61966J0005

ARREST VAN HET HOF VAN 14 JULI 1967. - FIRMA E. KAMPFFMEYER EN 13 ANDERE VERZOEKSTERS TEGEN COMMISSIE VAN DE E. E. G. - GEVOEGDE ZAKEN NOS. 5, 7 EN 13 TOT 24/66.

Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 00317
Nederlandse uitgave bladzijde 00306
Duitse uitgave bladzijde 00332
Italiaanse uitgave bladzijde 00288
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00245
Deense bijz. uitgave bladzijde 00381
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00571
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00637
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00075


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . PROCESVOERING - VORDERING INZAKE NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID - TERMIJN - VERJARING

( E.E.G.-STATUUT, ART . 43 )

2 . PROCESVOERING - VORDERING INZAKE NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID, STREKKENDE TOT VERGOEDING VAN DEZELFDE SCHADE, GERICHT TEGEN DE E.E.G . EN TEGEN EEN LID-STAAT - NATIONALE RECHTER SPREKE ZICH UIT ALVORENS DOOR HET HOF WORDE BESLIST

3 . NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID - SCHADE ALS GEVOLG VAN EEN NAAR GEMEENSCHAPSRECHT EN NAAR NATIONAAL RECHT ONRECHTMATIGE HANDELING - VAN RECHT OP SCHADEVERGOEDING JEGENS DE E.E.G . KAN IN CASU ALLEEN SPRAKE ZIJN WANNEER ALLE RECHTSMIDDELEN IN DE ZIN VAN HET NATIONALE RECHT ZIJN UITGEPUT

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 215 )

4 . NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID - SCHADE DOOR EEN ONDERDAAN GELEDEN DOOR TE HANDELEN EN VERTROUWEN OP DE SCHIJN VAN WETTIGHEID VAN EEN NADIEN ONRECHTMATIG VERKLAARDE OVERHEIDSHANDELING

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 215 )

5 . NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID - SCHADE ALS GEVOLG VAN WINSTDERVING - AAN DE BEOOGDE TRANSACTIE MOET EEN BEGIN VAN UITVOERING ZIJN GEGEVEN

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 215 )

6 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - GRANEN - DOOR DE LID-STATEN GENOMEN VRIJWARINGSMAATREGELEN - ONDERZOEK DOOR DE COMMISSIE

( VERORDENING NO . 19, ART . 22 )

7 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - GRANEN - VERORDENING NO . 19 - TOEPASSINGSGEBIED - ALGEMEEN KARAKTER DER BESCHERMENDE BELANGEN - MOGELIJKHEID VAN BESCHERMING VAN PARTICULIERE BELANGEN

Samenvatting


1 . BLIJKENS DE BEWOORDINGEN VAN DE TWEEDE EN DERDE ZIN VAN ARTIKEL 43 VAN HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE E.E.G . BEOGEN DEZE BEPALINGEN NIET EEN VERKORTING VAN DE VERJARINGSTERMIJN VAN 5 JAAR, DOCH STREKKEN ZIJ TOT BESCHERMING VAN BELANGHEBBENDEN IN DIER VOEGE, DAT BEPAALDE TIJDVAKKEN BIJ DE BEREKENING VAN GENOEMDE TERMIJN NIET WORDEN MEDEGETELD . DE DERDE ZIN VAN ARTIKEL 43 HEEFT DERHALVE ALLEEN TEN DOEL DE TERMIJN VAN 5 JAAR TE VERLENGEN, WANNEER BINNEN DEZELVE EEN BEROEP IS INGESTELD - C.Q . EEN EERDER VERZOEK IS GEDAAN - DAT DE IN DE ARTIKELEN 173 EN 175 BEDOELDE TERMIJNEN DOET INGAAN .

2 . WANNEER TOT HET BEKOMEN VAN VERGOEDING VOOR EEN EN DEZELFDE SCHADE TWEE VERSCHILLENDE ACTIES ZIJN INGESTELD, EEN GERICHT TEGEN EEN LID-STAAT EN INGESTELD VOOR DE NATIONALE RECHTER, DE ANDERE GERICHT TEGEN DE E.E.G . EN INGESTELD BIJ HET HOF VAN JUSTITIE, MOET WORDEN VERMEDEN, DAT VERZOEKER - DOORDAT EEN EN DEZELFDE SCHADE DOOR TWEE VERSCHILLENDE RECHTERLIJKE INSTANTIES, WELKE VERSCHILLENDE RECHTSREGELEN HEBBEN TOE TE PASSEN, ANDERS WORDT GEWAARDEERD - ONGENOEGZAAM DAN WEL TOT EEN TE HOOG BEDRAG WORDE SCHADELOOS GESTELD . DAAROM KAN DOOR HET HOF VAN JUSTITIE EERST DEFINITIEF UITSPRAAK WORDEN GEDAAN WANNEER DE NATIONALE RECHTER ZICH TEN DEZE HEEFT UITGESPROKEN .

3 . WANNEER SCHADE IS GELEDEN ALS GEVOLG VAN EEN ZOWEL NAAR GEMEENSCHAPSRECHT ALS VOLGENS HET RECHT VAN EEN LID-STAAT ONRECHTMATIGE HANDELING, MOET VERZOEKER WORDEN UITGENODIGD AAN TE TONEN, DAT HIJ TER VERKRIJGING VAN TERUGBETALING DER ONVERSCHULDIGD BETAALDE BEDRAGEN ALLE ADMINISTRATIEF-RECHTELIJKE MIDDELEN EN ALLE MIDDELEN RECHTENS IN DE ZIN VAN HET NATIONALE RECHT HEEFT AANGEWEND; EERST DAN KAN WORDEN NAGEGAAN, OF NOG VAN DOOR DE GEMEENSCHAP TE VERGOEDEN SCHADE SPRAKE IS .

4 . SCHADE, DOOR EEN ONDERDAAN GELEDEN DOOR TE HANDELEN IN VERTROUWEN OP DE SCHIJN VAN WETTIGHEID VAN EEN NADIEN ONRECHTMATIG VERKLAARDE OVERHEIDSHANDELING, MOET WORDEN VERGOED .

5 . WIL VAN SCHADEVERGOEDING, WEGENS WINSTDERVING ALS GEVOLG VAN EEN DIENSTFOUT SPRAKE ZIJN, DAN MOET AAN DE DESBETREFFENDE HANDELSTRANSACTIE TENMINSTE EEN BEGIN VAN UITVOERING ZIJN GEGEVEN .

DE COMMISSIE IS BIJ DE UITOEFENING DER HAAR IN ARTIKEL 22 VAN VERORDENING NO . 19 OPGEDRAGEN BEVOEGDHEDEN GEHOUDEN IEDERE TE HARER KENNIS GEBRACHTE VRIJWARINGSMAATREGEL TE ONDERZOEKEN MET EENZELFDE ZORGVULDIGHEID ALS WAARTOE DE REGERINGEN DER LID-STATEN GEHOUDEN ZIJN; ZIJ DRAAGT VOOR DE HANDHAVING VAN EEN VRIJWARINGSMAATREGEL EEN ZELFSTANDIGE VERANTWOORDELIJKHEID .

