Brussel, 16.7.2025

COM(2025) 565 final

2025/0240(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot oprichting van het Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid voor de periode 2028-2034 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 en Verordening (EU, Euratom) 2024/2509

{SWD(2025) 565 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De afgelopen jaren hebben EU-fondsen met vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen op cruciale wijze de verwezenlijking van belangrijke doelstellingen en gemeenschappelijk beleid van de EU ondersteund — van economische, territoriale en sociale cohesie tot het verzekeren van een redelijke levensstandaard voor de agrarische gemeenschap, toegang tot betaalbare levensmiddelen, steun aan het gemeenschappelijk visserijbeleid of de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Momenteel zijn er verschillende fondsen die hoofdzakelijk vooraf aan de lidstaten worden toegewezen. Door de grote uitdagingen waar onze Unie voor staat, moet echter worden nagedacht over de manier waarop hun opzet kan worden verbeterd, zodat onze gezamenlijke prioriteiten zo goed mogelijk kunnen worden verwezenlijkt.

Hoewel de regionale en territoriale verschillen aanzienlijk zijn verkleind, onder meer door het cohesiebeleid van de EU, woont 29 % van de EU-burgers nog steeds in regio’s met een bbp per hoofd van de bevolking van minder dan 75 % van het EU-gemiddelde en wonen ongeveer 135 miljoen mensen op plaatsen die de afgelopen twee decennia langzaam achterop zijn geraakt. Door de huidige uiteenlopende groeitrajecten bestaat het risico dat de sociaal-economische kloof tussen en binnen de lidstaten groter wordt, met name tussen het platteland en de stad.

Tegelijkertijd steunt de levenskwaliteit van Europa op de voedselzekerheid en natuurbescherming die wordt geboden via het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), dat 450 miljoen Europeanen tegen betaalbare prijzen toegang biedt tot veilige, hoogwaardige en gediversifieerde levensmiddelen, en tegelijkertijd bijdraagt tot het behoud van vitale plattelandsgebieden en aanzienlijke voortgang op weg naar duurzaamheid. Langetermijnrisico’s voor de voedselzekerheid en de gevolgen van klimaatverandering en de aantasting van het milieu zetten de landbouwsector echter steeds meer onder druk. Bovendien worden landbouwers, vissers, het platteland en kustgebieden steeds meer getroffen door oneerlijke mondiale concurrentie, hogere energieprijzen, een tekort aan jongere landbouwers en vissers en moeilijkheden bij de toegang tot kapitaal. Ondanks de aanzienlijke steun uit het GLB blijft het landbouwinkomen per werknemer bijvoorbeeld volatiel en aanzienlijk lager dan het gemiddelde loon in de EU-economie (60 % in 2023).

Oorlog, onzekerheid, armoede en een gebrek aan kansen hebben de migratiestromen doen toenemen, en de inzet van migratie als wapen aan de grenzen van de EU heeft nieuwe vormen van bedreigingen duidelijk gemaakt. Tegelijkertijd brengt het mondiale politieke en economische landschap ongekende uitdagingen met zich mee, waarbij er nog steeds oorlog woedt op het Europese continent en ook in de buurlanden.

Hoewel dit slechts enkele van de vele uitdagingen zijn waarmee onze Unie wordt geconfronteerd, tonen zij aan dat de opzet van de EU-steun moet worden verbeterd om onze gedeelde prioriteiten en ons gemeenschappelijk beleid zo goed mogelijk te verwezenlijken en ervoor te zorgen dat de EU-begroting een cruciale rol blijft spelen bij de ondersteuning van eerlijke en inclusieve groei, duurzame economische convergentie, een rechtvaardige verdeling tussen de generaties en veiligheid. In dit verband wordt in de politieke beleidslijnen van de Commissie voor 2024-2029 opgeroepen tot een versterkt en gemoderniseerd cohesie- en groeibeleid dat erop gericht is de economische, sociale en territoriale verschillen te beperken, de werkgelegenheid te ondersteunen en het concurrentievermogen van de Unie te verhogen. De tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid geeft al een aanzet tot flexibiliteit en biedt stimulansen om investeringen op nieuwe uitdagingen te richten, met een blijvende nadruk op het verkleinen van regionale verschillen. In de beleidslijnen wordt er ook op aangedrongen te waarborgen dat de visserijsector duurzaam, concurrerend en veerkrachtig blijft en dat een gelijk speelveld wordt gehandhaafd voor de Europese visserijketen. Zij bevatten de toezegging dat het Europees oceaanpact gericht zal zijn op het stimuleren van de blauwe economie en het waarborgen van goede governance en duurzaamheid van onze oceanen in al hun aspecten. Zij bevatten ook een pleidooi voor een doelgerichter gemeenschappelijk landbouwbeleid dat het juiste evenwicht vindt tussen stimulansen, investeringen en regelgeving en dat ervoor zorgt dat landbouwers een billijk en toereikend inkomen hebben. In ruimere zin wordt in de beleidslijnen ook ondersteuning toegezegd voor maatregelen om de defensie en veiligheid van Europa te versterken en migratie aan te pakken, met inbegrip van een doeltreffende bescherming van de buitengrenzen van de EU, evenals paraatheid en de strijd tegen klimaatverandering. De staatshoofden en regeringsleiders van de EU hebben tijdens verschillende gelegenheden aangedrongen op meer veerkracht van de landbouw in de EU om de voedselzekerheid op de lange termijn, de waarde van levendige plattelandsgemeenschappen en de essentiële rol van het GLB in dat verband te behouden. Bovendien drongen zij aan op een stabiel en voorspelbaar beleidskader, onder meer om landbouwers te begeleiden bij de aanpak van milieu- en klimaatuitdagingen.

De mededeling van de Commissie van 19 februari 2025 met de titel “Een visie voor landbouw en voedsel”6 bevat algemene beginselen voor het GLB na 2027. Die beginselen omvatten een GLB dat berust op doelstellingen en gerichte vereisten, een verdere verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht voor de lidstaten met betrekking tot de wijze waarop zij de beleidsdoelstellingen in het GLB verwezenlijken, de essentiële rol van het GLB bij het ondersteunen en stabiliseren van het inkomen van landbouwers en het aantrekken van een nieuwe generatie landbouwers, een eenvoudiger en gerichter beleid met een duidelijker evenwicht tussen stimulansen en verplichte vereisten, meer flexibiliteit voor landbouwers en een verschuiving van voorwaarden naar stimulansen.

Breder gezien vormt dit meerjarig financieel kader 2028-2034 een kans om een meer beleidsgerichte, eenvoudigere, daadkrachtigere en beter aanpasbare begroting op te stellen om de lidstaten en hun regio’s te helpen de prioriteiten en uitdagingen zo doeltreffend, inclusief en efficiënt mogelijk aan te pakken, waarbij gebruik wordt gemaakt van alle lessen die naar aanleiding van de huidige programma’s zijn getrokken. In de mededeling van de Commissie over “de weg naar het volgende meerjarig financieel kader”, die op 11 februari 2025 werd gepubliceerd, werd in dat verband benadrukt dat “de huidige complexiteit, zwakke punten en rigiditeiten [moeten] worden aangepakt en het effect van elke uitgegeven euro [moet] worden gemaximaliseerd” en dat tegelijkertijd moet worden gewaarborgd dat de begroting kan inspelen op een veranderende realiteit.

Dit voorstel voor een verordening heeft tot doel deze verschillende uitdagingen het hoofd te bieden door:

·te zorgen voor een betere samenhang tussen de prioriteiten van de EU en de nationale en regionale maatregelen;

·vereenvoudiging en een betere kosten-batenverhouding te verkrijgen door een eenvoudiger en efficiënter uitvoeringssysteem op te zetten;

·opkomende beleidsprioriteiten aan te pakken door de herverdeling van middelen te vergemakkelijken om in te spelen op nieuwe behoeften en onvoorziene crises, zonder de verwezenlijking van de doelstellingen op de lange termijn in gevaar te brengen.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken, biedt dit initiatief de mogelijkheid om de vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen in het kader van een fonds samen te voegen, teneinde:

·het huidige kader te vereenvoudigen — een verschuiving van bijna 540 programma’s naar 27 nationale en regionale partnerschapsplannen en één Interreg-plan, met een breed toepassingsgebied met betrekking tot de subsidiabiliteit en één reeks regels, zal de administratieve kosten op alle niveaus verlagen en tegelijkertijd de toegang tot financiering voor EU-bedrijven, met inbegrip van kmo’s, lokale overheden en projectontwikkelaars vergemakkelijken en de blik gericht houden op het verkleinen van regionale verschillen. Voor de landbouwsector vormt dit een evolutie op basis van de meest recente hervorming, die reeds en voor het eerst gebaseerd is op strategische nationale plannen en prestaties. Evenzo waarborgt het nieuwe kader de samenhang door de GLB-interventies uit hoofde van de huidige structuur van twee fondsen onder één overkoepelende structuur te integreren. Een dergelijke afstemming leidt tot meer flexibiliteit en vereenvoudiging;

·een beter geïntegreerd programmeringsproces te bieden, waardoor een meer gedifferentieerde en kwalitatieve aanpak kan worden gehanteerd om de EU-prioriteiten te verwezenlijken, afgestemd op de nationale en regionale uitdagingen van elke lidstaat, waarbij wordt afgestapt van een uniforme benadering. Door een geïntegreerde programmering worden ook sterkere synergieën tussen beleidsmaatregelen mogelijk, bijvoorbeeld om de lidstaten in staat te stellen de uitdagingen waarmee het platteland en kustgebieden worden geconfronteerd op een meer omvattende manier aan te pakken, alsook met andere uitgavenprogramma’s van de EU (bv. het Europees fonds voor het concurrentievermogen of de Connecting Europe Facility). Op die manier zorgt het fonds ook voor voortdurende steun aan degenen die er het meest behoefte aan hebben, waaronder de minst ontwikkelde regio’s en de meest behoeftige landbouwers, met een sterke nadruk op generatievernieuwing;

·ervoor te zorgen dat de EU-begroting succes ondersteunt, door de lidstaten en regio’s de nodige doelstellingen aan te reiken om in te zetten op een ambitieuze hervormingsagenda, die de hele EU ten goede zal komen, en door de uitgaven te dirigeren naar waar ze ertoe doen en de hoogste EU-meerwaarde kunnen opleveren — met name door de lidstaten en regio’s aan te moedigen meer projecten met een hoge EU-meerwaarde te selecteren dan nu, met inbegrip van grensoverschrijdende en meerlandenprojecten (met name IPCEI’s). Over de hele linie zal worden gezorgd voor samenhang, met een betere beleidsplanning op alle niveaus en een efficiëntere toewijzing van EU-middelen, voor domeinen waar deze de beste resultaten kunnen behalen, en door sterkere synergieën tussen beleidsmaatregelen te bevorderen;

·de verantwoordelijkheid op alle niveaus te bevorderen, met bestuur op verschillende niveaus en een sterke regionale dimensie, gebaseerd op gedeeld beheer en het partnerschapsbeginsel, waarbij wordt gewaarborgd dat de steun gericht is op de behoeften van elke lidstaat en zijn regio’s en sectoren, alsook op continuïteit en voorspelbaarheid voor beheersautoriteiten en begunstigden;

·ervoor te zorgen dat er sneller een betere kosten-batenverhouding wordt behaald door de verstrekking van middelen aan de lidstaten te koppelen aan de voortgang die is geboekt bij de uitvoering van maatregelen in plaats van de terugbetaling van subsidiabele kosten;

·sterke waarborgen vast te leggen om te zorgen voor de eerbiediging van de rechtsstaat en de doeltreffende toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie tijdens de gehele uitvoering;

·aan te zetten tot meer flexibiliteit en aanpassingsvermogen, met de geleidelijke toewijzing van middelen gedurende de programmeringsperiode, een gemakkelijkere herziening van de plannen en een reserve op EU-niveau (EU-faciliteit) die bijkomende ruimte biedt voor de aanpassing aan nieuwe prioriteiten en crises.

Een EU-faciliteit zal een aanvulling vormen voor de uitvoering op nationaal en regionaal niveau. De EU-faciliteit zal steun verlenen aan transnationale en innovatieve projecten met een hoge EU-meerwaarde, waarvoor aanvullende coördinatie-inspanningen op EU-niveau nodig zijn. Zij zal de lidstaten ook technische ondersteuning bieden zodat zij hun nationale en regionale partnerschapsplannen doeltreffend kunnen uitvoeren. Voorts zal de faciliteit de lidstaten helpen om als reactie op een crisissituatie zoals een grote nationale of regionale natuurramp snel in te spelen op dringende en specifieke behoeften, en zal zij reparatie en herstel bevorderen om de veerkracht na een crisis te verhogen. Zij zal ook inspelen op onzekerheid door de Unie extra ruimte te bieden om zich aan te passen aan nieuwe prioriteiten op het niveau van de Unie waarvoor een gecoördineerde respons nodig is.

Dit voorstel gaat vergezeld van de voorstellen voor sectorspecifieke verordeningen, waarin specifieke voorwaarden worden vastgesteld voor het verlenen van steun van de Unie met betrekking tot beleidsterreinen die onder de plannen vallen. Deze steun van de Unie zal in het kader van het fonds worden verstrekt, overeenkomstig de regels die voor dat fonds gelden zoals voorgesteld in deze verordening.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het fonds zal bijdragen tot een betere benutting van de synergieën tussen de beleidsmaatregelen die onder het toepassingsgebied van dit initiatief vallen en zo de uitvoering ervan ondersteunen. Door bijvoorbeeld voor het cohesiebeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid een enkelvoudige programmeringsaanpak te hanteren, zullen de lidstaten over een uitgebreider instrumentarium beschikken om de uitdagingen aan te pakken waarmee landbouwers en gemeenschappen in plattelands- en kustgebieden worden geconfronteerd (bv. de ontwikkeling van infrastructuur; voor diensten, digitalisering, toegang tot water en energie-infrastructuur; ontwikkeling van vaardigheden, generatievernieuwing). Door migratie en cohesie onder dezelfde programmeringsaanpak onder te brengen, zullen de lidstaten en regio’s eveneens beter toegerust zijn om migranten op de arbeidsmarkt te integreren en tegelijkertijd hun grenzen te beschermen.

Een vereenvoudigd kader voor de vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen zal het gemakkelijker maken om synergieën met andere begrotingsprogramma’s van de EU te benutten, waarbij het stuurmechanisme zorgt voor een coherente programmering zonder overlappingen. Met name de synergie met het Europees fonds voor het concurrentievermogen, het InvestEU-instrument, de Connecting Europe Facility, het Erasmus+-programma, het programma voor de eengemaakte markt, de douane en de samenwerking tussen nationale autoriteiten (SMP+) en het fonds Europa in de wereld zal relevant zijn.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het fonds zal zorgen voor ondersteuning van en dus meer samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie, zoals:

·de mededeling van de Commissie over uitvoering en vereenvoudiging “Een eenvoudiger en sneller Europa” 1 , die een nieuwe impuls geeft om het beleid en de wetgeving van de EU te versnellen, te vereenvoudigen en te verbeteren en de regels duidelijker en begrijpelijker te maken en sneller uit te voeren;

·het EU-kompas voor concurrentievermogen 2 , waarin wordt opgeroepen tot horizontale katalysatoren, zoals het wegnemen van belemmeringen voor de eengemaakte markt, het verdiepen van de kapitaalmarkten door hervormingen door te voeren die de grondslag vormen van de spaar- en investeringsunie, en eveneens het vereenvoudigen van het regelgevingsklimaat door middel van een heroriëntering van de EU-begroting. Een vereenvoudigd kader voor de vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen zal het in dat verband mogelijk maken de synergieën met andere instrumenten van de EU-begroting, waaronder het Europees Fonds voor het concurrentievermogen en Horizon Europa, beter te benutten;

·de Clean Industrial Deal 3 , die een gezamenlijke routekaart voor concurrentievermogen en decarbonisatie bevat en waarin het MFK voor de periode na 2027 wordt aangemerkt als een belangrijke katalysator voor de schone transitie. Als onderdeel van de Clean Industrial Deal heeft de Commissie het actieplan voor betaalbare energie 4 vastgesteld, dat tot doel heeft de energiekosten voor iedereen te verlagen, de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, de energie-efficiëntie te verbeteren of de paraatheid bij een energiecrisis te vergroten;

·de mededeling van de Commissie van 5 maart 2025 over de vaardigheidsunie 5 , waarin de nodige uitvoerbare stappen zijn opgenomen om mensen uit te rusten met de juiste vaardigheden en een concurrerender en inclusiever Europa tot stand te brengen;

·“Een visie voor landbouw en voedsel” 6 van 19 februari 2025, waarin maatregelen worden voorgesteld om het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de veerkracht van de landbouw- en voedingssector van de EU op lange termijn te waarborgen;

·onderzoeks- en innovatiebeleid door middel van de strategie voor onderzoek en innovatie in het kader van het oceaanpact; en de strategie voor onderzoek en innovatie met betrekking tot waterweerbaarheid op synergetische wijze;

·het witboek over Europese defensie — Readiness 2030 van 19 maart 2025, waarin een nieuwe aanpak van defensie wordt geboden en de investeringsbehoeften in kaart worden gebracht. Hierin worden belangrijke actielijnen uitgestippeld om de veiligheid van Europa te waarborgen, onder meer door middel van grootschalige investeringen in defensie en het opbouwen van de gereedheid van de Europese defensie-industrie;

·de mededeling van de Commissie van 5 maart 2025 over een industrieel actieplan voor de Europese autosector, waarin de nodige stappen worden uiteengezet voor de transitie naar emissievrije, geconnecteerde en steeds meer geautomatiseerde voertuigen;

·de mededeling van de Commissie van 9 december 2020 getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” bevat de stappen die nodig zijn om het Europese vervoerssysteem op weg te helpen naar duurzame, slimme en veerkrachtige mobiliteit;

·de Unie van gelijkheid en de bijbehorende strategieën7, die gericht zijn op de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Het Europees oceaanpact van 5 juni 2025 bevat een alomvattende strategie om de oceanen beter te beschermen, aan te zetten tot een bloeiende blauwe economie en het welzijn te ondersteunen van mensen die in kustgebieden wonen;

·de mededeling over de EU-strategie voor een paraatheidsunie om opkomende dreigingen en crises te voorkomen en erop te reageren;

·de in de loop van 2025 aangenomen omnibuspakketten 7 die onder meer gericht zijn op vereenvoudiging, samenhang met andere wetgeving en vermindering van het aantal gegevenspunten. De verordening voor een nettonulindustrie en de verordening kritieke grondstoffen, ook vanuit het oogpunt van krappe termijnen voor het verlenen van vergunningen;

·de mededeling van de Commissie van 5 juni 2025 over een Europese strategie voor waterweerbaarheid;

·het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030, dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad, waarin de doelstellingen en de streefcijfers voor 2030 inzake de digitale transformatie van de Unie zijn vastgesteld en een monitoring- en samenwerkingsmechanisme op basis van nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium is opgenomen; de jaarlijkse mededelingen over de staat van het digitale decennium, waarin de voortgang van de Unie bij het behalen van de digitale streefcijfers voor 2030 wordt geëvalueerd en uitvoerbare aanbevelingen voor elke lidstaat worden gedaan;

·de mededeling van de Commissie over het actieplan voor het AI-continent;

·de mededeling van de Commissie van 19 maart 2025 over de spaar- en investeringsunie 8 , waarin maatregelen worden voorgesteld om betere beleggingskansen voor EU-burgers en financieringskeuzes voor EU-ondernemingen te creëren, waardoor de financiële markten een horizontale katalysator worden voor de strategische doelstellingen van de EU.

Dit initiatief zal ook de samenhang met de Europese klimaatwet waarborgen, zoals vereist op grond van artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1119.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het optreden van de EU wordt gerechtvaardigd door meerdere rechtsgrondslagen die de verschillende door het fonds ondersteunde beleidsmaatregelen weerspiegelen:

·Artikel 174 VWEU verplicht de EU ertoe de economische, sociale en territoriale samenhang te bevorderen.

·De artikelen 176, 177 en 162 VWEU behelzen respectievelijk de oprichting van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds en bevatten een omschrijving van hun respectieve doelstellingen.

·Artikel 38 en artikel 42, lid 3, VWEU verlenen de Unie de bevoegdheid om een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en een gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) vast te stellen en uit te voeren. In artikel 39 VWEU zijn de doelstellingen van het GLB vastgelegd, waaronder de toename van de productiviteit van de landbouw, een redelijke levensstandaard voor de landbouwbevolking, de stabilisering van de markten, het veiligstellen van de voorziening en het verzekeren van redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers. Artikel 42 VWEU stelt de Unie in staat te bepalen in hoeverre de regels van de Unie inzake mededinging en staatssteun van toepassing zijn op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten die zijn genoemd in bijlage I bij het VWEU.

·In artikel 175 VWEU worden de structuurfondsen vermeld, die de verwezenlijking van economische, sociale en territoriale samenhang ondersteunen — het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie; Europees Sociaal Fonds; Europees Fonds voor regionale ontwikkeling. Artikel 177 VWEU bepaalt dat “het Europees Parlement en de Raad [...] de taken, de prioritaire doelstellingen en de organisatie van de structuurfondsen vaststellen, hetgeen ook samenvoeging van de fondsen kan omvatten”.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, aangezien de uitdagingen grensoverschrijdend van aard zijn en niet beperkt blijven tot afzonderlijke lidstaten of tot een aantal lidstaten.

Vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen spelen een cruciale rol bij de verwezenlijking van de EU-prioriteiten in alle lidstaten en regio’s. Zo bevordert het cohesiebeleid bijvoorbeeld integratie en samenwerking tussen de lidstaten en helpt het de regionale verschillen binnen en tussen de lidstaten te verkleinen. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid zorgt voor een gelijk speelveld tussen de lidstaten en landbouwers op de eengemaakte markt, waarborgt de voedselzekerheid in de hele Unie, vergroot de aantrekkingskracht van de sector, ook voor jonge landbouwers en nieuwkomers, en speelt in op uitdagingen van grensoverschrijdende en mondiale aard. De instandhouding van de rijkdommen van de zee, een exclusieve bevoegdheid van de EU, geeft de Unie de verantwoordelijkheid met betrekking tot beleidsvorming en financiering. Op het gebied van binnenlandse zaken is EU-financiering nodig om een gemeenschappelijke aanpak te waarborgen en de samenwerking op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te bevorderen.

Financiering op het niveau van de Unie is ook noodzakelijk ter ondersteuning van collectieve goederen van de EU die onvoldoende prioriteit krijgen van de lidstaten, bijvoorbeeld ten gevolge van tekortkomingen van de markt, maar die in de hele EU grote voordelen opleveren, zoals grensoverschrijdende projecten of belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang.

Het aanpakken van deze uitdagingen door middel van vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen zou meerwaarde bieden doordat het verantwoordelijkheid creëert en ervoor zorgt dat de steun wordt afgestemd op de specifieke behoeften van elke lidstaat en zijn regio’s. Het zou de EU ook helpen haar beleidsdoelstellingen efficiënter te verwezenlijken door EU-financiering te koppelen aan hervormingen, hetgeen de EU meer invloed zou geven om de lidstaten aan te moedigen en te helpen institutionele en regelgevende belemmeringen die de verwezenlijking van de EU-beleidsprioriteiten in de weg staan, te slechten. Hervormingen kunnen ook helpen om het positieve effect van investeringen te vergroten, waardoor de waarde van elke uitgegeven euro toeneemt.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om de in deel 1 genoemde doelstellingen te bereiken. Het voorstel is specifiek gericht op de voortzetting van eerdere inspanningen voor vereenvoudiging, door de regels verder te harmoniseren en te consolideren, en te zorgen voor een sterkere nadruk op prestaties en flexibiliteit om de doeltreffendheid en het reactievermogen van de EU-uitgaven te maximaliseren.

Keuze van het instrument

Het meest geschikte instrument om het voorgestelde kader operationeel te maken is met andere woorden een verordening tot vaststelling van een fonds met een breed toepassingsgebied met betrekking tot de subsidiabiliteit en van één reeks regels voor de nationale en regionale partnerschapsplannen die elke lidstaat moet opstellen voor de periode na 2027.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft bij de ontwikkeling van het initiatief actief samengewerkt met belanghebbenden, met name via:

·specifieke evenementen, zoals het burgerpanel over de nieuwe Europese begroting, de jaarlijkse begrotingsconferentie, Tour d’Europe (een overlegronde uitgevoerd in alle lidstaten en regio’s door de commissaris voor Begroting, Fraudebestrijding en Openbaar Bestuur); en

·een specifieke openbare raadpleging (van 12 februari tot 7 mei 2025).

In de raadplegingen van belanghebbenden kwamen dezelfde punten aan de orde als in de conclusie van de effectbeoordeling, waarin werd gewezen op de noodzaak van vereenvoudiging, meer flexibiliteit en het belang van steun voor alle regio’s op basis van hun specifieke behoeften in plaats van uniforme toewijzingen, als essentiële kenmerken voor het toekomstige financieringskader. Het aanpakken van structurele verschillen, met inbegrip van hardnekkige sociale, economische, regionale en territoriale ongelijkheden, blijft een topprioriteit, evenals de noodzaak om de bestuurlijke capaciteit te vergroten. Ook het verbeteren van het bestuur op verschillende niveaus en de deelname van belanghebbenden bleek een duidelijke prioriteit.

De punten van zorg van de belanghebbenden komen aan bod in de verschillende vereenvoudigingsmaatregelen die zijn opgenomen in de verordening inzake het fonds en in de verschillende regels voor de opzet en de uitvoering van de plannen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De voorbereiding van de effectbeoordeling en de ontwerpverordening door de Commissie was gebaseerd op een onderzoek van de beschikbare literatuur zoals is gedocumenteerd in het effectbeoordelingsverslag, bijvoorbeeld aan de hand van evaluaties van EU-begrotingsprogramma’s (tussentijdse evaluaties en evaluaties achteraf), de toetsing van de uitgaven, verslagen en documenten van andere EU-instellingen zoals het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer.

De analyse is met name gebaseerd op de overwegingen van de deskundigengroep op hoog niveau over de toekomst van het cohesiebeleid, die in 2024 is bijeengeroepen en heeft uitgewezen dat het cohesiebeleid in samenspraak met ander EU- en nationaal beleid moet worden uitgevoerd, aangezien zij onderling afhankelijk zijn en moeten samenwerken om hun collectieve doelstellingen te verwezenlijken. De analyse is ook uitgegaan van bewijsmateriaal uit het verslag van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU uit 2024, waarin werd aangedrongen op een GLB dat 1) gerichte sociaal-economische steun verleent aan de landbouwers die er het meest behoefte aan hebben; 2) aanzet tot positieve resultaten op het gebied van milieu, maatschappij en dierenwelzijn voor de samenleving; en 3) de randvoorwaarden voor plattelandsgebieden versterkt. In de analyse wordt ook aangedrongen op een meer proactieve rol van het cohesiebeleid om de aantrekkingskracht van het platteland en het GLB te ondersteunen. Aanvullende bijdragen over de toekomst van het GLB werden vergaard via specifieke bijeenkomsten die werden georganiseerd in het kader van bestaande platforms van EU-belanghebbenden en technische ad-hocworkshops waarin belanghebbenden uit de EU en de lidstaten werden samengebracht.

Effectbeoordeling

Het voorstel werd ondersteund door een effectbeoordeling, waarin opties voor de opzet van het plan werden onderzocht, met de nadruk op het uitvoeringsmodel — de wijze waarop betalingen worden uitgevoerd — en op de beheersvorm — de wijze waarop de EU-uitgaven worden doorgevoerd en gecontroleerd. De kenmerken van de opzet zijn van invloed op het toepassingsgebied van de plannen, hetgeen in een tweede fase is onderzocht.

In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat de voorkeursoptie voor de opzet van de plannen een uitvoeringsmodel is volgens vooraf overeengekomen doelstellingen (optie B), in gedeeld beheer (optie D). Enerzijds zorgt de verwezenlijking van vooraf overeengekomen doelstellingen voor een betere samenhang, kosten-batenverhouding en verantwoordingsplicht in vergelijking met een op kosten gebaseerd uitvoeringsmodel, aangezien de specifieke beoogde resultaten vooraf zijn bepaald. Het verlenen van financiële steun na het bereiken van mijlpalen en streefdoelen leidt tot een verdere stimulans om resultaten te boeken met betrekking tot overeengekomen maatregelen. Een dergelijk uitvoeringsmodel biedt ook een eenvoudiger kader voor hervormingen op het niveau van de lidstaten en maakt het mogelijk de samenhang tussen EU- en nationale/regionale/lokale activiteiten verder te verbeteren. Anderzijds past gedeeld beheer het best bij het bestuur op verschillende niveaus en de sterke regionale dimensie van de plannen. Het vereenvoudigt de zaken ook voor de lidstaten en regio’s, die kunnen voortbouwen op reeds bestaande structuren voor het beheer van EU-fondsen met vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen, en leidt derhalve tot lagere aanpassingskosten voor de autoriteiten van de lidstaten in vergelijking met direct beheer (met uitzondering van het sociaal klimaatfonds).

Wat het toepassingsgebied van de plannen betreft, bleek uit de effectbeoordeling dat één plan per lidstaat zou zorgen voor een meer coherente en gecoördineerde programmering van de vooraf toegewezen middelen, zodat rekening wordt gehouden met de verschillende behoeften op nationaal en regionaal niveau en tegelijkertijd de in het stuurmechanisme vastgestelde EU-prioriteiten worden ondersteund. In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat een breder toepassingsgebied van de plannen, waarin optie 3b voorziet, zou leiden tot de meeste beleidscoherentie in de plannen, waardoor de bestaande synergieën tussen de beleidsmaatregelen kunnen worden benut en bestaande overlappingen kunnen worden weggenomen.

Alle opties zullen naar verwachting de administratieve kosten voor de lidstaten en regio’s verlagen, zij het in verschillende mate. In optie 1 zou het aantal programma’s van meer dan 400 worden verlaagd naar één plan per lidstaat, terwijl er bij het cohesiebeleid wordt afgestapt van de programmering in twee stappen en wordt gekozen voor enkelvoudige programmering op basis van één reeks regels, hetgeen naar verwachting ook de vertragingen bij de uitvoering zal verminderen — zonder afbreuk te doen aan een sterk bestuur op verschillende niveaus en een sterke regionale dimensie. Optie 2a zou gedeeltelijk helpen om de synergieën met ander EU-beleid zoals het cohesiebeleid te benutten, maar zou de strategische planningsaanpak voor het hele GLB, die is ingevoerd met de strategische GLB-plannen voor 2023-2027, ongedaan maken. Gezien de gelijkenissen tussen het GLB en de verordening gemeenschappelijke bepalingen zal dit naar verwachting tot enige verdere vereenvoudiging leiden, weliswaar met enkele aanpassingskosten voor de autoriteiten van de lidstaten, die twee verschillende systemen zouden moeten hanteren voor de twee GLB-fondsen. De volledige integratie van het GLB (optie 2b) zou dit verhelpen, maar de invoering van specifieke regels voor de integratie van areaal- en diergebonden interventies waarvan landbouwers rechtstreeks afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud, zou echter noodzakelijk blijven om de integriteit van de eengemaakte markt en de eerlijke concurrentie tussen landbouwers te behouden. Over het geheel genomen werd geconcludeerd dat opties 2b en 3 grotere vereenvoudigingsvoordelen en betere beleidssynergieën zouden opleveren dan opties 1 en 2a.

Eén enkel budget per lidstaat zou de efficiënte en flexibele verdeling van middelen over beleidsterreinen waarborgen, zodat de lidstaten nieuwe prioriteiten kunnen aanpakken, zoals defensievermogens of paraatheid. Het zou het ook gemakkelijker maken om middelen te herbestemmen om in te spelen op onvoorziene uitdagingen of veranderende beleidsbehoeften zonder dat het wetgevingskader opnieuw moet worden bekeken. In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat een breder toepassingsgebied van de plannen, waarin optie 3b voorziet, in vergelijking met de andere twee opties de meeste flexibiliteit zou bieden.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Hoewel de voorgestelde verordening niet overeenkomt met een herziening van de bestaande wetgeving in verband met Refit, is het voorgestelde initiatief volledig in overeenstemming met de Refit-doelstellingen inzake vereenvoudiging en vermindering van de administratieve rompslomp. In vergelijking met de status quo (waarbij EU-fondsen met vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen onder afzonderlijke fondsspecifieke verordeningen vallen en door middel van verschillende programma’s worden uitgevoerd) zou dit initiatief één rulebook creëren voor de uitvoering van vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen, door middel van één programmeringsdocument per lidstaat — de nationale en regionale partnerschapsplannen.

Het initiatief zal naar verwachting leiden tot een aanzienlijk lagere administratieve last en meer efficiëntie. Door een gemeenschappelijke reeks regels zullen de kosten voor nationale/regionale/lokale overheden en voor belanghebbenden naar verwachting — op korte tot middellange termijn — lager uitvallen. Het samenbrengen van verschillende EU-fondsen biedt ook de mogelijkheid om meer synergieën en flexibiliteit te verkrijgen bij het gebruik van EU-middelen, wat bevorderlijk is voor een betere toewijzing van middelen en een efficiëntere EU-begroting, met macro-economische voordelen en voordelen voor de hele samenleving op lange termijn. De aandacht voor EU-prioriteiten, rekening houdend met de nationale en regionale behoeften, zal naar verwachting ook leiden tot een efficiënter gebruik van de EU-middelen.

Hoewel eenmalige aanpassingskosten worden verwacht voor nationale en regionale autoriteiten en begunstigden (waaronder bedrijven) zodat zij zich kunnen aanpassen aan de nieuwe opzet, zullen de terugkerende nalevings- en administratieve kosten dankzij de pogingen tot vereenvoudiging naar verwachting dalen in vergelijking met de status quo.

Grondrechten

Naast de conditionaliteitsverordening, die van toepassing zal blijven op de gehele EU-begroting, bevat deze verordening sterke waarborgen om ervoor te zorgen dat de middelen in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de beginselen van de rechtsstaat worden besteed, zoals uiteengezet in artikel 2, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092. Naar verwachting zal het feit dat in de toekomstige plannen sprake is van hervormingen die onder meer verband houden met aanbevelingen uit het verslag over de rechtsstaat ook leiden tot een betere bescherming van de grondrechten en een versterkte naleving van het Handvest.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel van de Commissie voor een meerjarig financieel kader voorziet voor het fonds in een bedrag van 865 076 000 000 EUR voor de periode 2028-2034.

Via het fonds wordt aan de lidstaten ook een totaalbedrag van 150 000 000 000 EUR aan steun in de vorm van leningen ter beschikking gesteld voor de uitvoering van hun plannen. De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan in overeenstemming met de gediversifieerde financieringsstrategie.

Nadere bijzonderheden over de financiële en personele behoeften zijn te vinden in het financieel digitaal memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Dit initiatief zal worden gemonitord aan de hand van het prestatiekader dat van toepassing is op het meerjarig financieel kader 2028-2034 en dat is opgenomen in het voorstel voor een verordening xx [prestatieverordening]. In het prestatiekader is bepaald dat er tijdens de uitvoeringsfase van het programma een uitvoeringsverslag moet worden opgesteld, alsook een evaluatie achteraf overeenkomstig artikel 34, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie en is gebaseerd op indicatoren die relevant zijn voor de doelstellingen van het fonds.

Artikelsgewijze toelichting

Titel I — Algemene bepalingen [artikelen 1 tot en met 9]

Het fonds bundelt de Europese fondsen met vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen en wordt vastgesteld voor de periode 2028-2034. In artikel 2 worden algemene doelstellingen vastgesteld die moeten worden nagestreefd door middel van specifieke doelstellingen die samen zijn ondergebracht in vijf pijlers (artikel 3).

De Commissie en de lidstaten moeten de nationale en regionale partnerschapsplannen en het Interreg-plan uitvoeren via gedeeld beheer, terwijl de Commissie bij de uitvoering van de EU-faciliteit (artikel 5) een beroep kan doen op direct, gedeeld of indirect beheer en de bijdragen van het instrument Europa in de wereld, die zijn opgenomen in de hoofdstukken ter ondersteuning van de samenwerking tussen ultraperifere gebieden, via gedeeld of indirect beheer kunnen worden uitgevoerd.

Elke lidstaat moet voor het nationale en regionale partnerschapsplan en voor elk hoofdstuk een uitgebreid partnerschap op poten zetten en toepassen, in overeenstemming met het beginsel van bestuur op verschillende niveaus en een bottom-upbenadering, om te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van diverse partners (artikel 6).

In artikel 7 worden de horizontale beginselen die van toepassing zijn op de verordening vastgesteld, met inbegrip van de verplichting voor de lidstaten om bij de uitvoering van het fonds de beginselen van de rechtsstaat en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te eerbiedigen, alsook het beginsel van non-discriminatie en gendergelijkheid overeenkomstig Verordening (EU) 202X/XXXX [prestatieverordening]. Zij hebben ook tot doel de synergieën te bevorderen en te zorgen voor doeltreffende coördinatie tussen het fonds en andere programma’s en instrumenten van de Unie.

In deze titel worden horizontale voorwaarden vastgesteld met betrekking tot de eerbiediging van de rechtsstaat en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de voorwaarden voor de toepassing ervan bepaald (artikelen 8 en 9).

Titel II — Financieel kader [artikelen 10 tot en met 20]

De financiële middelen van het fonds bedragen [xx] EUR voor de periode 2028-2034, waarvan [xx] EUR moet worden toegewezen aan de plannen, [xx] EUR aan de EU-faciliteit en [xx] EUR aan het Interreg-plan (artikel 10).

De regels met betrekking tot de extra middelen en het gebruik daarvan door een lidstaat voor de voorziening van de begrotingsgarantie, voor de financiering van het financieringsinstrument of voor eventuele bedragen aan niet-terugbetaalbare steun in combinatie met de begrotingsgarantie of het financieringsinstrument in het kader van een blendingverrichting zijn vastgelegd in artikel 11.

Het fonds kan op initiatief van de Commissie bijdragen aan technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het plan en het Interreg-plan (artikel 12). Op initiatief van een lidstaat kan het fonds acties ondersteunen die nodig zijn voor een doeltreffende uitvoering van het fonds (artikel 13).

De verdeling van de middelen over de lidstaten binnen het fonds zal overeenkomstig bijlage I gebeuren. De lidstaten beschikken tijdens de uitvoeringsfase over flexibiliteit zodat zij kunnen inspelen op crisissituaties en onvoorziene omstandigheden (artikel 14).

In artikel 14 worden de regels voor budgettaire vastleggingen vastgesteld. De artikelen 15 en 16 beschrijven de gevallen waarin de Commissie een bedrag in een plan en in het Interreg-plan moet vrijmaken, alsook het verloop van de procedure in het geval van een vrijmaking. De lidstaten moeten voorfinanciering kunnen ontvangen op voorwaarde dat de Raad een uitvoeringsbesluit tot goedkeuring van een plan vaststelt (artikel 17).

Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie de betrokken lidstaat een lening verstrekken voor de uitvoering van zijn plan (artikel 18). Artikel 19 bevat de details van de leningsovereenkomst en de regels voor de machtiging van de Commissie om de nodige middelen op de financiële markten of bij financiële instellingen te lenen.

Het minimale nationale bijdragepercentage voor de geraamde kosten van de maatregelen van het plan moet worden berekend op basis van artikel 20.



Titel III — Nationale en regionale partnerschapsplannen [artikel 21 tot en met 25]

Elke lidstaat moet bij de Commissie een nationaal en regionaal partnerschapsplan indienen dat in samenwerking met de partners moet worden opgesteld en uitgevoerd (artikel 21). Het plan moet de in artikel 22 en bijlage V genoemde elementen omvatten. Na een positieve beoordeling moet de Commissie een voorstel doen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad (artikel 23).

Tijdens de uitvoeringsfase kunnen de lidstaten verzoeken om een met redenen omklede wijziging van hun nationaal en regionaal partnerschapsplan, waarin de verwachte effecten van de verwezenlijking van de doelstellingen worden uiteengezet (artikel 24). De lidstaten moeten uiterlijk op 31 maart 2031 in het kader van de tussentijdse evaluatie ook gewijzigde plannen indienen (artikel 25).

