61964O0056

BESCHIKKING VAN HET HOF VAN 10 JUNI 1965. - ETABLISSEMENTS CONSTEN EN GRUNDIG - VERKAUFS - GMBH, ONDERSTEUND DOOR REGERING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK EN REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, TEGEN COMMISSIE VAN DE E. E. G., ONDERSTEUND DOOR WILLY LEISSNER S. A. EN U. N. E. F. - GEVOEGDE ZAKEN NOS. 56 EN 58/64.

Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 00556
Nederlandse uitgave bladzijde 00571
Duitse uitgave bladzijde 00450
Italiaanse uitgave bladzijde 00572
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00382


Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Dictum

Partijen


++++

IN DE ZAAK 56-64 :

"ETABLISSEMENTS CONSTEN",

VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID, GEVESTIGD TE COURBEVOIE ( SEINE ), FRANKRIJK,

VERZOEKSTER,

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

VERWEERSTER,

Onderwerp


BETREFFENDE DE VORDERING TOT NIETIGVERKLARING VAN DE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE VAN 23 SEPTEMBER 1964 "INZAKE DE PROCEDURE OP GROND VAN ARTIKEL 85 VAN HET VERDRAG" ( IV/A-0004-03344 "GRUNDIG-CONSTEN ") ;

Overwegingen van het arrest


OVERWEGENDE DAT BLIJKENS ARTIKEL 37, TWEEDE LID, VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE E.E.G . ELKE PERSOON, DIE AANNEMELIJK MAAKT BELANG TE HEBBEN BIJ DE BESLISSING VAN EEN VOOR HET HOF AANHANGIG RECHTSGEDING IN DIE PROCEDURE KAN TUSSENKOMEN;

DAT HET DAARTOE VEREISTE BELANG NIET REEDS GEGEVEN IS OP GROND VAN ENKELE ABSTRACTE JURIDISCHE STELLINGEN, DOCH GELEGEN MOET ZIJN IN DE CONCLUSIEN ZELVE VAN EEN DER PARTIJEN IN DE HOOFDZAAK;

DAT, GEZIEN HET BELANG VAN DE BIJ HET ONDERHAVIG BEROEP BESTREDEN BESCHIKKING VOOR DE BERECHTING DOOR DE FRANSE RECHTER VAN HET TUSSEN DE VENNOOTSCHAPPEN CONSTEN EN LEISSNER AANHANGIGE GEDING, DE TOEWIJZING OF HET VERWERPEN VAN DE CONCLUSIEN VAN VERWEERSTER IN CASU OP DE AFLOOP VAN BEDOELD GEDING VAN BESLISSENDE INVLOED ZAL ZIJN;

DAT DE POSITIE WAARIN VERZOEKSTER TOT TUSSENKOMST ZICH TEN OPZICHTE VAN DE UITSPRAAK IN DE ONDERHAVIGE ZAAK BEVINDT, VAN ZODANIGE AARD IS DAT HAAR BELANG OM OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 37, TWEEDE LID, VAN HET STATUUT VAN HET HOF DER E.E.G . TER ONDERSTEUNING VAN DE CONCLUSIES VAN VERWEERSTER TUSSEN TE KOMEN, GEACHT MOET WORDEN AANNEMELIJK TE ZIJN GEMAAKT;

OVERWEGENDE DAT UIT HET VOORGAANDE VOLGT DAT HET VERZOEK TOT TUSSENKOMST MOET WORDEN TOEGEWEZEN;

Dictum


BESCHIKKING

1 . DE VENNOOTSCHAP LEISSNER WORDT IN DE ZAAK 56-64 TOEGELATEN TOT TUSSENKOMST . EEN TERMIJN ZAL WORDEN BEPAALD VOOR DE INDIENING VAN DE SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN VAN INTERVENIENTE TER ONDERSTEUNING VAN DE CONCLUSIE VAN VERWEERSTER .

2 . DE GRIFFIER DRAAGT ZORG DAT ALLE PROCESSTUKKEN AAN DE INTERVENIENTE ZULLEN WORDEN BETEKEND .

3 . DE BESLISSING TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN WORDT AANGEHOUDEN .