7 . DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NO . 19 BEOGEN IN HOOFDZAAK ALGEMENE BELANGEN TE BESCHERMEN; ZIJ KUNNEN EVENWEL OOK STREKKEN TOT BESCHERMING VAN PARTICULIERE BELANGEN, ZOALS DIE VAN PRODUCENTEN IN DE LID-STATEN EN VAN PERSONEN, DIE AAN DE INTRA-COMMUNAUTAIRE HANDEL DEELNEMEN .

Partijen


IN DE GEVOEGDE ZAKEN :

5-66 : FIRMA E . KAMPFFMEYER,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE ENIGE VENNOOT K . KAMPFFMEYER,

7-66 : FIRMA P . KRUSE,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE ENIGE VENNOOT MEVROUW M . M . KRUSSE-TIEDE,

13-66 : GETREIDE-IMPORT-GESELLSCHAFT MBH,

GEVESTIGD TE DUISBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEERDERS W . SPECHT EN W . BREDER,

14-66 : FIRMA P . CREMER,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE ENIGE VENNOOT P . CREMER,

15-66 : COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAP ANTON KESTING EN CIE,

GEVESTIGD TE BREMEN,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEREND VENNOOT E . HELLMERS,

16-66 : FIRMA KOESTER, BERODT EN CIE,

COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAP,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEREND VENNOOT K . KOESTER,

17-66 : COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAP C . MACKPRANG JR,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEREND VENNOOT E . W . MACKPRANG,

18-66 : FIRMA DEUTSCHE GETREIDE - UND FUTTERMITTEL HANDELSGESELLSCHAFT GMBH,

HANDELSGESELLSCHAFT GMBH,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEERDER G . JAHN,

19-66 : FIRMA DEUTSCHE RAIFFEISEN-WARENZENTRALE GMBH,

GEVESTIGD TE FRANKFURT AM MAIN,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEERDER J . GRAEFE,

20-66 : VENNOOTSCHAP ONDER DE FIRMA FRANZ HAGEN,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEREND VENNOOT H . H . F . PORR,

21-66 : COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAP LUDWIG WUENSCHE EN CIE

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE BEHEREND VENNOOT C . K . L . WUENSCHE,

22-66 : FIRMA ALFRED TOEPFER,

GEVESTIGD TE HAMBURG,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE ALGEMEEN PROCURATIEHOUDER G . MARTIN,

23-66 : FIRMA C . SCHWARZE,

GEVESTIGD TE BREMEN,

24-66 : GESELLSCHAFT FUER GETREIDEHANDEL AG,

GEVESTIGD TE DUESSELDORF,

VERTEGENWOORDIGD DOOR DE DIRECTEUREN F . POPP, E . STEFFEN, K . KLEMM EN K . WEDERSHOVEN,

VERZOEKSTERS,

BIJGESTAAN DOOR DR . MODEST, DR . HEEMANN, DR . MENSSEN, DR . GUENDISCH EN DR . BRAENDEL, ADVOCATEN TE HAMBURG ( ZAKEN 5, 7, 14 TOT 21-66 ),

MR . K . REDEKER, ADVOCAAT TE BONN ( ZAAK 13-66 )

EN

MR . W . HEMPEL, ADVOCAAT TE HAMBURG ( ZAKEN 22 TOT EN MET 24-66 ),

DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ DE DEURWAARDER F . JANSEN, KANTOORHOUDENDE ALDAAR, RUE ALDRINGER ( ZAKEN 5, 7, 14 TOT 21-66 ),

ONDERSCHEIDENLIJK BIJ

MR . G . REUTER, KANTOORHOUDENDE ALDAAR, 1, AVENUE DE L'ARSENAL ( ZAKEN 13-66 EN 22 TOT EN MET 24-66 ),

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

VERWEERSTER,

TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR MR . C . D . EHLERMANN ALS GEMACHTIGDE,

DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE BIJ H . MANZANARES, SECRETARIS VAN DE JURIDISCHE DIENST VAN DE EUROPESE UITVOERENDE ORGANEN, GEVESTIGD TE LUXEMBURG, 2, PLACE DE METZ,

Onderwerp


BETREFFENDE EEN VORDERING TOT VERGOEDING VAN SCHADEN EN INTERESTEN INGEVOLGE ARTIKEL 215, ALINEA 2, VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

Overwegingen van het arrest


OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTERS HET HOF HEBBEN GEVRAAGD OM DE GEMEENSCHAP OP GROND VAN ARTIKEL 215 VAN HET VERDRAG TE VEROORDELEN TOT VERGOEDING VAN SCHADEN, WELKE ZIJ STELLEN TE HEBBEN GELEDEN ALS GEVOLG VAN DE BESCHIKKING DER COMMISSIE D.D . 3 OKTOBER 1963 "HOUDENDE MACHTIGING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND OM DE VRIJWARINGSMAATREGELEN BETREFFENDE DE INVOER VAN MAIS, GIERST EN SORGHUM TE HANDHAVEN";

DAT DE COMMISSIE DOOR DEZE BESCHIKKING - WELKE DOOR 'S HOFS ARREST D.D . 1 JULI 1965 IN DE ZAKEN 106 EN 107-63 WERD VERNIETIGD - OP GROND VAN ARTIKEL 22, LID 2, ALINEA 3, VAN 'S RAADS VERORDENING NO . 19 DE DOOR DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND GENOMEN VRIJWARINGSMAATREGELEN - BESTAANDE IN OPSCHORTING VAN DE AFGIFTE VAN INVOERCERTIFICATEN VOOR MAIS, SORGHUM, GIERST EN ANDERE PRODUKTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1, ALINEA D ), TEGEN EEN HEFFING GROOT NIHIL MET INGANG VAN 1 OKTOBER 1963 TOT 4 OKTOBER 1963 IN STAND HEEFT GELATEN;

DAT, AANGEZIEN ALLE VERZOEKSTERS OP 1 OKTOBER 1963 INVOERCERTIFICATEN VOOR DE MAAND JANUARI 1964 HADDEN AANGEVRAAGD EN ZEVEN HUNNER, IN DE VERWACHTING DAT HUN BEDOELDE CERTIFICATEN ZOUDEN WORDEN VERSTREKT, BEPAALDE HOEVEELHEDEN MAIS HADDEN GEKOCHT, DE COMMISSIE VOLGENS VERZOEKSTERS GEHOUDEN IS TOT VERGOEDING DER DOOR HEN GELEDEN SCHADE, ENERZIJDS BESTAANDE IN VERGOEDINGEN WEGENS ROUWKOOP EN VERLIEZEN, GELEDEN ALS GEVOLG VAN INVOER OP ONGUNSTIGER VOORWAARDEN EN ANDERZIJDS UIT WINSTDERVING ALS GEVOLG VAN DE ONMOGELIJKHEID DE GRANEN TEGEN EEN HEFFINGSPERCENTAGE GROOT NIHIL IN TE VOEREN;

TEN AANZIEN VAN DE ONTVANKELIJKHEID

OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER ZONDER DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP TE BETWISTEN DE VRAAG OPWERPT OF ARTIKEL 43, DERDE ZIN, VAN HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE E.E.G . ER NIET TOE MOET LEIDEN, DAT VAN DE BEROEPEN 5, 7 EN 14 TOT EN MET 21-66 GEEN KENNIS KAN WORDEN GENOMEN, AANGEZIEN ZIJ MEER DAN TWEE MAANDEN NA EEN TOT DE COMMISSIE GERICHT VOORAFGAAND VERZOEK ZIJN INGEDIEND;