Titel IV — EU-faciliteit [artikelen 26 tot en met 34]

Bij de verordening wordt de EU-faciliteit opgericht om de flexibiliteit te vergroten en in te spelen op onvoorziene crises. De faciliteit zal acties van de Unie en een buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten (de “begrotingsbuffer”) bestrijken (artikel 26). De EU-faciliteit kan worden toegepast in de vorm van begrotingsgaranties, financieringsinstrumenten en blendingverrichtingen (artikel 27), of met deelname van derde landen (artikel 28) of als steun voor activiteiten in of met betrekking tot derde landen (artikel 29) en andere entiteiten in direct en indirect beheer (artikel 30). In artikel 31 wordt bepaald welke doelstellingen en maatregelen moeten worden ondersteund en worden de bijbehorende procedurele stappen voor acties van de Unie uiteengezet. Artikel 32 bevat regels voor uitgaven met betrekking tot maatregelen inzake openbare interventies uit hoofde van het collectief vangnet en artikel 33 bepaalt in welke gevallen het aan de begrotingsbuffer toegewezen bedrag moet worden ingezet. De lidstaten kunnen in crisissituaties een verzoek tot wijziging van hun plannen indienen (artikel 34).

Titel V — Gemeenschappelijk landbouwbeleid [artikelen 35 tot en met 45]

Artikel 35 bevat een lijst van de interventietypes waarvoor Uniesteun wordt verleend om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na te streven. Specifieke vereisten voor GLB-interventies zijn gespecificeerd in artikel 36 en de regels voor de monitoring van hulpbronnen voor de landbouw in artikel 37. In artikel 38 worden de regels voor crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden en rampzalige gebeurtenissen bepaald. De gewasspecifieke betalingen voor katoen zijn vastgesteld in artikel 39.

De lidstaten moeten de GLB-interventies in deze verordening, Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] en Verordening (EU) nr. 1308/2013 opzetten overeenkomstig artikel 40 [WTO] en bijlage XVII [WTO-bijlage] (artikel 40). Artikel 41 bevat de regels voor de uitvoering van het memorandum van overeenstemming betreffende oliehoudende zaden tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika.

In de artikelen 42 tot en met 45 worden de regels inzake steun voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee vastgesteld, met inbegrip van het toepassingsgebied en gemeenschappelijke vereisten, specifieke voorzieningsregelingen, steun voor lokale landbouwproducten en daarmee verband houdende controles en sancties.

Titel VI — Ultraperifere gebieden [artikelen 46 tot en met 48]

In de verordening is bepaald dat de betrokken lidstaten maatregelen moeten treffen om de uitdagingen aan te pakken waarmee elk van hun ultraperifere gebieden kampt, teneinde de doelstellingen van artikel 46 te verwezenlijken. In de verordening worden regels vastgelegd betreffende de specifieke voorzieningsregelingen voor de in bijlage I bij het VWEU vermelde landbouwproducten (artikel 47) en de steun voor lokale landbouwproducten (artikel 48).

Titel VII — Bestuur van het plan [artikelen 49 tot en met 57]

De lidstaten moeten voor het plan een of meer beheersautoriteiten, een of meer betaalorganen en een of meer auditautoriteiten aanwijzen (artikel 49) die moeten voldoen aan de in bijlage IV vermelde kernvereisten. Indien de lidstaat meer dan één beheersautoriteit aanwijst, moet er een coördinerende autoriteit worden opgericht. In de verordening worden de taken omschreven van de coördinerende autoriteit (artikel 50), van de beheersautoriteit (artikel 51), van het betaalorgaan (artikel 52) en van de auditautoriteit (artikel 53).

De lidstaten moeten voor een of meer hoofdstukken van het plan een of meer monitoringcomités oprichten. Indien er meer dan één monitoringcomité wordt opgericht, moet de lidstaat ook een coördinatiecomité op poten zetten om te zorgen voor het toezicht op en de controle van de uitvoering (artikel 54). Artikel 55 omschrijft de samenstelling en artikel 56 de taken van het monitoringcomité. In artikel 57 worden de doelstellingen van het Europese en het nationale GLB-netwerk vastgesteld.

Titel VIII — Beheers- en financiële regels [artikelen 58 tot en met 70]

In de verordening worden de passende maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie en de naleving van het toepasselijke recht gespecificeerd (artikel 58). De lidstaten moeten het zekerheidspakket uiterlijk op 15 februari van elk jaar na 2028 indienen bij de Commissie (artikel 59). In de verordening worden ook de verantwoordelijkheden van de Commissie uiteengezet (artikel 60) en wordt de single audit-benadering gedefinieerd (artikel 61). In artikel 62 wordt het controlesysteem voor het rentmeesterschap van landbouwbedrijven en het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgesteld. De verordening bepaalt de verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten met betrekking tot het verzamelen en registreren van gegevens (artikel 63) en transparantie (artikel 64).

De verordening bevat regels voor betalingen, waaronder regels voor het indienen en beoordelen van betalingsaanvragen (artikel 65), de termijnen en onderbreking van de betalingstermijn (artikel 66), schorsing van betalingen (artikel 67), financiële correcties door de Commissie (artikel 68) en duurzaamheid en terugdraaiing (artikel 69) en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) (artikel 70).

Titel IX — Specifieke soorten steun [artikelen 71 tot en met 79]

De verordening bepaalt de regels voor wanneer de lidstaten in hun plannen bestaande of nieuw gecreëerde financieringsinstrumenten willen opnemen die rechtstreeks door of onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit worden uitgevoerd (artikel 71). De verordening schrijft ook de taken voor die verband houden met beheersverificaties en controles van financieringsinstrumenten (artikel 72). In artikel 73 worden de regels inzake beheersverificaties en controles voor vooraf beoordeelde entiteiten als begunstigden vastgesteld.

De lidstaten moeten in hun plannen initiatieven voor lokale samenwerking ondersteunen (artikel 74), met inbegrip van geïntegreerde territoriale en stedelijke ontwikkeling (artikel 75), vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (artikel 76) en steun in het kader van Leader (artikel 77).

In artikel 78 worden regels bepaald voor het gebruik van vereenvoudigde vormen van steun ten behoeve van de begunstigden.

De lidstaten kunnen, indien aan de relevante voorwaarden werd voldaan, maatregelen ondersteunen waarbij de onderliggende concrete actie(s) bestaat of bestaan uit de tweede fase van een concrete actie die reeds werd geselecteerd en waarmee uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1060 een begin is gemaakt (artikel 79).

Titel XII — Sociaal Klimaatfonds en moderniseringsfonds [artikelen 80 tot en met 83]

Gezien de aanzienlijke overlappingen op het gebied van bijvoorbeeld beleidsdoelstellingen en het tijdschema voor de uitvoering, moeten de sociale klimaatplannen vanaf 2028 als afzonderlijke hoofdstukken van de plannen worden geïntegreerd. In de artikelen 80 en 81 worden de procedureregels uiteengezet, samen met de wijzigingen van Verordening (EU) 2023/955. Teneinde de synergieën en de samenhang te vergroten, zullen de lidstaten die steun uit het moderniseringsfonds ontvangen ernaar streven de samenhang te waarborgen tussen de investeringen die worden gefinancierd via hun nationale en regionale partnerschapsplannen en die welke aan het investeringscomité van het moderniseringsfonds worden voorgelegd (artikel 82). Artikel 83 bevat de wijziging van Verordening (EU) 2023/955.

Titel XIII — Institutionele en slotbepalingen [artikelen 84 tot en met 90]

De verordening bevat bepalingen met betrekking tot de regels die van toepassing zijn op ondernemingen, staatssteunregels en mogelijke afwijkingen van deze regels (artikelen 84 en 85).

De verordening machtigt de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor onbepaalde tijd vanaf de inwerkingtreding van deze verordening (artikelen 86 en 87).

De regels inzake de comitéprocedure zijn vastgesteld in artikel 88.

De bepalingen inzake gedeeld beheer uit hoofde van het Financieel Reglement worden gewijzigd om ze aan te passen aan het uitvoeringsmodel van deze verordening (artikel 89).

2025/0240 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot oprichting van het Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid voor de periode 2028-2034 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 en Verordening (EU, Euratom) 2024/2509

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, artikel 43, lid 3, artikel 46, punt d), artikel 91, lid 1, punt d), artikel 149, artikel 153, lid 2, punt a), en de artikelen 164, 175, 177 en 178, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, artikel 209, lid 1, artikel 212, lid 2, artikel 322, lid 1, punt a), en artikel 349,

Gezien de Akte van toetreding van 1979, en met name punt 6 van het daaraan gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van de Rekenkamer,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, de Unie haar optreden dat gericht is op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang ontwikkelt en vervolgt. Voorts bepaalt dat artikel dat de Unie zich in het bijzonder ten doel stelt de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio’s en de achterstand van de minst begunstigde regio’s te verkleinen.

(2)Artikel 175 VWEU vereist dat de lidstaten hun economisch beleid zodanig coördineren dat de doelstellingen van artikel 174 VWEU worden verwezenlijkt. De Unie ondersteunt de verwezenlijking van die doelstellingen tevens door haar optreden via de structuurfondsen, waaronder het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie; het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling. In de mededeling van de Commissie over de weg naar het volgende meerjarig financieel kader1 wordt benadrukt dat de doeltreffendheid van de financiering van de Unie wordt belemmerd door een versnippering van het financiële bestel in combinatie met complexiteit en rigiditeiten die het risico op overlappingen vergroten. De financiering van de beleidsdoelstellingen van de Unie is verspreid over elkaar overlappende programma’s, elk met een eigen reeks regels. Deze elementen leiden tot administratieve lasten voor ontvangers en lidstaten en beperken de flexibiliteit van de begroting van de Unie.

(3)Artikel 38 en artikel 43, lid 2, VWEU bepalen dat de Unie een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en een gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) vaststelt en uitvoert. In artikel 39 VWEU zijn de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) vastgelegd, waaronder de toename van de productiviteit van de landbouw, een redelijke levensstandaard voor de landbouwbevolking, de stabilisering van de markten en het veiligstellen van de voorziening en het verzekeren van redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers. Artikel 42 VWEU stelt de Unie in staat te bepalen in hoeverre de regels van de Unie inzake mededinging en staatssteun van toepassing moeten zijn op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten die zijn genoemd in bijlage I bij het VWEU.

(4)Artikel 162 VWEU legt de nadruk op de doelstellingen die moeten worden nagestreefd om de arbeidskansen van werknemers op de interne markt te verbeteren en bij te dragen tot een hogere levensstandaard.

(5)In artikel 152 VWEU wordt de sociale dialoog erkend als een essentieel onderdeel van het Europees sociaal model en als een gemeenschappelijke doelstelling van de Unie en haar lidstaten.

(6)De artikelen 9, 19 en 153 VWEU voorzien in een alomvattend kader voor sociale inclusie, waaronder de bestrijding van armoede en discriminatie, als kerndoelstelling van de Unie. Dit moet ervoor zorgen dat alle burgers over de mogelijkheden en middelen beschikken om ten volle deel te nemen aan het economische, sociale en culturele leven. Hieronder valt toegang tot de arbeidsmarkt, gelijke toegang tot voorzieningen, diensten en uitkeringen, bevordering van een levensstandaard en welzijn in overeenstemming met de waarden van de EU.

(7)De Unie moet haar doelstellingen verwezenlijken in een uitdagende economische, sociale en demografische context, met onder meer hardnekkige regionale en territoriale verschillen, de gevolgen van klimaatverandering en uitdagingen in verband met voedselzekerheid en natuurbescherming, onvoldoende en ongelijke voortgang wat de digitale transformatie van de Unie betreft, hetgeen de inspanningen ondermijnt om de digitale soevereiniteit van de Unie te versterken, alsook aanzienlijke economische en sociale gevolgen. Dat gaat gepaard met een uitdagende geopolitieke en geo-economische context die gevolgen heeft voor het beleid van de Unie op het gebied van defensie, veiligheid (met inbegrip van economische veiligheid) en migratie. Om deze uitdagingen doeltreffend aan te pakken, is een meer gerichte, eenvoudige en daadkrachtigere begroting van de Unie nodig om met betrekking tot alle beleidsterreinen en beheersvormen de meerwaarde van de Unie te waarborgen en een duidelijke afstemming tussen de financiële steun van de Unie en de beleidsprioriteiten van de Unie, en om [de inspanningen voort te zetten om] de regels inzake financiële steun van de Unie te vereenvoudigen.

(8)In deze verordening moeten regels worden vastgesteld voor de taken, de prioritaire doelstellingen en de organisatie van het fonds. Met het oog op de verdere ontwikkeling van een gecoördineerde en geharmoniseerde toepassing van de steun van de Unie onder gedeeld beheer, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds, maatregelen die in gedeeld beheer worden gefinancierd in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid, en de steun uit hoofde van titel V van het derde deel van het VWEU, moeten ook horizontale regels op basis van artikel 322 VWEU worden vastgesteld. In sectorspecifieke verordeningen kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om deze verordening aan te vullen. Die voorwaarden mogen niet indruisen tegen deze verordening. In geval van twijfel krijgt deze verordening voorrang.

(9)De begroting van de Unie, die samen met de lidstaten wordt uitgevoerd, moet met name voorzien in een versterkt, gemoderniseerd beleid voor cohesie en inclusieve groei dat bijdraagt tot het verkleinen van de regionale verschillen in de Unie, waarbij de duurzame ontwikkeling en het concurrentievermogen van de Unie worden bevorderd, alsook haar technologische soevereiniteit, haar digitale transformatie en haar veiligheid. Dit beleid moet in samenspraak met nationale, regionale en lokale overheden worden uitgewerkt; en moet de weerbaarheid en de paraatheid met betrekking tot het klimaat en water versterken met een overkoepelende doelstelling voor acties van de Unie om zich voor te bereiden op de toenemende klimaatrisico’s. De begroting van de Unie moet steun blijven verlenen aan een eenvoudiger en doelgericht GLB dat het juiste evenwicht biedt tussen stimulansen, investeringen en regelgeving en ervoor zorgt dat landbouwers een billijk en toereikend inkomen hebben dat aantrekkelijk is voor jonge landbouwers. De Uniebegroting moet de voorspelbaarheid bieden die nodig is voor een gemeenschappelijk beleid dat voorziet in inkomenssteun.

(10)In dit verband is het van cruciaal belang de inspanningen voort te zetten om de regels te vereenvoudigen en de huidige uitvoeringsmodellen te verbeteren om de doeltreffendheid en het reactievermogen van de uitgaven van de Unie te maximaliseren en vereenvoudiging te bewerkstelligen voor de lidstaten, regionale en lokale overheden en begunstigden. De aan de lidstaten toegewezen middelen moeten daarom sterker gericht zijn op resultaten, vereenvoudiging en het maximaliseren van overheidsinvesteringen met een hoge Uniemeerwaarde, onder meer door strategisch gebruik te maken van overheidsopdrachten om belangrijke beleidsdoelstellingen te bevorderen en particulier kapitaal te mobiliseren. Aldus moet de Unie de doelstellingen en de interventietypes vaststellen, terwijl de lidstaten meer verantwoordelijkheid en een grotere verantwoordingsplicht voor de verwezenlijking van die doelstellingen moeten dragen. Bijgevolg moet worden gezorgd voor een grotere subsidiariteit en flexibiliteit zodat beter rekening kan worden gehouden met de lokale en regionale omstandigheden en behoeften.

(11)Overeenkomstig artikel 177 VWEU moeten het Europees Parlement en de Raad bij verordeningen de taken, de prioriteit, de doelstellingen en de organisatie van de structuurfondsen vaststellen, hetgeen ook samenvoeging van de fondsen kan omvatten. Om te komen tot een meer gecoördineerde, geharmoniseerde en doeltreffende uitvoering van de fondsen van de Unie moet deze verordening voorzien in de samenvoeging van vooraf op nationaal niveau toegewezen middelen in het kader van het Europees Fonds voor duurzame welvaart en veiligheid op economisch, territoriaal, sociaal, plattelands- en maritiem gebied (“het fonds”). Het fonds moet worden uitgevoerd door middel van nationale en regionale partnerschapsplannen (de “NRP-plannen”) en de faciliteit van de Unie (“de faciliteit”), die tot doel heeft de flexibiliteit te vergroten en in te spelen op onvoorziene crises en interventies te financieren ter aanvulling en versterking van de plannen waarvoor begeleiding of coördinatie op Unieniveau nodig is, alsook empirisch onderbouwde beleidsondersteuning en additionaliteit voor het mobiliseren van particuliere investeringen.

(12)De oostelijke grensregio’s van de EU staan voor de dubbele uitdaging om de veiligheid te vergroten en tegelijkertijd hun economieën, bedrijven en mensen te ondersteunen, die negatief zijn beïnvloed als direct of indirect gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. De nationale en regionale partnerschapsplannen zullen uitgebreide en coherente steun bieden aan de lidstaten en regio’s die met deze uitdagingen worden geconfronteerd.

(13)Met het oog op een efficiënter gebruik van de financiering van de Unie moet het fonds de omschreven uitdagingen op holistische, gecoördineerde en consistente wijze aanpakken, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende nationale en regionale behoeften van elke lidstaat en tegelijkertijd wordt gezorgd voor steun voor alle relevante prioriteiten van de Unie en voor een betere kosten-batenverhouding. Voorts moet het fonds bijdragen tot een gestroomlijnd en goed gecoördineerd kader en moet het berusten op een bestuur op verschillende niveaus en partnerschap. Het moet een basis bieden om een efficiëntere en flexibelere toewijzing van middelen over verschillende beleidsterreinen te waarborgen en tegelijkertijd de lidstaten in staat stellen nieuwe beleidsprioriteiten aan te pakken en middelen te herverdelen om te reageren op onvoorziene uitdagingen en crises.

(14)De steun aan de lidstaten, regio’s en lokale gemeenschappen bij het verwezenlijken van de beleidsprioriteiten van de Unie en het maximaliseren van de efficiëntie van de financiering van de Unie moet worden bewerkstelligd door middel van steun voor maatregelen die zeer relevant zijn voor de Unie en die verband houden met de dringendste uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd. Deze uitdagingen moeten worden aangepakt door vijf doelstellingen op hoog niveau na te streven: de duurzame welvaart van Europa in alle regio’s; de defensievermogens en veiligheid van Europa; de ondersteuning van mensen, versterking van de Europese samenlevingen en het Europees sociaal model; het behoud van de levenskwaliteit van Europa; de bescherming en versterking van de democratie, de rechtsstaat en de handhaving van de waarden van de Unie.

(15)De duurzame welvaart van de Unie moet worden ondersteund door haar industriële basis te versterken en gebieden aantrekkelijker te maken ter ondersteuning van het recht op verblijf, onder meer via strategieën voor de geïntegreerde ontwikkeling van steden, het platteland en kustgebieden en de bevordering van Europese territoriale samenwerking. De maatregelen moeten gericht zijn op de voltooiing van de trans-Europese vervoers- en energienetwerken, die doorslaggevend zijn voor een echte energie-unie, en op decarbonisatieprojecten, waaronder het bevorderen van de opwekking van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, de opslag en ontwikkeling van slimme energiesystemen, binnenlandse transmissie- en distributienetten, waarbij regio’s, sectoren en mensen tegelijkertijd in staat worden gesteld de gevolgen van de transitie naar de klimaatdoelstelling van de Unie aan te pakken. Om de groene en de digitale transitie van vervoer en mobiliteit te ondersteunen, moeten de trans-Europese vervoersnetwerken tegen 2030 zijn voltooid wat het kernnetwerk betreft, en tegen 2040 wat het uitgebreide kernnetwerk betreft. De maatregelen moeten ook gericht zijn op het bevorderen van een innovatieve economische transformatie, het helpen behalen van het streefcijfer van 3 % van het bbp voor onderzoek en ontwikkeling en de uitwerking en het gebruik van geavanceerde technologieën, de invoering van geavanceerde digitale oplossingen, waaronder AI, veilige en betrouwbare ICT-connectiviteit, terwijl tegelijkertijd de kloof op het gebied van innovatie en digitalisering wordt overbrugd. Zij moeten helpen de aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 uit te voeren en de digitale transformatie te ondersteunen. Zij moeten ook een bijdrage leveren aan de versterking van de weerbaarheid van de gezondheidszorg en de langdurige zorg en betaalbare huisvesting ondersteunen. De maatregelen moeten ook een concurrerende en duurzame toeristische sector in de EU ondersteunen, die gericht is op evenwichtig toerisme, het in goede banen leiden van de toeristenstromen en Europa bevorderen als de eerste toeristische bestemming ter wereld.

(16)Wat de defensievermogens en de veiligheid van de Unie betreft, moeten de maatregelen de industriële defensiebasis en de militaire mobiliteit van de Unie versterken en de paraatheid, dreigingsdetectie, de bescherming van kritieke energie- en vervoersinfrastructuur en de veerkracht en crisisrespons intensiveren, onder meer door de cyberbeveiliging te versterken. Dit moet ook betrekking hebben op maatregelen om de TEN-T-infrastructuur voor tweeërlei gebruik te ontwikkelen om grootschalige verplaatsingen van strijdkrachten en zwaar materieel op korte termijn mogelijk te maken. De maatregelen moeten ook gericht zijn op het waarborgen van een hoog veiligheidsniveau in de Unie, onder meer door integratiemaatregelen die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van Verordening (EU) [...] betreffende steun van de Unie voor asiel, met inbegrip van subsidiaire bescherming, tijdelijke bescherming, migratie en integratie, Verordening (EU) [...] betreffende steun van de Unie voor het Europees [geïntegreerd] grensbeheer, waaronder de werking van het Schengengebied en voor het Europees visumbeleid, en Verordening (EU) [...] inzake steun van de Unie voor interne veiligheid.

(17)De maatregelen ter ondersteuning van mensen en ter versterking van de samenlevingen van de Unie en het sociaal model van de Unie moeten bijdragen tot de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de verwezenlijking van de kernstreefdoelen daarvan, in overeenstemming met de in artikel 148, lid 4, VWEU bedoelde richtsnoeren inzake werkgelegenheid, door projecten te ondersteunen op de beleidsterreinen van werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit, de ontwikkeling van vaardigheden, onderwijs, sociale inclusie en armoedebestrijding om zo de veerkracht en het concurrentievermogen van de Unie te versterken. Zij moeten erop gericht zijn gelijke kansen, gelijke toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke en hoogwaardige arbeidsomstandigheden, sociale bescherming en inclusie te waarborgen, met bijzondere aandacht voor het vergroten van het aanbod op de arbeidsmarkt, het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige, inclusieve onderwijs- en opleidingsvoorzieningen, een leven lang leren en materiële steun voor de meest behoeftigen en het aanpakken van bestaande tekortkomingen, waaronder de genderkloof. De maatregelen moeten investeringen in kinderen en jongeren, gemarginaliseerde en kansarme gemeenschappen en onderdanen van derde landen ondersteunen en gelijke toegang tot diensten waarborgen. Zij moeten ook bijdragen tot het versterken van de veerkracht van de stelsels voor gezondheidszorg en de langdurige zorg, sociale en betaalbare huisvesting ondersteunen en aandacht besteden aan het bewerkstelligen van een sociaal rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit, waarbij de sociale gevolgen van de opname van broeikasgasemissies van gebouwen en het wegvervoer in het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad worden aangepakt.

(18)De duurzame levenskwaliteit van de Unie moet worden ondersteund door een billijker en toereikend inkomen voor landbouwers en hun concurrentievermogen op lange termijn te waarborgen, en door bij te dragen tot de voedselzekerheid op lange termijn. De algemene doelstellingen van het fonds moeten wat het GLB betreft op het niveau van de Unie worden vastgesteld en door de lidstaten worden uitgevoerd door middel van hun plannen. De maatregelen moeten ook de aantrekkingskracht van en de levensstandaard in plattelandsgebieden verbeteren en eerlijke arbeidsomstandigheden en generatievernieuwing bevorderen; de paraatheid en het vermogen van landbouwers om crises en risico’s het hoofd te bieden vergroten, de toegang tot kennis en innovatie verbeteren en de groene en de digitale transitie versnellen voor een bloeiende agrovoedingssector. De maatregelen moeten de duurzaamheid, het concurrentievermogen en de veerkracht van de visserij en de aquacultuursector van de Unie ondersteunen om zo de duurzame en concurrerende blauwe economie aan de kust, op eilanden en landinwaarts te stimuleren, de sociaal-economische kansen en de veerkracht van de lokale gemeenschappen te vergroten en op alle gebieden te zorgen voor een sterke oceaangovernance, met veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen. Zij moeten de klimaatactie op actieve wijze versterken door in te zetten op het terugdringen van broeikasgasemissies, inspanningen voor mitigatie te ondersteunen en de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering te vergemakkelijken. Zij moeten de klimaatactie en de verstrekking van ecosysteemdiensten verbeteren, efficiënt waterbeheer en waterweerbaarheid ondersteunen, duurzame ontwikkeling en milieubescherming versterken, het behoud en herstel van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van de bodem, stimuleren en het dierenwelzijn verbeteren. Om de positieve klimaateffecten van landbouwers te erkennen en hun toegang tot vrijwillige marktgebaseerde stimulansen te vergemakkelijken, blijven de Commissie en de lidstaten werken aan de ontwikkeling van een methode voor koolstofverwijdering en aan de geraamde vermindering van de broeikasgasemissies door het GLB.

(19)De nationale en regionale partnerschapsplannen moeten steun blijven verlenen aan de ontwikkeling van innovatieve, door belanghebbenden aangestuurde projecten die bijdragen tot de strategische prioriteiten van de EU, waardoor de veerkracht en het leiderschap van de EU op milieu- en klimaatgebied worden versterkt en tegelijkertijd de natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit van de Unie waarop ons welzijn en onze welvaart berusten in stand worden gehouden, voortbouwend op de ervaring met het LIFE-programma.

(20)Teneinde de democratie en de rechtsstaat te beschermen en te versterken en de waarden van de Unie te handhaven, moet steun worden verleend aan het in stand houden en verder ontwikkelen van open, op rechten gebaseerde, democratische, gelijke en inclusieve samenlevingen, en eveneens aan het versterken van rechtsstelsels, kaders voor corruptiebestrijding, de pluriformiteit van de media en doeltreffende controles en waarborgen. De maatregelen moeten ook bijdragen tot beter bestuur door de efficiëntie van het openbaar bestuur, met inbegrip van gerechtelijke autoriteiten, en de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden in de lidstaten, regio’s en lokale gemeenschappen te verhogen. Dit moet de efficiëntie en doeltreffendheid van de ondersteunde maatregelen ten goede komen. Om ervoor te zorgen dat de sociale dimensie van Europa, zoals uiteengezet in de Europese pijler van sociale rechten, naar behoren aan bod komt en dat er voldoende middelen worden ingezet voor de meest behoeftigen, moeten de lidstaten middelen toewijzen voor de bevordering van de sociale inclusie. Gezien de bijzondere noodzaak om kinderen in armoede te ondersteunen, moeten de lidstaten in het programma ook middelen opnemen om de maatregelen in het kader van de kindergarantie aan te pakken. In het licht van de aanhoudend hoge niveaus van werkloosheid en inactiviteit onder jongeren in een aantal lidstaten en regio’s, die vooral van invloed zijn op jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, moeten die lidstaten zich blijven inzetten om voldoende middelen te investeren in maatregelen ter bevordering van jongerenwerkgelegenheid, onder andere via de uitvoering van de jongerengarantie. De lidstaten moeten daarom een passend bedrag aan middelen uittrekken voor deze uitdaging. Lidstaten die ernstig getroffen zijn door jeugdwerkloosheid moeten middelen van het ESF toewijzen om de inzetbaarheid van jongeren te ondersteunen.

(21)De verdere ontwikkeling van marktgebaseerde financiering in alle lidstaten, en met name in de lidstaten waar de kapitaalmarkten momenteel minder goed ontwikkeld zijn, zal een belangrijke bijdrage leveren aan de duurzame welvaart en het concurrentievermogen van de Unie. Bij het najagen van deze doelstellingen vereist de spaar- en investeringsunie een bottom-upbenadering met een gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de EU-instellingen. Hoewel maatregelen op EU-niveau duidelijk noodzakelijk zijn op centrale domeinen waar alle lidstaten als één front moeten optreden om EU-brede tekortkomingen aan te pakken, zullen andere maatregelen ook een gecoördineerde aanpak vergen, maar die zullen afhangen van individueel optreden van lidstaten.

(22)Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar — vanwege de omvang of de specifieke kenmerken van een aantal bovenvermelde uitdagingen — beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.  De regio’s zullen centraal blijven staan in het fonds, met het partnerschapsbeginsel en bestuur op verschillende niveaus als onderliggende elementen. Om de continuïteit te waarborgen, zal het fonds zoveel mogelijk voortbouwen op bestaande structuren met regionale en lokale overheden, sociale partners en andere relevante belanghebbenden die een cruciale rol spelen bij het ontwerp, het beheer, de uitvoering en de monitoring van de in het kader van het fonds ondersteunde maatregelen.

(23)Als aanvulling op de maatregelen die door Verordening (EU) [...] [Europa in de wereld] worden ondersteund, kan het fonds steun verlenen aan acties in of met betrekking tot derde landen. Dergelijke acties moeten de beginselen en de algemene doelstellingen van het externe beleid van de Unie, de internationale verbintenissen van de Unie, en de rechten en beginselen die zijn verankerd in het acquis van de Unie volledig in acht nemen.

(24)Het principe van partnerschap is een essentieel kenmerk bij de uitvoering van de NRP-plannen, waarbij wordt voortgebouwd op de benadering van bestuur op verschillende niveaus en wordt gezorgd voor de betrokkenheid van regionale, lokale, stedelijke en andere overheden, het maatschappelijk middenveld, economische en sociale partners. Met het oog op continuïteit bij de organisatie van het partnerschap moet de bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie 9 vastgestelde Europese gedragscode inzake partnerschap voor partnerschapsovereenkomsten en programma’s die door de Europese structuur- en investeringsfondsen worden ondersteund (“de Europese gedragscode inzake partnerschap”) van toepassing blijven op de plannen.

(25)De nationale en regionale partnerschapsplannen hebben tot doel een goede kosten-batenverhouding te waarborgen door betalingen van de Commissie aan de lidstaten afhankelijk te stellen van de verwezenlijking van outputs en de naleving van de overeengekomen voorwaarden, ongeacht de vorm van terugbetaling door de lidstaten aan de begunstigden. Door uitbetalingen te koppelen aan overeengekomen en vooraf bepaalde mijlpalen, streefdoelen en outputs die betrekking hebben op de volledige looptijd van de ondersteunde maatregel zal de regelmatigheid van de betalingen aan de lidstaten worden verbeterd. Om dit proces gemakkelijker te maken, moeten de lidstaten maximaal zes keer per jaar betalingsaanvragen kunnen indienen. Teneinde de financiering te vereenvoudigen en de administratieve lasten voor begunstigden te verlagen, worden de lidstaten aangemoedigd gebruik te maken van dezelfde vorm van terugbetaling als voor betalingen van de Commissie aan de lidstaten of van standaardschalen van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages.

(26)Het fonds moet worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 202X/XXXX [prestatieverordening], waarin de regels voor het traceren van uitgaven en het prestatiekader voor de begroting zijn vastgesteld, met inbegrip van regels voor het waarborgen van een uniforme toepassing van de beginselen van “geen ernstige afbreuk doen” en gendergelijkheid als bedoeld in respectievelijk artikel 33, lid 2, punten d) en f), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, regels voor de monitoring en rapportage van de prestaties van programma’s en activiteiten van de Unie, regels voor de oprichting van een financieringsportaal van de Unie, regels voor de evaluatie van de programma’s, alsook andere horizontale bepalingen die van toepassing zijn op alle programma’s van de Unie, zoals regels inzake informatie, communicatie en zichtbaarheid. Het fonds moet de toegankelijkheid waarborgen, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. Het fonds mag geen maatregelen ondersteunen die bijdragen tot enige vorm van segregatie, discriminatie of uitsluiting, onder meer van gemeenschappen die te maken krijgen met raciale discriminatie zoals de Roma, en moeten bij het financieren van infrastructuur toegankelijkheid garanderen voor personen met een handicap.

(27)Deze verordening moet krachtige waarborgen bevatten om ervoor te zorgen dat het fonds zo wordt uitgevoerd dat de eerbiediging van de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van de beginselen van de rechtsstaat als bedoeld in artikel 2, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad 10 wordt gewaarborgd. Daarom moeten de lidstaten als onderdeel van het valideringsproces van hun NRP-plannen zekerheid bieden over de naleving van deze twee horizontale voorwaarden, met een vaststelling van mogelijke tekortkomingen en corrigerende maatregelen die met name gebaseerd zijn op de landspecifieke uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het verslag over de rechtsstaat en het Europees Semester, alsook op inbreukprocedures en arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Alle lidstaten moeten worden verplicht hun NRP-plannen halverwege de uitvoering te evalueren, in het kader van de tussentijdse evaluatie, om eventuele nieuwe vastgestelde tekortkomingen aan te pakken, met name met het oog op het meest recente verslag over de rechtsstaat. Op elk moment tijdens de uitvoering en na uitwisselingen met de betrokken lidstaat moet het mogelijk zijn om alle of een deel van de betalingen aan een lidstaat te blokkeren indien niet is voldaan aan een of meer van de horizontale voorwaarden met betrekking tot de rechtsstaat en het handvest. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel moet bij de vaststelling van de niet-naleving en de identificatie van de desbetreffende specifieke maatregelen rekening worden gehouden met de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van de niet-naleving voor het goed financieel beheer van de begroting van de Unie of voor de financiële belangen van de Unie, alsook met de aard, de duur, de ernst en de omvang van de inbreuk.

(28)De totale bedragen die per lidstaat moeten worden toegewezen, moeten door de Commissie door middel van één enkel uitvoeringsbesluit worden vastgesteld overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde toewijzingsmethode. Dat besluit moet in de regel betrekking hebben op de bedragen uit hoofde van deze verordening en zoals vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EU) 202X/XXXX [asiel], artikel 4 van Verordening (EU) 202X/XXXX [grensbeheer] en artikel 4 van Verordening 202X/XXXX [binnenlandse veiligheid].

(29)Elke lidstaat moet in de regel uiterlijk op 31 januari 2028 bij de Commissie een nationaal en regionaal partnerschapsplan indienen, zodat het zorgvuldig en tijdig in overweging kan worden genomen. Met het oog op een snelle uitvoering van het fonds moeten de lidstaten vanaf juni 2027 de mogelijkheid hebben om een ontwerp van een nationaal en regionaal partnerschapsplan in te dienen. De lidstaten moeten de NRP-plannen in overleg met lokale en regionale overheden, economische, sociale partners en partners op het platteland, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden opzetten en uitvoeren, in overeenstemming met het nationale rechtskader en de regels van deze verordening. De NRP-plannen moeten in nauwe samenwerking met de Commissie worden opgesteld, volgens het model dat ter beschikking is gesteld en zij moeten openbaar worden gemaakt nadat zij door de Raad zijn vastgesteld op basis van de beoordeling van de Commissie en het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. Overeenkomstig de huidige regelingen zullen de lidstaten regionale en territoriale hoofdstukken kunnen opnemen in hun NRP-plannen en moeten zij ervoor zorgen dat regionale beheersautoriteiten regelmatige betalingen ontvangen op basis van de voortgang met betrekking tot hun respectieve maatregelen, en een bedrag dat ten minste gelijk is aan hun bijdrage van de Unie aan het einde van de periode, onder voorbehoud van eventuele correcties als gevolg van de uitvoering van hun respectieve hoofdstuk(ken). Om een doeltreffend bestuur van het NRP-plan te waarborgen, moeten de lidstaten voor de hoofdstukken monitoringcomités op poten zetten en op het niveau van het NRP-plan een coördinatiecomité oprichten.

(30)Teneinde de nationale verantwoordelijkheid te waarborgen, moeten lidstaten die steun wensen te ontvangen naar behoren gemotiveerde en onderbouwde nationale en regionale partnerschapsplannen indienen bij de Commissie. In de nationale en regionale partnerschapsplannen moet worden uiteengezet hoe aldus een alomvattende bijdrage wordt geleverd aan alle doelstellingen van het fonds, rekening houdend met de specifieke nationale, regionale en territoriale uitdagingen van de betrokken lidstaat. De plannen moeten ook een toelichting bevatten over de wijze waarop zij bijdragen tot een doeltreffende aanpak van de relevante landspecifieke uitdagingen die onder meer zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en andere relevante documenten die de Commissie officieel heeft goedgekeurd met betrekking tot de door het fonds ondersteunde doelstellingen, en hoe zij bijdragen tot de voltooiing van de interne markt, met name door hervormingen, investeringen en andere interventies met een grensoverschrijdende, transnationale of meerlandendimensie erin op te nemen. Om het concurrentievermogen van de Unie in strategisch belangrijke sectoren te versterken en er tegelijkertijd voor te zorgen dat het gelijke speelveld niet in het gedrang komt, moeten de NRP-plannen grensoverschrijdende projecten en meerlandenprojecten omvatten, met name belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) die gericht zijn op onderzoek, ontwikkeling, innovatie of de eerste industriële toepassing of op de aanleg van belangrijke infrastructuur die is opengesteld voor gebruik door derden, waarbij met name rekening wordt gehouden met de analyses in het meest recente jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen. De lidstaten moeten de middelen in hun plannen geconcentreerd richten op het verkleinen van economische, sociale en territoriale verschillen, met name in minder ontwikkelde regio’s. Zij moeten ook ondersteuning bieden aan generatievernieuwing en sociale maatregelen en een bloeiende visserij- en aquacultuurproductie.

(31)Het plan moet zorgen voor complementariteit en synergieën tussen verschillende maatregelen waarmee diverse beleidsterreinen worden ondersteund en die gericht zijn op verschillende groepen begunstigden. Dit is met name belangrijk zodat een alomvattende beleidsrespons kan worden geboden voor de ontwikkeling van bloeiende kust- en plattelandsgebieden en voor een levendige landbouw- en visserijsector. De lidstaten worden met name aangemoedigd dergelijke synergieën te bevorderen bij het opstellen van de maatregelen en hoofdstukken en bij de toepassing van de medefinancieringspercentages. Voor maatregelen ter ondersteuning van basisdiensten en infrastructuur op het platteland en aan de kust en van de bedrijven aldaar moeten de lidstaten een geïntegreerde planning ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de gemeenschappen op het platteland en aan de kust toegang hebben tot financiering door middel van passende mechanismen, met inbegrip van beleidsmaatregelen bij specifieke mechanismen en bestuursstructuren voor de coördinatie van de programmering en uitvoering van EU-, nationaal, regionaal en lokaal beleid, de programmering van lokaal en regionaal geïntegreerde financieringsbenaderingen, rekening houdend met de specifieke context en capaciteiten van de beoogde begunstigden, en het bewerkstelligen van capaciteitsopbouw voor zowel overheden als begunstigden. In het NRP-plan moeten de gedetailleerde maatregelen en regelingen voor de monitoring en de uitvoering ervan worden opgenomen, ook wat betreft de oprichting van instanties in het kader van het NRP-plan, het monitoring- en coördinatiecomité, de geraamde kosten van die maatregelen en de nationale bijdrage en maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het bestuur en ter versterking van de bestuurlijke capaciteit van de overheidsdiensten. De Commissie, de lidstaten en hun regio’s moeten tijdens het hele proces streven naar een nauwe samenwerking; beleidsleren en experimenteren moeten worden aangemoedigd.

(32)Financiële steun voor een NRP-plan moet de vorm kunnen aannemen van een lening, op voorwaarde van de sluiting van een leningsovereenkomst met de Commissie op basis van een naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken lidstaat dat samen met zijn NRP-plan wordt ingediend. De aanvraag tot steun via leningen moet worden gerechtvaardigd door gestegen financiële behoeften die verband houden met aanvullende hervormingen en investeringen in het NRP-plan en door hogere kosten van het NRP-plan dan de som van de financiële bijdrage van de Unie en de nationale bijdrage.

