61963J0069

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 9 JUNI 1964. - ANNE - MARIE CAPITAINE, ECHTGENOTE VAN GERARD MARCILLAT TEGEN COMMISSIE VAN DE E. G. A. - ZAAK NO. 69/63.

Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 00471
Nederlandse uitgave bladzijde 00499
Duitse uitgave bladzijde 00517
Italiaanse uitgave bladzijde 00471
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00239
Deense bijz. uitgave bladzijde 00515
Griekse bijz. uitgave bladzijde 01107
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00455


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . AMBTENAREN - BEROEPEN TEGEN BESCHIKKINGEN GENOMEN V}}R DE PUBLIKATIE VAN HET STATUUT - VERVALTERMIJNEN VOOR HET BEROEPSRECHT

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN E.G.A ., ARTT . 91, 102 )

2 . AMBTENAREN - ARBEIDSOVEREENKOMST GESLOTEN GEDURENDE DE AAN HET STATUUT VOORAFGAANDE PERIODE - BEROEPEN MET BETREKKING TOT DE INTERPRETATIE VAN ZODANIGE OVEREENKOMSTEN - TOEPASSELIJKHEID VAN HET STATUUT NA DE VASTE AANSTELLING

( STATUUT VAN DE AMBTENAREN E.G.A ., ART . 91 )

3 . AMBTENAREN OP ARBEIDSOVEREENKOMST - DE OP HEN TOEPASSELIJKE RECHTSREGELS

Samenvatting


1 . VOOR ZOVER BIJ ARTIKEL 91 VERVALTERMIJNEN VOOR HET BEROEPSRECHT WORDEN VOORZIEN, VINDT DEZE BEPALING OP BESCHIKKINGEN VAN OUDERE DATUM SLECHTS TOEPASSING MET INGANG VAN DE DAG VAN OPENBAARMAKING VAN DIT VOORSCHRIFT .

DEZE REGEL GELDT MET NAME VOOR DE GESCHILLEN INZAKE DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 102 VAN HET STATUUT, HETWELK OVERGANGSBEPALINGEN BEVAT OP GROND WAARVAN REEDS IN DIENST ZIJNDE AMBTENAREN HUN VASTE AANSTELLING KUNNEN VERKRIJGEN ZONDER DAT DAARTOE DE IN HET STATUUT VOOR DE AANWERVING VOORZIENE PROCEDURE BEHOEFT TE WORDEN GEVOLGD .

2 . WANNEER HET ECHTER EEN GESCHIL BETREFT NOPENS DE INTERPRETATIE VAN EEN OVEREENKOMST GESLOTEN GEDURENDE DE PRESTATUTAIRE PERIODE, MOGEN DE REGELS VAN HET STATUUT - EN IN HET BIJZONDER DIE VAN ARTIKEL 91 - NIET WORDEN TOEGEPAST ALVORENS DE BETROKKENE VAST IS AANGESTELD .

3 . ALGEMEEN WORDT AANGENOMEN DAT OP CONTRACT AANGESTELDE AMBTENAREN VANAF HET OGENBLIK HUNNER INDIENSTTREDING ONDERWORPEN ZIJN AAN DE ALGEMENE REGELINGEN MET BETREKKING TOT DE DIENST GEGEVEN .

Partijen


IN DE ZAAK 69-63 :

ANNE-MARIE CAPITAINE,

ECHTGENOTE VAN GERARD MARCILLAT, SECRETARESSE BIJ HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK OP HET GEBIED VAN KERNENERGIE TE ISPRA, WONENDE TE LAVENO ( ITALIE ),

BIJGESTAAN DOOR MRS . E . ARENDT EN J . WELTER, ADVOCATEN BIJ HET HOGE GERECHTSHOF VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

TEN DEZE DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG AAN DE RUE WILLY GOERGEN 6, TEN KANTOREN VAN MR . ARENDT VOORNOEMD,

VERZOEKSTER

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE ,

VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR, JEAN-PIERRE DELAHOUSSE, ALS GEMACHTIGDE,

TEN DEZE DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TEN KANTORE VAN H . MANZANARES, SECRETARIS VAN DE JURIDISCHE DIENST VAN DE EUROPESE UITVOERENDE ORGANEN, AAN DE PLACE DE METZ 2,

VERWEERSTER

Onderwerp


BETREFFENDE DE VERNIETIGING VAN DE BESCHIKKINGEN WAARBIJ DE ONTHEEMDINGSTOELAGE VAN VERZOEKSTER IN VERBAND MET HAAR HUWELIJK WERD INGETROKKEN, MET VEROORDELING VAN VERWEERSTER TOT BETALING VAN HET SINDS DE DAG VAN INTREKKING UIT HOOFDE VAN DIE TOELAGE VERSCHULDIGDE;

