING GEBEZIGDE KWALIFICATIE "AUTORITEIT" TE VALLEN, WAARMEDE DE OPVATTING WORDT BEVESTIGD, DAT DEZE TERM IN ARTIKEL 45 WERD GEBEZIGD OM DE RECHTSPREKENDE ORGANEN AAN TE DUIDEN;
OVERWEGENDE DAT UIT HET VOORGAANDE VOLGT DAT EEN JUISTE TOEPASSING VAN ARTIKEL 45, PARAGRAAF 4, MEDEBRENGT DAT DE BEVOEGDE NATIONALE RECHTERS OP HET GEBIED VAN DE SOCIALE ZEKERHEID GEREKEND MOETEN WORDEN TOT DE AUTORITEITEN WAARVAN DEZE BEPALING GEWAAGT;
OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN, GEMAAKT DOOR DE COMMISSIE VAN DE E.E.G . EN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE, DIE AAN HET HOF HUN SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN HEBBEN VOORGELEGD, NIET TERUGVORDERBAAR ZIJN;
DAT DE ONDERHAVIGE INSTANTIE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN DE HOOFDZAAK HET KARAKTER DRAAGT VAN EEN INCIDENT IN HET VOOR DE BELGISCHE RAAD VAN STATE HANGENDE GEDING EN DE BESLISSING OVER DE KOSTEN DERHALVE AAN DEZE RECHTER STAAT;
HET HOF VAN JUSTITIE,
RECHTDOENDE OP DE DOOR DE BELGISCHE RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE, DERDE KAMER, GEDAAN VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,
VOOR RECHT :
DE BEVOEGDE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES OP HET GEBIED VAN DE SOCIALE ZEKERHEID BEHOREN TOT DE AUTORITEITEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 45 VAN VERORDENING NO . 3;
EN VERSTAAT, DAT DE BESLISSING OVER DE KOSTEN DER ONDERHAVIGE INSTANTIE VERBLIJFT AAN DE BELGISCHE RAAD VAN STATE .