(33)Om het effect van en de nationale verantwoordelijkheid voor de financiering van de Unie te maximaliseren en tegelijkertijd de beginselen inzake billijkheid en solidariteit te handhaven, moet de nationale bijdrage aan de geraamde kosten van de verschillende maatregelen van het NRP-plan een afspiegeling zijn van het verschillende economische ontwikkelingspeil van de regio’s per hoofd van de bevolking ten opzichte van het gemiddelde van de EU-27. De naleving van deze medefinancieringsvereiste moet vooraf worden beoordeeld als onderdeel van de goedkeuringsprocedure van het plan. De Commissie zal toezien op de additionaliteit van de EU-bijdrage gedurende de looptijd van het programma.

(34)Bij deze verordening moet een indicatieve financiële toewijzing voor het fonds worden vastgesteld. Voor de toepassing van deze verordening moeten de lopende prijzen worden berekend door een vaste deflator van 2 % toe te passen.

(35)Om synergieën tussen de NRP-plannen en andere instrumenten van de Unie te bevorderen, moet het mogelijk zijn om maatregelen in de plannen op te nemen die worden uitgevoerd door middel van financiële bijdragen van de lidstaat aan het [ECF InvestEU-instrument] of aan andere instrumenten van de Unie voor de uitvoering van beleid dat is afgestemd op de doelstellingen van het NRP-plan, waaronder bijdragen die nodig zijn om de uitvoering via die instrumenten te ondersteunen, mits die maatregelen in overeenstemming zijn met deze verordening.

(36)In naar behoren gemotiveerde gevallen, zoals crisissituaties of andere dwingende redenen van algemeen belang, moet de Commissie een voorstel kunnen doen aan de Raad om tijdig een uitvoeringsbesluit tot goedkeuring van een NRP-plan vast te stellen zodat de nodige maatregelen uit hoofde van deze verordening kunnen worden genomen, waarbij tegelijkertijd wordt vastgesteld welke tekortkomingen moeten worden aangepakt en de overeenkomstige maatregelen worden geïdentificeerd die door dergelijke tekortkomingen worden beïnvloed, waarvoor geen betalingen mogen worden verricht totdat de situatie is rechtgezet.

(37)De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om een met redenen omkleed verzoek in te dienen om het nationaal en regionaal partnerschapsplan tijdens de uitvoeringsperiode van het fonds aan te passen. De Commissie moet op een manier die in verhouding is met de voorgestelde wijzigingen beoordelen of het gewijzigde nationale en regionale partnerschapsplan in overeenstemming is met deze verordening. Om een buitensporige administratieve last te vermijden, moet het voor de lidstaten mogelijk zijn om kleine aanpassingen aan te brengen of schrijffouten in de NRP-plannen te corrigeren door een eenvoudige kennisgeving van die wijzigingen aan de Commissie, mits die wijzigingen voldoen aan de vereisten van het NRP-plan.

(38)Elke lidstaat moet een tussentijdse evaluatie uitvoeren van zijn nationaal en regionaal partnerschapsplan. Die evaluatie moet leiden tot een volwaardig voorstel tot wijziging van het NRP-plan op basis van de voortgang bij de uitvoering van de maatregelen, de belangrijkste resultaten van relevante evaluaties en een herziening van de geraamde totale kosten van de maatregelen die onder het NRP-plan vallen, waarbij ook de kans moet worden geboden om rekening te houden met nieuwe uitdagingen en met het optreden van eventuele crises. Voor de toepassing van de tussentijdse evaluatie moet ook rekening worden gehouden met de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaat of regio, inclusief eventuele belangrijke negatieve financiële, economische of sociale ontwikkelingen. Het gewijzigde NRP-plan dat na de tussentijdse evaluatie door de lidstaat wordt ingediend moet een voorstel bevatten voor de programmering van het flexibiliteitsbedrag met herziene of nieuwe maatregelen, samen met de geraamde kosten ervan en de bijbehorende mijlpalen en streefcijfers.

(39)Er moet een EU-faciliteit worden opgezet als aanvulling op de uitvoering op nationaal en regionaal niveau. De EU-faciliteit moet ondersteuning bieden aan projecten met een transnationale dimensie en een hoge Uniemeerwaarde waarvoor aanvullende coördinatie op Unieniveau en empirisch onderbouwde beleidsondersteuning nodig is en die een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de in deze verordening vastgestelde doelstellingen. Bovendien moet de faciliteit de lidstaten helpen om als reactie op een crisissituatie zoals een grote nationale of regionale natuurramp snel in te spelen op dringende en specifieke behoeften, en zal zij reparatie en herstel bevorderen om de veerkracht na een crisis te verhogen. Zij moet ook inspelen op onzekerheid door de Unie extra ruimte te bieden om zich aan te passen aan nieuwe prioriteiten op het niveau van de Unie waarvoor een gecoördineerde respons nodig is. Zij moet tot slot de lidstaten ook technische ondersteuning bieden zodat zij het beleid dat deel uitmaakt van deze verordening doeltreffend kunnen uitvoeren. In het kader van toekomstige uitbreidingen is het van essentieel belang te waarborgen dat het wetgevings- en begrotingskader van de Unie ook daadwerkelijk ruimte biedt voor steun voor de toetreding van nieuwe lidstaten. De faciliteit moet daarbij de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van gedeeld, direct of indirect beheer, afhankelijk van het soort maatregel en de meest doeltreffende aanpak.

(40)In geval van crises als gevolg van natuurrampen en om de beschikbaarheid van middelen gedurende de gehele looptijd van het fonds te waarborgen, moet de steun van de Unie een aanvulling vormen op de inspanningen van de betrokken lidstaten en worden gebruikt om een deel van de maatregelen te dekken die worden genomen om schade aan te pakken die door een crisis werd veroorzaakt. Om deze interventies te financieren en de procedures te vereenvoudigen, moet een deel van de natuurlijke middelen van elke lidstaat bestaan uit het flexibiliteitsbedrag (“crisismaatregelen en maatregelen met betrekking tot de tussentijdse herziening”). Dit zal ervoor zorgen dat de lidstaten over voldoende financiële middelen beschikken om tot het einde van de uitvoeringsperiode van de NRP-plannen te reageren op crises. Bij de inschatting van het type en het bedrag van de aan de betrokken lidstaat te verlenen steun moet een meerfasenaanpak worden gevolgd waarbij de lidstaat eerst zijn NRP-plan moet wijzigen alvorens te verzoeken om een deel van zijn niet-toegewezen flexibiliteitsbedrag te programmeren en, indien het gevraagde en beschikbare flexibiliteitsbedrag niet toereikend is om te voorzien in de behoeften, om aanvullende steun uit de acties van de Unie te verzoeken. De Commissie moet de begrotingsbuffer als laatste redmiddel kunnen gebruiken om steun te verlenen indien andere middelen in het kader van de faciliteit ontoereikend blijken om in de behoeften te voorzien.

(41)Er moet een collectief vangnet worden opgezet om de landbouwmarkten in tijden van marktverstoringen te stabiliseren. Het moet worden gebruikt om perioden met en dreigingen van een gebrek aan evenwicht op de markt aan te pakken, waaronder die welke worden veroorzaakt door problemen met betrekking tot de gezondheid van dieren of planten met gevolgen voor de prijzen van landbouwproducten en de kosten van productiemiddelen op de gehele interne markt of een deel daarvan. Om de strategische autonomie van de Unie op het gebied van voedselvoorziening te waarborgen en de voedselzekerheid te garanderen, moet bij de financiering voor marktondersteuning via het collectief vangnet rekening worden gehouden met de toenemende onzekerheid op de landbouwmarkten en de grotere indirecte impact van diergezondheidskwesties op het marktevenwicht. Het vangnet van de Unie is niet bedoeld ter compensatie van rechtstreekse verliezen van landbouwers als gevolg van natuurrampen. In overeenstemming met de doelstelling om de landbouwmarkten van de Unie te stabiliseren, moet de verstrekking van middelen voor promotiecampagnes voor landbouwproducten uit de Unie worden voortgezet om de landbouwsector van de Unie nieuwe afzetmogelijkheden te bieden en de zichtbaarheid en het marktaandeel van zijn producten te vergroten, zowel binnen de Unie als internationaal.

(42)Met het oog op consistentie moeten de begrotingsgarantie en de financieringsinstrumenten, ook wanneer zij worden gecombineerd met niet-terugbetaalbare steun in blendingverrichtingen uit hoofde van de EU-faciliteit, worden uitgevoerd overeenkomstig titel X van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad 11 en de [ECF-verordening] en overeenkomstig de technische regelingen en voorwaarden die de Commissie voor de toepassing ervan heeft vastgesteld. Steun uit de EU-faciliteit in de vorm van een begrotingsgarantie of financieringsinstrumenten moet, ook wanneer gecombineerd met niet-terugbetaalbare steun in een blendingverrichting, uitsluitend via het [ECF InvestEU-instrument] worden verleend. Om de uitvoerende partners meer toegang te bieden tot begrotingsgaranties en financieringsinstrumenten, moet de Commissie overeenkomsten via indirect beheer kunnen sluiten met alle in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 genoemde categorieën entiteiten. Teneinde te zorgen voor goed financieel beheer en een goede begrotingsdiscipline en openstaande betalingen te beperken, mag de voorziening voor de begrotingsgarantie die uit hoofde van de EU-faciliteit wordt uitgevoerd, niet worden vastgelegd na het einde van het laatste jaar van het meerjarig financieel kader (MFK) en moet deze voorziening uiterlijk aan het einde van het derde jaar na het einde van het MFK worden gesteld. Bij de budgettaire vastleggingen voor die voorziening moet rekening worden gehouden met de voortgang bij de toekenning van de begrotingsgarantie. Bij het opstellen van de voorziening moet rekening worden gehouden met de voortgang bij de goedkeuring en ondertekening van de financierings- en investeringsverrichtingen ter ondersteuning van de doelstellingen van de EU-faciliteit.

(43)Het nieuwe GLB wordt vereenvoudigd voor een doeltreffender en efficiënter beleid, met een gestroomlijnde reeks interventies, en het bouwt voort op de ervaring die tijdens de vorige programmeringsperiode is opgedaan. Hierdoor worden de instrumenten vereenvoudigd, waarbij versnippering wordt voorkomen en de strategische aanpak van de lidstaten wordt versterkt. Door gebruik te maken van de synergieën met ander beleid in het NRP-plan moeten er aanvullende instrumenten ter beschikking worden gesteld voor het GLB om op doeltreffende wijze bij te dragen tot de ontwikkeling van een veerkrachtige, innovatieve en ecologisch verantwoorde landbouwsector in heel Europa.

(44)Inkomenssteun voor landbouwers moet een essentieel beleidsinstrument blijven om landbouwers te verzekeren van een billijk inkomen. Deze steun draagt bij tot een concurrentiekrachtigere, veerkrachtigere en duurzamere landbouwsector die de vruchten plukt van een hoogwaardige productie en hulpbronnenefficiëntie, hetgeen zorgt voor generatievernieuwing en dus voedselzekerheid op de lange termijn. De GLB-steun moet gericht zijn op actieve landbouwers zoals gedefinieerd in overeenstemming met de WTO-regels. Om de prestaties van het GLB verder te verbeteren, moet de areaalgebonden inkomenssteun gericht zijn op landbouwers die landbouw als hoofdactiviteit uitoefenen. De inkomenssteun moet gericht zijn op landbouwers die de steun het meest nodig hebben, met bijzondere aandacht voor landbouwers in gebieden met natuurlijke beperkingen, voor vrouwen, jonge landbouwers en nieuwe landbouwers. Tegelijkertijd komt de economische ontwikkeling van het platteland, waarbij wordt gezorgd voor verbeteringen van de infrastructuur en voor de digitale transformatie die regionale verschillen wegneemt, de aantrekkingskracht van plattelandsgebieden, sociale inclusie en meer werkgelegenheidskansen in plattelandsgebieden ten goede.

(45)Om in het kader van het GLB onderscheid te maken tussen de begunstigden moeten de criteria die het begrip hoofdactiviteit definiëren het aandeel van het landbouwinkomen in het totale inkomen, de arbeidsinput op het landbouwbedrijf, het ondernemingsdoel en de opname van hun landbouwactiviteiten in nationale of regionale registers omvatten. De lidstaten moeten ook negatieve lijsten kunnen gebruiken om de aanvragers te identificeren die niet aan de definitie van “landbouwer” voldoen.

(46)Het gemeenschappelijk visserijbeleid en het maritieme beleid van de Unie moeten bijdragen tot duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, de generatievernieuwing en de energietransitie van duurzame aquacultuuractiviteiten in de visserij, de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, de duurzame blauwe economie aan de kust, op eilanden en landinwaarts, de mariene kennis, de scholing wat activiteiten die verband houden met de blauwe economie betreft, de veerkracht van kustgemeenschappen en met name de kleinschalige kustvisserij, de versterking van de internationale oceaangovernance en -observatie en moeten zij ervoor zorgen dat zeeën en oceanen veilig, beveiligd en schoon zijn en duurzaam worden beheerd.

(47)De ultraperifere gebieden hebben te kampen met specifieke problemen die verband houden met hun afgelegen ligging, reliëf en klimaat als bedoeld in artikel 349 VWEU, maar beschikken daarnaast over specifieke troeven, met name om een duurzame blauwe economie te ontwikkelen. Derhalve moeten de betrokken lidstaten maatregelen opnemen in hun NRP-plan om elk ultraperifeer gebied te ondersteunen teneinde hun specifieke behoeften en uitdagingen aan te pakken, zoals voedselzekerheid, huisvesting, vervoer, water- en afvalbeheer, energie, onderwijs en vaardigheden, migratie, bestendigheid en aanpassing ten aanzien van klimaatverandering, milieubescherming, toegang tot gezondheidszorg, connectiviteit op energie-, vervoers- en digitaal gebied en economische ontwikkeling, met inbegrip van een duurzame en gediversifieerde blauwe economie.

(48)Deze maatregelen moeten steun omvatten om de voorziening te garanderen van de ultraperifere gebieden met producten die van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de verwerking of als productiemiddel in de landbouw, en daarbij de door het ultraperifere en/of insulaire karakter veroorzaakte extra kosten te verlichten, zonder dat dit de lokale productie en de ontwikkeling ervan schaadt. De maatregelen moeten ook steun omvatten om de toekomst op lange termijn en de ontwikkeling van landbouw, visserij en aquacultuur veilig te stellen, met inbegrip van de productie, verwerking, afzet en verkoop van lokale gewassen en producten, en de voedselproductie te diversifiëren, met bijzondere aandacht voor voedselzekerheid en zelfvoorziening, en het behoud en de versterking van hun concurrentievermogen. Daarnaast moeten de maatregelen betrekking hebben op steun, met inbegrip van compensaties, voor specifieke voorzieningsregelingen voor de landbouw, steun voor de lokale landbouwproductie en -verwerking, en om de lokale productie, verwerking en afzet van de visserij en de aquacultuur te ondersteunen, en steun om de connectiviteit op energie-, vervoers- en digitaal gebied te verbeteren. De lidstaten moeten die steun aanvullend kunnen financieren. Dergelijke financiering moet als staatssteun worden aangemeld bij de Commissie, die deze uit hoofde van deze verordening kan goedkeuren als onderdeel van die steun.

(49)Om tegemoet te komen aan de specifieke voorwaarden van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 en bij te dragen aan de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld voor de regels inzake onderbreking, schorsing en financiële correcties. Indien een lidstaat zijn uit het gemeenschappelijk visserijbeleid voortvloeiende verplichtingen niet nakomt of de Commissie over aanwijzingen in die richting beschikt, moet de Commissie de gelegenheid krijgen om bij wijze van voorzorgsmaatregel de betrokken betalingstermijnen te onderbreken. Naast die mogelijkheid de betalingstermijn te onderbreken, moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om betalingen aan een lidstaat te schorsen en de lidstaat financiële correcties op te leggen indien deze de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid verregaand overtreedt, teneinde te voorkomen dat er betalingen worden verricht voor niet-subsidiabele uitgaven.

(50)De horizontale regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de algemene begroting van de Unie. De voorschriften die zijn vastgesteld op grond van artikel 322 VWEU omvatten in geval van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat in de lidstaten ook een bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 ingesteld algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

(51)Activiteiten op het vlak van transparantie, informatie, communicatie en zichtbaarheid zijn essentieel om het optreden van de Unie in de praktijk zichtbaar te maken en de traceerbaarheid van de middelen te waarborgen, en moeten gebaseerd zijn op waarheidsgetrouwe, nauwkeurige en bijgewerkte informatie. Om deze doelstellingen te bereiken, moet er worden voorzien in passende regelingen voor de eenmalige verzameling en de rapportering van gegevens die voor meerdere doeleinden benodigd zijn. Om dubbel werk te voorkomen en de administratieve lasten voor de lidstaten te verlagen, moeten de verzamelde en voor audit en controle beschikbaar gestelde gegevens, transparantie, monitoring en evaluatie van de prestaties worden gestroomlijnd en moeten de publicatievereisten zo worden vastgesteld dat wordt gestreefd naar maximale transparantie.

(52)Om de financiële belangen en de begroting van de Unie te beschermen, moeten er zowel op lidstaat- als op Commissieniveau evenredige regels worden vastgesteld en uitgevoerd. De Commissie moet betalingstermijnen kunnen onderbreken, betalingen kunnen schorsen en financiële correcties kunnen aanbrengen indien de respectieve voorwaarden daarvoor zijn vervuld. De Commissie moet het evenredigheidsbeginsel in acht nemen door rekening te houden met de aard, de ernst en de frequentie van de onregelmatigheden en de financiële gevolgen ervan voor de begroting van de Unie. Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(6) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95(7), (Euratom, EG) nr. 2185/96(8) en (EU) 2017/1939(9) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, daaronder begrepen maatregelen ter voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van fraude, corruptie en belangenconflicten, alsmede, in voorkomend geval, door oplegging van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken in te stellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 is het Europees Openbaar Ministerie (EOM) bevoegd om over te gaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Rekenkamer (ERK) en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten snel verslag uitbrengen aan de Commissie over de vastgestelde onregelmatigheden en over de vervolgmaatregelen die zij hebben ondernomen ten aanzien van dergelijke onregelmatigheden en ten aanzien van eventuele OLAF-onderzoeken. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking bij de instelling van het EOM overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, moeten het EOM ook onverwijld in kennis stellen van alle strafbare gedragingen ten aanzien waarvan het zijn bevoegdheid zou kunnen uitoefenen, overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939. 

(53)Om de administratieve lasten en kosten voor de ontvangers van Uniefinanciering te beperken, en om dubbele audits en beheerverificaties van dezelfde maatregelen te voorkomen, moet de concrete toepassing van het single audit-beginsel voor het fonds worden gehanteerd. De auditautoriteit moet audits uitvoeren en ervoor zorgen dat het aan de Commissie verstrekte auditadvies betrouwbaar is. Dat auditadvies moet de Commissie de zekerheid bieden dat de beheers- en controlesystemen van de lidstaat naar behoren functioneren en dat de beweringen in de door de coördinerende instantie ingediende beheersverklaring juist zijn.

(54)Uit hoofde van het beginsel en de regels van gedeeld beheer moeten de lidstaten en de Commissie verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de plannen, en moeten zij garanderen dat de fondsen van de Unie op wettige en regelmatige wijze worden gebruikt. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het beheer en de controle in eerste instantie bij de lidstaten ligt, moeten zij ervoor zorgen dat de concrete acties die door het fonds worden ondersteund in overeenstemming zijn met de toepasselijke wetgeving, waaronder de regels voor overheidsopdrachten en staatsteun.

(55)De procedures die lidstaten toepassen voor de selectie van concrete acties kunnen competitief of niet-competitief zijn, mits de gehanteerde criteria en procedures niet-discriminerend, inclusief, toegankelijk, waar passend, voor personen met een handicap en transparant zijn, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en dat de geselecteerde concrete acties voor maximale Uniefinanciering zorgen en de concrete acties aansluiten bij de in deze verordening omschreven horizontale beginselen.

(56)Om het beginsel van goed financieel beheer te waarborgen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het bedrag van de geraamde totale kosten van hun NRP-plan gedurende de gehele uitvoering ervan redelijk en aannemelijk blijft en indien nodig moeten zij om een wijziging van hun NRP-plan verzoeken. Het uitvoeringsmodel van het fonds moet erop gericht zijn te zorgen voor voorspelbaarheid en samenhang tussen de betalingsniveaus en het individuele uitvoeringstempo van elke maatregel door aan elke mijlpaal en elk streefdoel vooraf bepaalde uitbetalingswaarden toe te kennen. Voorts moet de lidstaat in het kader van de tussentijdse evaluatie kijken naar de raming van de totale kosten van de hervormingen en investeringen en andere interventies die onder het nationaal en regionaal partnerschapsplan vallen en de bijbehorende aanpassingen aanbrengen indien dat gerechtvaardigd is. Bovendien moet de lidstaat bij de indiening van zijn definitieve jaarlijkse zekerheidspakket voor het laatste boekjaar bevestigen dat de totale betalingen van de Commissie het totale bedrag dat de lidstaat aan de begunstigden heeft betaald bij de uitvoering van het plan niet overschrijden, rekening houdend met de nationale bijdrage. Ook met het oog op goed financieel beheer moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om eerder betaalde bedragen voor tussentijdse stappen van een maatregel terug te vorderen indien de uiteindelijke mijlpaal of het uiteindelijke streefdoel van de desbetreffende maatregel niet wordt bereikt, en om maximaal vijf jaar na de datum van de overeenkomstige betaling van de Commissie actie te ondernemen indien een mijlpaal of een streefdoel wordt teruggedraaid.

(57)Om de procedures aanzienlijk te vereenvoudigen en de administratieve last voor de ontvangers, de lidstaten en de Commissie te verlagen en tegelijkertijd stevige waarborgen te bieden voor het regelmatige en doeltreffende gebruik van middelen van de Unie, moeten de NRP-plannen maatregelen bevatten om de uitvoering te vergemakkelijken, zowel bij het ontwerp en de uitvoering ervan als bij de monitoringbepalingen. Dergelijke elementen moeten bijvoorbeeld bestaan uit het verlenen van technische bijstand en ondersteuning aan de lidstaten, het beperken van dubbele audits door de toepassing van de single audit-benadering en het afstappen van controles van de rekeningen en in plaats daarvan te kijken naar daadwerkelijke resultaten. Van de nationale auditautoriteiten en de Commissie mag in dat verband niet worden verwacht dat zij voor hun auditwerkzaamheden de onderliggende kosten van de concrete acties verifiëren. Met het oog op vereenvoudiging moet tijdens de gehele uitvoeringfase technische bijstand worden verleend via een vast percentage dat op alle betalingen van toepassing is. Het fonds moet ook voldoende flexibiliteit bieden, hetzij door middel van gestroomlijnde procedures voor de wijziging van de plannen, hetzij door een snellere respons op onvoorziene crises via meerdere mechanismen waardoor middelen vrij kunnen worden gemaakt voor dergelijke gebeurtenissen, zoals de herziening van het plan, het flexibiliteitsbedrag of toegang tot de faciliteit. Het fonds moet de lidstaten ook in staat stellen om op basis van hun respectieve uitvoeringstempo zelf te beslissen welke mijlpalen en streefdoelen in elke betalingsaanvraag moeten worden opgenomen. Met het oog op regelmatige uitbetalingen en de tijdige verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie ter plaatse, moet er door middel van een regel inzake jaarlijkse vrijmakingen voor worden gezorgd dat de lidstaten regelmatig betalingsaanvragen voor voldoende hoge bedragen indienen.

(58)Het bij Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 opgerichte Sociaal Klimaatfonds 12 is op soortgelijke doelstellingen gericht en ondersteunt vergelijkbare acties binnen een vergelijkbaar tijdschema voor de uitvoering. Daarom moeten de sociale klimaatplannen vanaf 2028 in de NRP-plannen worden geïntegreerd. Dit moet een efficiënter gebruik van de middelen van de Unie mogelijk maken en een doeltreffendere en samenhangendere verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds ondersteunen. Dit zou voorkomen dat soortgelijke systemen en processen parallel lopen, hetgeen duidelijke voordelen oplevert in de vorm van een betere beleidsplanning en samenhang van het beleid en een sterker streven naar vereenvoudiging. Dit moet ook de toepassing waarborgen van gemeenschappelijke regels, met name wat de eerbiediging van de rechtsstaat en de naleving van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie betreft, terwijl de huidige toewijzingen aan de lidstaten uit het Sociaal Klimaatfonds van toepassing blijven. Synergieën tussen bestaande en toekomstige investeringen in het kader van het moderniseringsfonds en de maatregelen van de plannen moeten ook worden gestimuleerd door middel van een gecoördineerde programmering zodat er een betere complementariteit en beleidscoherentie ontstaat tussen de begroting van de Unie en de aan het moderniseringsfonds toegewezen middelen.

(59)De artikelen 107, 108 en 109 VWEU moeten van toepassing zijn op de steun uit hoofde van deze verordening. Desondanks mogen die bepalingen overeenkomstig artikel 42 VWEU, gezien de specifieke kenmerken van de landbouwsector niet van toepassing zijn op steun die binnen het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU valt en die worden uitgevoerd in het kader van en in overeenstemming met deze verordening, Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] of Verordening (EU) nr. 1308/2012, hetgeen ook opgaat voor aanvullende nationale financiering voor interventies waarvoor de steun van de Unie binnen het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU valt. Met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten op de lijst in bijlage I bij het VWEU en waarop de artikelen 107, 108 en 109 daarvan van toepassing zijn, kan de Commissie overeenkomstig artikel 108 VWEU toestaan dat in de ultraperifere gebieden bedoeld in artikel 349 VWEU aan de sectoren productie, verwerking en afzet van die producten bedrijfssteun wordt verstrekt ter verlichting van de beperkingen die specifiek zijn voor die gebieden en die het gevolg zijn van het isolement, het insulaire karakter of de afgelegen ligging.

(60)De bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 over gedeeld beheer moeten worden aangepast aan het uitvoeringsmodel van deze verordening. Daartoe is het noodzakelijk de mogelijkheid te bieden om informatie in te dienen over de voortgang van de uitvoering en de inhoud van de beheersverklaring en het auditadvies dienovereenkomstig aan te passen.

(61)Teneinde bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de artikelen over steun voor lokale landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten, de rapportage over onregelmatigheden, de berekening van sancties voor rentmeesterschap, gegevensverzameling en -registratie, het GBCS en de bijlagen over het bereiken van mijlpalen en streefdoelen, voortgang bij de uitvoering, acties van de Unie, financiële correcties, de EU-schoolregeling, GLB-interventies en GLB-samenwerking. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 13 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(62)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van het NRP-plan voor [de lijst van acties van de Unie, landbouwpraktijken, verminderingscoëfficiënten voor oliehoudende zaden] te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 14 .

(63)Voor de vaststelling van het Interreg-plan moet de raadplegingsprocedure worden toegepast. De onderzoeksprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen aangaande de bepaling van het indicatieve referentiegebied voor de steun voor elke lidstaat met betrekking tot oliehoudende zaden, en aangaande het geïntegreerd beheers- en controlesysteem.

(64)Aangezien handelingen die van toepassing zijn op de programmeringsperiode 2021-2027 van toepassing moeten blijven op de programma’s en concrete acties die door de fondsen zijn ondersteund in de programmeringsperiode 2021-2027 en aangezien de uitvoeringsperiode van die verordening zich naar verwachting zal uitstrekken over de programmeringsperiode die door deze verordening wordt bestreken, en ter waarborging van de continuïteit van de uitvoering van bepaalde bij die verordening goedgekeurde concrete acties, moeten er faseringsbepalingen worden vastgesteld. Elke afzonderlijke fase van een gefaseerde concrete actie die hetzelfde algemene doel dient, moet worden uitgevoerd volgens de regels van de programmeringsperiode waarin de financiering wordt ontvangen, maar de beheersautoriteit kan tot selectie van de tweede fase overgaan volgens de selectieprocedure die voor die concrete actie in de programmeringsperiode 2021-2027 is gevolgd, mits zij zich ervan vergewist dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor gefaseerde uitvoering uit deze verordening.

(65)Rekening houdend met de noodzaak om de Uniefondsen die onder deze verordening vallen, op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze uit te voeren, alsmede om een snelle uitvoering ervan mogelijk te maken, moet de verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 
Voorwerp

1.Bij deze verordening wordt het Europees Fonds voor economische, territoriale, sociale cohesie, landbouw en landbouw, visserij en maritieme welvaart en veiligheid opgericht (hierna “het fonds” genoemd). De verordening bevat regels inzake:

a)de taken, de prioritaire doelstellingen, de organisatie en samenvoeging krachtens het fonds van:

I)de Structuurfondsen en het Cohesiefonds;

II)instrumenten voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (het GLB);

III)instrumenten voor het gemeenschappelijk visserijbeleid;

IV)instrumenten die worden gefinancierd via de veiling van emissierechten in het kader van de uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde systemen voor de handel in emissierechten om de sociale gevolgen voor kwetsbare huishoudens, kwetsbare micro-ondernemingen en kwetsbare vervoergebruikers als gevolg van de invoering van het emissiehandelssysteem met betrekking tot gebouwen en wegvervoer aan te pakken;

V)steun voor veiligheids- en defensievermogens.

b)de financiële regels voor steun van de Unie die moet worden uitgevoerd door middel van de nationale en regionale partnerschapsplannen (de “NRP-plannen”), het Interreg-plan als vastgesteld in Verordening XX [regionale ontwikkeling, hoofdstuk II over het Interreg-plan] (het “Interreg-plan”) en de EU-faciliteit (de “faciliteit”);

c)de financiële middelen voor de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034.

2.In de hierna vermelde verordeningen kunnen specifieke voorwaarden zijn vastgesteld om deze verordening aan te vullen die niet strijdig mogen zijn met deze verordening:

a)Verordening XX [tot vaststelling van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, met inbegrip van voor Europese territoriale samenwerking (Interreg) en het Cohesiefonds als onderdeel van het fonds dat is uiteengezet in Verordening (EU) [...] [NRP] en tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de steun van de Unie voor regionale ontwikkeling van 2028 tot en met 2034];

b)Verordening XX [tot vaststelling van het Europees Sociaal Fonds als onderdeel van het fonds dat is uiteengezet in Verordening (EU) [...] [NRP] en tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de steun van de Unie voor hoogwaardige werkgelegenheid, vaardigheden en sociale inclusie voor de periode van 2028 tot en met 2034];

c)Verordening XX [tot vaststelling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als onderdeel van het fonds dat is uiteengezet in Verordening (EU) [...] [NRP] en tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de steun van de Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van de Unie overeenkomstig titel III van het derde deel van het VWEU, waarin een redelijke levensstandaard voor de landbouwbevolking en de voorziening van voedsel worden gewaarborgd, de landbouwproductiviteit wordt verhoogd, de markten worden gestabiliseerd en de voedselzekerheid op lange termijn wordt ondersteund van 2028 tot en met 2034];

d)Verordening XX [tot vaststelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het maritieme beleid van de Unie als onderdeel van het fonds dat is uiteengezet in Verordening (EU) [...] [NRP] en tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van ... van 2028 tot en met 2034];

e)Verordening (EU) [...] tot vaststelling van steun van de Unie voor asiel, migratie en integratie voor de periode van 2028 tot en met 2034;

f)Verordening (EU) [...] tot vaststelling van steun van de Unie voor het Europees geïntegreerd grensbeheer en het visumbeleid voor de periode 2028-2034;

g)Verordening (EU) [...] tot vaststelling van steun van de Unie voor interne veiligheid voor de periode van 2028 tot en met 2034;

h)Verordening (EU) 202X/XXXX tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 15 met betrekking tot de regeling voor schoolfruit, -groenten en -melk (“de EU-schoolregeling”), interventies in bepaalde sectoren, het creëren van een eiwitsector, vereisten voor hennep, de mogelijkheid van handelsnormen voor kaas, eiwithoudende gewassen en vlees, de toepassing van aanvullende invoerrechten en regels inzake de beschikbaarheid van voorraden in tijden van nood en ernstige crises, voor zover deze relevant zijn voor de steun uit hoofde van deze verordening.

Bij twijfel of deze verordening van toepassing is dan wel de in de eerste alinea genoemde beleidsspecifieke verordeningen van toepassing zijn, prevaleert deze verordening.

Artikel 2 
Algemene doelstellingen van het fonds

1.Met het bevorderen van de economische, sociale en territoriale samenhang, de duurzame ontwikkeling en het concurrentievermogen van de Unie, haar veiligheid en haar paraatheid als algemeen doel ondersteunt het fonds de volgende algemene doelstellingen:

a)de regionale onevenwichtigheden in de Unie en de achterstand van de minst begunstigde regio’s verkleinen en de Europese territoriale samenwerking bevorderen overeenkomstig het derde deel, titel XVIII, van het VWEU, met inbegrip van het ondersteunen van projecten op het gebied van het milieu en de trans-Europese netwerken met betrekking tot vervoersinfrastructuur overeenkomstig artikel 177, lid 2, VWEU (“Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds”);

b)werkgelegenheid, onderwijs en vaardigheden en sociale inclusie van hoog niveau ondersteunen overeenkomstig het derde deel, titel XI en titel XVIII, van het VWEU (“Europees Sociaal Fonds”) en bijdragen tot een sociaal rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit overeenkomstig artikel 91, lid 1, punt d), artikel 192, lid 1, en artikel 194, lid 2, VWEU;

c)de uitvoering van het GLB van de Unie ondersteunen overeenkomstig het derde deel, titel III, van het VWEU;

d)de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie ondersteunen overeenkomstig het derde deel, titel III, van het VWEU;

e)de democratie in de Unie beschermen en versterken en de waarden van de Unie handhaven overeenkomstig artikel 2 VEU.

Artikel 3 
Specifieke doelstellingen van het fonds

1.De in artikel 2 bedoelde algemene doelstellingen worden in alle regio’s nagestreefd aan de hand van de volgende specifieke doelstellingen:

a)de duurzame welvaart van de Unie in alle regio’s ondersteunen door:

I)de aantrekkingskracht van gebieden te bevorderen ter ondersteuning van het recht op verblijf, onder meer door strategieën te ondersteunen voor de geïntegreerde ontwikkeling van stedelijke en landelijke gebieden, met inbegrip van steun voor territoriale diensten en infrastructuur;

II)de industriële basis van de Unie, veerkrachtige toeleveringsketens te versterken en duurzame en concurrentiekrachtige productie te stimuleren, met name op het gebied van nettonultechnologie en technologie voor kritieke grondstoffen, met bijzondere aandacht voor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen, door de milieu- en klimaatambities volledig te integreren om een schone industriële transitie te versnellen;

III)ondersteuning te bieden aan een rechtvaardige transitie met het oog op de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030, 2040 en 2050, met name door prioriteit te geven aan steun voor de opwekking van schone energie en voor infrastructuur, door energie-efficiëntie en decarbonisatie, opslag en technologie te bevorderen, slimme energiesystemen en binnenlandse transmissie- en distributienetten te ontwikkelen waarbij ook rekening wordt gehouden met het trans-Europees netwerk (TEN-E) en technologie, en een circulaire economie te bevorderen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle gebieden en iedereen een bijdrage kunnen leveren en kunnen profiteren van de schone transitie;

IV)de digitale transformatie met het oog op de streefcijfers en doelstellingen van het digitale decennium zoals opgenomen in het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 te ondersteunen en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van een op digitaal gebied soevereine, veilige en inclusieve Unie, en de ontwikkeling en het gebruik van geavanceerde technologieën te bevorderen, waaronder een digitale infrastructuur en diensten die veilig en betrouwbaar zijn op het gebied van AI, elementaire en geavanceerde digitale vaardigheden, digitale overheidsdiensten en ICT-connectiviteit, en tegelijkertijd de digitale kloof te dichten;

V)onderzoek, ontwikkeling en innovatie te ondersteunen, met inbegrip van de verspreiding van innovatie in alle regio’s;

VI)maatregelen te ondersteunen, waaronder hervormingen ter bevordering van de spaar- en investeringsunie en de ontwikkeling van marktgebaseerde financieringsopties te bevorderen;

VII)sociale en betaalbare huisvesting te ondersteunen;

VIII)de vervoersinfrastructuur van de Unie te verbeteren en bij te dragen tot de voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk, met name wat het kernnetwerk en het uitgebreide kernnetwerk betreft, en tegelijkertijd de connectiviteit, beveiliging en toegankelijkheid voor afgelegen, perifere en minder goed verbonden gebieden koolstofvrij te maken en te verbeteren; de groene en de digitale transitie van vervoer te ondersteunen;

IX)steun te bieden aan het toerisme, ook wat duurzaamheid betreft;

X)efficiënt waterbeheer, -kwaliteit en -weerbaarheid, milieubescherming, aanpassing aan de klimaatverandering, en de veerkracht op het gebied van het klimaat te ondersteunen en de biodiversiteit, bodemkwaliteit en natuurlijke hulpbronnen te versterken, circulariteit, bio-economie en een breder efficiënt gebruik van hulpbronnen te bevorderen, de preventie, bestrijding en sanering van verontreiniging te intensiveren, de natuur in stand te houden en te herstellen en de biodiversiteit en de natuurlijke hulpbronnen te versterken en eveneens de oplossingen van het Nieuw Europees Bauhaus in de gebouwde omgeving te bevorderen;

b)de defensievermogens en de veiligheid van de Unie in alle regio’s ondersteunen door:

I)de industriële defensiebasis en de militaire mobiliteit van de Unie te versterken, met name door de TEN-T-infrastructuur voor tweeërlei gebruik te ontwikkelen;

II)de paraatheid van de Unie ten aanzien van crises en rampen te versterken door het beginsel van “ingebouwde paraatheid” te mainstreamen;

III)de veiligheid van de Unie te versterken door de capaciteiten voor dreigingsdetectie, -preventie en de respons op dreigingen te verbeteren, onder meer door de kritieke energie- en vervoersinfrastructuur en de cyberbeveiliging te versterken;

op een wijze die volledig in overeenstemming is met de vastgestelde doelstellingen:

in Verordening (EU) [...] tot vaststelling van steun van de Unie voor asiel, migratie en integratie voor de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034;

in Verordening (EU) [...] tot vaststelling van steun van de Unie voor het Europees geïntegreerd grensbeheer en het visumbeleid voor de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034;

in Verordening (EU) [...] tot vaststelling van steun van de Unie voor interne veiligheid voor de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034;

c)de sociale cohesie verstevigen door mensen te ondersteunen en de samenlevingen van de Unie en het sociaal model van de Unie te versterken door:

I)werkgelegenheid, gelijke toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke en hoogwaardige arbeidsomstandigheden en arbeidsmobiliteit te ondersteunen;

II)het aanbod op de arbeidsmarkt te vergroten en het onderwijs en het een leven lang verwerven van vaardigheden te verbeteren, met name door bij- en omscholing te bevorderen;

III)gelijke kansen voor iedereen te bevorderen, sterke sociale vangnetten te ondersteunen, sociale inclusie te stimuleren en armoede en dakloosheid te bestrijden, en steun te bieden aan investeringen in sociale infrastructuur;

IV)de toegang tot diensten en de bijbehorende infrastructuur gemakkelijker te maken, met inbegrip van de modernisering, digitalisering en versterking van de kwaliteit en de veerkracht van de gezondheidszorg en de diensten voor kinderopvang en langdurige zorg;

V)de uitdagingen die gepaard gaan met demografische veranderingen in de hele EU aan te pakken, waaronder tekorten aan arbeidskrachten en verschillen tussen generaties en regio’s;

VI)de sociale effecten van de opneming van broeikasgasemissies van gebouwen en wegvervoer in het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG aan te pakken;

d)de levenskwaliteit in de Unie behouden door:

I)een billijker en toereikend inkomen voor landbouwers en hun concurrentievermogen op lange termijn te ondersteunen, met inbegrip van de positie van landbouwers in de waardeketen;

II)bij te dragen tot voedselzekerheid op de lange termijn;

III)de aantrekkingskracht en de levensstandaard, met inbegrip van de toegang tot gezondheidszorg, op het platteland te verbeteren, alsook eerlijke arbeidsomstandigheden, en aan te zetten tot generatievernieuwing; de paraatheid en het vermogen van landbouwers om crises en risico’s het hoofd te bieden te verbeteren; de toegang tot kennis en innovatie te verbeteren en de digitale en groene transitie voor een bloeiende agrovoedingssector te versnellen;

IV)de duurzaamheid, het concurrentievermogen en de veerkracht van de visserij en de aquacultuursector van de Unie te waarborgen, de duurzame en concurrerende blauwe economie aan de kust, op eilanden en landinwaarts te stimuleren, de sociaal-economische kansen en de veerkracht van de lokale gemeenschappen te vergroten en op alle gebieden te zorgen voor een sterke oceaangovernance, met veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen;

V)duurzame landbouw- en bosbouwbeheerpraktijken te versterken ter bevordering van veerkrachtige klimaatactie, te voorzien in meerdere ecosysteemdiensten, efficiënt waterbeheer, -kwaliteit en weerbaarheid en de uitvoering van op de natuur gebaseerde oplossingen te ondersteunen, duurzame ontwikkeling en milieubescherming te versterken, het behoud en het herstel van biodiversiteit, de bodem en natuurlijke hulpbronnen te intensiveren, en het dierenwelzijn te verbeteren;

e)de grondrechten, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat beschermen en versterken en de waarden van de Unie handhaven door:

I)open, op rechten gebaseerde, democratische, gelijke en inclusieve samenlevingen te steunen en verder te ontwikkelen, onder meer door de capaciteiten van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners op te bouwen om de waarden van de Unie, burgerschapsonderwijs en jongerenparticipatie te handhaven;

II)de rechtsstaat te bevorderen en te handhaven door rechtsstelsels, kaders voor corruptiebestrijding, mediapluriformiteit, de integriteit van informatie, mediageletterdheid en doeltreffende controles en waarborgen te versterken;

III)de efficiëntie van het openbaar bestuur en de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden op nationaal, regionaal en lokaal niveau te verhogen;

IV)cultuur te bevorderen als katalysator voor Europese waarden en een levendige en gevarieerde culturele sector te ondersteunen.