DAT TEGEN DE GEMEENSCHAP INGESTELDE ACTIES WEGENS NIET-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID INGEVOLGE GENOEMD ARTIKEL VERJAREN 5 JAAR NA HET FEIT, DAT TOT DE VORDERING AANLEIDING HEEFT GEGEVEN, TERMIJN WELKE WORDT GESTUIT HETZIJ DOOR EEN BIJ HET HOF INGESTELD BEROEP, HETZIJ DOOR EEN EERDER GEDAAN VERZOEK, DOOR DE BENADEELDE TOT EEN BEVOEGDE INSTELLING VAN DE GEMEENSCHAP TE RICHTEN, MET DIEN VERSTANDE DAT IN DIT LAATSTE GEVAL HET BEROEP BINNEN DE TERMIJN VAN TWEE MAANDEN BEPAALD IN ARTIKEL 173 OF BINNEN DIE VAN VIER MAANDEN BEDOELD IN ARTIKEL 175 MOET WORDEN INGESTELD;

OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER EVENWEL ZELF ERKENT, DAT NAAR DE ARTIKELEN 173 EN 175 UITSLUITEND WORDT VERWEZEN IN VERBAND MET DE MOGELIJKHEID VAN STUITING VAN DE IN DE EERSTE ZIN VAN GENOEMD ARTIKEL 43 OMSCHREVEN VERJARINGSTERMIJN VAN 5 JAAR;

DAT DE BEPALING REEDS BLIJKENS DE BEWOORDINGEN VAN DE TWEEDE EN DERDE ZIN NIET BEDOELD IS TER VERKORTING VAN DE VERJARINGSTERMIJN VAN 5 JAAR, DOCH STREKT TOT BESCHERMING VAN BELANGHEBBENDEN IN DIER VOEGE, DAT BEPAALDE TIJDVAKKEN BIJ DE BEREKENING VAN GENOEMDE TERMIJN NIET WORDEN MEDEGETELD;

DAT DERHALVE DE DERDE ZIN VAN ARTIKEL 43 ALLEEN TEN DOEL HEEFT DE TERMIJN VAN 5 JAAR TE VERLENGEN, WANNEER BINNEN DEZELVE EEN BEROEP IS INGESTELD - C.Q . EEN EERDER VERZOEK IS GEDAAN - DAT DE IN DE ARTIKELEN 173 EN 175 BEDOELDE TERMIJNEN DOET INGAAN;

DAT HET FEIT, DAT TOT DE VORDERINGEN AANLEIDING GAF OP 1 OKTOBER 1963, DERHALVE MINDER DAN 5 JAAR V}}R INDIENING DER BEROEPSCHRIFTEN, HEEFT PLAATSGEVONDEN, ZODAT DE BEROEPEN ONTVANKELIJK ZIJN;

TEN AANZIEN VAN DE HOOFDZAAK

OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTERS DE COMMISSIE VERWIJTEN ARTIKEL 22 VAN VERORDENING NO . 19 ONJUIST TE HEBBEN TOEGEPAST;

DAT EEN JUISTE TOEPASSING TOT INTREKKING EN NIET TOT HANDHAVING VAN DE DUITSE VRIJWARINGSMAATREGEL HAD MOETEN LEIDEN, ZODAT AAN DEZELVE GEEN UITVOERING ZOU ZIJN GEGEVEN ZO ZIJ AL NIET GEHEEL ONGEDAAN ZOU ZIJN GEMAAKT;

DAT VERWEERSTER HIERTEGENOVER BETOOGT, DAT ZIJ VOOR HET DOOR HAAR GEVOERDE BELEID NIET AANSPRAKELIJK KAN WORDEN GESTELD, OMDAT HET ENERZIJDS GEEN DIENSTFOUT HEEFT OPGELEVERD EN ANDERZIJDS DE BEWEERDELIJK GESCHONDEN RECHTSREGEL NIET BESTEMD WAS OM BELANGEN ALS DIE VAN VERZOEKSTERS TE DIENEN;

OVERWEGENDE, DAT GEVOLGEN EN STREKKING VAN DE LITIGIEUZE BESCHIKKING D.D . 3 OKTOBER 1963 MOETEN WORDEN BEOORDEELD IN HET RAAM VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR GRANEN, WAARBIJ MET NAME DIENT TE WORDEN GELET OP DE UITVOERINGSBESCHIKKING DER COMMISSIE VAN 27 SEPTEMBER 1963, TEGEN WELKER GEVOLGEN DE BESCHIKKING VAN 3 OKTOBER DE DUITSE MARKT IN BESCHERMING WILDE NEMEN;

DAT IN 'S RAADS VERORDENING NO . 19 VOOR DE SECTOR GRANEN EEN STELSEL IN HET LEVEN IS GEROEPEN VAN INTRA-COMMUNAUTAIRE HEFFINGEN TER GROOTTE VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE PRIJZEN IN DE UITVOERENDE EN IN DE INVOERENDE LID-STAAT, TEN EINDE TE VERHINDEREN, DAT ZICH OP HET MARKTGEBIED VAN EEN LID-STAAT MET HOGERE PRIJZEN ALS GEVOLG VAN INVOER UIT EEN LAND MET LAGERE PRIJZEN VERSTORINGEN ZOUDEN VOORDOEN;

DAT DE HEFFING DERHALVE IS VASTGESTELD OP DE GRONDSLAG VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE PRIJS VAN EEN UIT DE UITVOERENDE LID-STAAT HERKOMSTIG PRODUKT BIJ LEVERING FRANCO-GRENS INVOERENDE LID-STAAT ( ZOALS DIE DOOR DE COMMISSIE VOLGENS ARTIKEL 26 VAN BEDOELDE VERORDENING WORDT VASTGESTELD OP BASIS VAN DE PRIJZEN OP DE MEEST REPRESENTATIEVE MARKTEN VAN DE UITVOERENDE LID-STAAT ) ENERZIJDS EN DE DREMPELPRIJS VAN DE INVOERENDE LID-STAAT ( ZOALS DIE JAARLIJKS VOLGENS DE PROCEDURE EN DE MAATSTAVEN VAN ARTIKEL 4 DIER VERORDENING WORDT VASTGESTELD ) ANDERZIJDS;

DAT DERHALVE, WANNEER DE DOOR DE COMMISSIE VOOR DE UITVOERENDE LID-STAAT VASTGESTELDE PRIJS FRANCO-GRENS TEN MINSTE GELIJK IS AAN DE DREMPELPRIJS VAN DE INVOERENDE STAAT DE HEFFING OP NIHIL WORDT BEPAALD;

OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE, ONVOLDOENDE OP DE HOOGTE MET HET PRIJSNIVEAU VOOR DE NIEUWE FRANSE OOGST, BLIJKENS DE CONSIDERANS VAN DE BESCHIKKING VAN 3 OKTOBER 1963 IN HAAR BESCHIKKING VAN 27 SEPTEMBER 1963 MET INVLOED VAN DEZE PRIJZEN OP DE PRIJSVORMING OP DE FRANSE MARKT GEEN REKENING HAD GEHOUDEN, IMMERS ALLEEN IS AFGEGAAN OP DE PRIJS VAN MAIS, SORGHUM EN GIERST VAN DE OUDE FRANSE OOGST BIJ LEVERING FRANCO DUITSE GRENS, WELKE HOGER WAS DAN DE DOOR DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND VASTGESTELDE DREMPELPRIJS;

DAT DERHALVE IN GENOEMDE BESCHIKKING VAN 27 SEPTEMBER 1963 GEEN PRIJS FRANCO-GRENS VOOR DEZE PRODUKTEN WAS VASTGESTELD EN DAT ZULKS OP 1 OKTOBER 1963 VOOR INVOER UIT FRANKRIJK IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND LEIDDE TOT EEN HEFFING GROOT NIHIL;

DAT NADAT VERORDENING NO . 31-63 VAN DE RAAD HET MOGELIJK HAD GEMAAKT OM MET INGANG VAN 1 OKTOBER HEFFINGEN VOOR MAIS TEVOREN VAST TE STELLEN OP HET BEDRAG, GELDENDE OP DE DAG VAN AANVRAAG DER INVOERCERTIFICATEN BETREFFENDE UITERLIJK DRIE MAANDEN NADIEN IN TE VOEREN GOEDEREN, VERZOEKSTERS HIERVAN GEBRUIK HEBBEN WILLEN MAKEN OM ALDUS TE PROFITEREN VAN HET FEIT, DAT DE PRIJZEN VOOR DE NIEUWE OOGST NIET SLECHTS LAGER WAREN DAN DE BIJ BESCHIKKING VAN 27 SEPTEMBER VASTGESTELDE PRIJZEN FRANCO-GRENS DOCH OOK BENEDEN DE GELDENDE DUITSE DREMPELPRIJS LAGEN EN DERHALVE OP 1 OKTOBER 1963 BIJ DE EINFUHR - UND VORRATSSTELLE, DE TEN DEZE BEVOEGDE INSTELLING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, AANVRAGEN OM CERTIFICATEN ALS VOORMELD HEBBEN INGEDIEND MET VERZOEK OM VOOR BETREKKELIJK BELANGRIJKE HOEVEELHEDEN VAN GENOEMD PRODUKT DE HEFFING TEVOREN VAST TE STELLEN;

DAT DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND VAN OORDEEL IS GEWEEST, DAT DE AFGIFTE VAN DEZE CERTIFICATEN ER IN DE LOOP VAN DE MAAND JANUARI TOE ZOU HEBBEN GELEID, DAT ALDAAR BELANGRIJKE HOEVEELHEDEN MAIS ZOUDEN ZIJN INGEVOERD TEGEN PRIJZEN LAGER DAN DE DREMPELPRIJS EN DERHALVE OP 1 OKTOBER 1963 EEN - AAN DE COMMISSIE BETEKENDE - VRIJWARINGSMAATREGEL HEEFT GENOMEN, BESTAANDE IN DE OPSCHORTING VAN DE AFGIFTE VAN INVOERCERTIFICATEN MET INGANG VAN DIEZELFDE DAG;

DAT DE COMMISSIE BIJ BESCHIKKING VAN 3 OKTOBER BEDOELDE VRIJWARINGSMAATREGEL TOT EN MET 4 OKTOBER HEEFT GEHANDHAAFD;

OVERWEGENDE DAT DEZE BESCHIKKING, ZOALS OOK UIT 'S HOFS ARREST VAN 1 JULI 1965 BLIJKT, EEN VERKEERDE TOEPASSING VAN ARTIKEL 22 VAN VERORDENING NO . 19 INHIELD, MET NAME DOORDIEN DAARIN DE DOOR DE BESCHIKKING VAN 27 SEPTEMBER ONMISKENBAAR VEROORZAAKTE MOEILIJKHEDEN GELIJK ZIJN GESTELD MET ERNSTIGE VERSTORINGEN VAN DE MARKT, WELKE DE DOELEINDEN VAN ARTIKEL 39 VAN HET VERDRAG IN GEVAAR KUNNEN BRENGEN;

DAT DE COMMISSIE OP 3 OKTOBER 1963 ARTIKEL 22, LID 2, VAN VERORDENING NO . 19 HEEFT TOEGEPAST ONDER OMSTANDIGHEDEN, WELKE HET NEMEN VAN VRIJWARINGSMAATREGELEN NIET RECHTVAARDIGDEN EN MET HET OOGMERK OM AAN DE SITUATIE, ONTSTAAN DOORDAT ZIJ EEN HEFFING GROOT NIHIL HAD VASTGESTELD, HET HOOFD TE BIEDEN;

DAT ZIJ, WETENDE DAT AANVRAGEN OM INVOERCERTIFICATEN WAREN INGEDIEND, DE BELANGEN HEEFT GESCHONDEN VAN DE IMPORTEURS, DIE WAREN AFGEGAAN OP VOLGENS DE COMMUNAUTAIRE VOORSCHRIFTEN VERSTREKTE INLICHTINGEN;

DAT HET BELEID DER COMMISSIE DERHALVE EEN DIENSTFOUT OPLEVERT WAARVOOR DE GEMEENSCHAP AANSPRAKELIJK KAN WORDEN GESTELD;

OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER, TE HARER RECHTVAARDIGING AANVOERENDE, DAT GEZIEN DE OP 3 OKTOBER 1963 TE HARER BESCHIKKING STAANDE ECONOMISCHE GEGEVENS DE DREIGING VAN ERNSTIGE VERSTORINGEN NIET UITGESLOTEN MOET WORDEN GEACHT EN DAT HET DERHALVE ALS VERSCHOONBAAR MOET WORDEN BESCHOUWD, WANNEER ZIJ BEDOELDE GEGEVENS NIET JUIST HEEFT BEOORDEELD, HET RECHTSKARAKTER VAN DE HAAR VERWETEN FOUT NIET WEL BEGRIJPT;

DAT DEZE FOUT NAMELIJK NIET BESTOND IN ONJUISTE BEOORDELING DER FEITEN, MAAR IN EEN BELEID, DAT IN HOOFDZAAK WERD GEKENMERKT DOOR EEN VERKEERDE TOEPASSING VAN ARTIKEL 22, HEBBENDE DE COMMISSIE AAN SOMMIGE IN DIE BEPALING GEBEZIGDE TERMEN VAN KARDINAAL BELANG EEN ONJUISTE BETEKENIS TOEGEKEND;

OVERWEGENDE DAT DE STELLING DER COMMISSIE, DAT CONTROLERENDE INSTELLINGEN OP GROND VAN EEN AAN HET RECHT DER LID-STATEN GEMEENSCHAPPELIJK RECHTSBEGINSEL SLECHTS IN GEVAL VAN ERNSTIGE FOUTEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD, AL EVENMIN TER ZAKE DIENENDE IS;