Overwegingen van het arrest


I - WAT BETREFT DE ONTVANKELIJKHEID

OVERWEGENDE, DAT VERWEERSTER STELT, DAT TEN OPZICHTE VAN DE BESCHIKKING VAN 14 JUNI 1961 WAARBIJ DE ONDERHAVIGE ONTHEEMDINGSTOELAGE WERD INGETROKKEN, DE TERMIJNEN, VOORZIEN IN ARTIKEL 91 VAN HET STATUUT OP DE DAG VAN DESZELFS PUBLIKATIE ( 14 JUNI 1961 ) BEGONNEN TE LOPEN EN DERHALVE VERSTREKEN WAREN TEN TIJDE VAN DE NEDERLEGGING VAN HET VERZOEKSCHRIFT ( 22 JUNI 1963 );

DAT DE LATERE BESCHIKKINGEN, WAAROP HET BEROEP MEDE BETREKKING HEEFT, VOOR DE BEREKENING DER BEROEPSTERMIJNEN NIET VAN BELANG ZIJN, DAAR ZIJ SLECHTS EEN BEKRACHTIGING VAN DE EERSTE BESCHIKKING INHOUDEN;

OVERWEGENDE, DAT DE DOOR VERWEERSTER OPGEWORPEN EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID NIET KAN SLAGEN;

DAT TOCH ARTIKEL 91, VOOR ZOVER DAARBIJ VERVALTERMIJNEN VOOR HET BEROEPSRECHT WORDEN VOORZIEN, OP BESCHIKKINGEN VAN OUDERE DATUM SLECHTS VAN TOEPASSING IS MET INGANG VAN DE DAG VAN OPENBAARMAKING VAN HET STATUUT;

DAT DEZE REGEL MET NAME GELDT VOOR DE GESCHILLEN INZAKE DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 102 VAN HET STATUUT, HETWELK OVERGANGSBEPALINGEN BEVAT OP GROND WAARVAN REEDS IN DIENST ZIJNDE AMBTENAREN EEN VASTE AANSTELLING KUNNEN VERKRIJGEN ZONDER DAT DAARTOE DE IN HET STATUUT VOOR DE AANWERVING VOORZIENE PROCEDURE BEHOEFT TE WORDEN GEVOLGD;

DAT ECHTER, WANNEER HET - GELIJK IN CASU - EEN GESCHIL BETREFT NOPENS DE INTERPRETATIE VAN EEN OVEREENKOMST GEDURENDE DE PRESTATUTAIRE PERIODE GESLOTEN, DE REGELS VAN HET STATUUT - EN IN HET BIJZONDER DIE VAN ARTIKEL 91 - NIET MOGEN WORDEN TOEGEPAST ALVORENS DE BETROKKENE VAST IS AANGESTELD;

DAT TOCH, DOOR DE REGELS VAN HET NIEUWE STATUUT ONMIDDELLIJK OP DEZE ONDERWERPEN VAN TOEPASSING TE ACHTEN, ZOU WORDEN GEPREJUDICIEERD OP DE VASTE AANSTELLING, WELKE - AFGEZIEN VAN DE GEVALLEN WAARIN AMBTENAREN NOG KRACHTENS HET OUDE PERSONEELSSTATUUT DER E.G.K.S . WERDEN AANGESTELD - SLECHTS KAN GESCHIEDEN MET INACHTNEMING VAN DE BEPALINGEN DER ARTIKELEN 102 EN VOLGENDE VAN HET E.E.G .- EN E.G.A.-SATUUT;

OVERWEGENDE, DAT VERZOEKSTER BIJ DE SCHRIFTELIJKE BEHANDELING HEEFT GESTELD, DAT ZIJ OP 6 FEBRUARI 1963 HAAR VASTE AANSTELLING ONTVING;

DAT, NU DEZE BEWERING NIET WERD WEERSPROKEN, MOET WORDEN AANGENOMEN, DAT DE BEROEPSTERMIJN TEGEN DE BESCHIKKING VAN 14 JUNI 1961 TEN OPZICHTE VAN VERZOEKSTER EERST OP 6 FEBRUARI 1963 AANVING .