Artikel 4 
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

2)“toepasselijk recht”: het Unierecht en het nationaal recht dat rechtstreeks verband houdt met de toepassing ervan;

3)“begunstigde”:

a)een publiek- of privaatrechtelijke instantie, een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid of een natuurlijke persoon die geen deelnemer is, die belast is met het opzetten of met zowel het opzetten als het uitvoeren van een concrete actie in het kader van het NRP-plan en het Interreg-plan en aan wie het document met de voorwaarden voor steun is verstrekt;

b)waar het gaat om financieringsinstrumenten, de instantie die het holdingfonds uitvoert of, bij ontstentenis van een holdingfondsstructuur, de instantie die het specifieke fonds uitvoert, of de beheersautoriteit, indien het financieringsinstrument door deze wordt beheerd;

c)waar het gaat om het GLB, een landbouwer die:

i)een natuurlijke persoon of rechtspersoon is van wie het bedrijf zich in de Unie bevindt en van wie de hoofdactiviteit een landbouwactiviteit is overeenkomstig de criteria die de lidstaten overeenkomstig deze verordening hebben vastgesteld; of

ii)een natuurlijke persoon of kleine rechtspersoon van wie de hoofdactiviteit geen landbouw is, maar die ten minste een door de lidstaten bepaald minimumniveau van landbouwactiviteiten verricht;

4)“hoofdstuk van het NRP-plan”: een deel van het NRP-plan dat gericht is op een specifiek(e) uitdaging, sector, beleidsmaatregel of geografisch gebied;

5)“contractant”: een entiteit of een natuurlijke persoon met wie de begunstigde of de ontvanger een contract sluit met het specifieke doel om een of meer concrete acties of een deel daarvan uit te voeren;

6)“ontvanger”: een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid, of een natuurlijke persoon die geen deelnemer is, die via een begunstigde middelen uit de begroting van de Unie ontvangt;

7)“eindontvanger”: een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid of een natuurlijke persoon die geen deelnemer is, die steun ontvangt uit hoofde van een financieringsinstrument en die wordt beschouwd als een ontvanger in de zin van artikel 38, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509;

8)“deelnemer”: een natuurlijke persoon die rechtstreeks profiteert van een concrete actie zonder de concrete actie op te zetten of uit te voeren;

9)“concrete actie”:

a)een in het kader van de uitvoering van een maatregel in het plan gekozen project, contract, actie of groep projecten of groep acties;

b)waar het gaat om financieringsinstrumenten, een bijdrage uit het NRP-plan en het Interreg-plan aan een financieringsinstrument en de financiële steun die vervolgens uit dat financieringsinstrument aan de eindontvangers wordt verleend;

c)waar het gaat om het GLB, een betaling die aan landbouwers wordt toegekend in het kader van interventies van areaal- en diergebonden inkomenssteun uit het GLB als bedoeld in artikel 35, lid 1 [interventietypes], punten a) tot en met g), o) en p);

10)“maatregel”: een hervorming, een investering of een andere interventie op nationaal of subnationaal niveau die wordt ondersteund in het kader van het NRP-plan of het Interreg-plan;

11)“mijlpaal”: kwalitatieve verwezenlijking om de voortgang bij de verwezenlijking van een maatregel te meten;

12)“streefdoel”: kwantitatieve verwezenlijking om de voortgang bij de verwezenlijking van een maatregel te meten;

13)“uitbetalingswaarde”: het bedrag dat de Commissie aan de lidstaat moet betalen voor de voortgang die is geboekt bij de uitvoering van de maatregelen in het plan, rekening houdend met de bedragen die zijn gereserveerd voor hervormingen;

14)“kennis- en informatiesysteem voor de landbouw” of “AKIS”: de combinatie van de organisatie van en de kennisstromen tussen personen, organisaties en instellingen die kennis voor de landbouw en aanverwante gebieden gebruiken en produceren zoals bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening];

15)“biologische landbouw”: een biologisch productiestelsel dat is gecertificeerd in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad 16 ;

16)“bedrijf”: alle voor landbouwactiviteiten gebruikte en door een landbouwer beheerde eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat, binnen de territoriale werkingssfeer van de Verdragen, zoals gedefinieerd in artikel 52 VEU in samenhang met de artikelen 349 en 355 VWEU;

17)“de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee”: de eilanden in de Egeïsche Zee, met uitzondering van Kreta en Euboea;

18)“keurmerken”: excellentiekeurmerken en soevereiniteitszegels die zijn toegekend bij de uitvoering van programma’s van de Unie in de programmeringsperiode van 2021 tot en met 2027 en keurmerken die zijn toegekend in het kader van programma’s van de Unie die in de periode van 2028 tot en met 2034 in direct beheer zijn uitgevoerd, zoals het keurmerk voor concurrentievermogen;

19)“subcontractant”: een persoon of entiteit waarmee de contractant een contract heeft gesloten om een deel van een contract uit te voeren met het specifieke doel om een of meer concrete acties of een deel daarvan uit te voeren;

20)“crisis”: een crisis zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 22, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509;

21)“pijlerbeoordeling”: de in de artikel 157, leden 3 en 4, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 bedoelde beoordeling;

22)De lidstaten stellen in hun NRP-plan voorts de definities van “landbouwactiviteit”, “landbouwareaal”, “subsidiabele hectare” en “jonge landbouwer” overeenkomstig objectieve en niet-discriminerende criteria en het evenredigheidsbeginsel vast.

a)“landbouwactiviteit” wordt bepaald aan de hand van een of beide van de volgende activiteiten:

i)de productie van landbouwproducten, bestaande uit alle activiteiten die gericht zijn op het verwerven van die producten; waarbij onder landbouwproducten wordt verstaan producten opgesomd in bijlage I bij het VWEU, met uitzondering van visserijproducten, alsmede katoen en hakhout met korte omlooptijd;

ii)handhaving van landbouwareaal, bestaande uit de activiteiten die erop gericht zijn de grond in een staat te behouden die beweiding of teelt mogelijk maakt; indien dit om redenen inzake dierenwelzijn of het milieu naar behoren gemotiveerd is, kan extensieve begrazing van landbouwareaal die niet leidt tot een toename van de landbouwproductie voor de betrokken landbouwers, ook als “instandhouding” worden beschouwd;

b)“landbouwareaal” wordt zodanig gedefinieerd dat dit begrip uitsluitend grond omvat die voor landbouwactiviteiten wordt gebruikt, dit tevens ingeval deze agrobosbouwsystemen vormt;

c)“subsidiabele hectare” wordt zodanig gedefinieerd dat dit begrip uitsluitend arealen omvat die ter beschikking van de landbouwers staan en die bestaan uit:

i)landbouwarealen waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend onder toezicht van de landbouwer wat het beheer, de baten en de financiële risico’s betreft. Indien op deze arealen ook niet-landbouwgerelateerde activiteiten worden verricht, overheerst de landbouwactiviteit.

ii)arealen waarvoor steun wordt verleend op grond van artikel 35, lid 1, punten a) en g) [degressieve inkomenssteun, kleine landbouwers] van deze verordening, of in het kader van de basisinkomenssteun voor duurzaamheid uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 2 [basisinkomenssteun voor duurzaamheid [alle inclusief rechten], regeling voor kleine landbouwers], van Verordening (EU) 2021/2115, wanneer geen landbouwactiviteit wordt verricht als gevolg van verbintenissen en verplichtingen die voortvloeien uit Unie- of nationale interventies of andere programma’s die bijdragen tot de specifieke doelstellingen van het GLB met betrekking tot het milieu en het klimaat.

iii)De lidstaten kunnen besluiten om landschapselementen die niet onder de in punt ii) bedoelde verbintenissen en regelingen vallen, op te nemen in het begrip “subsidiabele hectare”, mits deze landschapselementen de uitoefening van de landbouwactiviteit niet significant belemmeren en niet overheersen op het landbouwperceel;

d)“jonge landbouwer” wordt zodanig gedefinieerd dat ten minste aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)een maximumleeftijd tussen 35 en 40 jaar;

ii)“bedrijfshoofd” zijn;

Indien een landbouwer op het moment van de eerste toegang tot steun wordt geacht onder de definitie van “jonge landbouwer” te vallen, blijft die status behouden gedurende de volledige in de desbetreffende steunregeling vastgestelde periode waarin de landbouwer in aanmerking komt, ongeacht of de landbouwer vervolgens de maximale leeftijdsgrens overschrijdt;

23)“nieuwe landbouwer” wordt zodanig gedefinieerd dat het een landbouwer betreft die geen jonge landbouwer is en die voor het eerst bedrijfshoofd is;

24)“overheidsuitgaven”: voor de toepassing van het GLB, elke bijdrage aan de financiering van concrete acties die afkomstig is uit de begroting van de nationale, regionale en lokale overheid, de begroting van de Unie voor het fonds, de begroting van publiekrechtelijke instanties of de begroting van verenigingen van overheden of publiekrechtelijke instanties;

25)“steunpercentage”: voor de toepassing van het GLB, het percentage van de overheidsuitgaven voor een concrete actie; waar het gaat om financieringsinstrumenten wordt hiermee het brutosubsidie-equivalent van de steun bedoeld zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 20, van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie;

26)“kleinschalige kustvisserij”: visserijactiviteiten van:

a)zee- en binnenvisserijvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter die geen gebruikmaken van gesleept vistuig als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad28; of

b)vissers te voet, met inbegrip van schelpdiervissers;

27)“visser”: een door de betrokken lidstaat als zodanig erkende natuurlijke persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent;

28)“vissen”: een door de betrokken lidstaat als zodanig erkende natuurlijke persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent;

29)“duurzame blauwe economie”: alle sectorale en sectoroverschrijdende economische activiteiten op de interne markt die verband houden met de oceanen, zeeën, kusten en binnenwateren, waaronder de eiland- en ultraperifere gebieden van de Unie en de niet aan zee grenzende landen, met inbegrip van opkomende sectoren en niet-marktgoederen en -diensten, die tot doel hebben de langdurige ecologische, sociale en economische duurzaamheid te waarborgen en die in overeenstemming zijn met de SDG’s, met name SDG 14, alsmede met de milieuwetgeving van de Unie;

30)“maritiem beleid”: beleid van de Unie ter bevordering van een geïntegreerde en coherente besluitvorming met het oog op een optimale duurzame ontwikkeling, economische groei en sociale cohesie in de Unie, met name in de kust-, eiland- en ultraperifere gebieden, en in de sectoren van de duurzame blauwe economie door middel van coherente beleidsmaatregelen op het gebied van maritieme zaken en internationale samenwerking ter zake;

31)“maritieme beveiliging en bewaking”: activiteiten die worden uitgevoerd om alle gebeurtenissen en handelingen op maritiem gebied die gevolgen zouden hebben op het vlak van maritieme veiligheid en beveiliging, rechtshandhaving, defensie, grenscontrole, bescherming van het mariene milieu, visserijcontrole, handel en economische belangen van de Unie, te begrijpen, zo mogelijk te voorkomen, en op omvattende wijze te beheren;

32)“Europees marien observatie- en datanetwerk” of “EMODnet”: een partnerschap waarbij mariene gegevens en metagegevens worden samengevoegd om die versnipperde middelen beter toegankelijk en bruikbaar te maken voor openbare en particuliere gebruikers door kwalitatieve, interoperabele en geharmoniseerde mariene gegevens aan te bieden;

33)“maritieme ruimtelijke planning”: een proces in het kader waarvan de betreffende autoriteiten van de lidstaat menselijke activiteiten in mariene gebieden analyseren en organiseren om ecologische, economische en sociale doelstellingen te bereiken;

34)“oceaanobservatie”: de basis van alle mariene kennis. Zij vormt de basis voor het inzicht in mariene ecosystemen en factoren die daarop van invloed zijn. Hieruit worden cruciale gegevens verkregen voor weersvoorspellingen, strategieën voor de beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, de monitoring van extreme gebeurtenissen, de veiligheid van de burgers, toestand van de zee, overstromingen, de zeevaart, offshore-energie, visserij en aquacultuur en in toenemende mate veiligheid en defensie. Zij legt het fundament voor op bewijs gebaseerde besluitvorming en verschaft cruciale informatie over de manier waarop menselijke activiteiten de gezondheid van de oceanen beïnvloeden en welke diensten de oceaan de maatschappij bewijst;

35)“onregelmatigheid”: elke inbreuk op het toepasselijke recht waardoor de begroting van de Unie wordt of zou kunnen worden benadeeld doordat een ongerechtvaardigde terugbetaling wordt ontvangen op basis van mijlpalen, streefdoelen en outputs voor die begroting;

36)“holdingfonds”: een fonds dat onder de verantwoordelijkheid van een beheersautoriteit in het kader van een of meer hoofdstukken van het plan is opgericht;

37)“specifiek fonds”: een fonds via hetwelk een beheersautoriteit of een holdingfonds financiële producten aan eindontvangers verstrekt;

38)“instantie die een financieringsinstrument uitvoert”: publiek- of privaatrechtelijke instantie die taken van een holdingfonds of een specifiek fonds uitvoert;

39)“minder ontwikkelde regio’s”: regio’s waar het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 75 % van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt (“minder ontwikkelde regio’s”);

40)“overgangsregio’s”: regio’s waar het bbp per hoofd van de bevolking 75 % tot 100 % van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt (“overgangsregio’s”);

41)“meer ontwikkelde regio’s”: regio’s waar het bbp per hoofd van de bevolking meer dan 100 % van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt (“meer ontwikkelde regio’s”).

De regioclassificatie wordt gemaakt aan de hand van het bbp per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2021-2023 ten opzichte van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 in dezelfde periode.

De Commissie stelt, bij uitvoeringshandeling, een besluit vast met de lijst van de regio’s die aan de criteria voor een van de drie in de punten 38 tot en met 40 bedoelde regiocategorieën voldoen, alsmede van de lidstaten die voldoen aan de in lid 2, punt a, van artikel 22 genoemde criteria. Die lijst geldt van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034.

Artikel 5 
Beheer van het fonds

1.De lidstaten en de Commissie voeren de uit de Uniebegroting gefinancierde middelen en eventuele aanvullende middelen die aan de NRP-plannen en het Interreg-plan zijn toegewezen, in gedeeld beheer uit overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, onverminderd lid 2 van dit artikel en artikel 6, lid 3, van Verordening XX [regionale ontwikkeling, Interreg-plan] [bepalingen met betrekking tot het gebruik van indirect beheer in het geval van bepaalde samenwerkingsvormen in het kader van Interreg].

2.De Commissie voert titel IV inzake de faciliteit uit in direct, gedeeld of indirect beheer overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punten a), b) en c), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

3.De in artikel 10 bedoelde technische bijstand op initiatief van de Commissie wordt in direct of indirect beheer uitgevoerd, overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punten a) en c), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

Artikel 6 
Partnerschap en bestuur op verschillende niveaus

1.Voor het NRP-plan en elk hoofdstuk en het in hoofdstuk II van Verordening XX [regionale ontwikkeling, Interreg-plan] bedoelde hoofdstuk van het Interreg-plan organiseert en implementeert elke lidstaat een uitgebreid partnerschap overeenkomstig zijn institutionele en wettelijke kader en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de desbetreffende hoofdstukken. Dit partnerschap omvat een evenwichtige vertegenwoordiging van de volgende partners:

a)regionale, lokale, stedelijke, landelijke en andere overheidsinstanties of verenigingen die dergelijke instanties vertegenwoordigen;

b)economische en sociale partners, met inbegrip van landbouwers, vissers en hun organisaties;

c)relevante instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, zoals milieupartners, niet-gouvernementele organisaties, jongerenorganisaties en instanties die tot taak hebben sociale inclusie, grondrechten, rechten van personen met een handicap, gendergelijkheid en non-discriminatie te bevorderen, alsook nationale mensenrechteninstellingen en -organisaties;

d)onderzoeksorganisaties en universiteiten, in voorkomend geval.

2.Het in overeenstemming met lid 1 ingestelde partnerschap functioneert volgens het beginsel van bestuur op verschillende niveaus en een bottom-upbenadering. De lidstaten betrekken de in elke alinea van lid 1 bedoelde partners bij de voorbereiding van het plan en gedurende de hele duur van de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de hoofdstukken, onder meer door middel van deelname aan de monitoringcomités overeenkomstig artikel 55.

3.Het partnerschap wordt georganiseerd en uitgevoerd overeenkomstig de Europese gedragscode inzake partnerschap, die is vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie.

4.Wat de in lid 1, punt a), bedoelde partners betreft, waarborgt de lidstaat dat alle autoriteiten die betrokken zijn bij de desbetreffende hoofdstukken van het plan naar behoren worden vertegenwoordigd overeenkomstig het bijbehorende territoriale niveau en de geografische dekking van het hoofdstuk, indien passend.

5.De lidstaten kunnen voor de toepassing van de steun van de Unie afwijken van de vereisten inzake partnerschap en bestuur op verschillende niveaus zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 202X/XX [grensbeheer] en Verordening (EU) 202X/XX [interne veiligheid] indien dat door de lidstaat naar behoren gemotiveerd en onderbouwd wordt in zijn plan. Voor de toepassing van de bij Verordening (EU) 202X/XX [migratie, asiel en integratie] vastgestelde steun van de Unie voor asiel, migratie en integratie omvatten partnerschappen regionale, lokale, stedelijke en andere overheidsinstanties of verenigingen die dergelijke instanties vertegenwoordigen, maatschappelijke organisaties zoals vluchtelingenorganisaties en door migranten geleide organisaties, alsook nationale mensenrechteninstellingen en organen voor gelijke kansen en, in voorkomend geval, internationale organisaties en economische en sociale partners.

6.Ten minste een keer per jaar raadpleegt de Commissie organisaties die partners op het niveau van de Unie vertegenwoordigen over de uitvoering van de plannen.

Artikel 7 
Horizontale beginselen

1.De lidstaten stellen de maatregelen in het NRP-plan en Interreg-plan op zodanige wijze op dat de naleving wordt gewaarborgd van:

a)de beginselen van de rechtsstaat zoals uiteengezet in artikel 2, punt a), en artikel 3 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092;

b)de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De lidstaten eerbiedigen die rechten, vrijheden en beginselen gedurende de gehele voorbereiding en uitvoering van hun respectieve plannen.

2.De lidstaten en de Commissie nemen passende maatregelen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid bij de voorbereiding en de uitvoering van, het toezicht op, de rapportage over en de evaluatie van de plannen te voorkomen. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van de plannen wordt met name rekening gehouden met de toegankelijkheid voor personen met een handicap.

3.Betalingen in het kader van interventies zoals bedoeld in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met f), en punten o) en p), voor zover zij betrekking hebben op steun voor lokale landbouwproducten, zijn onderworpen aan de naleving van het “rentmeesterschap van landbouwbedrijven” zoals vastgesteld in artikel 3 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening]. Betalingen die onderworpen zijn aan de in bijlage I, delen A en C, bij Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] bedoelde vereisten inzake het rentmeesterschap van landbouwbedrijven worden geacht te voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” als vastgesteld in artikel 33, lid 2, punt d), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

4.De steun uit het fonds vormt een aanvulling op de nationale overheidsfinanciering.

5.Overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden zorgen de Commissie en de betrokken lidstaten voor coördinatie, samenhang en synergieën tussen het fonds en andere Unieprogramma’s en instrumenten. Daartoe waarborgen zij het volgende:

a)complementariteit en samenhang tussen verschillende instrumenten op Unie-, nationaal en in voorkomend geval lokaal of regionaal niveau, zowel in de planningsfase als tijdens de uitvoering;

b)nauwe samenwerking tussen de instanties die op Unie-, nationaal en regionaal niveau verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en de controle om de doelstellingen van het fonds en synergieën tussen maatregelen in het kader van verschillende doelstellingen van het fonds te verwezenlijken.

Voor concrete acties mag steun worden ontvangen uit andere Unieprogramma’s en -instrumenten, op voorwaarde dat dergelijke steunmaatregelen en mijlpalen en streefdoelen die leiden tot betalingen, niet dezelfde kosten dekken. Voor de toepassing van de eerste alinea werken de lidstaten en de Commissie samen bij het opzetten en uitvoeren van concrete acties die cumulatief worden gefinancierd in het kader van het plan en een ander programma van de Unie, teneinde dubbele financiering te voorkomen.

Artikel 8 
Eerbiediging van de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten

1.De lidstaten voeren doeltreffende mechanismen in en houden deze in stand om ervoor te zorgen dat tijdens de gehele uitvoering van het fonds de door hun plannen ondersteunde maatregelen en de uitvoering ervan in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest”).

Zij voorzien in een beoordeling van die mechanismen overeenkomstig artikel 22, lid 2, punt q) [vereisten van het NRP-plan], en stellen de Commissie in kennis van wijzigingen die van invloed zijn op de naleving van de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest.

2.Wanneer de Commissie van oordeel is dat een lidstaat zoals bepaald in lid 1 niet (langer) voldoet aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest stelt zij de desbetreffende lidstaat in kennis van haar beoordeling, op basis van de informatie die de betrokken lidstaat in zijn NRP-plan heeft verstrekt als antwoord op opmerkingen van de Commissie, en rekening houdend met relevante informatie, waaronder de landspecifieke verslagen inzake de rechtsstaat en het Europees Semester.

3.De desbetreffende lidstaat kan zijn opmerkingen en eventuele corrigerende maatregelen, waaronder wijzigingen van het NRP-plan, binnen twee maanden na de kennisgeving van de beoordeling op grond van lid 2 indienen.

4.Indien de Commissie tot de conclusie komt dat niet aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest is voldaan, stelt zij binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 3 bedoelde opmerkingen van de lidstaat een uitvoeringsbesluit vast waarin wordt vastgesteld dat niet is voldaan aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest en waarin wordt vastgesteld op welke specifieke maatregelen van het NRP-plan de niet-naleving invloed heeft.

Daarvoor wordt rekening gehouden met de volgende aspecten van de niet-naleving van de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest:

a)de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen voor het goed financieel beheer van de begroting van de Unie of voor de financiële belangen van de Unie;

b)de aard, de duur, de ernst en de omvang.

5.De lidstaat kan betalingsaanvragen indienen voor de specifieke maatregelen die in het in lid 4 bedoelde besluit zijn vastgesteld, maar de Commissie verricht de daarmee samenhangende betalingen pas nadat aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest is voldaan.

6.Zodra de desbetreffende lidstaat van oordeel is dat aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest is voldaan, stelt hij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie beoordeelt die informatie binnen twee maanden na ontvangst. Indien de Commissie van mening is dat aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest is voldaan, trekt zij het in lid 4 bedoelde besluit in.

Indien de Commissie het oneens is met de lidstaat wat de bewering betreft dat aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot het Handvest is voldaan, stelt zij de lidstaat daarvan in kennis en deelt zij deze haar beoordeling mee.

7.Indien het in lid 4 bedoelde besluit niet binnen een jaar na de vaststelling ervan is ingetrokken, verlaagt de Commissie de financiële bijdrage van de Unie van de lidstaat voor de desbetreffende specifieke maatregelen op evenredige wijze of neemt zij wat de steun in de vorm van leningen betreft alle maatregelen die beschikbaar zijn in het kader van de leningsovereenkomst.

8.Indien de door de Commissie vastgestelde inbreuk ook een inbreuk op de horizontale voorwaarde met betrekking tot de rechtsstaat kan vormen, wordt de procedure van artikel 9 met voorrang geactiveerd.

Artikel 9 
Eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat

1.De lidstaten zien erop toe dat de beginselen van de rechtsstaat als bedoeld in artikel 2, punt a), en artikel 3 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 tijdens de gehele uitvoering van het fonds worden geëerbiedigd (de “horizontale voorwaarde met betrekking tot de rechtsstaat”). Zij stellen de Commissie in kennis van elke wijziging die de vervulling van die voorwaarde beïnvloedt.

2.Wanneer de Commissie van oordeel is dat een lidstaat niet (langer) aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot de rechtsstaat voldoet, stelt zij de desbetreffende lidstaat in kennis van haar beoordeling, rekening houdend met relevante informatie, waaronder de informatie die de betrokken lidstaat in zijn NRP-plan heeft verstrekt als antwoord op opmerkingen van de Commissie, en met de landenverslagen inzake de rechtsstaat en het Europees Semester.

3.De desbetreffende lidstaat kan zijn opmerkingen en eventuele corrigerende maatregelen, waaronder wijzigingen van het NRP-plan, binnen twee maanden na de kennisgeving van de beoordeling op grond van lid 3 indienen.

4.Indien de Commissie tot de conclusie komt dat niet aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot de rechtsstaat is voldaan, stelt zij binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 4 bedoelde opmerkingen van de lidstaat een uitvoeringsbesluit voor aan de Raad waarin wordt vastgesteld dat niet is voldaan aan de horizontale voorwaarden met betrekking tot de rechtsstaat en waarin wordt vastgesteld op welke specifieke maatregelen van het NRP-plan de niet-naleving invloed heeft.

Daarvoor wordt rekening gehouden met de volgende aspecten van de niet-naleving van de horizontale voorwaarde met betrekking tot de rechtsstaat:

a)de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen voor het goed financieel beheer van de begroting van de Unie of voor de financiële belangen van de Unie;

b)de aard, de duur, de ernst en de omvang.

De Raad stelt het uitvoeringsbesluit binnen vier weken na vaststelling van het voorstel van de Commissie vast.

5.De lidstaat kan betalingsaanvragen indienen voor de specifieke maatregelen die in het in lid 4 bedoelde besluit zijn vastgesteld, maar de Commissie verricht de daarmee samenhangende betalingen pas nadat aan de horizontale voorwaarde met betrekking tot de rechtsstaat is voldaan.

6.De lidstaat stelt de Commissie in kennis zodra hij van oordeel is dat de schending van de horizontale voorwaarde met betrekking tot de rechtsstaat is verholpen. De Commissie beoordeelt die informatie binnen twee maanden na ontvangst. Indien de Commissie van mening is dat de inbreuk volledig is verholpen, stelt zij de Raad voor het in lid 4 bedoelde besluit in te trekken. Indien de Commissie van oordeel is dat de inbreuk gedeeltelijk is verholpen, stelt zij de Raad voor het in lid 4 bedoelde besluit in overeenkomstige zin te wijzigen. De Raad stelt het uitvoeringsbesluit binnen vier weken na vaststelling van het voorstel van de Commissie vast.

7.Indien het in lid 4 bedoelde besluit niet [binnen [één] jaar na de vaststelling ervan] is ingetrokken, verlaagt de Commissie de financiële bijdrage van de Unie van de lidstaat voor de desbetreffende specifieke maatregelen van het plan op evenredige wijze of neemt zij wat de steun in de vorm van leningen betreft alle maatregelen die beschikbaar zijn in het kader van de leningsovereenkomst.

8.De Commissie stelt het Europees Parlement onmiddellijk in kennis van elk op grond van de leden 4 en 6 voorgesteld, vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken besluit.

TITEL II
FINANCIEEL KADER

HOOFDSTUK 1 
Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 10 
Begroting

1.De financiële middelen voor de uitvoering van het fonds voor de periode van 1 januari 2028 tot en met december 2034 bedragen 865 076 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.De financiële middelen worden als volgt toegewezen:

a)782 879 000 000 EUR wordt toegewezen aan de in titel III bedoelde NRP-plannen overeenkomstig bijlage I [verdeelsleutel], waarvan:

I)ten minste 217 798 000 000 EUR voor minder ontwikkelde regio’s door minimumbedragen per lidstaat vast te stellen op basis van de in bijlage II beschreven methode;

II)ten minste 295 700 000 000 EUR voor GLB-interventies als bedoeld in artikel 35 [soorten steun], lid 1, punten a) tot en met k) en r), en lid 10 en voor interventies vermeld in artikel 35, lid 11;

III)ten minste 34 215 510 000 EUR als volgt: 11 975 428 500 EUR zoals beschreven in artikel 4 van Verordening (EU) 202X/XXX [tot vaststelling van de steun van de Unie voor asiel, migratie en integratie voor de periode van 2028-2034], 15 396 750 000 EUR als vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EU) 202X/XXX [tot vaststelling van steun van de Unie voor het Schengengebied, voor het Europees geïntegreerd grensbeheer en voor het gemeenschappelijk visumbeleid voor de periode van 2028-2034] en 6 843 331 500 EUR als vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EU) 202X/XXX [tot vaststelling van steun van de Unie voor interne veiligheid voor de periode 2028-2034] voor de in artikel 3 van die verordeningen genoemde doelstellingen;

b)71 933 000 000 EUR wordt toegewezen aan de in titel IV bedoelde faciliteit;

c)10 264 000 000 EUR wordt toegewezen aan het Interreg-plan als bedoeld in hoofdstuk II van Verordening XX [regionale ontwikkeling, Interreg-plan];

d)Tot 0,5 % van de financiële middelen wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie, zoals bedoeld in artikel 12 [technische bijstand].

3.Naast de in de tweede alinea, punt a), beschreven toewijzing, omvat de financiële bijdrage van de Unie 50 100 000 000 EUR uit de in artikel 30 quinquies, lid 4), vierde alinea, punten c) tot en met g), van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde bedragen voor het Sociaal Klimaatfonds die in het kader van de plannen moeten worden besteed, in overeenstemming met de in bijlage II bij Verordening (EU) 2023/955 vastgestelde verdeling. Dit bedrag wordt aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

4.Een bedrag van 150 000 000 000 EUR aan steun via leningen wordt ter beschikking van de lidstaten gesteld voor de uitvoering van hun plannen.

5.Ten minste 14 % van de in lid 2 bedoelde financiële middelen en van het in lid 4 bedoelde bedrag wordt besteed aan de verwezenlijking van de sociale doelstellingen van de Unie, berekend aan de hand van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) [prestatieverordening] bedoelde coëfficiënten. Het in lid 2, punt a), ii), bedoelde bedrag en de externe bestemmingsontvangsten uit het Sociaal Klimaatfonds worden uitgesloten van de grondslag voor de berekening van deze minimale toewijzing.

6.De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast om het per lidstaat toe te wijzen maximumbedrag vast te stellen door de in bijlage I beschreven methode toe te passen, voor de in de artikelen 2 en 3 bedoelde doelstellingen.

Artikel 11 
Aanvullende middelen en gebruik van middelen

1.Lidstaten, instellingen, organen en agentschappen van de Unie, derde landen, internationale organisaties, internationale financiële instellingen of andere derde partijen kunnen aanvullende bijdragen aan het fonds leveren. Aanvullende financiële bijdragen vormen externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 2, punten a), d) of e), of artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

2.Met het oog op de uitvoering van een maatregel in het kader van hun NRP-plan kunnen lidstaten voorstellen om in hun NRP-plan als geraamde kosten de bedragen op te nemen van de financiële bijdragen die de lidstaten moeten leveren aan programma’s of instrumenten van de Unie ter uitvoering van beleid dat is afgestemd op de doelstellingen van het NRP-plan voor de uitvoering van de maatregel via die programma’s of instrumenten. Dergelijke bijdragen kunnen ook worden geleverd aan de voorziening van de begrotingsgarantie, de financiering van het financieringsinstrument of aan bedragen van niet-terugbetaalbare steun wanneer deze worden gecombineerd met de begrotingsgarantie of het financieringsinstrument in een blendingverrichting, in het kader van het [ECF InvestEU-instrument]. De maatregel moet voldoen aan de vereisten van deze verordening. Wanneer dergelijke bedragen bijdragen aan de voorziening van de begrotingsgarantie in het kader van het [ECF InvestEU-instrument] moeten zij, waar relevant, worden aangevuld met een back-to-backgarantie van de lidstaat ter dekking van de niet door voorzieningen gedekte voorwaardelijke verplichting.

3.De lidstaten kunnen bij het indienen van hun oorspronkelijke plan of met een verzoek tot wijziging vragen om een deel van het in artikel 4 van Verordening (EU) XX (MIGRATIE), artikel 4 van Verordening (EU) XX (GRENZEN) en artikel 4 van Verordening (EU) XX (VEILIGHEID) vastgestelde bedrag opnieuw toe te wijzen voor de uitvoering van in een andere van deze verordeningen beschreven doelstellingen. De Commissie maakt slechts bezwaar tegen een verzoek om hertoewijzing indien een dergelijke hertoewijzing gevolgen zou hebben voor de overeenstemming van het gewijzigde plan met de vereisten van artikel 22 van deze verordening.

Artikel 12 
Technische bijstand op initiatief van de Commissie

1.Op het initiatief van de Commissie kan het fonds technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het plan en het Interreg-plan steunen, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, institutionele informatietechnologiesystemen en -platforms, informatie- en communicatieactiviteiten, onder meer door EU-brede netwerken van autoriteiten van de lidstaten en andere relevante belanghebbenden op te zetten, institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie en alle andere uitgaven gerelateerd aan technische en administratieve bijstand of personeel die de Commissie doet voor het beheer van het fonds, waar passend met derde landen.

2.Het fonds verleent ook steun voor alle andere technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid, met inbegrip van maatregelen voor visserijcontrole en rechtshandhaving, marktcontroles, de verzameling of aankoop van gegevens, waaronder satellietgegevens, geospatiale gegevens en meteorologische gegevens, de opvolging van hulpbronnen, de ontwikkeling en de handhaving van de elektronische certificering van biologische producten en aanverwante institutionele informatietechnologiesystemen, de ontwikkeling, registratie en bescherming van de aanduidingen, afkortingen of symbolen die betrekking hebben op de kwaliteitsregelingen van de Unie en bijdragen in het kader van internationale overeenkomsten.

3.De in lid 1 bedoelde acties kunnen betrekking hebben op eerdere en volgende programmeringsperiodes.

4.De Commissie stelt een financieringsbesluit vast wanneer een bijdrage uit dit fonds wordt overwogen overeenkomstig artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

5.Afhankelijk van het doel, kunnen de in dit artikel bedoelde acties als operationele of als administratieve uitgaven worden gefinancierd.

6.Overeenkomstig artikel 196, lid 2, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 kunnen, in afdoende gemotiveerde gevallen als gespecificeerd in het financieringsbesluit en voor een beperkte periode, uit hoofde van deze verordening ondersteunde acties op het gebied van technische bijstand in direct beheer op initiatief van de Commissie en de onderliggende kosten met ingang van 1 januari 2028 als subsidiabel worden beschouwd, zelfs indien deze acties vóór de indiening van de subsidieaanvraag zijn uitgevoerd, respectievelijk gemaakt.

Artikel 13 
Technische bijstand op initiatief van de lidstaat

1.Op initiatief van een lidstaat kan het fonds acties ondersteunen die betrekking kunnen hebben op eerdere en volgende programmeringsperiodes en die nodig zijn voor de effectieve uitvoering van het fonds, waaronder het verstrekken van financiering voor de uitvoering van, onder andere, functies zoals voorbereiding, opleiding, beheer, monitoring, evaluatie, informatie, zichtbaarheid en communicatie.

2.Technische bijstand voor elk NRP-plan en voor elk hoofdstuk van het Interreg-plan wordt vastgesteld in de vorm van een forfaitair percentage van respectievelijk 3 % en 8 %, dat wordt toegepast op het bedrag dat is opgenomen in elke betalingsaanvraag overeenkomstig artikel 65 [betalingsaanvragen]. Het forfaitaire percentage bedraagt 10 % voor de hoofdstukken van het Interreg-plan ter ondersteuning van samenwerking in de ultraperifere gebieden en samenwerking aan de buitengrenzen.

3.In geval van een vermindering van de financiële bijdrage van de Unie, onder meer als gevolg van vrijmakingen of van een financiële correctie, eventuele middelen die zijn betaald voor technische bijstand overeenkomstig lid 1 en die het in lid 2 vastgestelde percentage van de financiële bijdrage van de Unie overschrijden, terugbetalen aan de begroting van de Unie.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de door de Commissie betaalde bedragen voor de NRP-plannen op evenwichtige en evenredige wijze over alle hoofdstukken van het plan worden verdeeld om alle gesteunde doelstellingen te bevorderen.

5.De lidstaten kunnen om steun verzoeken voor de voorbereiding van hervormingen die in hun NRP-plannen zijn opgenomen.

HOOFDSTUK 2 
Steun in het kader van de plannen

Artikel 14 
Budgettaire vastleggingen

1.De vastleggingen in de begroting van de Unie van de financiële toewijzing voor elk plan worden in de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034 door de Commissie verricht in jaarlijkse tranches overeenkomstig artikel 112, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, en wel als volgt (afgerond):

a)15,8 % in 2028;

b)15,5 % in 2029;

c)15,1 % in 2030;

d)14,8 % in 2031;

e)14,4 % in 2032;

f)12,8 % in 2033;

g)11,7 % in 2034.

2.Een flexibiliteitsbedrag dat overeenstemt met 25 % van de financiële bijdrage van de Unie van een lidstaat als vastgesteld in bijlage I [toewijzingsmethode] is alleen als volgt beschikbaar voor programmering:

a)maximaal één vijfde kan door een lidstaat worden aangevraagd overeenkomstig artikel 34 (wijziging van het plan in crisissituaties), waarbij het resterende bedrag wordt geprogrammeerd overeenkomstig artikel 25 (tussentijdse evaluatie);

b)drie vijfde kan door een lidstaat worden aangevraagd overeenkomstig artikel 25 (tussentijdse evaluatie), waarvan een gedeelte in naar behoren gemotiveerde en uitzonderlijke omstandigheden vóór de tussentijdse evaluatie kan worden aangevraagd;

c)één vijfde kan pas vanaf 2031 door de lidstaat worden aangevraagd, overeenkomstig artikel 34 (wijziging van het plan in crisissituaties). Met ingang van 30 juni 2033 is elk niet-geprogrammeerd bedrag beschikbaar voor programmering voor wijzigingen van het plan.

Het gedeelte van de financiële bijdrage dat is toegewezen aan interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met h), j), k) en r) [interventietypes], wordt niet meegeteld voor het flexibiliteitsbedrag.

Voor het flexibiliteitsbedrag gaat de in artikel 15, lid 1, bedoelde termijn pas in wanneer bedragen overeenkomstig de punten a), b) en c), zijn geprogrammeerd.

Dit lid is niet van toepassing op de financiële bijdrage van de Unie van een lidstaat aan het Interreg-plan.