DAT IMMERS DE COMMISSIE, WELK RECHTSKARAKTER OOK AAN DE HAAR IN ARTIKEL 22 VAN VERORDENING NO . 19 OPGEDRAGEN BEVOEGDHEDEN MOGE TOEKOMEN, GEHOUDEN IS IEDERE TE HARER KENNIS GEBRACHTE VRIJWARINGSMAATREGEL TE ONDERZOEKEN MET EEN ZELFDE ZORGVULDIGHEID ALS WAARTOE DE REGERINGEN DER LID-STATEN GEHOUDEN ZIJN EN VOOR DE HANDHAVING VAN EEN VRIJWARINGSMAATREGEL ZELFSTANDIG VERANTWOORDELIJK IS;

OVERWEGENDE - TEN AANZIEN VAN HET BETOOG, DAT DE GESCHONDEN RECHTSREGEL NIET BESTEMD ZOU ZIJN TOT BESCHERMING VAN DE BELANGEN VAN VERZOEKSTERS - DAT GENOEMD ARTIKEL 22 IN VERBAND MET DE OVERIGE BEPALINGEN VAN VERORDENING NO . 19 BLIJKENS DE VIERDE OVERWEGING DER CONSIDERANS ENERZIJDS GEDURENDE DE OVERGANGSPERIODE PASSENDE STEUN MOET VERZEKEREN AAN DE LANDBOUWMARKTEN VAN DE LID-STATEN EN ANDERZIJDS EEN GELEIDELIJKE TOTSTANDKOMING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT WIL BEVORDEREN DOOR DE ONTWIKKELING VAN EEN VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN MOGELIJK TE MAKEN;

DAT VOORTS DE BELANGEN VAN DE PRODUCENTEN IN DE LID-STATEN EN HET BELANG VAN EEN VRIJE HANDEL TUSSEN DE STATEN IN DE CONSIDERANS MET ZOVEEL WOORDEN WORDEN GENOEMD;

DAT MET NAME UIT ARTIKEL 18 VOLGT, DAT VOOR HET VRIJE HANDELSVERKEER TUSSEN DE STATEN SLECHTS DE ALGEMENE VOORWAARDEN GELDEN, WELKE UIT DE EIGEN BEPALINGEN DIER STATEN EN LATERE VERORDENINGEN VOORTVLOEIEN;

DAT ARTIKEL 22 OP DEZE ALGEMENE REGELEN EEN UITZONDERING VORMT EN DAT DERHALVE SCHENDING VAN DIT ARTIKEL MOET WORDEN BESCHOUWD ALS EEN INBREUK OP BEDOELDE REGELEN EN OP DE BELANGEN WELKE ZIJ BEOGEN TE BESCHERMEN;

DAT DE OMSTANDIGHEID DAT DEZE BELANGEN EEN ALGEMEEN KARAKTER DRAGEN NIET UITSLUIT, DAT ZIJ BELANGEN OMVATTEN VAN PARTICULIERE BEDRIJVEN ZOALS DIE VAN VERZOEKSTERS, DIE IN HUN HOEDANIGHEID VAN GRAANIMPORTEURS ALS DEELNEEMSTERS AAN DE INTRA-COMMUNAUTAIRE HANDEL MOETEN WORDEN BESCHOUWD;

DAT OOK AL RAAKT DE TOEPASSING VAN BEDOELDE RECHTSREGELEN DEZE ONDERNEMINGEN IN HET ALGEMEEN NIET RECHTSTREEKS EN INDIVIDUEEL, ZULKS NIET WEGNEEMT DAT BESCHERMING HUNNER BELANGEN DOOR DEZELVE KAN ZIJN BEOOGD HETGEEN IN CASU OOK IN FEITE HET GEVAL IS;

DAT VERWEERSTERS STELLING, DAT DE IN ARTIKEL 22 VAN VERORDENING NO . 19 VERVATTE RECHTSREGEL NIET BEOOGT DE BELANGEN VAN VERZOEKSTERS TE BESCHERMEN, DERHALVE MOET WORDEN VERWORPEN;

OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE DAAROM IN BEGINSEL AANSPRAKELIJK IS EN DAT THANS MOET WORDEN NAGEGAAN, TOT WELKE SCHADEFACTOREN BEDOELDE AANSPRAKELIJKHEID ZICH UITSTREKT;

OVERWEGENDE DAT TEN DEZE DRIEERLEI SCHADE MOET WORDEN ONDERSCHEIDEN;

DAT IN DE EERSTE PLAATS EEN AANTAL VERZOEKSTERS, NADAT HUN 3 OKTOBER DE GEVRAAGDE INVOERCERTIFICATEN WAREN GEWEIGERD, IN DE MAAND JANUARI TOT DE VOORGENOMEN INVOER ZIJN OVERGEGAAN EN DAARBIJ AAN DE DUITSE AUTORITEITEN HEFFING HEBBEN BETAALD VOOR HOEVEELHEDEN MAIS, WELKE ZIJ OP 1 OKTOBER HADDEN AANGEKOCHT IN DE VERWACHTING, DAT HUN DE GEVRAAGDE INVOERCERTIFICATEN ZOUDEN WORDEN VERLEEND;

DAT EEN AANTAL ANDEREN EVENEENS OP 1 OKTOBER OP DE FRANSE MARKT HOEVEELHEDEN MAIS HADDEN AANGEKOCHT, DOCH NA DE WEIGERING DER GEVRAAGDE VERGUNNINGEN HUN KOOPCONTRACTEN HEBBEN GEANNULEERD;

DAT WEER ANDEREN NA BEDOELDE WEIGERING VAN DE INVOER HEBBEN AFGEZIEN TOEN ZIJ DAARAAN NOG GEEN BEGIN VAN UITVOERING GEGEVEN EN NOG SLECHTS INVOERVERGUNNINGEN HADDEN AANGEVRAAGD;

OVERWEGENDE MET BETREKKING TOT EERSTBEDOELDE GROEP : DAT NU DEZE VERZOEKSTERS DE MAIS HADDEN GEKOCHT IN DE VERWACHTING DIE TEGEN EEN HEFFING GROOT NIHIL TE KUNNEN INVOEREN, DE DOOR HEN GELEDEN SCHADE VOORTVLOEIT UIT HET FEIT, DAT ZIJ TER ZAKE VAN DIE INVOER EEN HEFFING MOESTEN BETALEN;

DAT EVENWEL DE WEIGERING OM TER ZAKE VAN DIE INVOER VERGUNNINGEN TEGEN EEN HEFFING GROOT NIHIL TE VERLENEN ONWETTIG WAS, AANGEZIEN DE BESCHIKKING DER COMMISSIE VAN 3 OKTOBER BIJ VOORMELD ARREST VAN 1 JULI 1965 IS NIETIGVERKLAARD EN BOVENDIEN BLIJKENS DE DOOR VERZOEKSTERS OVERGELEGDE STUKKEN DE DUITSE VRIJWARINGSMAATREGEL DOOR DE DUITSE RECHTER OM AAN HET DUITSE RECHT ONTLEENDE REDENEN ONWETTIG IS VERKLAARD;

DAT DERHALVE BEDOELDE HEFFING - NAMENS EN TEN BATE VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND - IS GEBLEKEN ZOWEL MET HET GEMEENSCHAPSRECHT ALS MET HET DUITSE RECHT IN STRIJD TE ZIJN;