OVERWEGENDE, DAT VERZOEKSTER OP 22 FEBRUARI 1963 TOT DE DIRECTIE VAN HET CENTRUM TE ISPRA EEN ADMINISTRATIEF BEZWAARSCHRIFT HEEFT GERICHT, WAARIN ZIJ UITDRUKKELIJK HAAR EERDER VOORGEBRACHTE BEZWAREN TEGEN DE INTREKKING DER ONTHEEMDINGSTOELAGE HERHAALDE;

DAT ZIJ HIEROP GEEN ANTWOORD ONTVING EN HET BEROEP BIJ HET HOF OP 22 JUNI 1963 - JUIST VIER MAANDEN SEDERT DE DAGTEKENING VAN BEDOELD BEZWAARSCHRIFT - WERD INGESTELD;

DAT ARTIKEL 90 VAN HET STATUUT BEPAALT : "IEDERE AMBTENAAR KAN EEN VERZOEK OF KLACHT BIJ HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG VAN ZIJN INSTELLING INDIENEN";

DAT HET IN GEVAL VAN GESCHILLEN TUSSEN AMBTENAREN EN HUN INSTELLINGEN TEN ZEERSTE GEWENST IS DAT EEN PREALABELE ADMINISTRATIEVE BEHANDELING PLAATSVINDT, OPDAT HET BESTUUR DE KLACHTEN INTERN KAN ONDERZOEKEN EN ALDUS WELLICHT EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE VERMIJDEN;

DAT BOVENDIEN EEN LOYAAL AMBTENAAR GEHOUDEN IS, ALVORENS HIJ ZICH TOT DE RECHTER WENDT, TE TRACHTEN TOT EEN MINNELIJKE REGELING MET ZIJN INSTELLING TE GERAKEN;

OVERWEGENDE DAT DE VASTE AANSTELLING VAN VERZOEKSTER OP 6 FEBRUARI 1963 DE BEROEPSTERMIJN VAN ARTIKEL 91 TEN OPZICHTE VAN DE BESCHIKKING VAN 14 JUNI 1961 DEED AANVANGEN

;

DAT VERZOEKSTER DERHALVE BLIJK HEEFT GEGEVEN VAN DE NODIGE ZORGVULDIGHEID DOOR REEDS OP 22 FEBRUARI 1963 EEN ADMINISTRATIEF BEROEP TEGEN VOORNOEMDE BESCHIKKING IN TE STELLEN;

DAT TEN GEVOLGE VAN HET FEIT DAT VERWEERSTER IN GEBREKE BLEEF OP DEZE ADMINISTRATIEVE KLACHT BINNEN EEN TERMIJN VAN TWEE MAANDEN TE ANTWOORDEN, DE BEROEPSTERMIJNEN WERDEN VERLENGD TOT 22 JUNI 1963 DAT WIL ZEGGEN TOT VIER MAANDEN NA DE INDIENING VAN HET ADMINISTRATIEVE BEZWAARSCHRIFT;

OVERWEGENDE DAT DE VRAAG OF DE UITDRUKKELIJKE DAN WEL STILZWIJGENDE BESCHIKKINGEN, WAARBIJ DE BEZWAREN VAN VERZOEKSTER TEGEN DE BESCHIKKING VAN 14 JUNI 1961 WERDEN AFGEWEZEN AL OF NIET VAN ZUIVER BEVESTIGENDE AARD WAREN, IN CASU NIET VAN BELANG IS;

DAT TOCH HET BEROEP TEGEN DE INTREKKING VAN DE ONTHEEMDINGSTOELAGE KENNELIJK GERICHT IS TEGEN DE UITDRUKKELIJKE BESCHIKKING VAN 14 JUNI 1961;

DAT AAN DE STILZWIJGENDE WEIGERING, WELKE OP 22 APRIL 1963 GEACHT MOET WORDEN TE HEBBEN PLAATS GEVONDEN, SLECHTS BETEKENIS TOEKOMT VOOR DE BEREKENING DER BEROEPSTERMIJNEN;

OVERWEGENDE DAT IN HET ONDERHAVIGE GEVAL TEN AANZIEN VAN DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP AMBTSHALVE GEEN BEDENKING IS GEREZEN;

DAT DERHALVE HET BEROEP ALS ZIJNDE TIJDIG INGESTELD ONTVANKELIJK WORDT GEOORDEELD;

II - TEN PRINCIPALE

OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER STELT DAT HAAR ARBEIDSOVEREENKOMST DE ONTHEEMDINGSTOELAGE UITSLUITEND DOET AFHANGEN VAN DE AFSTAND TUSSEN HAAR WOONPLAATS EN HAAR STANDPLAATS;

OVERWEGENDE DAT ALGEMEEN WORDT AANGENOMEN DAT OP CONTRACT AANGESTELDE AMBTENAREN VANAF HET OGENBLIK HUNNER INDIENSTTREDING ONDERWORPEN ZIJN AAN DE ALGEMENE REGELINGEN MET BETREKKING TOT DE DIENST GEGEVEN;