Artikel 15 
Vrijmakingen

1.Het bedrag van een NRP-plan en van het hoofdstuk van het Interreg-plan dat uiterlijk op 31 oktober van het kalenderjaar na het jaar van de vastleggingen in de begroting niet is gebruikt voor voorfinanciering, overeenkomstig artikel 17 [voorfinanciering], of waarvoor uiterlijk op diezelfde datum geen betalingsaanvraag overeenkomstig artikel 65 [indiening en beoordeling van betalingsaanvragen] is ingediend, wordt door de Commissie vrijgemaakt.

2.Het bedrag van de vrijmaking wordt verlaagd met de bedragen die gelijkwaardig zijn aan dat deel van de vastlegging in de begroting waarvoor:

a)de concrete acties zijn geschorst door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking; of

b)er geen betalingsaanvraag kon worden ingediend wegens overmacht, voor zover die ernstige gevolgen had voor de uitvoering van het NRP-plan of het hoofdstuk van een Interreg-plan of van een deel daarvan.

De nationale autoriteiten die zich beroepen op overmacht als bedoeld in de eerste alinea, punt b), tonen de rechtstreekse gevolgen van de overmacht voor de uitvoering van het NRP-plan of het Interreg-hoofdstuk of van een deel daarvan aan.

3.De lidstaten sturen de Commissie uiterlijk 31 januari informatie over de in lid 2, eerste alinea, punten a) en b), bedoelde uitzonderingen die van toepassing zijn op de bedragen die uiterlijk 31 december van het voorafgaande jaar moesten worden gedeclareerd.

4.De kredieten die overeenkomen met vrijmakingen overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 en de artikelen 8 [handvest] en 9 [horizontale voorwaarde inzake de rechtsstaat] van deze verordening kunnen opnieuw beschikbaar worden gesteld voor gebruik in het kader van andere instrumenten of programma’s van de Unie in direct of indirect beheer, met name die welke bijdragen tot de ondersteuning van de Europese democratie, het maatschappelijk middenveld, de waarden van de Unie of de bestrijding van corruptie.

5.Dit artikel is niet van toepassing op bedragen die beschikbaar worden gesteld als externe bestemmingsontvangsten en de leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met g) [interventietypes].

Artikel 16 
Procedure voor vrijmaking

1.De Commissie informeert de lidstaten op basis van de informatie die zij op 31 januari heeft ontvangen, over de hoogte van het bedrag dat wordt vrijgemaakt.

2.De lidstaten hebben vanaf de in lid 1 bedoelde mededeling door de Commissie twee maanden de tijd om in te stemmen met het vrij te maken bedrag of opmerkingen te formuleren.

3.Wanneer de vrijmaking betrekking heeft op bedragen die in het kader van het NRP-plan zijn vastgesteld, dient de lidstaat uiterlijk op 30 juni een verzoek tot wijziging van het NRP-plan in bij de Commissie waarin rekening wordt gehouden met het verlaagde steunbedrag. De bedragen waarop de vrijmaking en de overeenkomstige vermindering betrekking hebben, worden in het NRP-plan verdeeld op basis van de voortgang die is geboekt bij de uitvoering van maatregelen binnen de verschillende hoofdstukken van het NRP-plan.

4.Voor het Interreg-plan worden financiële vastleggingen gedaan op het niveau van het hoofdstuk. Wanneer de vrijmaking betrekking heeft op bedragen die in het kader van een Interreg-hoofdstuk zijn vastgelegd, dient de lidstaat waar de beheersautoriteit gevestigd is uiterlijk op 30 juni een verzoek tot wijziging van het Interreg-hoofdstuk in bij de Commissie waarin rekening wordt gehouden met het verlaagde steunbedrag.

5.Bij gebreke van een indiening zoals bedoeld in de leden 3 en 4 verlaagt de Commissie uiterlijk op 31 oktober de bijdrage uit het fonds voor het desbetreffende kalenderjaar overeenkomstig voornoemde leden.

6.Overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde vrijmakingsprocedure doet de Commissie een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit van de Raad tot goedkeuring van het NRP-plan overeenkomstig artikel 23, waarin rekening wordt gehouden met de bedragen waarop de vrijmaking betrekking heeft.

Artikel 17 
Voorfinanciering

1.Onder voorbehoud van de vaststelling door de Raad van het in artikel 23 bedoelde uitvoeringsbesluit en van de beschikbaarheid van middelen, doet de Commissie een voorfinancieringsbetaling. De voorfinanciering bedraagt 10 % van de financiële toewijzing van de Unie zoals bedoeld in artikel 14 [vastleggingen in de begroting] en wordt betaald in tranches over drie opeenvolgende jaren, en wel als volgt: 4 % in 2028, 3 % in 2029 en 3 % in 2030. Wanneer het uitvoeringsbesluit na 31 juli 2028 door de Raad wordt vastgesteld, worden alleen de tranches van 2029 en 2030 betaald.

2.De Commissie betaalt een voorfinanciering van 12 % van de financiële bijdrage van de Unie uit het fonds uit voor elk hoofdstuk van het Interreg-plan, zoals bepaald in de uitvoeringshandeling tot goedkeuring van het hoofdstuk van het Interreg-plan overeenkomstig artikel 8 van Verordening XX [regionale ontwikkeling, Interreg-plan], mits er middelen beschikbaar zijn. Dat bedrag wordt betaald in drie gelijke tranches van 4 % over drie opeenvolgende jaren.

Wanneer een hoofdstuk van een Interreg-plan steun ontvangt uit het “Europa in de wereld”-instrument, kunnen in de in lid 1 van artikel 8 van Verordening XX [regionale ontwikkeling, Interreg-plan] [goedkeuring en wijziging van het Interreg-plan] bedoelde uitvoeringshandeling specifieke regels voor voorfinanciering worden vastgesteld die afwijken van dit lid.

3.De als voorfinanciering betaalde bedragen worden uiterlijk bij ontvangst van het jaarlijkse zekerheidspakket voor het laatste jaar van uitvoering in de rekeningen van de Commissie vereffend.

Artikel 18 
Aanvraag tot steun via leningen

1.De door een lidstaat ingediende aanvraag tot steun via leningen vermeldt:

a)het bedrag van de aangevraagde steun via leningen;

b)de maatregelen die overeenkomstig artikel 21 [opstelling en indiening van het plan] met de steun via leningen moeten worden gefinancierd;

c)de financiële behoeften in verband met de in punt b) bedoelde maatregelen;

d)een toelichting waarom de geraamde kosten van het NRP-plan hoger zijn dan het totaal van de financiële bijdrage van de Unie, rekening houdend met de nationale bijdrage.

2.De steun via leningen mag niet groter zijn dan het verschil tussen de totale geraamde kosten van het plan, in voorkomend geval zoals herzien, en het totaal van de financiële bijdrage van de Unie en de nationale bijdrage.

3.De lidstaten dienen het verzoek tot steun via leningen uiterlijk op 31 januari 2028 bij de Commissie in.

4.De Commissie wijst de in artikel 10, lid 4, bedragen van de steun via leningen aan de lidstaten toe met inachtneming van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie. Het aandeel van de leningen dat wordt verstrekt aan de drie lidstaten die het grootste aandeel van de verstrekte leningen vertegenwoordigen, bedraagt niet meer dan 60 procent van het in artikel 10, lid 4, genoemde maximumbedrag.

Wanneer na de in lid 3 bedoelde toewijzing van leningen bedragen beschikbaar blijven voor steun via leningen, kan de Commissie nieuwe oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling voor steun via leningen publiceren. In dat geval is de in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel en in artikel 19 beschreven procedure van overeenkomstige toepassing.

5.De lening wordt betaald op voorwaarde dat de mijlpalen en streefdoelen overeenkomstig artikel 65 [betalingsaanvraag] worden gehaald.

6.De Commissie beoordeelt de aanvraag tot steun via leningen overeenkomstig artikel 23 [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad].

Artikel 19 
Leningsovereenkomst en opgenomen en verstrekte leningen

1.Voor de financiering van steun in het kader van het plan in de vorm van leningen wordt de Commissie gemachtigd om, namens de Unie, de nodige financiële middelen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen te lenen overeenkomstig artikel 224 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

2.Nadat het in artikel 23 [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad] bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad is vastgesteld, gaat de Commissie een leningovereenkomst aan met de lidstaat. Naast de in artikel 223, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 vastgestelde elementen, worden in de leningsovereenkomst het maximale leningsbedrag, de beschikbaarheidsperiode, de maximale duur van elke uitbetaling van de lening en de gedetailleerde voorwaarden van de steun vastgesteld. Dergelijke overeenkomsten kunnen ook het bedrag van de voorfinanciering en regels voor de verrekening van voorfinanciering bevatten.

Artikel 20 
Nationale bijdrage aan de geraamde kosten

1.Het minimumpercentage voor de nationale bijdrage aan de geraamde kosten van een maatregel van het plan mag niet lager zijn dan:

a)15 % voor minder ontwikkelde regio’s;

b)40 % voor overgangsregio’s;

c)60 % voor meer ontwikkelde regio’s.

2.Wanneer het voor een bepaalde maatregel niet mogelijk is het aandeel van de uitvoering in minder ontwikkelde regio’s te bepalen, mag de nationale bijdrage aan de geraamde kosten niet lager zijn dan het voor de bevolking gewogen gemiddelde van de toepasselijke bijdragepercentages van zijn regio’s zoals bepaald in lid 1.

3.Het nationale bijdragepercentage op het niveau van elk Interreg-hoofdstuk mag niet minder dan 20 % bedragen. Het percentage wordt met [5] procentpunten verlaagd voor hoofdstukken die de samenwerking tussen ultraperifere gebieden en de grensoverschrijdende samenwerking aan de buitengrenzen ondersteunen.

4.Voor interventies als bedoeld in artikel 35, punten a), b), c) en g), wordt geen nationale bijdrage gevraagd. Voor deze interventies wordt geen aanvullende nationale financiering verstrekt. Elk bijdragepercentage dat afwijkt van de in lid 1 vastgestelde percentages voor interventies als bedoeld in titel V, ook wanneer er geen nationale bijdragen worden gevraagd, geldt slechts voor een totaal bedrag aan interventies dat niet hoger is dan het aandeel van de lidstaat in het in artikel 10, lid 2, punt a), ii), beschreven bedrag, zoals vastgesteld in bijlage I.

TITEL III
NATIONALE EN REGIONALE PARTNERSCHAPSPLANNEN

HOOFDSTUK 1 
Opstelling en goedkeuring van het plan

Artikel 21 
Opstelling en indiening van het plan

1.Elke lidstaat stelt het NRP-plan met daarin zijn agenda voor hervormingen, investeringen en andere interventies op en dient dit in bij de Commissie. Elk plan bevat maatregelen die een omvattend en samenhangend pakket vormen. De lidstaat maakt het bij de Commissie ingediende plan openbaar op de in artikel 64 [transparantie] bedoelde website.

2.Elke lidstaat stelt het plan op en voert het uit in samenwerking met partners zoals beschreven in artikel 6 [partnerschap], waaronder regionale en lokale overheden, en in overeenstemming met zijn institutionele, financiële en rechtskader. Het plan bevat nationale, sectorale en, waar relevante, regionale en territoriale hoofdstukken.

3.Alleen maatregelen waarvan de uitvoering is begonnen op of na 1 januari 2028 komen in aanmerking voor financiering, mits zij voldoen aan de vereisten van deze verordening en de in artikel 1, lid 1, opgesomde verordeningen.

In afwijking van de eerste alinea kunnen uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen jegens begunstigden die zijn aangegaan in het kader van de uit hoofde van Verordening (EU) 2021/2115 gefinancierde interventies in aanmerking komen voor een bijdrage, mits dergelijke uitgaven in het relevante NRP-plan zijn opgenomen overeenkomstig deze verordening en Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening].

Artikel 22 
Vereisten voor het NRP-plan

1.Elk NRP-plan wordt naar behoren gemotiveerd en onderbouwd en bevat de in lid 2 van dit artikel bedoelde elementen, in overeenstemming met het model in bijlage V.

2.Het NRP-plan:

a)ondersteunt de algemene doelstellingen van artikel 2 en levert een omvattende en passende bijdrage aan alle specifieke doelstellingen van artikel 3, rekening houdend met de specifieke uitdagingen van de betrokken lidstaat en bevat een interventiestrategie die aantoont hoe deze doelstellingen door het plan zullen worden nagestreefd en gefinancierd, welk niveau van financiering nodig is om de verwezenlijking van de algemene doelstellingen te verzekeren en hoe dat financieringsniveau wordt gerechtvaardigd. Het NRP-plan van een lidstaat met een bni per hoofd van de bevolking van minder dan 90 % van het gemiddelde van de Unie moet in het bijzonder aantonen dat het op passende wijze bijdraagt tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van artikel 3, punt a), vii) en ix), en artikel 3, punt d), v);

b)komt op doeltreffende wijze tegemoet aan alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld:

I)in de context van het Europees Semester, met name in de relevante landspecifieke aanbevelingen aan de lidstaat, ook in verband met de Europese pijler van sociale rechten;

II)in andere relevante documenten die officieel door de Commissie zijn vastgesteld of beoordeeld in verband met de doelstellingen van artikel 3 [specifieke doelstellingen], met inbegrip van nationale GLB-aanbevelingen die zijn vastgesteld in artikel 2 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening], aanbevelingen in verband met het digitale decennium op basis van artikel 6 van het besluit tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium en nationale energie- en klimaatplannen;

III)in relevante documenten en strategieën die door de Raad of de Commissie zijn vastgesteld op het gebied van interne veiligheid, visumbeleid en asiel en migratie, rekening houdend met de IT-architectuur van Schengen, het Schengenevaluatiemechanisme overeenkomstig Verordening (EU) 2022/922, kwetsbaarheidsbeoordelingen overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1896 en het monitoringmechanisme voor het Asielagentschap van de Europese Unie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2303.

De lidstaat licht toe hoe de uitdagingen en landspecifieke aanbevelingen worden aangepakt in het NRP-plan en welk niveau van financiering wordt beoogd en hoe het NRP-plan:

a)samenhangt met in het bijzonder de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn in het kader van Verordening (EU) 2024/1263, de nationale herstelplannen in het kader van Verordening (EU) 2024/1991 van het Europees Parlement en de Raad 17 , de nationale energie- en klimaatplannen in het kader van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad 18 ; en de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium in het kader van Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad 19 ;

b)bijdraagt aan de voltooiing van de eengemaakte markt, met name door te voorzien in maatregelen met een grensoverschrijdende, transnationale of meerlandendimensie, onder meer door rekening te houden met projecten op het kernnetwerk en het uitgebreide kernnetwerk als omschreven in Verordening (EU) 2024/1679 van het Europees Parlement en de Raad 20 door rekening te houden met projecten van gemeenschappelijk belang zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad 21 en deze mogelijk te maken via nationale netontwikkelingen en door belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) en concrete acties die een keurmerk voor concurrentievermogen hebben gekregen te ondersteunen, en door maatregelen uit te voeren die de spaar- en investeringsunie bevorderen;

c)voorziet in een lijst en beschrijving van in hoofdstukken gegroepeerde maatregelen, met inbegrip van de aanvullende maatregelen en de specifieke doelstellingen die met elk van deze maatregelen hoofdzakelijk worden nagestreefd en een lijst van beoogde mijlpalen en streefdoelen, met de indicatieve datum van voltooiing ervan in de loop van de programmeringsperiode, met inbegrip van de aanvullende maatregelen en de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen indien de betrokken lidstaat steun via leningen aanvraagt. Maatregelen in verband met het GLB moeten voldoen aan de vereisten van titel V [GLB] en van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] en Verordening (EU) 202X/XXXX [GMO] en die in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid aan de vereisten van artikel XX van Verordening XX [GVB]. De indicatoren die worden voorgesteld voor de streefdoelen worden gebaseerd op de in bijlage I bij Verordening (EU) 202X/XXXX [prestatieverordening] vermelde outputindicatoren, tenzij naar behoren gemotiveerd;

d)de totale geraamde kosten van de maatregelen bevat overeenkomstig het model in bijlage V, als onderdeel van het plan of van een verzoek tot wijziging ervan, voor een totaalbedrag dat ten minste gelijk is aan de som van de financiële bijdrage van de Unie, eventuele aangevraagde leningen, en de nationale bijdragen, in voorkomend geval samen met informatie over bestaande of geplande financiering door de Unie, onderbouwd met een passende motivering en met uitleg over hoe dit aannemelijk en redelijk is en in overeenstemming met het beginsel van kostenefficiëntie en goed financieel beheer en hoe het evenredig is met de verwachte economische en sociale effecten. Het niet-geprogrammeerde bedrag dat als flexibiliteitsbedrag opzij wordt gezet, wordt beschouwd als deel van de totale geraamde kosten van de maatregelen;

e)duidelijke regelingen voor de doeltreffende controle en uitvoering van het plan bevat, met inbegrip van de verantwoordelijke instanties en de monitoring om te voldoen aan de doelstelling om een robuust meerlagig bestuurssysteem op te zetten op basis van het partnerschapsbeginsel, de beoogde aanpak van communicatie en zichtbaarheid, een overzicht van de potentiële behoeften aan technische ondersteuning en duidelijke en doeltreffende regelingen tussen de nationale en regionale overheden inzake de verantwoordelijkheden voor programmering, uitvoering, financieel beheer, monitoring en evaluatie, in overeenstemming met het institutionele en rechtskader van de lidstaat;

f)de economische, sociale en territoriale verschillen in minder ontwikkelde, overgangs- en meer ontwikkelde regio’s verkleint, met name door:

I)middelen toe te wijzen aan minder ontwikkelde, overgangs- en meer ontwikkelde regio’s, in overeenstemming met hun specifieke uitdagingen, waarover verslag moet worden uitgebracht in bijlage V op basis van de in bijlage VII beschreven methode;

II)middelen toe te spitsen op minder ontwikkelde regio’s door minimumbedragen per lidstaat vast te stellen op basis van de in bijlage II beschreven methode;

III)bijzondere aandacht te schenken aan de specifieke behoeften van grensregio’s, noordelijke dunbevolkte regio’s, landelijke en stedelijke gebieden, gebieden die een industriële transitie doormaken en eilanden, waarover verslag moet worden uitgebracht in bijlage V op basis van de in bijlage VII beschreven methode;

IV)de economische en sociale ontwikkeling van de ultraperifere gebieden te versterken; vast te leggen in specifieke maatregelen voor de betrokken gebieden in overeenstemming met artikel 46;

g)middelen toespitst op:

I)het ondersteunen van generatievernieuwing in de landbouwsector, overeenkomstig artikel 8 van Verordening XX [GLB, generatievernieuwing], en in de visserij- en de aquacultuursector;

II)sociale maatregelen overeenkomstig bijlage VI [sociale toewijzingen];

III)het ondersteunen van activiteiten op het gebied van visserij, aquacultuur en scheepvaart, met inbegrip van kleinschalige visserij, de uitvoering van het GLB zoals vastgesteld in Verordening (EU) XX [GVB] en het Europees oceaanpact overeenkomstig bijlage V [model van het plan];

h)op doeltreffende wijze bijdraagt tot:

I)het bevorderen van het gebruik van interventies voor samenwerking zoals bedoeld in artikel 74 [interventies voor samenwerking], met inbegrip van geïntegreerde territoriale investeringen in steden, stedelijke, landelijke en kustgebieden, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling of andere territoriale instrumenten zoals strategieën voor een rechtvaardige transitie en voor slimme specialisatie, evenals Leader als bedoeld in artikel 77 [Leader];

II)het verbeteren van de veerkracht van landbouwbedrijven en het beheer van risico’s op het niveau van het landbouwbedrijf en een datagestuurde transitie van de landbouw en van plattelandsgebieden om hun concurrentievermogen, duurzaamheid en veerkracht te vergroten;

III)de in artikel 4 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB — Prioritaire gebieden voor milieu en klimaat] vastgestelde prioritaire gebieden voor milieu en klimaat;

i)partnerschap, kennisuitwisseling en waar relevant de distributie van landbouwproducten bevordert door vaststelling van:

I)de belanghebbenden die zijn geraadpleegd, hoe deze zijn geselecteerd, hoe hun representativiteit en het voorkomen van belangenconflicten zijn verzekerd en hoe hun inbreng in het plan tot uiting komt in overeenstemming met de gedragscode inzake partnerschap 22 en door opname van een overzicht van het raadplegingsproces dat is gevoerd ter voorbereiding van het plan en van elk hoofdstuk;

II)een kennis- en innovatiesysteem voor de landbouw, met inbegrip van de organisatie daarvan overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening — Kennis- en innovatiesysteem voor de landbouw en bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw];

III)de voorwaarden voor de EU-schoolregeling overeenkomstig titel I, deel II, hoofdstuk II bis van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

j)specificeert hoe het NRP-plan en de uitvoering ervan voldoen aan het beginsel van artikel 6, lid 3, met inbegrip van een beschrijving van de in artikel 3, lid 4, van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] bedoelde beschermingspraktijken, de territoriale reikwijdte ervan, landbouwers en andere begunstigden die onder de praktijk vallen en een overzicht van de beschermingspraktijk en de complementariteit tussen de elementen van het rentmeesterschap van landbouwbedrijven en de relevante maatregelen die in het kader van het NRP-plan worden ondersteund;

k)toelicht hoe het systeem en de regelingen van de lidstaat volstaan om een regelmatig, doeltreffend en efficiënt gebruik van Uniemiddelen te verzekeren, in overeenstemming met een goed financieel beheer en de bescherming van de financiële belangen van de Unie, op basis van de kernvereisten van bijlage IV [kernvereisten], samen met maatregelen om mogelijke tekortkomingen aan te pakken;

l)de regelingen specificeert die worden getroffen om ervoor te zorgen dat de lidstaten in geval van onderbreking van betalingstermijnen of schorsing van de financiering door de Unie, financiële correcties of andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie hun verplichtingen nakomen om de betalingen aan begunstigden, ontvangers, eindontvangers, contractanten en deelnemers voort te zetten;

m)waar passend een zelfbeoordeling van de beveiliging verschaft op basis van gemeenschappelijke objectieve criteria met daarin een opsomming van alle beveiligingskwesties en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop deze kwesties zullen worden aangepakt met het oog op de naleving van het toepasselijke recht;

n)de samenhang rechtvaardigt van het plan en de synergieën en complementariteit tussen de maatregelen ter ondersteuning van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde doelstellingen, met een beschrijving van de wijze waarop zal worden voldaan aan de behoeften van meer dan één doelgroep, met inbegrip van de behoeften van plattelands- en kustgemeenschappen, en de regelingen die zijn getroffen om dergelijke synergieën te benutten;

o)een zelfbeoordeling verschaft van de naleving van de in artikel 8 [artikel van het Handvest] bedoelde horizontale voorwaarde van het Handvest;

p)de wijze specificeert waarop het plan en de beoogde uitvoering ervan de naleving van de in artikel 9 [horizontale voorwaarde inzake de rechtsstaat] bedoelde horizontale voorwaarde inzake de rechtsstaat verzekeren, met inbegrip van het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het meest recente verslag over de rechtsstaat en het Europees Semester, samen met maatregelen om de vastgestelde landspecifieke uitdagingen aan te pakken;

q)ervoor zorgt dat het NRP-plan bijdraagt aan de sociale doelstellingen van de Unie. Ten minste 14 % van de totale bijdrage en leningen van de Unie gaat naar de verwezenlijking van deze doelstellingen, berekend aan de hand van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) …/… [prestatieverordening] bedoelde coëfficiënten. Het in artikel 10, lid 2, punt a), ii), vastgestelde bedrag en de externe bestemmingsontvangsten uit het Sociaal Klimaatfonds worden uitgesloten van de grondslag voor de berekening van deze minimale toewijzing;

r)ervoor zorgt dat het NRP-plan bijdraagt aan de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie. Een minimumpercentage van de totale EU-toewijzing van het NRP-plan gaat naar de verwezenlijking van deze doelstellingen, overeenkomstig het specifieke streefdoel voor klimaat- en milieu-uitgaven als bedoeld in bijlage III bij Verordening (EU) …/… [prestatieverordening].

In afwijking van lid 1 kan de Commissie van de lidstaten verlangen dat zij een lager of hoger minimumpercentage van de totale toewijzing van het plan voor klimaat- en milieudoelstellingen bijdragen. Het specifieke percentage wordt door de Commissie vastgesteld in het kader van de goedkeuring van het NRP-plan.

Bij de vaststelling van het percentage wordt rekening gehouden met de beoordeling door de Commissie van de voortgang die de lidstaat heeft geboekt en het verwachte traject van de lidstaat bij de verwezenlijking van zijn streefdoelen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/842 (verordening inzake de verdeling van inspanningen), zoals uiteengezet in de meest recente beoordeling van het nationale energie- en klimaatplan van deze lidstaat en zijn streefdoelen uit hoofde van Verordening (EU) 2024/1991 (verordening inzake natuurherstel), in overeenstemming met de plannen voor natuurherstel.

3.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 87 [uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie] gedelegeerde handelingen vast te stellen om het model in bijlage V te wijzigen.

Artikel 23 
Voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad

1.De Commissie beoordeelt het door de lidstaat ingediende plan of gewijzigde plan en de overeenstemming ervan met deze verordening binnen vier maanden na de indiening ervan en doet een voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. Bij het verrichten van de beoordeling ziet de Commissie erop toe dat het NRP-plan voldoet aan alle vereisten van deze verordening, met name van artikel 22.

2.De Commissie kan opmerkingen maken aan de lidstaten en om aanvullende informatie verzoeken.

In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie verzoeken om opname van aanvullende maatregelen of om aanpassing van de door de lidstaat voorgestelde maatregelen.

De lidstaat verstrekt de gevraagde aanvullende informatie en herziet zo nodig zijn plan, rekening houdend met de opmerkingen en verzoeken van de Commissie. De in lid 1 vastgestelde termijn wordt onderbroken op de werkdag na die waarop de Commissie haar opmerkingen of een verzoek om herziene documenten aan de lidstaat stuurt en de opschorting duurt totdat de lidstaat de Commissie antwoord geeft.

3.Wanneer het plan niet aan de in lid 1 bedoelde vereisten voldoet, doet de Commissie de betrokken lidstaat binnen de in lid 1 vastgestelde termijn een naar behoren gemotiveerde redenering toekomen.

4.Wanneer de Commissie tot de conclusie komt dat het plan voldoet aan de in lid 1 bedoelde vereisten, wordt in het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringsbesluit van de Raad het volgende bepaald:

a)de totale bijdrage van de Unie;

b)het bedrag van de steun via leningen indien de betrokken lidstaat een dergelijke aanvraag indient; en het bijbehorende bedrag van de voorfinanciering, alsmede de beschikbaarheidsperiode van de lening;

c)de lijst van maatregelen die onder de bijdrage van de Unie en de leningen in het NRP-plan vallen.

5.In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie, wanneer zij tot de conclusie komt dat één of meer maatregelen van het plan niet voldoen aan de in lid 1 bedoelde vereisten en dat een in overeenstemming met lid 2, tweede alinea, gedaan verzoek daartoe door de lidstaten niet op bevredigende wijze is aangepakt, in het in lid 4 bedoelde Commissievoorstel een overzicht opnemen van de tekortkomingen die van invloed zijn op die maatregelen.

6.De Raad stelt de in lid 1 bedoelde uitvoeringsbesluiten in de regel binnen vier weken na vaststelling van het voorstel van de Commissie vast.

7.Zodra de Raad een uitvoeringsbesluit als bedoeld in lid 6 heeft vastgesteld, stelt de Commissie een financieringsbesluit vast in de zin van artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, met daarin het volgende:

a)de mijlpalen en streefdoelen in verband met de uitvoering van de maatregelen in het NRP-plan en voor elk daarvan de bijbehorende uitbetalingswaarde;

b)de bijdrage van de Unie per jaar, op basis van de in artikel 14, lid 1, vastgestelde percentages [vastleggingen].

De kennisgeving van dat besluit van de Commissie aan de betrokken lidstaat schept een juridische verplichting.

Wanneer artikel 4, lid 2, punt b), van de MFK-verordening van toepassing is, kan dat financieringsbesluit worden gewijzigd overeenkomstig het resultaat van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

8.Betalingsaanvragen voor de specifieke maatregelen waarvoor in de door de Raad vastgestelde uitvoeringsbesluiten tekortkomingen zijn geconstateerd, kunnen door de betrokken lidstaat worden ingediend, maar de Commissie verricht de desbetreffende betaling pas nadat de tekortkomingen zijn verholpen.

HOOFDSTUK 3 
Herziening van het NRP-plan

Artikel 24 
Wijziging van het NRP-plan

1.Een lidstaat kan een met redenen omkleed verzoek tot wijziging van zijn NRP-plan indienen bij de Commissie, samen met het gewijzigde NRP-plan, waarin wordt vermeld wat het verwachte effect van die wijziging is op het verwezenlijken van de doelstellingen van de artikelen 2 en 3.

2.De Commissie zal beoordelen of het gewijzigde NRP-plan in overeenstemming is met deze verordening, met inbegrip van artikel 23 [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad], en kan binnen drie maanden na de indiening van het gewijzigde NRP-plan opmerkingen maken.

3.In naar behoren gemotiveerde gevallen en ongeacht of de lidstaat overeenkomstig lid 1 een met redenen omkleed verzoek tot wijziging van zijn NRP-plan heeft ingediend, kan de Commissie de lidstaat ook voorstellen om bestaande maatregelen te wijzigen of nieuwe maatregelen in te voeren.

4.De lidstaat herziet het gewijzigde NRP-plan binnen een maand na de datum van indiening van de in lid 2 bedoelde opmerkingen van de Commissie en houdt daarbij rekening met de in lid 2 of lid 3 bedoelde opmerkingen en voorstellen van de Commissie.

5.Wanneer de Commissie geen opmerkingen heeft ingediend of ervan overtuigd is dat eventuele opmerkingen naar behoren in aanmerking zijn genomen, en wanneer de wijziging van het NRP-plan zou leiden tot een wijziging van de totale bijdrage van de Unie, van het bedrag van de steun via leningen of van de lijst van maatregelen of tot gevolg zou hebben dat een of meer maatregelen van het plan niet langer aan de vereisten van artikel 23, lid 1 [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad], zouden voldoen, doet de Commissie uiterlijk vier maanden na de indiening van het gewijzigde NRP-plan overeenkomstig artikel 23 een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit van de Raad. De Raad stelt het nieuwe uitvoeringsbesluit in de regel binnen vier weken na vaststelling van het voorstel van de Commissie vast. Vervolgens wijzigt de Commissie het in artikel 23, lid 7, [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad], bedoelde financieringsbesluit.

Wanneer de wijziging van het NRP-plan niet zou leiden tot een wijziging van de totale bijdrage van de Unie, van het bedrag van de steun via leningen of van de lijst van maatregelen, gaat de Commissie rechtstreeks over tot de overeenkomstige wijziging van het in artikel 23, lid 7, [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad], bedoelde financieringsbesluit.

6.De vaststelling van de in lid 5 bedoelde besluiten is niet vereist:

a)voor correcties van louter administratieve of redactionele aard of in het geval van geringe aanpassingen van het NRP-plan, die een verhoging of verlaging met minder dan 5 % van een in het NRP-plan vastgesteld streefdoel vertegenwoordigen. De lidstaten passen deze regels slechts één keer per streefdoel toe en stellen de Commissie in kennis van dergelijke aanpassingen. Dergelijke wijzigingen moeten voldoen aan alle vereisten van het NRP-plan, met inbegrip van de herziening van de kostenberekeningsinformatie;

b)voor wijzigingen overeenkomstig artikel 31, lid 7.

7.De lidstaten zorgen ervoor dat het bedrag van de geraamde totale kosten van hun NRP-plan gedurende de uitvoering ervan redelijk en aannemelijk blijft, in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, en verzoeken waar nodig om een wijziging van hun plan overeenkomstig lid 1.

8.De specifieke maatregelen die zijn vastgesteld in het in artikel 9, lid 4, bedoelde uitvoeringsbesluit of die het voorwerp vormen van een besluit tot vaststelling van maatregelen ter bescherming van de Uniebegroting uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 worden niet gewijzigd tot het besluit is ingetrokken, tenzij de wijziging bedoeld is ter ondersteuning van maatregelen die bijdragen aan de naleving van de horizontale voorwaarde inzake de rechtsstaat of aan het aanpakken van de situatie die tot de vaststelling van voornoemd besluit heeft geleid.

9.De specifieke maatregelen die zijn vastgesteld in het in artikel 8, lid 4, [voorwaarden van het Handvest], bedoelde uitvoeringsbesluit, worden niet gewijzigd tot het besluit is ingetrokken, tenzij de wijziging bedoeld is ter ondersteuning van maatregelen die bijdragen tot:

a)de verwezenlijking van de horizontale voorwaarde van het Handvest;

b)het aanpakken van significante veranderingen in de prioriteiten van de Unie, binnen de grens van 30 % van de bedragen voor de betrokken specifieke maatregelen.

10.Van de lidstaten wordt niet verlangd dat zij delen van het NRP-plan herzien die niet rechtstreeks worden beïnvloed door de wijzigingen die de lidstaat voorstelt.

Artikel 25 
Tussentijdse evaluatie

1.De lidstaten evalueren hun NRP-plannen en houden daarbij rekening met de volgende elementen:

a)de overeenkomstig artikel 22, lid 2, punten a), b) en c), [vereisten van het plan], vastgestelde uitdagingen;

b)de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaat of regio, met bijzondere nadruk op territoriale behoeften, waarbij met elke belangrijke negatieve financiële, economische of sociale ontwikkeling rekening wordt gehouden;

c)de belangrijkste resultaten van relevante tussentijdse beoordelingsverslagen;

d)de voortgang bij de verwezenlijking van de maatregelen, rekening houdend met grote moeilijkheden die bij de uitvoering van het NRP-plan zijn ondervonden;

e)belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) en projecten die een keurmerk hebben gekregen;

f)eventuele crises;

g)de noodzaak om bij de uitvoering van het plan te zorgen voor de voortdurende naleving van de horizontale voorwaarden inzake de rechtsstaat en het Handvest, met name rekening houdend met de landspecifieke uitdagingen die zijn vastgesteld in de context van het verslag over de rechtsstaat en het Europees Semester.

2.De lidstaat dient uiterlijk op 31 maart 2031 een gewijzigd NRP-plan in met de resultaten van de tussentijdse evaluatie, met inbegrip van een evaluatie van de geraamde totale kosten van de onder het plan vallende maatregelen en een voorstel voor aanvullende maatregelen die moeten worden ondersteund met het in artikel 14, lid 2, bedoelde flexibiliteitbedrag.

3.Het gewijzigde NRP-plan moet de volgende gegevens bevatten:

a)herziene of nieuwe maatregelen;

b)de bijgewerkte raming van de totale kosten van het plan en het aangevraagde flexibiliteitsbedrag;

c)herziene of nieuwe mijlpalen en streefdoelen.

4.Het herziene plan wordt goedgekeurd overeenkomstig artikel 24 [inzake wijziging].

TITEL IV
EU-FACILITEIT

Artikel 26 
Algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de EU-faciliteit

1.Het in artikel 10, lid 2, punt b), [begroting], bedoelde bedrag wordt toegewezen via de faciliteit.

2.Het wordt uitgevoerd onder gedeeld, direct of indirect beheer als omschreven in het overeenkomstig artikel 31, lid 1, vastgestelde financieringsbesluit.

3.Met de faciliteit kan financiering in elke vorm worden verstrekt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2024/2509. Deze financiering kan de vorm aannemen van subsidies die rechtstreeks worden toegekend aan instanties overeenkomstig artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509. In direct beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig titel VIII van die verordening. Uit de faciliteit kan ook financiering worden verstrekt in de vorm van begrotingsgaranties en financieringsinstrumenten, ook wanneer gecombineerd met andere vormen van niet-terugbetaalbare steun in blendingverrichtingen van financieringsinstrumenten binnen blendingverrichtingen.

4.De financiering uit de faciliteit wordt gebruikt voor de onderdelen ervan, en die zijn de volgende:

a)63 223 000 000 EUR voor acties van de Unie, met inbegrip van het collectief vangnet als bedoeld in punt 1, j), van bijlage XV [acties van de Unie], acties van de Unie als bedoeld in punt 1, l), van bijlage XV (acties van de Unie ondersteund door de EU-faciliteit, acties op het gebied van binnenlandse zaken), ter ondersteuning van LIFE-acties als bedoeld in punt 1, n), van bijlage XV [acties van de Unie], solidariteitsacties als bedoeld in punt 1, i), van bijlage XV [acties van de Unie] ondersteund door de EU-faciliteit;

b)8 710 000 000 EUR voor de buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten (de “begrotingsbuffer”).

5.De Commissie stelt het totaalbedrag vast dat voor de faciliteit beschikbaar moet worden gesteld in het kader van de jaarlijkse kredieten van de Uniebegroting.

6.Acties van de Unie als bedoeld in punt 1, c), van bijlage XV [door de EU-faciliteit gesteunde acties van de Unie, beleidsterrein sociale investeringen en vaardigheden] worden uitgevoerd overeenkomstig de leden 7, 8 en 9 van dit artikel en artikel 27 [uitvoering in de vorm van begrotingsgaranties, financieringsinstrumenten en blendingverrichtingen].

De artikelen 21 tot en met 25 [ECF InvestEU-instrument], artikel 14 [bestuur en adviesraden], artikel 1 [onderwerp], artikel 31 [toegang tot financiering van de Unie], artikel 26 [adviesdiensten] en artikel 28 [bedrijfsondersteuning] van [de ECF-verordening] zijn van toepassing op de uitvoering van deze acties van de Unie.

7.Voor acties van de Unie zoals bedoeld in punt 1, c), van bijlage XV, worden de financiële middelen van de faciliteit gebruikt voor de voorziening van het respectieve bedrag van de bij de [ECF-verordening] vastgestelde begrotingsgarantie te verstrekken.

8.Overeenkomstig artikel 214, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 wordt de in lid 7 bedoelde voorziening opgebouwd tot [2037] en wordt rekening gehouden met de voortgang bij de goedkeuring en ondertekening van de financierings- en investeringsverrichtingen ter ondersteuning van de doelstellingen van de faciliteit.

9.Lidstaten, instellingen, organen en agentschappen van de Unie, derde landen, internationale organisaties, internationale financiële instellingen of andere derde partijen kunnen aanvullende financiële of niet-financiële bijdragen aan de faciliteit leveren. Financiële bijdragen vormen externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 2, punt a), d) of e), of artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

10.In afwijking van artikel 63 en artikel 64 [gegevensverzameling en -registratie en transparantie] zijn, wanneer de faciliteit in direct of indirect beheer wordt uitgevoerd, de in artikel 36, leden 6 en 10, en artikel 38 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 vastgestelde regels van toepassing.

11.Uit de faciliteit kan steun van de Unie worden verleend voor acties in of met betrekking tot derde landen, mits de actie bijdraagt tot de doelstellingen van de artikelen 2 en 3 van deze verordening, artikel 3 van Verordening [asiel en migratie], artikel 3 van Verordening [grenzen en visa] en artikel 3 van Verordening [interne veiligheid]. Dergelijke acties dienen de belangen van het interne beleid van de Unie en stroken met activiteiten die binnen de Unie worden ondernomen.

Artikel 27 
Uitvoering in de vorm van begrotingsgaranties, financieringsinstrumenten en blendingverrichtingen

1.De begrotingsgarantie en financieringsinstrumenten, ook wanneer gecombineerd met andere vormen van niet-terugbetaalbare steun in blendingverrichtingen, in het kader van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig titel X van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

2.In afwijking van artikel 211, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 sluit de Commissie, wanneer financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties onder indirect beheer worden uitgevoerd, overeenkomsten met entiteiten overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van die verordening.

3.Wanneer in het financieringsbesluit tot uitvoering van de faciliteit is voorzien in financiering van de Unie in de vorm van een begrotingsgarantie, wordt gebruikgemaakt van de bij Verordening XX [ECF-verordening] vastgestelde begrotingsgarantie binnen het bijbehorende maximumbedrag.