DAT DAN ECHTER DE VRAAG RIJST, OF DE GESTELDE SCHADE NIET ZOU ZIJN VERGOED, WANNEER ONVERSCHULDIGD BETAALDE HEFFINGEN ZOUDEN WORDEN TERUGBETAALD;

OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTERS TIJDENS DE MONDELINGE BEHANDELING WELISWAAR HET RECHT OP ZODANIGE TERUGBETALING IN TWIJFEL HEBBEN GETROKKEN;

DAT HET HOF DAAROP EVENWEL NIET KAN AFGAAN, WANNEER HET HEEFT UIT TE MAKEN, OF DE GESTELDE SCHADE EEN DEFINITIEF KARAKTER DRAAGT;

DAT DE BETROKKEN VERZOEKSTERS DERHALVE MOETEN WORDEN UITGENODIGD AAN TE TONEN, DAT ZIJ ALLE ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE MIDDELEN EN ALLE MIDDELEN RECHTENS - IN DE ZIN VAN HET TOEPASSELIJKE NATIONALE RECHT - HEBBEN AANGEWEND TER VERKRIJGING VAN TERUGBETALING DER ONVERSCHULDIGD BETAALDE HEFFINGSBEDRAGEN;

DAT EERST DAARNA TERMEN AANWEZIG ZULLEN ZIJN OM NA TE GAAN, OF MOGELIJKERWIJZE SPRAKE IS VAN DOOR DE GEMEENSCHAP TE VERGOEDEN SCHADE;

OVERWEGENDE DAT ALS TOT EERSTBEDOELDE GROEP BEHORENDE MOETEN WORDEN BESCHOUWD VERZOEKSTERS IN DE ZAKEN 5-66, 7-66, 14-66, 15-66, 16-66, 19-66 EN 21-66, WELKE OP 1 OKTOBER, IN DE VERWACHTING DAT HUN DE GEVRAAGDE CERTIFICATEN ZOUDEN WORDEN VERLEEND, HOEVEELHEDEN MAIS HEBBEN GEKOCHT EN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND HEBBEN INGEVOERD HETZIJ IN DE MAAND JANUARI 1964 HETZIJ VOORDIEN OF NADIEN, DOCH OP DATA ZO DICHT BIJ JANUARI 1964 GELEGEN, DAT DE MOGELIJKHEID VAN INVOER IN DE LOOP VAN DIE MAAND MAG WORDEN AANGENOMEN;

DAT BEDOELDE VERZOEKSTERS DERHALVE TOT VOORMELDE BEWIJSLEVERING MOETEN WORDEN TOEGELATEN;

OVERWEGENDE DAT EVENWEL REEDS THANS MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT BIJ BEPALING VAN DE SCHADE, WAARVOOR DE GEMEENSCHAP AANSPRAKELIJK WARE TE STELLEN, ALLEEN REKENING KAN WORDEN GEHOUDEN MET HOEVEELHEDEN MAIS, INGEVOERD IN DE VERWACHTING, DAT, ZOALS AANGEKONDIGD, INVOERVERGUNNINGEN TEGEN EEN HEFFING GROOT NIHIL ZOUDEN WORDEN VERLEEND;

DAT DERHALVE VERMELDE VERZOEKSTERS MOETEN WORDEN UITGENODIGD TE BEWIJZEN, DAT DE DOOR HEN BEDOELDE HOEVEELHEDEN MAIS, WELKE ZIJ OMSTREEKS DE MAAND JANUARI 1964 ZOUDEN HEBBEN INGEVOERD, BIJ OP 1 OKTOBER AFGESLOTEN CONTRACTEN ZIJN AANGEKOCHT;

OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER ZICH EROP HEEFT BEROEPEN, DAT BEPAALDE KOOPCONTRACTEN EERST NA 14.15 UUR IN DE NAMIDDAG VAN 1 OKTOBER 1963 WERDEN AFGESLOTEN, ZODAT ZIJ IN ZOVERRE SLECHTS EEN VERMINDERDE AANSPRAKELIJKHEID DRAAGT, AANGEZIEN VERZOEKSTERS ZELVE, DOOR ONACHTZAAMHEID HUNNERZIJDS, TOT HET ONTSTAAN DER GESTELDE SCHADE HEBBEN BIJGEDRAGEN;

DAT IMMERS DE DUITSE AUTORITEITEN MET INGANG VAN BEDOELD TIJDSTIP DOOR MIDDEL VAN AFFICHERING TER KENNIS VAN BELANGHEBBENDEN HADDEN GEBRACHT, DAT DE HEFFING GROOT NIHIL WAS INGETROKKEN EN EEN VOORZICHTIG IMPORTEUR DERHALVE HAD KUNNEN WETEN, DAT INVOERTRANSACTIES VOOR DE MAAND JANUARI EEN RISKANT KARAKTER DROEGEN;

DAT VOORTS VERSCHILLENDE IMPORTEURS HERHAALDELIJK BIJ DE BEVOEGDE DUITSE AUTORITEITEN HEBBEN GEINFORMEERD OF DE HEFFING GROOT NIHIL NOG GOLD, HETGEEN BEWIJST DAT DE IMPORTEURS ZICH VAN DE ABNORMALE SITUATIE BEWUST WAREN;

OVERWEGENDE, DAT ZULKS ECHTER NIET DE CONCLUSIE WETTIGT, DAT EEN VOORZICHTIG IMPORTEUR TELKENS NAAR DE STAND VAN ZAKEN MOEST INFORMEREN;

DAT ZOWEL UIT DE CONTEXT VAN ARTIKEL 17 VAN VERORDENING NO . 19 ALS UIT VERWEERSTERS UITEENZETTING BETREFFENDE DE WERKWIJZE VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORGANISATIE BLIJKT, DAT EEN AAN HET BEGIN VAN DE DAG AANGEKONDIGDE HEFFING NORMALITER DE GEHELE DAG VAN TOEPASSING BLIJFT;

DAT HET DAN ZOU NEERKOMEN OP EEN OMKERING VAN DE BEWIJSLAST, INDIEN MEN, ZOALS DE ADMINISTRATIE WIL, VAN DE IMPORTEUR VERLANGT AAN TE TONEN HETZIJ DAT HIJ DE MAIS OP 1 OKTOBER 1963 VOOR 14.15 UUR HEEFT AANGEKOCHT HETZIJ NIET OP DE HOOGTE KON ZIJN VAN DE - OVERIGENS ONWETTIGE - INTREKKING VAN DE HEFFING GROOT NIHIL;

DAT WAAR TOT ZODANIGE OMKERING VAN DE BEWIJSLAST GEEN TERMEN AANWEZIG ZIJN VERWEERSTER WARE TOE TE LATEN TOT HET BEWIJS, DAT DE IMPORTEURS BIJ DE AANKOOP VAN BEDOELDE MAIS VAN DE INTREKKING VAN BEDOELDE HEFFING KENNIS DROEGEN, WAARNA VERZOEKSTERS DAN IN DE GELEGENHEID KUNNEN WORDEN GESTELD TOT HET LEVEREN VAN TEGENBEWIJS;