DAT DE REGELS MET BETREKKING TOT DE TOEKENNING EN DE INTREKKING VAN DE ONTHEEMDINGSTOELAGE EN MET NAME DE OPHEFFING DAARVAN INGEVAL DE ECHTGENOOT VAN DE BETROKKENE IN DIENST VAN DE GEMEENSCHAP IS, DEEL UITMAKEN VAN DE ALGEMENE REGELING VOOR DE DIENST;

DAT DE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN VERZOEKSTER OP GEEN ENKEL PUNT AAN DEZE REGELING DEROGEERT;

OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 9, SUB C, VAN HET ALGEMEEN REGLEMENT VOOR HET PERSONEEL VAN DE E.G.K.S ., WAARIN EEN BEGINSEL WORDT GEFORMULEERD HETWELK EEN INTEGREREND DEEL UITMAAKT VAN DE WETTELIJKE REGELING BETREFFENDE DE DIENST, BEPAALT DAT, INDIEN BEIDE ECHTGENOTEN IN DIENST VAN DE GEMEENSCHAP ZIJN, DE ONTHEEMDINGSTOELAGE SLECHTS WORDT UITGEKEERD AAN DE ECHTGENOOT, DIE DE HOOGSTE BEZOLDIGING GENIET;

OVERWEGENDE DAT DE REGELING VAN DE BEZOLDIGINGEN, TOELAGEN EN PENSIOENEN GELDENDE VOOR DE E.G.K.S . UITDRUKKELIJK VAN TOEPASSING ZIJN VERKLAARD OP DE ARBEIDSCONTRACTANTEN IN DE DIENST VAN DE COMMISSIE VAN DE E.G.A .;

DAT UIT HET BERICHT, DOOR VERWEERSTER OPGENOMEN IN HET PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VAN 28 AUGUSTUS 1959 ( BLZ . 987 ) BLIJKT DAT "BIJ GEBREKE VAN ELKE ANDERE BRUIKBARE SALARISSCHAAL ALSMEDE TEN EINDE ELKE DISCRIMINATIE TUSSEN DE VERSCHILLENDE CATEGORIEEN VAN PERSONEEL VAN EURATOM UIT TE SLUITEN, DE COMMISSIE OP ALLE FUNCTIONARISSEN DE REGELING VAN TOEPASSING HEEFT VERKLAARD WELKE THANS GELDT VOOR DE E.G.K.S .";

DAT DEZE TEKST, WELKE IN DE VORM VAN EEN TOELICHTING OP DE BEGROTING VOOR HET JAAR 1959 WERD GERELATEERD, UITDRUKKELIJK ZIET OP ARTIKEL 11 VAN DE BEGROTING POST 112 : STANDPLAATS - EN SEPARATIEVERGOEDING ( ONTHEEMDINGSTOELAGE );

OVERWEGENDE DAT DE BETROKKENEN DOOR DIT BERICHT IN HET PUBLIKATIEBLAD VAN DE GEMEENSCHAPPEN IN KENNIS WERDEN GESTELD VAN DE BIJ DE E.G.K.S . VAN KRACHT ZIJNDE REGELING VOOR DE ONTHEEMDINGSTOELAGE;

DAT BOVENDIEN HET FEIT, DAT DE POSITIE VAN DEGENEN DIE EEN ZGN . "BRUSSELS CONTRACT" HADDEN AANGEGAAN - WAT DE GELDELIJKE REGELINGEN BETREFT - ZOU WORDEN AANGEPAST AAN DIE VAN DE AMBTENAREN VAN DE E.G.K.S . BIJ HET PERSONEEL VAN DE BETROKKEN INSTELLINGEN ALGEMEEN BEKEND WAS;

OVERWEGENDE DAT UIT HET VOORGAANDE VOLGT DAT DE BESTREDEN BESCHIKKING EEN JUISTE TOEPASSING OPLEVERT VAN DE GELDENDE BEPALINGEN;

DAT HET BEROEP DERHALVE ALS ONGEGROND DIENT TE WORDEN VERWORPEN;

Beslissing inzake de kosten


OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER IN HET ONGELIJK WERD GESTELD;

DAT KRACHTENS ARTIKEL 70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE KOSTEN DOOR DE INSTELLINGEN GEMAAKT MET BETREKKING TOT DE BEROEPEN, INGESTELD DOOR DE AMBTENAREN VAN DE GEMEENSCHAP, TEN LASTE VAN DIE INSTELLINGEN BLIJVEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER )

RECHTDOENDE,

1 ) VERWERPT HET BEROEP NO . 69-63 ALS ZIJNDE ONGEGROND;

2 ) COMPENSEERT DE KOSTEN IN DIER VOEGE DAT ELK DER PARTIJEN DE HARE DRAAGT;

3 ) ONTZEGT HET MEER OF ANDERS GEVORDERDE .