4.Onverminderd artikel 26, lid 9, kunnen de lidstaten, derde landen en andere derde partijen overeenkomstig artikel 211, lid 2, en artikel 221, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 specifieke bijdragen leveren aan de bij [de EGF] vastgestelde begrotingsgarantie of aan financieringsinstrumenten. Dergelijke bijdragen aan de begrotingsgarantie resulteren in een aanvullend bedrag van de begrotingsgarantie.

Wanneer dergelijke bijdragen worden geleverd in de vorm van contanten, vormen zij externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 2, punt a), d) of e), en artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

5.De Commissie verleent de begrotingsgarantie of draagt de uitvoering van financieringsinstrumenten en blendingverrichtingen op aan entiteiten als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 door middel van uit hoofde van Verordening [ECF-verordening] gesloten bijdrageovereenkomsten of garantieovereenkomsten, in overeenstemming met de regels van de verordening [ECF-verordening].

Onverminderd de eerste alinea kan de Commissie afzonderlijke bijdrageovereenkomsten of garantieovereenkomsten sluiten met andere dan de in die alinea bedoelde entiteiten, overeenkomstig de regels van de verordening [ECF-verordening].

Artikel 28 
Geassocieerde derde landen

1.De faciliteit kan worden opengesteld voor deelname van de volgende derde landen door middel van volledige of gedeeltelijke associatie, overeenkomstig de doelstellingen van de artikelen 2 en 3 en overeenkomstig de desbetreffende internationale overeenkomsten of besluiten die in het kader van die overeenkomsten zijn vastgesteld en van toepassing zijn op:

a)leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, alsook Europese microstaten;

b)toetredende staten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten;

c)landen van het Europees nabuurschapsbeleid;

d)andere derde landen.

2.De associatieovereenkomsten voor deelname aan het programma:

a)zorgen voor een billijk evenwicht tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma’s van de Unie deelneemt;

b)bepalen de voorwaarden voor deelname aan het programma, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen, bestaande uit een operationele bijdrage en een deelnamevergoeding, aan een programma en de algemene administratiekosten daarvan;

c)verlenen het derde land geen beslissingsbevoegdheid over het programma;

d)waarborgen de rechten van de Unie om voor een goed financieel beheer te zorgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen. Het derde land verleent de krachtens Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 vereiste rechten en toegang, en waarborgt het dat executoriale besluiten die een geldelijke verplichting inhouden op grond van artikel 299 VWEU, alsook arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie, rechtstreeks uitvoerbaar zijn;

e)waarborgen, in voorkomend geval, de bescherming van de belangen van de Unie op het gebied van veiligheid en openbare orde.

3.In afwijking van lid 1 is de deelneming van derde landen uitgesloten voor maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van artikel 3, punt d), i), ii) en iii).

Artikel 29 
Steun voor activiteiten in of met betrekking tot derde landen

Er kan steun van de Unie worden verleend voor acties in of met betrekking tot derde landen, mits deze acties bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 3 [specifieke doelstellingen]. Dergelijke acties dienen de belangen van het interne beleid van de Unie en stroken met activiteiten die binnen de Unie worden ondernomen.

Artikel 30 
Subsidiabele entiteiten in direct en indirect beheer

1.Bij toekenningsprocedures voor subsidies, prijzen, financieringsinstrumenten en blending in direct en indirect beheer kunnen de volgende juridische entiteiten in aanmerking komen voor financiering van de Unie:

a)in een lidstaat of een geassocieerd derde land gevestigde entiteiten;

b)internationale organisaties;

c)andere in niet-geassocieerde derde landen gevestigde entiteiten indien de financiering van dergelijke entiteiten essentieel is voor de uitvoering van de actie en bijdraagt tot de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen.

2.In aanvulling op artikel 168, leden 2 en 3, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 kunnen geassocieerde derde landen als bedoeld in artikel 28, van de onderhavige verordening ook deelnemen aan en profiteren van alle aanbestedingsmechanismen als bedoeld in artikel 168, leden 2 en 3, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509. De regels die voor de lidstaten gelden, gelden mutatis mutandis voor deelnemende geassocieerde derde landen.

3.Toekenningsprocedures die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde, met name met betrekking tot strategische activa en belangen van de Unie of haar lidstaten, worden beperkt overeenkomstig artikel 136 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

4.In het in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 bedoelde werkprogramma of de documenten met betrekking tot de toekenningsprocedure kunnen de in de onderhavige verordening vastgestelde subsidiabiliteitscriteria nader worden gespecificeerd of aanvullende criteria voor specifieke acties worden vastgesteld. Bij toekenningsprocedures wordt met name de subsidiabiliteit van leveranciers met een hoog risico om veiligheidsredenen beperkt in overeenstemming met het EU-recht.

Artikel 31 
Acties van de Unie

1.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een financieringsbesluit als bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 vast waarin de doelstellingen en te ondersteunen acties worden vastgesteld en de bedragen voor de in bijlage XV bij deze verordening [acties van de Unie] vastgestelde acties van de Unie worden gespecificeerd. Dat financieringsbesluit kan jaarlijks of meerjarig zijn. De vaststelling van doelstellingen en acties is gebaseerd op eerlijke en transparante criteria en waarborgt een evenwichtige verdeling.

2.Voor de acties van de Unie als bedoeld in punt 1, j), van bijlage XV bij deze verordening [acties van de Unie, collectief vangnet] en mits de nodige begrotingsmiddelen beschikbaar zijn, wordt het in lid 1 bedoelde financieringsbesluit zo nodig gewijzigd om de vaststelling van de gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 te ondersteunen. Die acties van de Unie worden beschouwd als op output gebaseerde interventies en worden uitgevoerd in gedeeld beheer, in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.

3.In het in lid 1 bedoelde financieringsbesluit wordt rekening gehouden met het aandeel van de bedragen dat de Commissie ter beschikking van de lidstaten zal stellen:

a)overeenkomstig artikel 7 van Verordening XX [grensverordening], die interne bestemmingsontvangsten zullen vormen overeenkomstig artikel 21, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2025/2509; en

b)overeenkomstig artikel 8 van Verordening XX [grensverordening] en artikel 9 van Verordening XX [migratieverordening], die externe bestemmingsontvangsten zullen vormen overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2025/2509.

De in de eerste alinea bedoelde bedragen worden beschikbaar gesteld overeenkomstig lid 7 van dit artikel.

4.Wanneer de actie van de Unie in direct beheer wordt uitgevoerd, kunnen de leden van het in artikel 153 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 bedoelde evaluatiecomité externe deskundigen zijn.

5.Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen het risico dekken dat is verbonden aan de invordering van door de ontvangers verschuldigde middelen en worden beschouwd als een afdoende garantie in de zin van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

6.Wanneer de actie van de Unie in gedeeld beheer wordt uitgevoerd, ontvangt de lidstaat steun van de Unie voor de uitvoering van die actie, bovenop haar financiële bijdrage uit hoofde van artikel 10 [begroting].

De financiering voor acties van de Unie wordt niet gebruikt voor andere maatregelen in het NRP-plan van de lidstaat, tenzij in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en zoals goedgekeurd door de Commissie door middel van de wijziging van het NRP-plan van de lidstaat, ook wanneer middelen in het kader van het plan worden geherprogrammeerd overeenkomstig artikel 34 [wijziging van het plan in crisissituaties].

De tweede alinea is ook van toepassing wanneer middelen in het kader van het plan worden geherprogrammeerd overeenkomstig artikel 34 [wijziging van het plan in crisissituaties].

7.Wanneer de actie van de Unie wordt uitgevoerd overeenkomstig lid 6, kan de Commissie, rekening houdend met het soort actie van de Unie en de voorkeur van de betrokken lidstaat, financiering uit de EU-faciliteit aan een lidstaat toewijzen overeenkomstig het in lid 1 bedoelde financieringsbesluit. Na een dergelijke toewijzing stelt de betrokken lidstaat aanvullende maatregelen voor die aan het NRP-plan moeten worden toegevoegd. Deze procedure wordt niet gebruikt voor acties van de Unie zoals bedoeld in punt 1, i), van bijlage XV en meer dan één lidstaat betreffende acties uit bijlage XV [acties van de Unie] en zal, in afwijking van artikel 13, lid 3, [technische bijstand op initiatief van lidstaten], de steun van de Unie voor technische bijstand niet verhogen. Indien de Commissie de voorgestelde aanvullende maatregelen geheel of gedeeltelijk aanvaardt, stelt zij de lidstaat daarvan in kennis. Deze kennisgeving schept een juridische verplichting en vormt een aanvulling op de in artikel 23, lid 7, bedoelde juridische verplichting. De lidstaat neemt alle aanvaarde aanvullende maatregelen ter informatie op in zijn plan bij de volgende wijziging waarvoor besluiten overeenkomstig artikel 24, lid 5, nodig zijn.

8.Wanneer een NRP-plan wordt gewijzigd als reactie op acties van de Unie als bedoeld in punt 1, i), van bijlage XV (acties van de Unie, natuurrampen), zijn de door de lidstaat gevraagde en met dergelijke wijzigingen verband houdende maatregelen subsidiabel vanaf de datum waarop de crisis zich heeft voorgedaan en worden zij geprogrammeerd voor de doelstelling “Maatregelen ondersteunen om crises het hoofd te bieden via wederopbouw, herstel en versterking van de veerkracht”. Die doelstelling vormt een aanvulling op de doelstellingen van de artikelen 2 en 3 (doelstellingen van het plan) en wordt alleen gebruikt voor maatregelen die zijn geprogrammeerd als reactie op crisissituaties, ook wanneer middelen in het kader van het NRP-plan worden geherprogrammeerd overeenkomstig artikel 34 [wijziging van het plan in crisissituaties].

9.Naast artikel 12, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, worden vastleggings- en betalingskredieten voor acties van de Unie als bedoeld in punt 1, i) en j), van bijlage XV [acties van de Unie, collectief vangnet] die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij zijn opgenomen, niet zijn aangewend, van rechtswege overgedragen.

Overeenkomstig de eerste alinea overgedragen vastleggingskredieten kunnen tot 2034 worden aangewend. Overeenkomstig de eerste alinea overgedragen vastleggings- en betalingskredieten worden eerst aangewend in het eerstvolgende begrotingsjaar.

10.Op 1 september van elk jaar blijft ten minste een kwart van het jaarlijkse bedrag dat in de begroting is opgenomen voor acties van de Unie als bedoeld in punt 1, i), van bijlage XV beschikbaar om de behoeften te dekken die aan het einde van dat jaar ontstaan.

11.Naast de criteria voor subsidiabele kosten van artikel 189 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 zijn de kosten van de lidstaten voor de uitvoering van de veterinaire en fytosanitaire noodmaatregelen ter verwezenlijking van de specifieke doelstelling van punt g) van bijlage XV [acties van de Unie] bij deze verordening: a) subsidiabel vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag, overeenkomstig artikel 196, lid 2, tweede alinea, punt b), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509; b) subsidiabel vanaf de datum van de vermoedelijke uitbraak van een dierziekte of van de aanwezigheid van een plaagorganisme, mits die uitbraak of aanwezigheid naderhand wordt bevestigd. De indiening van de subsidieaanvraag wordt voorafgegaan door de kennisgeving aan de Commissie van het uitbreken van de dierziekte overeenkomstig artikel 19 of 20 van Verordening (EU) 2016/429 en de op basis van artikel 23 van die verordening vastgestelde regels, of van de aanwezigheid van het EU-quarantaineorganisme overeenkomstig artikel 9, 10 of 11 van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad. In afwijking van artikel 111, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 verricht de Commissie de vastlegging in de begroting voor de subsidie voor dergelijke noodmaatregelen na beoordeling van de door de lidstaten ingediende betalingsaanvragen.

Artikel 32 
Uitgaven met betrekking tot openbare-interventiemaatregelen in het kader van het collectief vangnet

1.Wanneer voor het collectief vangnet als actie van de Unie in het kader van de faciliteit geen bedrag per eenheid wordt vastgesteld voor een openbare interventie, wordt de betrokken maatregel gefinancierd op basis van uniforme standaardbedragen, met name voor de van de lidstaten afkomstige middelen die worden gebruikt voor de aankoop van producten, voor materiële opslagverrichtingen en, in voorkomend geval, voor de verwerking van de producten die in aanmerking komen voor openbare interventie, als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

2.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de in lid 1 bedoelde bedragen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 229, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 33 
Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten

1.Het in artikel 26, lid 4, punt b), [begrotingsbuffer] genoemde bedrag wordt gebruikt waar dat het meest nodig is en terdege is gemotiveerd, onder meer:

a)om te zorgen voor een passende respons van de Unie bij onvoorziene omstandigheden;

b)om nieuwe door de Unie geleide of internationale initiatieven of prioriteiten te bevorderen.

2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen financieringsbesluiten als bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 vast waarin de doelstellingen en te ondersteunen acties worden vastgesteld en de bedragen voor de in artikel 26, lid 4, punt b), van deze verordening [algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de EU-faciliteit] bedoelde begrotingsbuffer worden gespecificeerd.

3.Naast artikel 12, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, worden vastleggings- en betalingskredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij zijn opgenomen, niet zijn aangewend, van rechtswege overgedragen.

Overeenkomstig de eerste alinea overgedragen vastleggingskredieten kunnen tot eind 2033 worden aangewend. Overeenkomstig de eerste alinea overgedragen vastleggings- en betalingskredieten worden eerst aangewend in het eerstvolgende begrotingsjaar.

Artikel 34 
Wijziging van het NRP-plan in crisissituaties

1.De lidstaten kunnen verzoeken de NRP-plannen overeenkomstig artikel 24 [wijziging van het plan] te wijzigen om steun te verlenen voor maatregelen die vergelijkbaar zijn met de in punt 1, i), van bijlage XV [natuurrampen] bedoelde maatregelen, alsmede om crisisbetalingen te verstrekken aan landbouwers die zijn getroffen door natuurrampen en om investeringen in het herstel van het landbouwpotentieel te ondersteunen, mits deze door een bevoegde overheidsinstantie van de lidstaat als zodanig zijn erkend.

Een lidstaat kan slechts crisisbetalingen aan landbouwers verstrekken indien:

a)zijn bevoegde autoriteit formeel heeft erkend dat zich een natuurramp, ongunstige weersomstandigheden of een rampzalige gebeurtenis, zoals door de lidstaat gedefinieerd, heeft voorgedaan;

b)overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 maatregelen zijn vastgesteld om een plantenziekte of plaagorganisme uit te roeien;

c)maatregelen zijn vastgesteld om in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie opgenomen dierziekten te voorkomen of uit te roeien; of

d)overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 259 van Verordening (EU) 2016/429 maatregelen zijn vastgesteld voor een nieuwe ziekte.

2.Wanneer het verzoek tot wijziging meer dan 1 % van de financiële bijdrage van de Unie in het kader van het plan vertegenwoordigt, kan de lidstaat daarnaast verzoeken om binnen de in artikel 12 [vastleggingen in de begroting] vastgestelde grenzen maximaal 2,5 % van het bedrag van de financiële bijdrage van de Unie uit zijn niet-geprogrammeerde flexibiliteitsbedrag te programmeren voor maatregelen zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.

3.Wanneer het op grond van lid 2 aangevraagde en beschikbare bedrag niet volstaat om de behoeften te dekken, kunnen de lidstaten om aanvullende steun verzoeken uit de acties van de Unie als bedoeld in artikel 26 [algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de EU-faciliteit], mits de middelen beschikbaar zijn.

4.Wanneer het op grond van lid 3 beschikbare bedrag niet volstaat om de behoeften te dekken, kunnen de lidstaten aanvullende steun krijgen uit de “begrotingsbuffer” als bedoeld in artikel 26, lid 4, punt b), [algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de EU-faciliteit], mits de middelen beschikbaar zijn.

5.De lidstaten dienen uiterlijk vier maanden na de datum waarop de crisis door een bevoegde autoriteit als zodanig is erkend een aanvraag in waarin de redenen voor de in lid 1, en in voorkomend geval de leden 2 en 3 bedoelde wijziging van het NRP-plan en de behoeften op het gebied van schadeloosstelling, reparatie en herstel worden beschreven. De wijziging bevat de volgende elementen:

a)een beschrijving van de maatregelen om de uit de crisis voortvloeiende schade aan te pakken en de reparatie en het herstel na de crisis te bevorderen, met de geraamde kosten en de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen;

b)waar van toepassing, de bedragen die worden aangevraagd uit het flexibiliteitsbedrag en uit de faciliteit, tot het bedrag van de totale geraamde kosten van de desbetreffende maatregelen, rekening houdend met geherprogrammeerde bedragen.

6.In afwijking van artikel 24 [wijziging van het plan] stelt de Commissie alles in het werk om elke wijziging van het NRP-plan binnen 15 werkdagen na indiening ervan door een lidstaat goed te keuren.

7.De Commissie betaalt tot 80 % van de toewijzing van de in lid 5 bedoelde maatregelen, zoals vastgesteld in het besluit tot goedkeuring van de wijziging van het plan als bedoeld in lid 6, als uitzonderlijke voorfinanciering, mits de middelen beschikbaar zijn. Een dergelijke betaling komt bovenop de voorfinanciering voor het NRP-plan als bedoeld in artikel 17 [voorfinanciering] en wordt jaarlijks vereffend.

8.De lidstaten kunnen besluiten om de procedure van dit artikel te gebruiken voor de in punt 1, l), van bijlage XV (acties van de Unie ondersteund door de EU-faciliteit, acties op het gebied van binnenlandse zaken) bedoelde steun.

9.De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op de verstrekking van crisisbetalingen aan landbouwers die door een natuurramp zijn getroffen.

TITEL V
GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID

HOOFDSTUK I

Artikel 35 
Interventietypes

1.In overeenstemming met de in artikel XX [soorten steun] van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] vermelde interventies worden de volgende GLB-interventies vastgesteld:

a)degressieve areaalgebonden inkomenssteun; 

b)gekoppelde inkomenssteun;

c)gewasspecifieke betaling voor katoen;

d)betalingen voor natuurlijke beperkingen en andere gebiedsspecifieke beperkingen; 

e)steun voor nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten; 

f)agromilieu- en klimaatacties; 

g)steun voor kleine landbouwers;

h)steun voor risicobeheersinstrumenten;

i)steun voor investeringen voor landbouwers en bosbezitters; 

j)steun voor de vestiging van jonge landbouwers, plattelandsbedrijven en start-ups en de ontwikkeling van kleine landbouwers;

k)steun voor bedrijfsverzorgingsdiensten;

l)Leader;

m)steun voor het delen van kennis en innovatie in de landbouw, bosbouw en landelijke gebieden;

n)territoriale en lokale samenwerkingsinitiatieven;

o)interventies in ultraperifere gebieden zoals bedoeld in artikel 46;

p)interventies op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee zoals bedoeld in artikel 42;

q)de EU-schoolregeling zoals bedoeld in titel I, deel II, hoofdstuk II bis, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

r)steun voor interventies in bepaalde sectoren als bedoeld in titel X van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

2.De in lid 1, punten a), b), c) en g), bedoelde interventies zijn niet van toepassing op de ultraperifere gebieden zoals bedoeld in titel IV.

3.Interventies als bedoeld in lid 1, punten a) tot en met k) en r), zijn interventies in de vorm van inkomenssteun die uit het fonds moeten worden gefinancierd overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt a), ii), [begroting].

De geplande gemiddelde hectaresteun voor de in de eerste alinea bedoelde degressieve areaalgebonden inkomenssteun bedraagt ten minste 130 EUR en ten hoogste 240 EUR per lidstaat. Voor katoen wordt de steun vastgesteld in artikel 38.

4.Met inachtneming van artikel 20, lid 4, [nationale bijdrage aan de geraamde kosten], bedraagt de minimale nationale bijdrage aan de in lid 1, punten d) tot en met k), bedoelde interventies ten minste 30 % van de totale geraamde kosten van elke interventie.

Het maximale steunpercentage dat van toepassing is op de in lid 1, punt 1), [investeringen voor landbouwers] bedoelde interventies bedraagt 75 % van de totale subsidiabele kosten van elke interventie. Het maximale steunpercentage dat van toepassing is op de in lid 1, punt i), bedoelde interventies die gericht zijn op jonge landbouwers, bedraagt evenwel 85 % van de subsidiabele overheidsuitgaven.

5.De financiële toewijzing voor interventies in de vorm van gekoppelde inkomenssteun als bedoeld in lid 1, punt b), wordt beperkt tot maximaal 20 % van de bijdrage van de Unie die de lidstaat in het NRP-plan heeft vastgesteld voor interventies in de vorm van GLB-inkomenssteun als bedoeld in lid 1, punten a), c), f) en g). Dit percentage kan met maximaal 5 procentpunten worden verhoogd, mits het bedrag dat overeenkomt met het percentage boven 20 % wordt toegewezen aan eiwithoudende gewassen, landbouwers die de productie van gewassen en vee combineren of landbouwgebieden waar het risico van stopzetting van de landbouwactiviteiten dreigt, in het bijzonder in de oostelijke grensregio’s, zoals gedefinieerd in de plannen. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder oostelijke grensregio’s verstaan NUTS2-regio’s van de Unie die een land- of zeegrens delen met Rusland, Belarus of Oekraïne en die niet het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijken.

6.De minimale nationale bijdrage aan de totale subsidiabele overheidsuitgaven van de interventies in het kader van de EU-schoolregeling als bedoeld in titel, deel II, hoofdstuk II bis, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedraagt 30 % van de totale subsidiabele overheidsuitgaven voor elke interventie.

De lidstaten kunnen, als aanvulling op de financiële bijstand van de Unie en de nationale bijdrage aan de kosten van de in de eerste alinea bedoelde interventies, aanvullende nationale financiering toekennen.

Het in het NRP-plan vastgestelde bedrag van de financiële bijstand van de Unie voor de in artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde bewustmakingsacties is niet hoger dan 15 % van het totale bedrag van de financiële bijstand van de Unie en de nationale bijdrage zoals vastgesteld in het NRP-plan voor de in de eerste alinea bedoelde interventies in het kader van de EU-schoolregeling.

Het in het NRP-plan vastgestelde bedrag van de financiële bijstand van de Unie voor de verstrekking en distributie van producten die vrije suikers bevatten of een vetgehalte van meer dan 4 % hebben, is niet hoger dan 10 % van het totale bedrag van de financiële bijstand van de Unie en de nationale bijdrage zoals vastgesteld in het NRP-plan voor interventies zoals bedoeld in de eerste alinea.

7.De EU-schoolregeling laat aparte nationale schoolregelingen die verenigbaar zijn met de wetgeving van de Unie, onverlet. De financiering van de Unie kan worden gebruikt om het toepassingsgebied of de doeltreffendheid van bestaande nationale schoolregelingen of regelingen voor de verstrekking van fruit, groenten en melk in onderwijsinstellingen te vergroten, maar mag niet in de plaats komen van de financiering voor die bestaande nationale regelingen, behalve voor de gratis verstrekking van maaltijden aan kinderen in onderwijsinstellingen.

8.Met inachtneming van artikel 20, lid 4, [nationale bijdrage aan de geraamde kosten], bedraagt de minimale nationale bijdrage aan de subsidiabele overheidsuitgaven van de interventies in bepaalde sectoren als bedoeld in titel I, deel II, hoofdstuk II bis, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 30 % van de subsidiabele overheidsuitgaven voor elke interventie.

Het maximale steunpercentage dat van toepassing is op deze interventies bedraagt 75 % van de totale subsidiabele kosten van elke interventie.

In afwijking van de eerste en de tweede alinea is de minimale nationale bijdrage aan de subsidiabele overheidsuitgaven voor interventies in de bijenteeltsector die worden uitgevoerd door andere begunstigden dan producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties of erkende producentengroeperingen ten minste gelijk aan de voor deze interventies toegekende financiële bijstand van de Unie.

In afwijking van de tweede alinea kunnen de lidstaten besluiten het maximale steunpercentage te verhogen tot 95 % van de totale subsidiabele kosten voor elke interventie voor interventies in verband met generatievernieuwing, onderzoek en innovatie, risicobeheer of milieu en klimaat, en voor producentenorganisaties die voor het eerst operationele programma’s uitvoeren.

In afwijking van de tweede alinea kunnen de lidstaten ook besluiten om producenten te vergoeden voor inkomstenderving als gevolg van de uitvoering van interventies als bedoeld in artikel 31, punt n), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, door maximaal 100 % van het betrokken verlies te dekken voor een periode van maximaal drie jaar.

In afwijking van de tweede alinea kunnen de lidstaten besluiten om het maximale steunpercentage voor interventies met betrekking tot het uit de markt nemen voor gratis verstrekking te verhogen tot 100 % voor uitdemarktnemingen waarbij niet meer dan 5 % van het volume van de door een producentenorganisatie in de handel gebrachte productie uit de markt wordt genomen. Het volume van de productie wordt berekend als het gemiddelde van de totale productvolumes waarvoor de producentenorganisatie is erkend en die door de producentenorganisatie in de handel zijn gebracht in de drie voorgaande jaren. De lidstaten zorgen ervoor dat de vergoeding voor uitdemarktnemingen niet hoger is dan de marktprijs van de uit de markt genomen producten.

9.Met inachtneming van artikel 20, lid 4, wordt de financiële bijstand van de Unie die wordt toegekend aan erkende producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties of erkende producentengroeperingen die interventies uitvoeren in bepaalde sectoren als bedoeld in artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 beperkt tot:

a)4,1 % van de waarde van de door elke producentenorganisatie op de markt afgezette productie;

b)4,5 % van de waarde van de door elke unie van producentenorganisaties op de markt afgezette productie;

c)5 % van de waarde van de door elke transnationale producentenorganisatie of transnationale unie van producentenorganisaties op de markt afgezette productie.

Deze beperkingen kunnen met 0,5 procentpunt worden verhoogd wanneer het operationele programma een of meer interventies omvat die verband houden met generatievernieuwing, onderzoek en innovatie, risicobeheer of milieu en klimaat, mits het bedrag waarmee het betrokken in de eerste alinea, punt a), b) of c), genoemde percentage wordt overschreden, uitsluitend wordt gebruikt om uitgaven te financieren die voortvloeien uit de uitvoering van deze interventies.

De lidstaten stellen in hun NRP-plannen regels vast voor de berekening van de steun voor de distillatie van bijproducten van wijn, waarbij zij zorgen voor een billijke vergoeding voor zowel de distilleerders als de wijnproducenten.

Indien de lidstaten in hun NRP-plannen vaststellen dat de in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde entiteiten begunstigden kunnen zijn van de interventies in bepaalde sectoren zoals bedoeld in artikel 31 van die verordening, kunnen de lidstaten ook steun verlenen voor de oprichting van producentenorganisaties overeenkomstig artikel 74 [samenwerking], bovenop de steun die wordt verleend voor de uitvoering van de interventie.

De financiële bijstand van de Unie en de nationale bijdrage aan elke interventie in bepaalde sectoren als bedoeld in artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedragen samen niet meer dan 100 % van de werkelijke kosten van de interventie.

10.Steun voor de in lid 1 bedoelde interventies kan alleen worden verstrekt onder de in deze titel vastgestelde voorwaarden. Elk bedrag met betrekking tot aanvraagjaar 2027 als vermeld in bijlage V bij Verordening (EU) 2021/2115 evenals aanvragen in verband met interventietypes als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) 2021/215 en aanvragen in verband met de Verordeningen (EU) 228/2013 en (EU) 229/2013 worden meegeteld als onderdeel van de vastleggingen in de begroting voor het begrotingsjaar 2028, zoals bepaald in artikel 14, lid 1, punt a).

In afwijking van artikel 23, lid 7, van deze verordening kan het financieringsbesluit in de zin van artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 worden vastgesteld voor het in de eerste alinea bedoelde bedrag en kan het bedrag worden vastgelegd en betaald vóór de vaststelling van het in artikel 23, lid 6, van deze verordening bedoelde uitvoeringsbesluit.

11.Interventies van het gemeenschappelijk visserijbeleid omvatten:

a)steun voor duurzame visserij en het herstel en de instandhouding van aquatische biologische hulpbronnen, de energietransitie in de visserij en de aquacultuur en acties ter verbetering van de veiligheid;

b)steun voor de innovatie met het oog op selectievere visserijactiviteiten en voor het behoud, de bescherming en het herstel van de aquatische biodiversiteit en ecosystemen;

c)steun voor de gemeenschappelijke marktordening (GMO);

d)steun aan vissers of aquacultuurproducenten om marktdeelnemers in de visserij- en aquacultuursector te vergoeden voor hun gederfde inkomsten of extra kosten en om erkende producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties te vergoeden die visserijproducten opslaan zoals vermeld in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1379/2013, mits die producten in overeenstemming met de artikelen 30 en 31 van die verordening worden opgeslagen.

12.Bij de vaststelling van de te betalen bedragen voor steun voor GLB-interventies zoals bedoeld in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met h), en j), k) en r), en lid 11, wordt de uitbetalingswaarde berekend zonder bedragen te reserveren voor hervormingen.

Artikel 36 
Specifieke vereisten voor GLB-interventies

1.De lidstaten nemen in hun plannen voor elke interventie het volgende op:

a)het interventietype waarop de interventie is gebaseerd, de territoriale reikwijdte en het soort gebied waarop de interventie betrekking heeft;

b)waar van toepassing, de sectoren of de groep landbouwers of andere begunstigden waarop de interventie is gericht, het prioritaire gebied voor milieu en klimaat in het kader van het GLB, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening];

c)een toelichting van de relevante criteria van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO zoals bedoeld in artikel 40 [binnenlandse steun in het kader van de WTO] en in bijlage XVII [WTO-bijlage];

d)een beschrijving van de opzet van de interventie, met inbegrip van de subsidiabiliteitsvoorwaarden, en voor agromilieu- en klimaatacties als bedoeld in artikel 10 van Verordening XX [GLB];

e)een beschrijving van de landbouwpraktijken die onder de interventie vallen, op basis van de classificatie van landbouwpraktijken van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening];

f)voor interventies in bepaalde sectoren als bedoeld in deel II, titel I, hoofdstuk II bis van Verordening (EU) nr. 1308/2013, een rechtvaardiging van de geselecteerde sectoren waarop de interventie is gericht en van de complementariteit met andere GLB-interventies en, waar relevant, met andere in het plan opgenomen maatregelen.

2.De lidstaten bepalen het bedrag van de steun voor transitie-acties als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening], op basis van de kostenramingen in de transitieplannen. De steun wordt beperkt tot [200 000 EUR] per landbouwer per programmeringsperiode van het plan.

3.Wanneer de krachtens artikel 13 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] verleende overheidssteun voor een investeringsverrichting niet meer dan 100 000 EUR bedraagt en niet onderworpen is aan de regels inzake overheidsopdrachten, neemt die steun de vorm aan van standaardschalen van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages.

Artikel 37 
Monitoring van agrarische hulpbronnen

Uit het fonds kan steun worden verleend voor acties die de Commissie uitvoert met behulp van teledetectietoepassingen voor de monitoring van agrarische hulpbronnen, die de Commissie in staat moeten stellen om:

a)de landbouwmarkten van de Unie in een mondiale context te beheren;

b)te zorgen voor agro-economische en agromilieuklimaatmonitoring van het gebruik van landbouwgrond en veranderingen in het gebruik van landbouwgrond, waaronder boslandbouw, en monitoring van de toestand van de bodem, de gewassen, het water, de biodiversiteit, agrarische landschappen en landbouwgrond zodat ramingen van met name de opbrengsten en de landbouwproductie en de landbouweffecten van uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden gemaakt, en zodat de weerbaarheid van landbouwsystemen en de voortgang bij de verwezenlijking van de relevante duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties kunnen worden beoordeeld;

c)de toegang tot de in punt b) bedoelde ramingen te delen in een internationale context, zoals de initiatieven die gecoördineerd worden door organisaties van de Verenigde Naties, waaronder het opmaken van broeikasgasinventarissen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, of andere internationale organisaties;

d)bij te dragen tot specifieke maatregelen ter vergroting van de transparantie van de mondiale markten, rekening houdend met de doelstellingen en verbintenissen van de Unie;

e)te zorgen voor een technologische follow-up van het agrometeorologische systeem.

Artikel 38 
Crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden en rampzalige gebeurtenissen

1.De lidstaten kunnen crisisbetalingen verrichten aan landbouwers die worden getroffen door natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen. Die betalingen hebben tot doel de continuïteit van de landbouwactiviteit van deze landbouwers te waarborgen en zijn onderworpen aan de in dit artikel uiteengezette voorwaarden die door de lidstaten nader zijn gespecificeerd.  

2.Steun in het kader van dit artikel mag slechts worden verleend als de bevoegde autoriteit van de lidstaat formeel erkent dat zich een natuurramp, ongunstige weersomstandigheden of een rampzalige gebeurtenis, zoals door de lidstaat gedefinieerd, heeft voorgedaan en dat deze gebeurtenissen, of maatregelen die overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 zijn vastgesteld om een plantenziekte of plaagorganisme bij planten uit te roeien of in te dammen, of maatregelen die zijn vastgesteld om in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie vermelde dierziekten te voorkomen of uit te roeien, of maatregelen die overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 259 van Verordening (EU) 2016/429 zijn vastgesteld voor een nieuwe ziekte, rechtstreeks schade hebben veroorzaakt waardoor minimaal 30 % van de gemiddelde jaarproductie van de landbouwer in de laatste drie jaar of de gemiddelde jaarproductie van drie van de laatste vijf jaar, de hoogste en het laagste productie niet meegerekend, verloren is gegaan.    

3.De verliezen worden berekend op het niveau van het bedrijf, op het niveau van de activiteit van het bedrijf in de betrokken sector of voor het specifieke betrokken areaal. 

4.De lidstaten stellen de toepasselijke steunpercentages voor het compenseren van het productieverlies vast. Deze percentages zijn hoger voor landbouwers die ook interventies of andere preventieve maatregelen uitvoeren op het landbouwbedrijf om de productie- en inkomensrisico’s waarvoor steun wordt verleend, te verlagen. Indexen kunnen worden gebruikt om het productieverlies te berekenen.  

5.Bij het verlenen van steun op grond van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat overcompensatie door de combinatie van deze steun met andere nationale of Uniesteuninstrumenten of particuliere verzekeringsregelingen wordt vermeden. 

Artikel 39 
Gewasspecifieke betaling voor katoen

1.Bulgarije, Griekenland, Spanje en Portugal verlenen een gewasspecifieke betaling voor katoen aan landbouwers die katoen van GN-code 5201 00 produceren. Die lidstaten stellen specifieke vereisten vast om een minimumniveau van productie-efficiëntie en productkwaliteit te waarborgen.  

2.De in lid 1 bedoelde lidstaten zorgen ervoor dat de gesteunde katoenproductie de natuurlijke hulpbronnen, zoals water en bodem, niet buitensporig onder druk zet. Daartoe, of om andere ecologische of sociaal-economische redenen, kunnen die lidstaten de steun alleen toekennen voor specifieke katoenvariëteiten, in specifieke regio’s of voor specifieke soorten landbouw, of kunnen zij vereisten vaststellen inzake de agronomische praktijken.  

3.De gewasspecifieke betaling voor katoen wordt toegekend per hectare subsidiabel katoenareaal. 

4.De volgende nationale basisarealen worden vastgesteld: 

a)Bulgarije 3 342 ha;  

b)Griekenland: 250 000 ha;  

c)Spanje: 48 000 ha;  

d)Portugal: 360 ha. 

5.Voor de referentieperiode worden de volgende vaste opbrengsten vastgesteld: 

a)Bulgarije 1,2 ton/ha; 

b)Griekenland: 3,2 ton/ha;  

c)Spanje: 3,5 ton/ha;  

d)Portugal: 2,2 ton/ha.  

6.Het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen per hectare subsidiabel areaal wordt berekend door de in lid 2 vastgestelde opbrengsten te vermenigvuldigen met de volgende referentiebedragen: 

a)Bulgarije 636,13 EUR;

b)Griekenland: 229,37 EUR; 

c)Spanje: 354,73 EUR;  

d)Portugal: 223,32 EUR. 

7.Indien het subsidiabele katoenareaal in een bepaalde lidstaat in een bepaald jaar het in lid 1 vastgestelde basisareaal niet overschrijdt, kan het in lid 3 bedoelde bedrag per hectare worden verhoogd met een coëfficiënt die wordt verkregen door het nationale basisareaal te delen door het werkelijke subsidiabele areaal of, als dit minder is, met 25 %.

8.Indien het subsidiabele areaal het basisareaal overschrijdt, wordt het bedrag per hectare verlaagd in verhouding tot de overschrijding van het basisareaal.  

9.Voor dit artikel wordt onder “erkende brancheorganisatie” verstaan een juridische entiteit die uit katoen producerende landbouwers en ten minste één egreneerbedrijf bestaat. Dergelijke organisaties zorgen voor efficiënte en duurzame actie met als doel het aanbod te concentreren en de productie aan te passen aan de eisen van de markt.   

10.De lidstaat waar de egreneerbedrijven zijn gevestigd, erkent brancheorganisaties die voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria.  

11.Voor de bij een erkende brancheorganisatie aangesloten landbouwers wordt de toe te kennen gewasspecifieke betaling voor katoen voor hectares die subsidiabel zijn binnen het in lid 4 vastgestelde nationale basisareaal, verhoogd met 2 EUR. Daartoe kunnen de lidstaten specifieke voorschriften vaststellen voor de leden van dergelijke brancheorganisaties. 

HOOFDSTUK II
Internationale verplichtingen

Artikel 40 
Binnenlandse steun in het kader van de WTO

1.De lidstaten ontwerpen de interventies in de vorm van GLB-inkomenssteun op basis van de in bijlage XVII [WTO-bijlage] bij deze verordening vermelde interventietypes, met inbegrip van de in artikel 4 vastgestelde definities en voorwaarden, en wel zodanig dat zij beantwoorden aan de criteria van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO.

2.De in artikel 35, lid 1, punten a), d), g), o) en p), bedoelde steun komt in aanmerking volgens de criteria van de in bijlage XVII [WTO-bijlage] bij deze verordening vermelde punten van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO voor die interventies. Voor andere interventies zijn de punten van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO die in bijlage XVII bij de onderhavige verordening [WTO-bijlage] staan indicatief, en die interventies mogen in plaats daarvan aan een ander punt van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO voldoen wanneer dat in het NRP-plan nader wordt gespecificeerd en uitgelegd.

Artikel 41 
Uitvoering van het memorandum van overeenstemming betreffende oliehoudende zaden

1.Wanneer de lidstaten voorzien in areaalgebonden interventies die relevant zijn voor de bijlage bij het memorandum van overeenstemming betreffende oliehoudende zaden tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de GATT, mag het totaal van het steunareaal op basis van de geplande outputs zoals opgenomen in de plannen van de betrokken lidstaten het maximale steunareaal voor de gehele Unie niet overschrijden.

2.Elke lidstaat die voornemens is de in lid 1 van dit artikel bedoelde steun te verlenen, vermeldt in het NRP-plan de overeenkomstige geplande outputs in hectare.

3.Indien de door de lidstaten in hun NRP-plannen voorgestelde outputs het in lid 1 bedoelde maximale steunareaal voor de gehele Unie overschrijden, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarbij voor elke lidstaat een indicatief referentiesteunareaal wordt vastgesteld, berekend op basis van het aandeel van elke lidstaat in het gemiddelde teeltareaal van de Unie gedurende de vijf voorgaande jaren, te rekenen vanaf het jaar dat voorafgaat aan de indiening van het voorstel voor een plan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 88 bedoelde onderzoeksprocedure [comitéprocedure] vastgesteld.

4.De Commissie stelt elk van deze lidstaten in kennis van de verlagingscoëfficiënt. De lidstaten passen de voorgestelde geplande outputs in de NRP-plannen aan overeenkomstig de verlagingscoëfficiënten.

5.Indien een lidstaat voornemens is de in lid 1 bedoelde geplande outputs zoals vastgesteld in het door de Commissie goedgekeurde NRP-plan te verhogen, stelt hij de Commissie daarvan in kennis door middel van een verzoek tot wijziging van het NRP-plan.