OVERWEGENDE VOOR ZOVEEL BETREFT DE TWEEDE GROEP VAN VERZOEKSTERS : DAT SOMMIGEN HUNNER EEN AANTAL KOOPOVEREENKOMSTEN, WELKE ZIJ OP 1 OKTOBER 1963 HADDEN AFGESLOTEN IN DE VERWACHTING DAT HUN DE GEVRAAGDE INVOERCERTIFICATEN ZOUDEN WORDEN VERLEEND, HEBBEN GEANNULEERD EN NU STELLEN SCHADE TE HEBBEN GELEDEN, ZOWEL OMDAT ZIJ TE DIER ZAKE VERGOEDINGEN WEGENS ROUWKOOP HEBBEN MOETEN BETALEN ALS UIT HOOFDE VAN WINSTDERVING MET BETREKKING TOT AANGEKOCHTE, DOCH ALS GEVOLG VAN DE VRIJWARINGSMAATREGEL NIET INGEVOERDE, HOEVEELHEDEN MAIS;

OVERWEGENDE DAT DE BETALING VAN VERGOEDINGEN WEGENS DE ANNULERING DER GESLOTEN KOOPCONTRACTEN HET RECHTSTREEKS GEVOLG IS GEWEEST ENERZIJDS VAN HET FEIT, DAT DE BETROKKEN VERZOEKSTERS OP REGELMATIGE TOEPASSING VAN VERORDENING NO . 19 HEBBEN VERTROUWD EN ANDERZIJDS VAN DE - DOOR DE COMMISSIE BIJ BESCHIKKING VAN 3 OKTOBER 1963 GEHANDHAAFDE - VRIJWARINGSMAATREGEL;

DAT DEZE VERZOEKSTERS, TOEN ZIJ OP 1 OKTOBER 1963 DE HIERBEDOELDE HOEVEELHEDEN MAIS KOCHTEN, BIJ HET AANGAAN VAN CONTRACTUELE VERPLICHTINGEN MET HET OOG OP DE INVOER IN DE BONDSREPUBLIEK TERECHT OP HET GELDENDE HEFFINGSSTELSEL ZIJN AFGEGAAN;

DAT ZIJ ER DERHALVE AANSPRAAK OP MOGEN MAKEN OM VOOR ALLE DOOR HEN WEGENS ROUWKOOP BETAALDE BEDRAGEN SCHADELOOS TE WORDEN GESTELD BEHALVE VOOR ZOVEEL DIE ROUWKOOPSOMMEN ONNODIG HOOG ZIJN GEWEEST;

OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTERS IN DE ZAKEN 5-66, 13-66, 15-66 EN 21-66 DERHALVE MOETEN WORDEN TOEGELATEN TOT HET BEWIJS, DAT DE GEANNULEERDE KOOPCONTRACTEN OP 1 OKTOBER 1963 ZIJN AFGESLOTEN, TERWIJL VERWEERSTER HARERZIJDS IN DE GELEGENHEID MOET WORDEN GESTELD TE BEWIJZEN, DAT VERZOEKSTERS ALSTOEN KENNIS DROEGEN VAN DE INTREKKING VAN BEDOELDE HEFFING, WELKE TE 14.15 UUR HAD PLAATSGEVONDEN;

OVERWEGENDE, DAT DE GESTELDE SCHADE, VOOR ZOVEEL UIT HOOFDE VAN WINSTDERVING GELEDEN, OP FACTOREN VAN WEZENLIJK SPECULATIEVE AARD BERUST;

DAT IMMERS ALLEREERST OPMERKING VERDIENT, DAT HET OVERHAAST INDIENEN VAN EEN ABNORMAAL GROOT AANTAL AANVRAGEN VAN INVOERCERTIFICATEN OP 1 OKTOBER EROP WIJST, DAT DE AANVRAGERS ZICH ER REKENSCHAP VAN GAVEN, DAT DE ALSTOEN VAN KRACHT ZIJNDE BESCHIKKINGEN ONGEWONE VOORDELEN BODEN;

DAT ZIJ TROUWENS, KENNIS DRAGENDE VAN DE FRANSE MARKT EN HET WERKELIJKE PRIJSNIVEAU ALDAAR, DE DOOR DE COMMISSIE IN HAAR BESCHIKKING VAN 27 SEPTEMBER 1963 ( HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE PRIJZEN FRANCO-GRENS ) BEGANE VERGISSING KONDEN INZIEN;

DAT VERZOEKSTERS DERHALVE GEACHT KUNNEN WORDEN ZICH BEWUST TE ZIJN GEWEEST VAN DE ABNORMALE SPECULATIEVE AARD HUNNER AANKOOPTRANSACTIES;

DAT ZIJ, DOOR VAN BEDOELDE TRANSACTIES AF TE ZIEN, ZICH EIGENER BEWEGING AAN IEDER AAN DE INVOER IN DE BONDSREPUBLIEK INHERENT HANDELSRISICO HEBBEN ONTTROKKEN;

DAT HET DERHALVE ONJUIST WARE, HUN EEN RECHT TOE TE KENNEN OP HET VOORDEEL DAT ZIJ HADDEN KUNNEN BEHALEN WANNEER ZIJ DE AANGEVANGEN HANDELSTRANSACTIES TOT UITVOERING HADDEN GEBRACHT;

DAT IN VERBAND HIERMEDE DE WINSTDERVING WAARVOOR DE GEMEENSCHAP AANSPRAKELIJK WARE TE ACHTEN NAAR BILLIJKHEID NIET MAG WORDEN GESTELD OP EEN HOGER BEDRAG DAN 10 PERCENT VAN HETGEEN VERZOEKSTERS AAN HEFFING ZOUDEN HEBBEN BETAALD, INDIEN ZIJ AAN DE AFGESLOTEN, DOCH GEANNULEERDE KOOPCONTRACTEN WEL GEVOLG HADDEN GEGEVEN;

OVERWEGENDE EVENWEL VOOR ZOVEEL BETREFT DE DOOR DE EERSTE EN DE TWEEDE GROEP VERZOEKSTERS MOGELIJKERWIJS GELEDEN SCHADE, DAT ZIJ HET HOF HEBBEN MEDEGEDEELD TER ZAKE VAN DEZE SCHADE TWEE VERSCHILLENDE VERGOEDINGSACTIES TE HEBBEN INGESTELD, EEN GERICHT TEGEN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN INGESTELD VOOR DE DUITSE RECHTER, DE ANDERE GERICHT TEGEN DE GEMEENSCHAP EN INGESTELD BIJ HET HOF VAN JUSTITIE;

DAT VERMEDEN MOET WORDEN, DAT VERZOEKSTERS DOORDAT EEN EN DEZELFDE SCHADE DOOR TWEE VERSCHILLENDE RECHTERLIJKE INSTANTIES, WELKE VERSCHILLENDE RECHTSREGELEN HEBBEN TOE TE PASSEN, ANDERS WORDT GEWAARDEERD, ONGENOEGZAAM DAN WEL TOT EEN TE HOOG BEDRAG WORDEN SCHADELOOSGESTELD;

DAT ALVORENS WORDT OVERGEGAAN TOT VASTSTELLING VAN DE SCHADE, WAARVOOR DE GEMEENSCHAP AANSPRAKELIJK MOET WORDEN GESTELD, DE NATIONALE RECHTER IN DE GELEGENHEID DIENT TE WORDEN GESTELD ZICH UIT TE SPREKEN NOPENS DE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND;