6.Waar nodig om te voorkomen dat het in lid 1 bedoelde maximale steunareaal voor de gehele Unie wordt overschreden, stelt de Commissie verlagingscoëfficiënten vast of herziet zij de bestaande verlagingscoëfficiënten voor alle lidstaten die hun referentiesteunareaal in hun NRP-plannen hebben overschreden.

De Commissie stelt de in de eerste alinea bedoelde verlagingscoëfficiënten vast of herziet deze door middel van een uitvoeringsbesluit.

7.De lidstaten sluiten de teelt van zonnebloempitten voor menselijke consumptie uit van de in lid 1 bedoelde areaalgebonden interventies.

HOOFDSTUK III
Steun voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Artikel 42 
Toepassingsgebied en gemeenschappelijke eisen

1.In dit hoofdstuk worden specifieke interventietypes op het gebied van de landbouw vastgesteld om de problemen te verhelpen die het gevolg zijn van het insulaire karakter, de geringe oppervlakte en de afstand tot de markten van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee.

2.Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee” verstaan, de eilanden in de Egeïsche Zee, met uitzondering van Kreta en Euboea.

3.De in lid 1 bedoelde interventies zullen niet alleen bijdragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van artikel 3, punt d), maar zullen daarnaast ook bijdragen aan de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

a)de voorziening te garanderen van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee met producten die van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de verwerking of als productiemiddel in de landbouw, en daarbij de door het ultraperifere of insulaire karakter veroorzaakte extra kosten te verlichten, zonder dat dit de lokale productie en de ontwikkeling ervan schaadt;

b)de toekomst en de ontwikkeling van de landbouwactiviteiten op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee op de lange termijn zeker te stellen en te ontwikkelen, met inbegrip van de productie, verwerking en afzet van lokale gewassen en producten, met bijzondere aandacht voor voedselzekerheid en zelfvoorzienendheid, en het concurrentievermogen van deze activiteiten te handhaven en te versterken.

4.Griekenland kan op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee de in artikel 35, lid 1, bedoelde interventies uitvoeren, met uitzondering van die zoals bedoeld in punt o) [ultraperifere gebieden] van het eerste lid van dat artikel [interventietypes].

5.Het in artikel 3 van Verordening (EU) …/… [GLB-verordening] bedoelde rentmeesterschap van landbouwbedrijven is van toepassing op begunstigden die steun ontvangen voor lokale landbouwproducten als bedoeld in artikel 44 [steun voor lokale landbouwproducten].

6.Begunstigden van steun voor lokale landbouwproducten als bedoeld in artikel 44 [steun voor lokale landbouwproducten] die een jaarlijkse betaling van maximaal 3 000 EUR ontvangen worden echter vrijgesteld van de in bijlage XI, delen A en C, van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] bedoelde vereisten inzake het rentmeesterschap van landbouwbedrijven.

Artikel 43 
Specifieke voorzieningsregelingen

1.Voor de in bijlage I bij het VWEU genoemde landbouwproducten die op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de vervaardiging van andere producten of als productiemiddel in de landbouw, wordt een specifieke voorzieningsregeling ingesteld.

2.Griekenland stelt in zijn plan op het geografische niveau dat het meest geschikt wordt geacht een maximale hoeveelheid vast voor elk landbouwproduct uit de in bijlage I bij het VWEU opgenomen lijst van producten om de jaarlijkse behoeften voor de voorziening van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee te kwantificeren.

3.De in de eerste alinea bedoelde maximale hoeveelheid landbouwproducten omvat ook de hoeveelheden van die producten die nodig zijn om te voorzien in de behoeften van de ondernemingen waar producten worden verpakt of verwerkt die bestemd zijn voor de lokale markt, die worden verzonden naar de rest van de Unie of die worden uitgevoerd naar derde landen in het kader van de regionale handel of in het kader van de traditionele handel. Bij de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde maximale hoeveelheid landbouwproducten wordt met name rekening gehouden met de hoeveelheden van die producten die zijn vastgesteld in de voorzieningsbalansen van de vorige programmeringsperiode.

4.Er wordt steun verleend voor de voorziening van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee met producten uit de Unie om tegemoet te komen aan overeenkomstig lid 2 vastgestelde specifieke vereisten ten aanzien van de voorziening op het gebied van prijs en kwaliteit, waarbij het aandeel van de Unie in de voorziening van die producten moet worden gehandhaafd.

5.Er wordt geen steun toegekend voor de voorziening met producten waarvoor reeds op een ander kleiner eiland in de Egeïsche Zee een specifieke voorzieningsregeling is toegepast.

6.Alleen producten van gezonde handelskwaliteit komen voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking.

7.Bij de uitvoering van de specifieke voorzieningsregelingen houdt Griekenland met name rekening met de noodzaak ervoor te zorgen dat de bestaande lokale productie niet wordt gedestabiliseerd en dat de ontwikkeling ervan en de in lid 5 vastgestelde vereisten niet worden belemmerd.

Artikel 44 
Steun voor lokale landbouwproducten

1.Griekenland verleent steun voor de productie, de verwerking, de afzet en het vervoer van al dan niet verwerkte landbouwproducten op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee.

2.Griekenland ontwerpt de interventies zodanig dat de continuïteit en de ontwikkeling van de lokale landbouwproductie op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee wordt gewaarborgd.

3.Griekenland zorgt voor een billijke verdeling van de betalingen. Griekenland kan het bedrag van de steun dat voor een bepaald kalenderjaar aan een begunstigde wordt toegekend, plafonneren of gebruikmaken van degressieve betalingen.

4.Griekenland kan steun verlenen voor de afzet van producten buiten de regio waar zij worden geproduceerd. Die steun mag niet meer bedragen dan 10 % van de waarde van de afgezette productie die binnen een bepaald kalenderjaar aan een gebied van bestemming wordt geleverd.

5.Wanneer een plan overeenkomstig artikel 24 [wijzigingen van plannen] wordt gewijzigd, kunnen begunstigden die door de uitzonderlijke natuurramp of de extreme weersomstandigheden zijn getroffen, steun blijven ontvangen in de vorm van maatregelen ter ondersteuning van de productie, verwerking of verkoop als bedoeld in lid 1, ongeacht hun activiteitenniveau gedurende de herstelperiode, maar op voorwaarde dat zij zich er formeel toe verbinden hun landbouwproductiecapaciteit te herstellen.

Artikel 45 
Controles en sancties

1.Voor de specifieke voorzieningsregelingen controleert Griekenland aan de hand van administratieve controles, fysieke controles en controles ter plaatse.

2.De administratieve controles bij de invoer, het binnenbrengen, de uitvoer en de verzending van landbouwproducten gebeuren grondig en bestaan met name uit kruiscontroles met de bewijsstukken. De fysieke controles bij de invoer of het binnenbrengen van landbouwproducten die op de betrokken kleinere eilanden in de Egeïsche Zee worden verricht, hebben betrekking op een representatieve steekproef die ten minste 5 % van de certificaten omvat.

3.In het geval van maatregelen ter ondersteuning van de lokale productie, controleert Griekenland aan de hand van administratieve controles en controles ter plaatse.

4.De administratieve controles gebeuren grondig en omvatten kruiscontroles met onder meer de gegevens van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem.

5.Aan de hand van een risicoanalyse en op basis van de representativiteit van de ingediende steunaanvragen bepaalt de bevoegde autoriteit bij welke steunaanvragers voor specifieke voorzieningsregelingen en steun voor de lokale productie een controle ter plaatse moet worden verricht, de bevoegde autoriteiten controleren ter plaatse, voor elke actie, een steekproef van steunaanvragen die minstens 5 % van de steunaanvragen omvat. De steekproef vertegenwoordigt ook voor elke actie ten minste 5 % van de bedragen waarop de steun betrekking heeft.

Wanneer nodig maakt Griekenland gebruik van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem als bedoeld in artikel 70.

Van elke controle ter plaatse wordt een controleverslag opgesteld aan de hand waarvan de bijzonderheden van de controle kunnen worden nagetrokken.

TITEL VI
ULTRAPERIFERE GEBIEDEN

Artikel 46 
Ultraperifere gebieden

1.De betrokken lidstaten nemen in het kader van hun plan maatregelen om de blijvende, structurele beperkingen van de ultraperifere gebieden van de Unie aan te pakken, die een grote rem zetten op de ontwikkeling van deze gebieden, zoals erkend in artikel 349 VWEU. De maatregelen kunnen in een apart hoofdstuk worden uitgevoerd. De maatregelen hebben de volgende doelstellingen:

a)voorzien in de specifieke behoeften en uitdagingen van deze gebieden, zoals voedselzekerheid, huisvesting, duurzaam vervoer, water- en afvalbeheer, energie, werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit, met name voor jongeren, decarbonisatie, circulariteit, onderwijs en vaardigheden, sociale inclusie, migratie, weerbaarheid tegen en aanpassing aan de klimaatverandering, milieubescherming, toegang tot gezondheidszorg, digitale connectiviteit en economische ontwikkeling, met inbegrip van een duurzame en gediversifieerde blauwe economie;

b)de voorziening garanderen met producten die van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de verwerking of als productiemiddel in de landbouw, en daarbij de door het ultraperifere en/of insulaire karakter veroorzaakte extra kosten te verlichten, zonder dat dit de lokale productie en de ontwikkeling ervan schaadt;

c)de toekomst en de ontwikkeling van de landbouw, de visserij en de aquacultuur op de lange termijn veiligstellen, met inbegrip van de productie, verwerking, markten en afzet van lokale gewassen producten, en de diversificatie van de voedselproductie, met bijzondere aandacht voor voedselzekerheid en zelfvoorzienendheid, en het concurrentievermogen van deze activiteiten handhaven en versterken.

2.Daarnaast zullen de hoofdstukken ook andere interventies omvatten [ondersteund met middelen vermeld in artikel 10 — begroting], met inbegrip van vergoedingen, in verband met:

a)de in artikel 47 bedoelde specifieke voorzieningsregelingen;

b)specifieke steun voor de lokale landbouwproductie en -verwerking als bedoeld in artikel 48;

c)de bevordering van een gelijk speelveld voor visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden;

d) specifieke steun voor de lokale visserij- en aquacultuurproductie, -verwerking en -afzet als bedoeld in artikel 48;

e) specifieke steun voor de economische, sociale en territoriale ontwikkeling, in het bijzonder voor koolstofvrij vervoer, schone energie en digitale connectiviteit, teneinde de extra kosten in verband met hun afgelegen ligging te compenseren en te zorgen voor een gelijk speelveld met continentaal Europa, wat hun veiligheid en veerkracht ten goede komt;

f)specifieke steun om de toegang tot werk en arbeidsmobiliteit, onderwijs, vaardigheden en sociale inclusie te verbeteren, teneinde de extra kosten in verband met hun afgelegen ligging te compenseren en te zorgen voor een gelijk speelveld met continentaal Europa, wat hun veiligheid en veerkracht ten goede komt;

g)de structurele steun voor de visserij- en aquacultuursector, de vergoeding voor extra kosten voor de visserij- en de aquacultuursector, met inbegrip van de methode voor de berekening ervan en alle andere investeringen in de duurzame blauwe economie die nodig zijn om een duurzame kustontwikkeling te bereiken.

Artikel 47 
Specifieke voorzieningsregelingen

1.Voor de in bijlage I bij het VWEU genoemde producten die in de ultraperifere gebieden van essentieel belang zijn voor de menselijke consumptie, voor de vervaardiging van andere producten of als productiemiddel in de landbouw, kan een specifieke voorzieningsregeling worden ingesteld.

2.De betrokken lidstaat stelt in zijn plan op het geografische niveau dat het meest geschikt wordt geacht een maximale hoeveelheid vast voor elk product op de lijst in bijlage I bij het VWEU om de jaarlijkse behoeften voor de voorziening van elk ultraperifeer gebied te kwantificeren.

De maximale hoeveelheid producten omvat ook de hoeveelheden van die producten die nodig zijn om te voorzien in de behoeften van de ondernemingen waar producten worden verpakt of verwerkt die bestemd zijn voor de lokale markt, die worden verzonden naar de rest van de Unie of die worden uitgevoerd naar derde landen in het kader van de regionale handel of in het kader van de traditionele handel. Bij de vaststelling van de maximale hoeveelheid producten wordt met name rekening gehouden met de hoeveelheden van die producten die zijn vastgesteld in de voorzieningsbalansen van de vorige programmeringsperiode.

De behoeften van de ondernemingen waar producten worden verpakt of verwerkt die bestemd zijn voor de lokale markt, die worden verzonden naar de rest van de Unie of die worden uitgevoerd naar derde landen in het kader van de regionale handel of in het kader van de traditionele handel, kunnen worden geraamd in een afzonderlijke voorzieningsbalans.

3.Voor rechtstreeks uit derde landen naar de ultraperifere gebieden ingevoerde producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen en die binnen de overeenkomstig lid 2 in de NRP-plannen vastgestelde maximale hoeveelheid vallen, worden geen douanerechten toegepast.

Producten die het voorwerp zijn geweest van actieve veredeling of opslag in een douane-entrepot in het douanegebied van de Unie, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk geacht rechtstreeks uit derde landen te zijn ingevoerd.

4.Er wordt steun verleend voor de voorziening van de ultraperifere gebieden met producten uit de Unie om tegemoet te komen aan overeenkomstig lid 2 vastgestelde specifieke vereisten ten aanzien van de voorziening op het gebied van prijs en kwaliteit, waarbij het aandeel van de Unie in de voorziening van die producten moet worden gehandhaafd.

Er wordt geen steun toegekend voor de voorziening met producten waarvoor reeds in een ander ultraperifeer gebied een specifieke voorzieningsregeling is toegepast.

5.Alleen producten van gezonde handelskwaliteit komen voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking. Producten uit derde landen bieden een waarborgniveau dat gelijkwaardig is aan dat van producten die vervaardigd zijn overeenkomstig de veterinaire en fytosanitaire normen van de Unie.

6.Bij de uitvoering van de specifieke voorzieningsregelingen houden de lidstaten met name rekening met de noodzaak ervoor te zorgen dat de bestaande lokale productie niet wordt gedestabiliseerd en dat de ontwikkeling ervan en de in lid 6 vastgestelde vereisten niet worden belemmerd.

7.De lidstaten controleren aan de hand van administratieve controles, fysieke controles en controles ter plaatse. De administratieve controles bij de invoer, het binnenbrengen, de uitvoer en de verzending van producten gebeuren grondig en bestaan met name uit kruiscontroles met de bewijsstukken. De fysieke controles bij de invoer of het binnenbrengen van producten die in het betrokken ultraperifere gebied worden verricht, hebben betrekking op een representatieve steekproef die ten minste 5 % van de certificaten omvat.

Artikel 48 
Steun voor lokale landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten

1.Elke betrokken lidstaat stelt overeenkomstig de conform lid 7 van dit artikel vastgestelde criteria voor elk ultraperifeer gebied een lijst van landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten op, inclusief de voor compensatie van de door marktdeelnemers gemaakte extra kosten in aanmerking komende hoeveelheden.

2.De in lid 1 bedoelde lijst bevat ten minste de volgende elementen:

a)een beschrijving van de geplande interventies;

b)een lijst van de steun die als interventies in de vorm van inkomenssteun geldt overeenkomstig artikel 35, lid 1;

c)het steunbedrag dat voor elke interventie is vastgesteld en het voorlopige bedrag dat voor elke actie is uitgetrokken om één of meer van de met het programma nagestreefde doelstellingen te bereiken.

3.De interventies kunnen bestaan uit steun voor de productie, de verwerking, de afzet en het vervoer van al dan niet verwerkte landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten in de ultraperifere gebieden.

Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde lijsten en hoeveelheden houden de lidstaten rekening met alle relevante factoren, met name de extra kosten voor de marktdeelnemers in de ultraperifere gebieden en de noodzaak ervoor te zorgen dat de vergoeding verenigbaar is en strookt met de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid.

4.De lidstaten zorgen voor een billijke verdeling van de betalingen. De lidstaten kunnen het bedrag van de steun dat voor een bepaald kalenderjaar aan een begunstigde wordt toegekend, plafonneren of gebruikmaken van degressieve betalingen.

5.De compensatie wordt niet verleend voor visserij- en aquacultuurproducten die:

a)gevangen zijn door vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in Uniewateren actief zijn, in overeenstemming met Besluit (EU) 2015/1565 van de Raad (37);

b)gevangen zijn door Unievissersvaartuigen die niet in een haven van een van de ultraperifere gebieden zijn geregistreerd;

c)zijn ingevoerd uit derde landen.

6.Lid 5, punt b), is niet van toepassing indien de bestaande capaciteit van de verwerkingssector in het betrokken ultraperifere gebied de geleverde hoeveelheid grondstoffen overschrijdt.

7.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 86 en 87 ter aanvulling van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met de criteria voor de berekening van de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van de betrokken gebieden gepaard gaan.

TITEL VII
GOVERNANCE VAN HET PLAN

HOOFDSTUK I
Planautoriteiten en hun taken

Artikel 49 
Planautoriteiten

1.Voor de toepassing van artikel 63, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 wijst elke lidstaat een of meer betaalorganen en een of meer auditautoriteiten voor het plan aan. De aangewezen autoriteiten moeten voldoen aan de relevante kernvereisten van bijlage IV bij deze verordening. Alle voor de toepassing van dit artikel aangewezen autoriteiten hebben de mogelijkheid om met de Commissie van gedachten te wisselen.

2.Wanneer een lidstaat de uitvoering van het plan toevertrouwt aan autoriteiten die belast zijn met de uitvoering van het cohesiebeleid, het GLB of het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij in de programmeringsperiode 2021-2027 en de Commissie op basis van alle beschikbare auditresultaten geen twijfels heeft geuit over de doeltreffende werking van deze autoriteiten, worden deze autoriteiten geacht aan de kernvereisten te voldoen.

3.Wanneer een lidstaat meer dan één beheersautoriteit aanwijst, richt hij een coördinerende autoriteit op. Een beheersautoriteit kan worden belast met de uitvoering van bepaalde taken van de coördinerende autoriteit. Afspraken tussen de coördinerende autoriteit en de beheersautoriteit worden schriftelijk vastgelegd.

4.De beheersautoriteit kan een of meer intermediaire instanties aanwijzen om bepaalde taken onder haar verantwoordelijk uit te voeren. Afspraken tussen de beheersautoriteiten en intermediaire instanties worden schriftelijk vastgelegd. De aan intermediaire instanties gedelegeerde taken worden niet verder toevertrouwd aan andere instanties.

5.De auditautoriteit is een openbare autoriteit die volledig onafhankelijk is van de geauditeerde. Auditwerkzaamheden kunnen, onder verantwoordelijkheid van die autoriteit, ook worden uitgevoerd door een andere publieke of private instantie. Wanneer de lidstaat meer dan één auditautoriteit aanwijst, treft zij coördinatieregelingen voor het opstellen van het jaarlijkse auditadvies en het overzicht van de audits als bedoeld in artikel 53 [taken van de auditautoriteit].

6.De lidstaten zorgen ervoor dat het beginsel van scheiding van functies tussen en binnen de voor het plan aangewezen autoriteiten wordt gerespecteerd.

7.De lidstaten erkennen betaalorganen die instaan voor het beheer en de controle van de maatregelen als bedoeld in artikel 35, lid 1, en de acties van de Unie als bedoeld in bijlage XV, punt 1, h) en j), van deze verordening [acties van de Unie] die worden uitgevoerd in gedeeld beheer en kunnen hun taken als bedoeld in artikel 52 [taken van het betaalorgaan] toevertrouwen aan de beheersautoriteit of aan een andere instantie.

8.De beheersautoriteit en de auditautoriteiten kunnen verantwoordelijk zijn voor een of meer hoofdstukken van het plan. Zij krijgen de beschikking over passende middelen om hun taken uit te oefenen.

9.Bij de uitoefening van hun taken kunnen de planautoriteiten gebruikmaken van een geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem, met inbegrip van een centraal datamining- en risicoscore-instrument, zoals bedoeld in artikel 36, lid 2, punt d), van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 om zo toegang te hebben tot de relevante gegevens en deze te analyseren, met het oog op een algemene toepassing door de lidstaten.

10.De Commissie en elke lidstaat komen éénmaal per jaar bijeen om de prestaties van het plan of de hoofdstukken daarvan te evalueren. De relevante autoriteiten en de coördinerende autoriteit nemen aan de evaluatiebijeenkomsten deel. Het resultaat van de evaluatiebijeenkomst wordt op schrift vastgelegd. De lidstaat geeft gevolg aan zaken die tijdens een evaluatiebijeenkomst aan de orde worden gesteld en die de uitvoering van het plan of een of meer hoofdstukken daarvan beïnvloeden, en stelt de Commissie binnen drie maanden in kennis van de genomen maatregelen.

Artikel 50 
Taken van de coördinerende autoriteit

De coördinerende autoriteit is verantwoordelijk voor:

a)het monitoren van de uitvoering van het plan, waarbij tegelijkertijd moet worden gezorgd voor deugdelijke governancepraktijken en het behoud van een adequate administratieve capaciteit door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het plan;

b)het verzekeren van de samenhang bij de uitvoering van de verschillende hoofdstukken van het plan;

c)het indienen van betalingsaanvragen voor het plan bij de Commissie overeenkomstig artikel 65;

d)het uiterlijk op 31 januari en 30 juli verstrekken van een raming van het bedrag waarvoor zij verwachten betalingsaanvragen te zullen indienen voor het lopende en voor de volgende kalenderjaren, overeenkomstig het model in bijlage X [betalingsprognose];

e)het verstrekken van de beheersverklaring als bedoeld in artikel 59, lid 1, punt c), [jaarlijks zekerheidspakket] overeenkomstig het model in bijlage XII [beheersverklaring], ondertekend door de beheersautoriteit of het betaalorgaan;

f)het coördineren en indienen bij de Commissie van alle documenten die worden gevraagd in het kader van het in artikel 59 [jaarlijks pakket] bedoelde jaarlijkse zekerheidspakket;

g)het verzekeren van de financieringsstromen naar de beheersautoriteiten, waarbij moet worden gewaarborgd dat deze autoriteiten bij elke betaling door de Commissie de aan hen verschuldigde bedragen ontvangen, in overeenstemming met de voortgang die is geboekt bij de uitvoering van de maatregelen in hun respectieve hoofdstukken en rekening houdend met mogelijke financiële correcties als gevolg van de uitvoering van deze hoofdstukken, en dat zij aan het eind van de periode een bedrag ontvangen dat ten minste gelijk is aan hun bijdrage van de Unie;

h)het verschaffen van een kader om de administratieve capaciteit van autoriteiten, belanghebbenden, partners en begunstigden op nationaal en op lokaal niveau te versterken en het bevorderen van beleidsleren en beleidsexperimenten;

i)het ondersteunen van de werkzaamheden van een coördinatiecomité door de nodige informatie te verstrekken en te zorgen voor de follow-up van de besluiten en aanbevelingen van het coördinerend monitoringcomité;

j)het meedelen aan de burgers van de Unie van de rol, de doelstellingen en de resultaten van het NRP-plan overeenkomstig artikel 18 van Verordening [prestatieverordening] via één portaalsite die overeenkomstig artikel 64, lid 1, toegang biedt tot alle hoofdstukken van het NRP-plan.

Artikel 51 
Taken van de beheersautoriteit

1.De beheersautoriteit is verantwoordelijk voor het beheer van het plan of een deel daarvan met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Zij heeft de volgende taken:

a)het selecteren van concrete acties om de bijdrage van het plan aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds, zoals vastgesteld op het niveau van de hoofdstukken en maatregelen ervan, te maximaliseren door niet-discriminerende en transparante criteria en procedures vast te stellen en toe te passen;

b)het verrichten van beheerscontroles om de verwezenlijking van de in het plan vastgestelde mijlpalen en streefdoelen en het doeltreffende gebruik van de middelen overeenkomstig het toepasselijke recht te verzekeren; voor het opstellen van de beheersverklaring wordt van de beheersautoriteit niet verwacht dat zij de onderliggende kosten van de concrete acties controleert;

c)het toepassen van doeltreffende en evenredige maatregelen en procedures, rekening houdend met de vastgestelde risico’s, teneinde onregelmatigheden, waaronder fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering te voorkomen, op te sporen en recht te zetten en de overeenstemming van de onderliggende concrete acties met het toepasselijke recht te verzekeren, overeenkomstig de desbetreffende kernvereisten zoals vastgesteld in bijlage IV [kernvereisten];

d)het ondersteunen van de werkzaamheden van het monitoringcomité door tijdig de nodige informatie te verstrekken en het verzekeren van de follow-up van de besluiten en aanbevelingen van het monitoringcomité;

e)waar relevant, het toezicht op intermediaire instanties, waarbij moet worden gezorgd voor deugdelijke governancepraktijken en het behoud van een adequate administratieve capaciteit;

f)het versterken van de administratieve capaciteit van intermediaire instanties (indien van toepassing) en begunstigden, en het bevorderen van beleidsleren en -experimenten;

g)het verzekeren dat een begunstigde het in verband met de uitvoering van een maatregel verschuldigde bedrag volledig en uiterlijk [tachtig] dagen na de datum van indiening van de betalingsaanvraag door de begunstigde ontvangt; en voor interventies als bedoeld in artikel 35, punten a) tot en met g), o), p) en r), [interventietypes], het verzekeren dat de betaling aan begunstigden uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op het jaar van indiening van de betalingsaanvraag plaatsvindt. De termijn kan worden onderbroken indien de beheersautoriteit op basis van de door de begunstigde verstrekte informatie niet kan bepalen wanneer het bedrag is verschuldigd;

h)het overeenkomstig artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten] en bijlage IV [kernvereisten] elektronisch registeren en opslaan van de gegevens die nodig zijn voor monitoring, evaluatie, financieel beheer, verificaties en audits, en het waarborgen van de beveiliging, integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens en de authenticatie van gebruikers;

i)het verzekeren dat elke begunstigde een document ontvangt waarin de voorwaarden voor steun worden uiteengezet; het financieringsplan, de uitvoeringslimieten en indien van toepassing de methode om de betalingsvoorwaarden toe te passen;

j)het verzekeren dat begunstigden voldoen aan hun verplichting om de zichtbaarheid van de steun van de Unie te waarborgen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU, Euratom) XX [prestatieverordening];

k)het ondertekenen van de beheersverklaring als bedoeld in artikel 59, lid 1, punt c), [jaarlijks zekerheidspakket] overeenkomstig het model van bijlage XII [beheersverklaring];

l)het indienen van informatie over de voortgang bij de uitvoering van de maatregelen van het plan zoals voorgeschreven bij artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten] en bijlage IX [verslag uitbrengen over de voortgang bij de uitvoering van de maatregelen].

2.De in lid 1, punt b), bedoelde beheersverificaties zijn risicogebaseerd en proportioneel met de vooraf schriftelijk vastgestelde risico’s.

3.Beheersverificaties omvatten administratieve verificaties met betrekking tot betalingsaanvragen van begunstigden en verificaties ter plaatse van concrete acties. Die verificaties worden uitgevoerd vóór indiening van het jaarlijkse zekerheidspakket overeenkomstig artikel 59.

Artikel 52 
Taken van het betaalorgaan

1.Het betaalorgaan beschikt over een administratieve organisatie en een intern controlesysteem dat voldoet aan internationaal erkende normen voor interne controles en dat voldoende garanties biedt dat de betalingen wettig en regelmatig zijn en naar behoren worden geboekt.

2.Elke lidstaat beperkt, met inachtneming van zijn institutionele bepalingen, het aantal van zijn erkende betaalorganen tot ten hoogste één op nationaal niveau of, indien van toepassing, één per regio.

3.Met betrekking tot de in artikel 35 [soort GLB-interventies] bedoelde maatregelen voert het betaalorgaan de taken van de beheersautoriteit uit die zijn vermeld in artikel 51, lid 1 [beheersautoriteit], punten b), c), f), g), h), i), j) en k), en leden 2 en 3.

Het betaalorgaan kan de uitvoering van zijn taken delegeren, met uitzondering van het verrichten van betalingen.

4.Het betaalorgaan verstrekt de coördinerende autoriteit de nodige informatie voor de toepassing van artikel 50, punten c), e) en f), van Verordening [CA].

De voor het betaalorgaan verantwoordelijke persoon stelt de in artikel 59, lid 1, punt c), van deze verordening [indiening van het jaarlijkse zekerheidspakket] op en verstrekt deze aan de coördinerende autoriteit.

5.Elke lidstaat houdt voortdurend toezicht op de naleving door het betaalorgaan van de in lid 1 vastgestelde vereisten en is belast met het uitgeven, evalueren en intrekken van hun erkenning.

Wanneer de lidstaat heeft geconstateerd dat een erkend betaalorgaan niet langer voldoet aan een of meer van de in lid 1 vastgestelde vereisten op een wijze die van invloed is op de uitvoering van zijn taken, maakt de lidstaat de erkenning van het betaalorgaan onverwijld voorwaardelijk. De lidstaat stelt een plan op met maatregelen en termijnen om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen binnen een periode die wordt vastgesteld op basis van de ernst van het probleem. Die periode mag maximaal twaalf maanden bedragen vanaf de datum waarop de accreditatie voorwaardelijk is gemaakt. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat een verlenging van die periode toestaan.

Artikel 53 
Taken van de auditautoriteit

1.De auditautoriteit is verantwoordelijk voor het verrichten van audits met betrekking tot de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen en systeemaudits om de Commissie waarborgen te bieden over de doeltreffende werking van de beheers- en controlesystemen, met inbegrip van de vraag of de beheers- en controlesystemen de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de doeltreffende en tijdige bescherming van de financiële belangen van de Unie waarborgen. De audits moeten waarborgen dat de middelen doeltreffend worden gebruikt in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving.

2.De auditautoriteit stelt het volgende op:

a)een jaarlijkse auditverklaring voor de toepassing van artikel 63, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, overeenkomstig het in bijlage XIII bij deze verordening opgenomen model, waarin wordt vastgesteld of:

i)de gegevens in de betaalaanvragen die worden ingediend voor de referentieperiode als bedoeld in artikel 59, lid 1, punt a), [zekerheidspakket] volledig, nauwkeurig en betrouwbaar zijn;

ii)de beheers- en controlesystemen naar behoren werken en de doeltreffende en tijdige bescherming van de financiële belangen van de Unie en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen waarborgen;

iii)het gebruik van de middelen in overeenstemming is met het toepasselijke recht;

iv)de beweringen in de beheersverklaring in de uitgevoerde auditwerkzaamheden in twijfel zijn getrokken;

b)een overzicht van de uitgevoerde audits als bedoeld in artikel 59, lid 1, punt b), [zekerheidspakket], met inbegrip van een analyse van de aard en de omvang van de geconstateerde tekortkomingen en van de genomen of geplande corrigerende maatregelen.

Auditwerkzaamheden worden verricht overeenkomstig internationaal aanvaarde auditnormen.

3.De auditautoriteit stelt een auditstrategie op basis van een risicobeoordeling op, rekening houdend met het beheers- en controlesysteem als beschreven in artikel 22, lid 2, punt m), betreffende systeemaudits en audits van de mijlpalen en streefdoelen en het doeltreffende gebruik van middelen in overeenstemming met het toepasselijke recht. Alle nieuw aangewezen beheersautoriteiten worden vóór de indiening van de eerste betalingsaanvraag aan een systeemaudit onderworpen.

4.Van de auditautoriteit wordt niet verwacht dat zij voor haar auditwerkzaamheden de onderliggende kosten van de concrete acties controleert.

HOOFDSTUK II
Monitoringregelingen

Artikel 54 
Monitoringcomité en coördinatiecomité

1.Elke lidstaat richt voor de hoofdstukken van het NRP-plan een of meer monitoringcomités op, naargelang van het betrokken hoofdstuk. Alle hoofdstukken van het plan worden behandeld. Eenzelfde monitoringcomité kan meer dan één hoofdstuk bestrijken.

2.Wanneer de lidstaat meer dan één monitoringcomité opricht, richt het ook een coördinatiecomité op dat zorgt voor het overzicht over en de monitoring van de uitvoering van het plan, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten die elk hoofdstuk van het NRP-plan beheren, binnen drie maanden na de datum waarop de betrokken lidstaat in kennis is gesteld van het besluit tot goedkeuring van het NRP-plan. Het coördinatiecomité keurt alle in artikel 56, lid 1, [taken van het monitoringcomité] genoemde elementen goed.

3.De regels van de artikelen 55 en 56 zijn van toepassing op het coördinatiecomité en op het monitoringcomité.

4.Elk monitoringcomité en het coördinatiecomité stelt zijn reglement van orde vast met inbegrip van bepalingen betreffende het voorkomen van belangenconflicten en de toepassing van het transparantiebeginsel.

5.Het monitoringcomité komt ten minste één keer per jaar bijeen en evalueert de uitvoering van het hoofdstuk of de hoofdstukken van het NRP-plan waarvoor het verantwoordelijk is, met inbegrip van alles wat de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan belemmert.

6.Het reglement van orde van het monitoringcomité en de gegevens en informatie die het monitoringcomité ontvangt, worden bekendgemaakt op de in artikel 64 bedoelde website.

Artikel 55 
Samenstelling van het monitoringcomité

1.Elke lidstaat bepaalt in een openbare procedure en op basis van objectieve en transparante criteria de samenstelling van het monitoringcomité en zorgt daarbij voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de relevante lidstaatautoriteiten en intermediaire instanties en van de vertegenwoordigers van de in artikel 6 [partnerschap] bedoelde partners. Het aantal van deze partners is gelijk aan of groter dan het aantal leden die tot de autoriteiten of intermediaire instanties behoren.

Bij de samenstelling van het monitoringcomité wordt rekening gehouden met het hoofdstuk of de hoofdstukken van het plan waarvoor het monitoringcomité bevoegd is. De samenstelling en de omvang van het monitoringcomité stellen het comité in staat zijn werkzaamheden efficiënt en doeltreffend uit te voeren.

Elk lid van het monitoringcomité heeft een stem.

De lidstaat publiceert de ledenlijst van het monitoringcomité op de in artikel 64 bedoelde website en werkt deze jaarlijks bij.

2.Vertegenwoordigers van de Commissie nemen met raadgevende stem aan de werkzaamheden van het monitoringcomité deel.

Artikel 56 
Taken van het monitoringcomité

1.Het monitoringcomité onderzoekt:

a)de voortgang bij de uitvoering van de in de hoofdstukken van het plan opgenomen maatregelen;

b)alles wat van invloed is op de prestaties van het hoofdstuk, en de maatregelen die genomen worden om daar wat aan te doen;

c)de naleving van de in de artikelen 8 en 9 [horizontale voorwaarden inzake de rechtsstaat en het Handvest] vastgestelde horizontale voorwaarden inzake de rechtsstaat en het Handvest en de toepassing ervan gedurende de gehele programmeringsperiode;

d)de voortgang van evaluaties, samenvattingen van evaluaties en het vervolg dat aan de bevindingen van de evaluaties wordt gegeven;

e)de uitvoering van acties op het gebied van informatie, communicatie en zichtbaarheid met betrekking tot hervormingen en investeringen en andere in het hoofdstuk opgenomen interventies;

f)de voortgang met de opbouw van administratieve capaciteit bij overheidsinstanties, partners en begunstigden, naargelang het geval;

g)de doeltreffende werking van het partnerschap met betrekking tot het hoofdstuk of de hoofdstukken van het plan waarvoor het verantwoordelijk is.

2.Het monitoringcomité keurt voor de hoofdstukken waarvoor het verantwoordelijk is, het volgende goed:

a)elk voorstel tot wijziging van het hoofdstuk of de hoofdstukken van het NRP-plan waarvoor het verantwoordelijk is, met uitzondering van wijzigingen overeenkomstig artikel 34 [acties van de Unie, EU-faciliteit];

b)de methode, criteria en procedures voor de selectie van concrete acties, met inbegrip van eventuele wijzigingen daarvan. De toegepaste criteria en de gebruikte procedures moeten niet-discriminerend, inclusief en transparant zijn, de toegankelijkheid voor personen met een handicap verzekeren, gendergelijkheid waarborgen en rekening houden met het Handvest van de grondrechten van de grondrechten van de Europese Unie;

c)de routekaart voor evaluatie en wijzigingen daarvan;

d)de communicatiestrategie;

e)de strategieën voor territoriale ontwikkeling.

3.Het coördinatiecomité onderzoekt dezelfde elementen als die welke in het vorige lid worden genoemd, maar dan op het niveau van het plan, en keurt deze goed. In geval van uiteenlopende meningen heeft het advies van het monitoringcomité dat verantwoordelijk is voor het hoofdstuk voorrang.

4.Bij vertragingen of problemen bij de uitvoering van verschillende hoofdstukken van het plan, kan het coördinatiecomité aanbevelingen doen aan de autoriteiten die de hoofdstukken van het plan beheren om de doeltreffendheid van deze hoofdstukken bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan te verbeteren, met inbegrip van eventuele corrigerende maatregelen die de autoriteiten moeten nemen.

Artikel 57 
Europees en nationaal GLB-netwerk

1.Elke lidstaat zet uiterlijk twaalf maanden na de goedkeuring van het plan door de Commissie een nationaal netwerk voor het GLB (“nationaal GLB-netwerk”) op om een netwerk te vormen tussen organisaties en overheidsdiensten, adviseurs, onderzoekers en andere actoren op het vlak van innovatie alsmede andere actoren op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling op nationaal niveau en ondersteunt dit netwerk. Het nationale GLB-netwerk bouwt voort op de bestaande netwerkervaring en -praktijken in de lidstaten.

2.De Commissie zet een Europees netwerk voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (“Europees GLB-netwerk”) op om nationale netwerken, organisaties en overheidsdiensten die op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling werkzaam zijn op Unieniveau met elkaar te verbinden.

3.De doelstelling van het nationale en het Europese GLB-netwerk zijn:

a)belanghebbenden betrekken bij het ontwerp en de uitvoering van de GLB-interventies van het NRP-plan;

b)de overheidsdiensten van de lidstaten ondersteunen bij de uitvoering van de GLB-interventies;

c)de kwaliteit van de NRP-plannen verbeteren, en met name de maatregelen erin die betrekking hebben op de landbouw, en de resultaten verspreiden;

d)innovatie, intercollegiaal leren en het delen van kennis bevorderen;

e)de monitoring- en evaluatiecapaciteit vergroten;

f)informatie verspreiden over het GLB en over financieringsmogelijkheden;

g)bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het GLB.

4.Om de doelstellingen in lid 6 te verwezenlijken, moeten de netwerken:

a)informatie over goede praktijken met betrekking tot het GLB en analyses van de ontwikkelingen in de landbouw en op het platteland verzamelen, analyseren en verspreiden;

b)capaciteit opbouwen voor de overheidsdiensten van de lidstaten en voor andere actoren die betrokken zijn bij de uitvoering, monitoring en evaluatie van de NRP-plannen met betrekking tot het GLB;

c)uitwisselingen, intercollegiaal leren en netwerkvorming vergemakkelijken, waar relevant met inbegrip van uitwisselingen met netwerken in derde landen;

d)netwerken tussen gefinancierde samenwerkingsprojecten ondersteunen, zoals lokale actiegroepen in het kader van artikel 77 [Leader], operationele groepen van het Europees innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP-AGRI) zoals bedoeld in artikel 19 van Verordening (EU) nr. 202X/XXX [GLB-verordening] en koppelingen met andere door de Unie gefinancierde strategieën bevorderen.

5.Het Europese GLB-netwerk en de nationale GLB-netwerken werken samen en verrichten gezamenlijke activiteiten ter verwezenlijking van de in lid 3 bedoelde doelstellingen. Het Europese GLB-netwerk gebruikt een onderscheidende visuele identiteit.

TITEL X
FINANCIËLE EN BEHEERSVOORSCHRIFTEN

HOOFDSTUK I
Algemene beheersvoorschriften

Artikel 58 
Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.De lidstaten nemen passende maatregelen om de financiële belangen van de Unie te beschermen en ervoor te zorgen dat het gebruik van middelen bij de uitvoering van de plannen in overeenstemming is met het toepasselijke recht, met inbegrip van de regels inzake overheidsopdrachten en staatssteun. Zij zorgen er met name voor dat onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, corruptie en belangenconflicten, worden voorkomen, opgespoord, rechtgezet en gemeld.