DAT DERHALVE EERST DEFINITIEF UITSPRAAK KAN WORDEN GEDAAN WANNEER VERZOEKSTERS DE DESBETREFFENDE UITSPRAAK VAN DE NATIONALE RECHTER HEBBEN OVERGELEGD;

DAT TOT ZODANIGE OVERLEGGING ZAL KUNNEN WORDEN OVERGEGAAN ONAFHANKELIJK VAN HET DOOR DE EERSTE GROEP VERZOEKSTERS TE LEVEREN BEWIJS, DAT ZIJ ALLE MIDDELEN TOT BEKOMING VAN TERUGBETALING DER ONVERSCHULDIGD VOLDANE HEFFINGSBEDRAGEN HEBBEN AANGEWEND;

DAT MOCHT VASTSTAAN, DAT ZODANIGE TERUGVORDERING MOGELIJK IS GEWEEST, ZULKS OOK VOOR DE WAARDERING DER TOT DE TWEEDE GROEP BEHORENDE SCHADEN CONSEQUENTIES ZOU KUNNEN MEDEBRENGEN;

DAT EVENWEL HET BESLISSEND KARAKTER DIER OVER TE LEGGEN STUKKEN NIET BEHOEFT TE BELETTEN DAT INMIDDELS VERZOEKSTERS WORDEN TOEGELATEN TOT LEVERING VAN HET BEWIJS DER ANDERE HIERVOOR OMSCHREVEN FEITEN;

OVERWEGENDE, DAT TER FINE VAN DEZE BEWIJSLEVERING DE BETROKKEN ZAKEN MOETEN WORDEN GESPLITST;

OVERWEGENDE VOOR ZOVEEL BETREFT DE VERZOEKSTERS VAN DE DERDE GROEP : DAT ZIJ MET UITZONDERING VAN VERZOEKSTERS IN DE ZAKEN 7-66 EN 15-66 NA WEIGERING VAN DE GEVRAAGDE INVOERVERGUNNINGEN GEHEEL OF TEN DELE VAN HUN TRANSACTIE HEBBEN AFGEZIEN;

DAT AAN DEZE TRANSACTIES IN DEZE GEVALLEN NOG GEEN BEGIN VAN UITVOERING BESTAANDE IN DE AANKOOP VAN MAIS OP DE FRANSE MARKT, WAS GEGEVEN;

OVERWEGENDE DAT DEZE VERZOEKSTERS EVENWEL STELLEN SCHADE TE HEBBEN GELEDEN ALS GEVOLG VAN HET FEIT, DAT ZIJ IN DE MOGELIJKHEID HEBBEN VERKEERD DE VOORDELEN TE BEHALEN, WELKE ZIJ VAN INVOER TEGEN EEN HEFFING GROOT NIHIL HADDEN VERWACHT;

DAT ECHTER BEDOELDE TRANSACTIES NA AANVRAAG VAN INVOERVERGUNNINGEN NIET VERDER ZIJN GECONCRETISEERD;

OVERWEGENDE EVENWEL DAT EEN LOUTER BEOOGDE INVOER NIET VOLDOENDE GROND VOOR SCHADEVERGOEDING WEGENS WINSTDERVING OPLEVERT;

OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTERS DERHALVE, VOOR ZOVEEL ZIJ MET HUN VORDERINGEN ALLEENLIJK BEOOGDEN TE WORDEN SCHADELOOSGESTELD VOOR WINSTDERVING VERBAND HOUDENDE MET EEN INVOERTRANSACTIE, WAARAAN GEEN BEGIN VAN UITVOERING IS GEGEVEN, IN DEZELVE NIET KUNNEN SLAGEN;

DAT VERZOEKSTERS IN DE ZAKEN 17-66, 18-66, 20-66, 22-66, 23-66 EN 24-66 ZICH ERTOE HEBBEN BEPERKT VERGOEDING VAN SCHADEN EN INTERESSEN WEGENS WINSTDERVING TE VRAGEN, ZONDER GEWAG TE MAKEN VAN DE DOOR HEN OP 1 OKTOBER 1963 VERRICHTE MAISAANKOPEN;

DAT HUN BEROEPEN DERHALVE REEDS IN DIT STADIUM MOETEN WORDEN VERWORPEN;

Beslissing inzake de kosten


OVERWEGENDE, DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING, DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ DESGEVORDERD IN DE KOSTEN WORDT VERWEZEN;

DAT VERZOEKSTERS IN DE ZAKEN 17-66, 18-66, 20-66, 22-66, 23-66 EN 24-66 ZICH HUN VORDERINGEN ZIEN ONTZEGD;

DAT EVENWEL IS VASTGESTELD, DAT DOOR VERWEERSTER EEN DIENSTFOUT IS BEGAAN, ZODAT TERMEN AANWEZIG ZIJN ARTIKEL 69, PARAGRAAF 3, VAN BEDOELD REGLEMENT TOE TE PASSEN EN COMPENSATIE DER PROCESKOSTEN TE GELASTEN;

OVERWEGENDE DAT IN DE ANDERE ZAKEN TERMEN AANWEZIG ZIJN DE UITSPRAAK OMTRENT DE KOSTEN AAN TE HOUDEN;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

RECHTDOENDE,

I - ALVORENS IN DE ZAKEN 5-66, 7-66, 13-66, 14-66, 15-66, 16-66, 19-66 EN 21-66 VERDER TE BESLISSEN :

1 . GELAST, DAT VERZOEKSTERS AAN HET HOF ZULLEN OVERLEGGEN DE UITSPRAKEN DER BEVOEGDE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN DE DUITSE BONDSREPUBLIEK, GEDAAN OP TEGEN DIE BONDSREPUBLIEK INGESTELDE AANSPRAKELIJKHEIDSACTIES;

2 . DRAAGT GENOEMDE VERZOEKSTERS OP HET HOF SCHRIFTELIJKE BEWIJZEN OVER TE LEGGEN DAT ZIJ ALLE ADMINISTRATIEVE MIDDELEN EN ALLE MIDDELEN RECHTENS HEBBEN AANGEWEND TENEINDE TERUGBETALING TE VERKRIJGEN VAN TEN ONRECHTE IN DE KAS VAN DE DUITSE BONDSREPUBLIEK GESTORTE HEFFINGEN;

3 . BEVEELT GENOEMDE VERZOEKSTERS V}}R 31 DECEMBER 1967 BEWIJSSTUKKEN OVER TE LEGGEN BLIJKENS WELKE ZIJ OP 1 OKTOBER 1963 OP DE FRANSE MARKT OVEREENKOMSTEN TOT AANKOOP VAN MAIS HEBBEN AFGESLOTEN;

4 . SPLITST VOOR ZOVEEL DE ONDER 3 BEDOELDE BEWIJSLEVERING BETREFT VOORMELDE GEVOEGDE ZAKEN;

5 . HOUDT DE UITSPRAAK OMTRENT DE KOSTEN AAN;

II - IN DE ZAKEN 17-66, 18-66, 20-66, 22-66, 23-66 EN 24-66 :

1 . ONTZEGT HET INGESTELDE BEROEP;

2 . COMPENSEERT DE KOSTEN;

3 . WIJST AF HET MEER OF ANDERS GEVORDERDE .