2.Voor de toepassing van lid 1:

a)zetten de lidstaten doeltreffende en efficiënte beheers- en controlesystemen op voor hun plannen, overeenkomstig de kernvereisten van bijlage IV, en waarborgen zij de goede werking ervan overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer;

b)zorgen zij ervoor dat en controleren zij regelmatig of de verleende steun naar behoren is gebruikt om de vastgestelde mijlpalen en streefdoelen of outputs te verwezenlijken en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het gebruik van de middelen bij de uitvoering van de plannen in overeenstemming is met het toepasselijke recht;

c)nemen zij passende maatregelen om onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, corruptie en belangenconflicten en het gebruik van het gebruik van datamininginstrumenten, te voorkomen, op te sporen en recht te zetten;

d)nemen zij corrigerende maatregelen wanneer de toepasselijke wetgeving niet wordt geëerbiedigd;

e)zorgen zij ervoor dat dubbele financiering uit de Uniebegroting wordt vermeden en nemen zij onmiddellijk maatregelen om elke situatie van dubbele financiering te corrigeren door de meest recente middelen waartoe voor de betrokken actie is besloten, in te trekken;

f)zorgen zij ervoor dat de verplichtingen van artikel 130 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 worden nagekomen;

g)zorgen zij ervoor dat alle gevallen van vermoedelijke fraude, corruptie en onregelmatigheden, met inbegrip van belangenconflicten, dubbele financiering en andere inbreuken op het toepasselijke recht, in het beheerssysteem voor onregelmatigheden van de Commissie worden gemeld. De Commissie zorgt ervoor dat die informatie jaarlijks wordt samengevat en bekendgemaakt, en stelt het Europees Parlement ervan in kennis;

h)zorgen zij ervoor dat de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 deelnemen aan nauwere samenwerking, het EOM:

i)hun respectieve bevoegdheden als bepaald in artikel 129, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 kunnen uitoefenen, onder meer door van de ontvangers van de middelen van de Unie uitdrukkelijk te verlangen dat zij de nodige rechten en toegang verlenen of waarborgen;

ii)binnen hun respectieve bevoegdheden toegang krijgen tot de in artikel 63 [inzake het verzamelen en publiceren van gegevens] bedoelde gegevens;

i)beschikken zij over systemen en procedures om te waarborgen dat alle voor het auditspoor met betrekking tot een door het fonds ondersteunde maatregel benodigde bewijsstukken voor een periode van tien jaar, gerekend vanaf 31 december van het jaar waarin de Commissie de laatste betaling aan de lidstaat heeft gedaan, op het gepaste niveau worden bewaard; wanneer een beroepsprocedure is ingeleid, beroep is ingesteld of een gerechtelijke procedure aanhangig is gemaakt, worden de bewijsstukken bewaard totdat deze procedures of daaropvolgende invorderingsprocedures zijn beëindigd;

j)treffen zij regelingen om ervoor te zorgen dat klachten over het gebruik van het fonds op doeltreffende wijze worden behandeld, in overeenstemming met hun institutionele en rechtskader, en onderzoeken zij op verzoek van de Commissie bij de Commissie ingediende klachten die binnen het toepassingsgebied van het NRP-plan vallen en stellen zij de Commissie in kennis van de resultaten van deze onderzoeken;

k)zorgen zij ervoor dat alle informatie-uitwisselingen tussen de begunstigden van financiering en de NRP-planautoriteiten, alsmede de Commissie, verlopen via systemen voor elektronische gegevensuitwisseling die onder meer het gebruik van automatische en interactieve formulieren en berekeningen omvatten, de registratie en opslag van gegevens in het systeem verzekeren waardoor audits kunnen worden uitgevoerd, alsook administratieve controles van betalingsaanvragen die door de begunstigden worden ingediend en de automatische synchronisatie en indiening van gegevens tussen de systemen van de begunstigden en de lidstaten mogelijk maken;

l)zorgen zij ervoor dat alle officiële informatie-uitwisselingen met de Commissie geschieden via een elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling als bedoeld in bijlage XVI [SFC2028: systeem voor elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie]. Van de lidstaten wordt niet verwacht dat zij bij de beoordeling van de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen de onderliggende kosten van de concrete acties en maatregelen controleren.

3.De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 15 februari van elk jaar in kennis van de voortgang bij de verwezenlijking van de in het plan vastgestelde doelstellingen, waarbij zij de verwezenlijking van elk streefdoel en elke mijlpaal kwantificeren, alsook de voortgang die is geboekt bij op output gebaseerde interventies die met het plan worden gesteund. Deze informatie wordt verstrekt overeenkomstig het model in bijlage IX [verslaglegging over de voortgang bij de uitvoering van maatregelen]. Indien er geen kwantificering van de voortgang bij de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen beschikbaar is, verstrekt de lidstaat een raming van de geboekte voortgang volgens het model in bijlage IX [verslaglegging over de voortgang bij de uitvoering van maatregelen]. De beschikbaar gestelde informatie bestrijkt de voortgang tot het einde van jaar N en wordt ingediend als onderdeel van het in artikel 57, lid 1, punt a), bedoelde jaarlijkse zekerheidspakket.

4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 86 [gedelegeerde handelingen] gedelegeerde handelingen vast te stellen die lid 2, punt g), van dit artikel aanvullen met regels inzake de criteria ter bepaling van de te rapporteren gevallen van fraude, corruptie en onregelmatigheden en de in die context te verstrekken gegevens.

Artikel 59 
Indiening van het jaarlijkse zekerheidspakket

1.Voor de toepassing van artikel 63 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 dienen de lidstaten uiterlijk op 15 februari van elk jaar na 2028 bij de Commissie de volgende documenten (“het jaarlijkse zekerheidspakket”) in:

a)verslaglegging over de voortgang bij de uitvoering van de maatregelen in het plan als bedoeld in artikel 58, lid 4, [verantwoordelijkheden van de lidstaten], overeenkomstig het model in bijlage IX [verslaglegging over de voortgang bij de uitvoering van maatregelen], onder verwijzing naar de betalingsaanvragen die in het voorgaande begrotingsjaar zijn ingediend;

b)het in artikel 53, lid 2, punt b), [taken van de auditautoriteit] bedoelde overzicht van de audits;

c)een beheersverklaring, overeenkomstig het model van bijlage XII, waarin wordt vermeld dat:

i)de bij de betalingsaanvra(a)g(en) ingediende informatie volledig, nauwkeurig en betrouwbaar is;

ii)de middelen naar behoren zijn aangewend;

iii)de opgezette beheers- en controlesystemen naar behoren werken en de nodige garanties bieden dat de middelen zijn beheerd in overeenstemming met alle toepasselijke wetgeving, onder meer inzake het voorkomen, opsporen, melden en rechtzetten van belangenconflicten, corruptie, dubbele financiering, fraude en andere onregelmatigheden, en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer;

iv)de in punt a) bedoelde informatie een juist en getrouw beeld geeft van de voortgang bij de uitvoering;

d)het in artikel 53, lid 2, [taken van de auditautoriteit] bedoelde jaarlijkse auditadvies overeenkomstig het model in bijlage XII.

2.De Commissie houdt rekening met de in het jaarlijkse zekerheidspakket verstrekte informatie om te beslissen of een van de in de artikelen 66, 67 en 68 [onderbrekingen] [schorsing van betalingen] [financiële correcties] genoemde maatregelen noodzakelijk is.

3.Bij het indienen van het definitieve jaarlijkse zekerheidspakket voor het laatste begrotingsjaar bevestigt de lidstaat dat de totale betalingen van de Commissie niet hoger zijn dan het totale bedrag dat de lidstaat bij de uitvoering van het plan aan de begunstigden heeft betaald, rekening houdend met de nationale bijdrage.

Artikel 60 
Verantwoordelijkheden van de Commissie

1.De Commissie moet redelijke zekerheid verkrijgen dat de lidstaten beheer- en controlesystemen hebben opgezet die aan de vereisten van deze verordening voldoen en dat deze systemen tijdens de uitvoering van de plannen doeltreffend en efficiënt functioneren.

2.De Commissie stelt op basis van een risicobeoordeling en van het evenredigheidsbeginsel een auditstrategie en een auditplan op voor haar eigen auditwerkzaamheden.

3.De Commissie en de auditautoriteit stemmen hun auditwerkzaamheden op elkaar af.

4.Voor het verrichten van audits krijgen de ambtenaren van de Commissie of hun gemachtigde vertegenwoordigers overeenkomstig artikel 58, lid 2, punt h), [verantwoordelijkheden van de lidstaten] inzage in alle noodzakelijke gegevens, documenten en metagegevens — ongeacht de aard van de informatiedrager — over de uitvoering van het plan, met inbegrip van de door het fonds gesteunde concrete acties, of over de beheer- en controlesystemen, en ontvangen zij kopieën in de specifiek gevraagde formaten. De ambtenaren van de Commissie of hun gemachtigde vertegenwoordigers kunnen aanvullende informatie opvragen en audits ter plaatse uitvoeren.

5.De Commissie verricht audits tijdens de uitvoering van het fonds en tot maximaal drie jaar na de datum van de laatste betaling.

6.Van de Commissie wordt niet verwacht dat zij voor haar auditwerkzaamheden de onderliggende kosten van de concrete acties controleert.

Artikel 61 
Single audit-benadering

1.Bij het uitvoeren van audits houden de Commissie en de auditautoriteiten rekening met het single audit-beginsel en het evenredigheidsbeginsel met betrekking tot de omvang van het risico voor de begroting van de Unie.

2.De Commissie en de auditautoriteiten gebruiken eerst alle de in artikel 58, lid 2, punt h) (verantwoordelijkheden van de lidstaten), bedoelde informatie en registergegevens, met inbegrip van de resultaten van beheersverificaties, en kunnen daarna aanvullende documenten en auditbewijs vragen en verkrijgen van de betrokken planautoriteiten en begunstigden indien zij dit, op basis van hun professionele oordeel, nodig achten om tot betrouwbare auditconclusies te komen.

3.Voor plannen waarvoor de Commissie concludeert dat het oordeel van de auditautoriteit betrouwbaar is, en de betrokken lidstaat meedoet aan de nauwere samenwerking inzake de instelling van het EOM, blijven de audits van de Commissie beperkt tot een audit van de werkzaamheden van de auditautoriteit.

4.De Commissie en de auditautoriteit kunnen beslissen om mijlpalen en streefdoelen in een jaar waarin reeds een audit door de Rekenkamer heeft plaatsgevonden niet meer aan een audit te onderwerpen.

5.Niettegenstaande lid 3 kan een mijlpaal of streefdoel worden onderworpen aan meer dan één audit indien de auditautoriteit op basis van haar professionele oordeel tot de conclusie komt dat er geen geldig auditadvies kan worden uitgebracht.

6.Lid 2 is niet van toepassing wanneer:

a)er een specifiek risico of een specifiek vermoeden bestaat van fraude, corruptie of belangenconflicten of een andere ernstige niet-naleving van de verantwoordelijkheden van de lidstaten als bedoeld in artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten];

b)het werk van de auditautoriteit na de risicobeoordeling door de Commissie moet worden overgedaan om de zekerheid te verkrijgen dat deze goed functioneert;

c)er aanwijzingen zijn dat de werking van de auditautoriteit niet voldoet aan de kernvereisten die zijn vastgelegd in artikel 53 [taken van de auditautoriteit] en in bijlage IV [A&C-vereisten].

7.Tenzij anders is overeengekomen, komen de Commissie en de auditautoriteiten regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, bijeen om de auditstrategie, het jaarlijkse controleverslag en het auditadvies te bespreken, hun auditplannen en -methoden op elkaar af te stemmen en van gedachten te wisselen over kwesties in verband met de verbetering van de beheer- en controlesystemen.

Artikel 62 
Controlesysteem voor het rentmeesterschap van landbouwbedrijven en het gemeenschappelijk visserijbeleid

1.In het kader van de in artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten] bedoelde controles verifiëren de lidstaten of de begunstigden voldoen aan de vereisten inzake rentmeesterschap van landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] en aan artikel XX, lid XX, van Verordening (EU) 202X/XXXX [GVB-verordening].

Wanneer het areaal dat voor de in de eerste alinea bedoelde steun in aanmerking komt, zoals gedeclareerd in het geospatiale aanvraagsysteem als bedoeld in artikel 70 [GBCS] een maximale omvang van tien hectare heeft, worden de begunstigden vrijgesteld van controles en sancties op grond van dit artikel.

Wanneer een begunstigde voor een controle ter plaatse in verband met een steun- of betalingsaanvraag is geselecteerd, selecteren de lidstaten, voor zover mogelijk en rekening houdend met de daarmee gepaard gaande risico’s, die begunstigde dat jaar niet nogmaals voor een vervolgcontrole en steekproef, tenzij de omstandigheden meer dan één controle ter plaatse vereisen om de doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Deze bepaling mag het niveau van de controles niet nadelig beïnvloeden.

2.De lidstaten gebruiken hun controle- en handhavingssystemen op het gebied van klimaat en milieu, volksgezondheid, plantgezondheid en dierenwelzijn, sociale sociaal en arbeidsrecht, geldende arbeidsnormen, visserij en aquacultuur om ervoor te zorgen dat begunstigden van de steun voldoen aan de in de eerste alinea vastgestelde vereisten.

3.De beheersautoriteit of het betaalorgaan wordt waar relevant ten minste eenmaal per jaar in kennis gesteld van gevallen van niet-naleving, indien in dat verband uitvoerbare besluiten zijn genomen in het kader van de toepasselijke controle- en handhavingssystemen als bedoeld in lid 2. Die kennisgeving omvat een beoordeling en rangschikking van de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en de opzettelijkheid van de betreffende niet-naleving.

4.De in lid 5 bedoelde administratieve sancties zijn slechts van toepassing bij niet-naleving van de vereisten van het rentmeesterschap van landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 3 van Verordening XX [GLB, rentmeesterschap van landbouwbedrijven] indien de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks aan de betrokken begunstigde kan worden toegeschreven, en er aan één of beide van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)de niet-naleving houdt verband met de landbouwactiviteit van de begunstigde, zoals door de lidstaten in hun NRP-plannen gedefinieerd overeenkomstig artikel 4, punt 21), a) [kaderdefinitie van landbouwactiviteit];

b)de niet-naleving houdt verband met het bedrijf als gedefinieerd in artikel 4, punt 15), [definities — bedrijf] of met andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gelegen arealen onder beheer van de begunstigde.

Indien de niet-naleving echter bosgebieden betreft, worden de in lid 5 bedoelde sancties niet toegepast wanneer er geen steun wordt aangevraagd voor het betrokken areaal.

5.De lidstaten zetten een systeem van administratieve sancties op voor begunstigden als bedoeld in lid 4 die op enig moment in het betrokken kalenderjaar niet voldoen aan de vereisten van rentmeesterschap van landbouwbedrijven.

De sancties worden toegepast in de vorm van een verlaging of uitsluiting van het totale bedrag van de betalingen voor in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met f) en o) en p), genoemde maatregelen voor zover zij betrekking hebben op steun voor lokale landbouwproducten uit Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] die aan de desbetreffende begunstigde is toegekend of moet worden toegekend voor steunaanvragen die de begunstigde in het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen. De sancties worden berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden. Wanneer echter niet kan worden bepaald in welk kalenderjaar de niet-naleving heeft plaatsgevonden, worden de verlagingen of uitsluitingen berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving.

Voor de berekening van die sancties wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en met de opzettelijkheid van de geconstateerde niet-naleving, overeenkomstig de in lid 3 bedoelde beoordeling. Bij de berekening van sancties als bedoeld in de eerste alinea wordt rekening gehouden met sancties die overeenkomstig de nationale wetgeving tot omzetting van de in bijlage I, delen A en B, van Verordening XX [GLB] genoemde rechtshandelingen zijn opgelegd voor hetzelfde handelen of nalaten van een landbouwer of andere begunstigde.

De uitgaven die als gevolg van de toepassing van een sanctie zijn verlaagd, worden als wettig en regelmatig beschouwd. De verlaging bedraagt in de regel 3 % van het totale bedrag van de betalingen. In geval van opzettelijke niet-naleving bedraagt de verlaging ten minste 15 % van het bedrag van die betalingen.

De lidstaten bepalen dat geen administratieve sanctie wordt opgelegd indien:

a)de niet-naleving te wijten is aan overmacht of uitzonderlijke omstandigheden;

b)de niet-naleving te wijten is aan een bevel van een overheidsinstantie.

6.In geval van niet-naleving van artikel XX van Verordening (EU) XX [gemeenschappelijk visserijbeleid] wordt de aan de begunstigde betaalde steun teruggevorderd en is een door een begunstigde ingediende steunaanvraag onontvankelijk gedurende een op grond van lid 8 van dit artikel vastgestelde, nader bepaalde periode indien de bevoegde autoriteit middels een definitief besluit heeft vastgesteld dat de begunstigde fraude heeft gepleegd.

7.Wanneer zich een geval als bedoeld in artikel XX van Verordening (EU) XX [gemeenschappelijk visserijbeleid] voordoet tussen de aanvraagperiode en de vijf jaar na de laatste betaling, wordt de aan de begunstigde betaalde steun teruggevorderd. De terugvordering staat in verhouding tot de aard, de ernst, de duur en het al dan niet herhaaldelijk voorkomen van de ernstige inbreuken of overtredingen van de betrokken begunstigde en het belang van de steun voor de economische activiteit van die begunstigde.

8.Teneinde een gelijk speelveld tussen de lidstaten en de doeltreffendheid, evenredigheid en het ontradende effect van de in lid 5 bedoelde sancties en de in artikel XX van Verordening (EU) XX [gemeenschappelijk visserijbeleid] en in de leden 6 en 7 van dit artikel bedoelde terugvorderingen en onontvankelijkheid te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 86 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen met:

a)gedetailleerde regels voor de toepassing en berekening van de sancties;

b)de bepaling van de drempel voor onontvankelijkheid en de onontvankelijkheidsperiode, alsmede de regelingen voor de terugvordering van de verleende steun, met inbegrip van de drempels voor de toepassing ervan.

Artikel 63 
Verzameling en registratie van gegevens

1.Voor de verrichting van audits en controles, transparantie- en prestatiemonitoring en -evaluatie verzamelen de lidstaten elektronisch de in de punten a) tot en met g) bedoelde informatie, registeren zij deze en slaan zij deze op, waarbij zij de beveiliging, integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens en de authenticatie van gebruikers waarborgen en een geautomatiseerde gegevensuitwisseling met het door de Commissie vastgestelde elektronische systeem mogelijk maken:

a)met betrekking tot de begunstigde:

I)of de begunstigde een publiek- of privaatrechtelijke instantie is, dan wel een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid, dan wel een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen is;

II)de volledige officiële naam, het adres en het btw-identificatienummer of fiscaal identificatienummer van de entiteit, indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel dat op landniveau is vastgesteld;

III)indien het een natuurlijke persoon betreft, de voor- en achternaam, de geboortedatum en het nationale identificatienummer;

IV)informatie over alle uiteindelijke begunstigden van de begunstigde, indien van toepassing, zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 6, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad 23 , met vermelding van voor- en achternaam of -namen, geboortedatum of -data en btw-registratienummer(s) of fiscaal identificatienummer(s), indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel dat op landniveau is vastgesteld;

V)het bedrag van de bijdrage van de Unie zoals vastgelegd in het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld;

VI) een vermelding van de bijbehorende maatregel in het kader van het plan, met het volgnummer van de maatregel en de identificatiecode van de concrete actie;

VII)waar het gaat om financieringsinstrumenten, informatie over of de begunstigde de instantie is die een holdingfonds uitvoert of, bij ontstentenis van een holdingfondsstructuur, de instantie die het specifieke fonds uitvoert, of de beheersautoriteit, indien het financieringsinstrument rechtstreeks door deze wordt beheerd.

VIII)Voor GLB-interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1,

·geslacht, of de begunstigde een landbouwer, een bosbezitter, een jonge landbouwer of een pas opgerichte onderneming is; voor sectorale interventies, het soort producentenorganisatie;

·de geolocatie van het bedrijf, of het gelegen is in een gebied met natuurlijke of specifieke beperkingen als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] [betalingen in verband met natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen], in een voor nitraten kwetsbare zone 24 , in een Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 9 van die verordening [steun voor nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten];

·het soort landbouw 25 , of het bedrijf biologisch is 26 , het totale aantal hectaren bouwland, blijvend grasland, met blijvende teelten, waarop geen landbouw wordt bedreven maar dat wel subsidiabel is, het totale aantal hectaren dat onder rentmeesterschap valt, waarvan beschermde praktijken;

b)met betrekking tot de ontvanger en de eindontvanger:

I)of de ontvanger of de eindontvanger een natuurlijk dan wel een rechtspersoon is en in het geval van een rechtspersoon, of het een publiek- of privaatrechtelijke instantie is;

II)in het geval van een rechtspersoon, de volledige officiële naam en het btw-identificatienummer of fiscaal identificatienummer van de ontvanger of eindontvanger, indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel dat op landniveau is vastgesteld, en in het geval van een natuurlijke persoon, de voor- en achternaam van de ontvanger, de geboortedatum en het fiscaal identificatienummer, indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel;

III)voor financieringsinstrumenten met betrekking tot interventies ter ondersteuning van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die in gedeeld beheer worden uitgevoerd, geslacht, of de eindontvanger een landbouwer, een bosbezitter, een jonge landbouwer of een pas opgerichte onderneming is, en het aantal ondertekende overeenkomsten tussen de eindontvanger en de bank;

IV)de locatie van de ontvanger of de eindontvanger, te weten het adres van de ontvanger wanneer de ontvanger of de eindontvanger een rechtspersoon is; de regio op NUTS 2-niveau wanneer de ontvanger of eindontvanger een natuurlijke persoon is en zijn of haar woonplaats heeft in de Unie, of het land, wanneer de ontvanger of eindontvanger een natuurlijke persoon is die geen woonplaats heeft in de Unie;

V)informatie over alle uiteindelijk begunstigden van de ontvanger of eindontvanger, indien van toepassing, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met vermelding van voor- en achternaam of -namen, geboortedatum of -data en btw-registratienummer(s) of fisca(a)le identificatienummer(s), indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel dat op landniveau is vastgesteld;

VI)het bedrag van de vastgelegde bijdrage van de Unie, met vermelding van de bijbehorende maatregel in het kader van het plan en de identificatiecode van de concrete actie;

c)met betrekking tot de contractant:

I)de naam en het btw-registratienummer of fiscaal identificatienummer;

II)informatie over alle uiteindelijk begunstigden van de contractant, indien van toepassing, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met vermelding van voor- en achternaam of -namen, geboortedatum of -data en btw-registratienummer(s) of fisca(a)le identificatienummer(s), indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel dat op landniveau is vastgesteld;

III)informatie over alle overeenkomsten, met vermelding van naam, datum, referentie, contractbedrag en alle relevante identificatiemiddelen of -nummers;

IV)een vermelding van de bijbehorende maatregel in het kader van het plan, met het volgnummer van de maatregel en de identificatiecode van de concrete actie;

d)met betrekking tot de subcontractant:

I)de naam, het btw-registratienummer of het fiscaal identificatienummer;

II)informatie over de onderaannemingsovereenkomst, met vermelding van naam, datum, referentie, contractbedrag en alle relevante identificatiemiddelen of -nummers;

III)een vermelding van de bijbehorende maatregel en concrete actie in het kader van het plan, met het volgnummer van de maatregel en de identificatiecode van de concrete actie;

e)met betrekking tot de concrete actie:

I)de naam, de unieke identificatiecode en de geolocatie van de concrete actie of, voor mobiele concrete acties, in de cloud uitgevoerde concrete acties of concrete acties die meerdere locaties bestrijken, de locatie van de begunstigde;

II)een korte beschrijving en de doelstellingen van de concrete actie, met uitzondering van de GLB-interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met g), o) en p);

III)de unieke identificatiecode van de oproep(en) tot het indienen van voorstellen en van de aanbestedingen in het kader waarvan de concrete actie is geselecteerd en de bijbehorende informatie overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EU) [prestatieverordening];

IV)de datum van indiening van de financieringsaanvraag en de datum van het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld;

V)het bedrag van de bijdrage van de Unie, zoals aangegeven in het document waarin de voorwaarden voor de steun worden vastgesteld;

VI)het bedrag dat voor de concrete actie aan de begunstigde is betaald;

VII)het medefinancieringspercentage dat van toepassing is op het bijbehorende hoofdstuk van het plan en, waar van toepassing, aanvullende nationale financiering;

VIII)de begin- en einddatum van de concrete actie, zoals aangegeven in het document waarin de voorwaarden voor de steun worden vastgesteld;

IX)de feitelijke datum waarop de concrete actie fysiek is voltooid of volledig is uitgevoerd;

X)de valuta waarin de concrete actie geschiedt, zoals aangegeven in het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld;

XI)de unieke identificatiecode van het plan uit hoofde waarvan de concrete actie wordt ondersteund;

XII)informatie over de vraag of de concrete actie met deelname van een derde land of in een derde land plaatsvindt; zo ja, dat derde land vermelden;

XIII)het volgnummer van de maatregel, de mijlpaal en het streefdoel, het interventiegebied en de prestatie-indicatoren overeenkomstig artikel 14 van Verordening [prestatieverordening] waaraan de concrete actie bijdraagt en de voortgang bij de verwezenlijkingen en voor elke indicator;

XIV)met betrekking tot GLB-interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1: het subsidiabele areaal, waar van toepassing de bestreken agrarische praktijken, of deze agrarische praktijk pas wordt toegepast, de beoogde landbouwsector of groep landbouwers of het beoogde areaal, het soort steunareaal of het aantal dieren of het verzekerde kapitaal, de investeringscategorie, het soort opleiding;

XV)informatie over de vraag of het financieringsinstrument wordt gecombineerd met programmasteun in de vorm van subsidies in de zin van artikel 71;

XVI)informatie over de vraag of de concrete actie die een financieringsinstrument omvat, over opeenvolgende van de onderstaande programmeringsperioden heen wordt uitgevoerd: de programmeringsperiode 2021-2027 en daarna, de programmeringsperiode 2027-2034;

XVII)of het financieringsinstrument wordt georganiseerd via een holdingfonds, de instantie vermelden die een specifiek fonds in het kader van het holdingfonds uitvoert;

XVIII)voor concrete acties die een financieringsinstrument omvatten, het bedrag aan particuliere en overheidsmiddelen dat bovenop het fonds is gemobiliseerd, per product: leningen; garanties; eigen vermogen of quasi-eigenvermogen; subsidies in het kader van een concrete actie van een financieringsinstrument;

f)met betrekking tot vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, voor elke lokale actiegroep:

I)het aantal leden per categorie, het aantal leden in de besluitvorming per categorie en geslacht, de inclusie van jongeren in de besluitvorming;

II)het aantal uitgevoerde acties per type begunstigde en per gebied, het aantal acties met innovatie; het bedrag van de bijdrage van de Unie dat is vastgelegd en betaald voor acties op het gebied van capaciteitsopbouw en voorbereidende acties en op het gebied van het beheer, de monitoring en de evaluatie van de strategie en de dynamisering ervan;

III)de steun van lokale actiegroepen voor regionale ontwikkeling, werkgelegenheid en sociaal beleid, of de ontwikkeling van kust- en aquacultuurgemeenschappen;

g)met betrekking tot elke operationele groep van het EIP-AGRI:

I)de titel van het project; de projectcoördinator en partner(s): soort partner, naam, adres, e-mailadres en telefoonnummer; begin- en einddatum, doelstellingen en aard van het project; de belangrijkste behandelde thematische gebieden; de territoriale reikwijdte en de geografische locatie; “praktijksamenvattingen” met de belangrijkste bevindingen van het project; de projectbijdrage aan de specifieke doelstellingen van het GLB; het eindverslag;

II)indien van toepassing, de financieringsbron(nen) naast de bijdrage van de Unie en de medefinanciering.

2.De lidstaten stellen de in lid 1 bedoelde informatie twee keer per jaar ter beschikking van de Commissie via regelingen voor automatische gegevensuitwisseling.

3.Voor de in lid 1 bedoelde gegevens met betrekking tot de GLB-interventies stellen de lidstaten jaarlijks uiterlijk op 31 oktober van het jaar N de informatie over areaal- en diergebonden betalingen in het aanvraagjaar N-1, sectorale interventies zijn uitgevoerd die in kalenderjaar N-1 en alle andere interventies, indien passend, ter beschikking van de Commissie.

4.De lidstaten zetten hun systemen voor het verzamelen van gegevens zo op dat zij klaar zijn voor het digitale tijdperk en interoperabel zijn, op basis van het beginsel dat gegevens slechts eenmaal worden verzameld en worden hergebruikt. De lidstaten zorgen ervoor dat de begunstigden, ontvangers, eindontvangers, contractanten en subcontractanten zo weinig mogelijk worden geconfronteerd met dubbele verzoeken om gegevens, dat zij toegang hebben tot alle relevante gegevens die op hen betrekking hebben en dat zij deze gegevens gemakkelijk kunnen hergebruiken om aanvragen in te vullen en in te dienen. Waar mogelijk hergebruiken de lidstaten bestaande registers en databanken.

5.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 86 [uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie] gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vastgestelde categorieën van gegevens te wijzigen.

Artikel 64 
Transparantie

1.De lidstaat zorgt er uiterlijk zes maanden na de vaststelling van het in artikel 23 bedoelde besluit van de Raad [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad] voor dat een website operationeel is waar informatie over de steun uit hoofde van deze verordening te vinden is, die betrekking heeft op de doelstellingen, de activiteiten, de beschikbare financieringsmogelijkheden en de verwezenlijkingen van het plan.

2.De lidstaat publiceert de in artikel 63, lid 1, [gegevensverzameling en -registratie] bedoelde informatie op de in lid 1 van dit artikel bedoelde website, met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens en de in lid 5 van dit artikel genoemde uitzonderingen. De informatie wordt ten minste halfjaarlijks bijgewerkt.

In afwijking van de eerste alinea zorgen de lidstaten er met betrekking tot de in artikel 35, lid 1, bedoelde GLB-interventies voor dat de in artikel 63, lid 3, [gegevensverzameling en -registratie] bedoelde informatie uiterlijk op 31 mei van het jaar N+1 wordt gepubliceerd, met uitzondering van de in lid 1, punten a), iv), a), ix), en e), xiv), van dat artikel bedoelde gegevens.

De lidstaat zorgt er ook voor dat de in artikel 12, lid 4, van Verordening (EU) [prestatieverordening] bedoelde elementen met betrekking tot oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen in het kader van het fonds op die website worden gepubliceerd, samen met een tijdschema voor de geplande oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het fonds, met deze elementen, dat ten minste halfjaarlijks wordt bijgewerkt.

De informatie wordt opgesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat en/of het Engels, het Frans of het Duits en blijft gedurende twee jaar vanaf de datum van eerste publicatie beschikbaar op de website. De gegevens die op de in lid 1 bedoelde website worden gepubliceerd, zijn opgesteld in een open, interoperabele en machineleesbare vorm die klaar is voor het digitale tijdperk waardoor gegevens kunnen worden gesorteerd, doorzocht, geëxtraheerd, vergeleken en hergebruikt.

3.Vóór de publicatie overeenkomstig lid 2 stelt de lidstaat de begunstigden daarvan in kennis en verzoekt hij hen om ontvangers, eindontvangers, contractanten en subcontractanten ervan in kennis te stellen dat de gegevens openbaar zullen worden gemaakt.

4.De Commissie maakt de in lid 2 van dit artikel bedoelde gegevens bekend op de gecentraliseerde website als bedoeld in artikel 12 [één toegangspoort] van de verordening [prestatieverordening].

Voor de toepassing van de eerste alinea maakt de Commissie het aandeel van de bijdrage van de Unie in de in artikel 63 [gegevensverzameling en -registratie] bedoelde bedragen bekend. De bijdrage van de Unie wordt vastgesteld door de in artikel 63 [gegevensverzameling en -registratie] bedoelde bedragen te vermenigvuldigen met het medefinancieringspercentage dat van toepassing is op het desbetreffende hoofdstuk van het plan. Bedragen in andere valuta dan de euro worden omgerekend in euro aan de hand van de maandelijkse wisselkoers voor de euro als bedoeld in artikel 19, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509.

5.Informatie wordt niet bekendgemaakt indien die bekendmaking door het Unierecht of door het nationale recht wordt uitgesloten om redenen van veiligheid, openbare orde of strafrechtelijk onderzoek of wanneer de informatie onder de punten a) tot en met d) van artikel 38, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 valt.

Informatie over de voor- en achternaam van landbouwers wordt niet bekendgemaakt indien het bedrag dat zij in één jaar ontvangen gelijk is aan of lager is dan 2 500 EUR.

HOOFDSTUK II
Betalingsregels

Artikel 65 
Indiening en beoordeling van betalingsaanvragen

1.De betalingen van de Commissie moeten in overeenstemming zijn met de begrotingskredieten en afhangen van de beschikbaarheid van financiering.

2.De lidstaten dienen bij de Commissie een betalingsaanvraag in overeenkomstig het model in bijlage XI [model voor de betalingsaanvraag]. De bedragen in de betalingsaanvraag komen overeen met de bedragen die zijn gerechtvaardigd door de voortgang bij de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen of de overeenkomstige outputs voor andere interventies, overeenkomstig het besluit tot goedkeuring van het plan en op basis van het door de lidstaat verzamelde en geverifieerde bewijs.

3.Bij de beoordeling van de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen evalueert de lidstaat elke mijlpaal en elk streefdoel in zijn geheel, rekening houdend met de formulering, het onderliggende doel en de context ervan, overeenkomstig bijlage VIII [richtsnoeren voor de beoordeling van de bevredigende verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen in het kader van het fonds].

4.Betalingsaanvragen worden maximaal zes keer per jaar uiterlijk op 31 oktober door de lidstaten bij de Commissie ingediend overeenkomstig het model in bijlage XI.

5.Betalingsaanvragen zijn niet ontvankelijk indien het laatste zekerheidspakket nog niet is ingediend overeenkomstig artikel 59 [jaarlijks zekerheidspakket], en dit tot het zekerheidspakket is ingediend.

6.Afhankelijk van de beschikbare middelen verricht de Commissie de betaling binnen zestig dagen na de datum waarop zij de betalingsaanvraag heeft ontvangen. Bedragen kunnen in een of meer termijnen worden betaald.

7.Het cumulatieve totaalbedrag van de voorfinanciering en de betalingen mag niet meer bedragen dan 95 % van de bijdrage van de fondsen aan het plan. Wanneer dit maximum is bereikt, blijft de coördinerende autoriteit de betalingsaanvragen aan de Commissie doorgeven. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 66, 67 en 68 betaalt de Commissie het eindsaldo uiterlijk tien maanden na de ontvangst van de documenten over het laatste uitvoeringsjaar.

8.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 86 een gedelegeerde handeling vast te stellen tot wijziging van de bijlagen VIII en IX [betreffende de betalingsaanvraag en de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen].

Artikel 66 
Termijnen en onderbreking van de betalingstermijn

1.Indien er een termijn is vastgesteld voor een actie van de Commissie jegens lidstaten, gaat die termijn in wanneer de lidstaat alle informatie heeft verstrekt die overeenkomstig deze verordening is vereist.

2.De termijn wordt opgeschort op de dag na die waarop de Commissie haar opmerkingen of een verzoek om herziene documenten aan de lidstaat stuurt en de opschorting duurt totdat de lidstaat op die opmerkingen reageert of die documenten verstrekt.

3.Rekening houdend met de informatie waarover zij beschikt en het evenredigheidsbeginsel, kan de Commissie de betalingstermijn voor een periode van maximaal zes maanden onderbreken of, voor steun via leningen, alle in de leningovereenkomst beschikbare maatregelen treffen, wanneer is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

a)deze informatie wijst op een ernstige niet-nakoming door een lidstaat van de verplichtingen van artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten], waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

b)de Commissie is voornemens verificaties te verrichten, met name om te bepalen of een of meer mijlpalen of streefdoelen of outputs in een betalingsaanvraag niet zijn verwezenlijkt of bereikt;

c)een mijlpaal of streefdoel waarvoor een betaling is gedaan, is mogelijk teruggedraaid overeenkomstig artikel 69 [terugdraaiingen].

4.De Commissie stelt de betrokken lidstaat schriftelijk in kennis van de redenen voor de onderbreking en verzoekt deze in voorkomend geval de situatie recht te zetten.

Artikel 67 
Schorsing van betalingen

1.In de volgende gevallen kan de Commissie de betalingen geheel of gedeeltelijk schorsen of, voor steun via leningen, alle in de leningovereenkomst beschikbare maatregelen treffen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel:

a)de lidstaat heeft nagelaten corrigerende maatregelen te nemen om een einde te maken aan de situatie die aanleiding geeft tot een onderbreking krachtens artikel 66, lid 3, [onderbreking], punt a);

b)er is sprake van een ernstige niet-nakoming van de verplichtingen van artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten], waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

c)één of meer mijlpalen of streefdoelen of outputs die in een betalingsaanvraag zijn opgenomen, zijn niet verwezenlijkt, of de verwezenlijking van een mijlpaal of streefdoel waarvoor een betaling is gedaan, is teruggedraaid overeenkomstig artikel 69 [terugdraaiingen];

d)de Commissie heeft een met redenen omkleed advies uitgebracht in verband met een inbreukprocedure als bedoeld in artikel 258 VWEU met betrekking tot een aangelegenheid die de doeltreffende uitvoering van de maatregelen in gevaar brengt;

e)de Raad heeft besloten dat een lidstaat:

I)geen doeltreffende maatregelen heeft genomen om zijn buitensporige tekort te corrigeren, tenzij de Raad een aanbeveling op grond van artikel 25 van Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad heeft aangenomen in geval van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel;

II)g)    geen corrigerende maatregelen heeft genomen om zijn buitensporige onevenwichtigheden aan te pakken, tenzij de Raad wijzigingen van zijn aanbeveling heeft vastgesteld krachtens artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad;

III)h)    niet voldoet aan de beleidsvereisten in het macro-economische aanpassingsprogramma als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad om redenen waarover de betrokken lidstaat controle heeft;

f)de Commissie heeft besloten dat een lidstaat het aanpassingsprogramma en het memorandum van overeenstemming als bedoeld in de artikelen 3 en 3 bis van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad niet naleeft.

2.Voordat de Commissie over een schorsing besluit, stelt zij de lidstaat in kennis van haar conclusies en stelt zij de lidstaat in de gelegenheid binnen twee maanden zijn opmerkingen bij de beoordeling van de Commissie te formuleren. De termijn kan in onderling overleg worden verlengd. De Commissie houdt rekening met alle relevante informatie en opmerkingen die de lidstaat verstrekt alvorens een besluit te nemen over de schorsing.

3.De Commissie heft de schorsing op wanneer de lidstaat corrigerende maatregelen heeft genomen om de in lid 1 genoemde elementen te verhelpen. Dergelijke maatregelen kunnen een wijziging van het plan omvatten waarbij aanvullende betalingsvoorwaarden worden opgenomen

Artikel 68 
Financiële correcties door de Commissie

1.De Commissie past financiële correcties toe om de financiële bijdrage van de Unie evenredig te verlagen en, in voorkomend geval, alle aan de begroting van de Unie verschuldigde bedragen van de lidstaten terug te vorderen of treft, voor steun via leningen, alle in de leningovereenkomst beschikbare maatregelen wanneer zij vaststelt dat er sprake is van een van de volgende situaties:

a)de betrokken lidstaat heeft niet de nodige maatregelen genomen als bedoeld in artikel 67, lid 2, [schorsing van betalingen] en de betalingen zijn ten minste zes maanden geschorst;

b)er is sprake van fraude, corruptie of belangenconflicten die gevolgen hebben voor de financiële belangen van de Unie en die niet door de lidstaat zijn ontdekt, gemeld en rechtgezet;

c)er is sprake van een ernstige niet-nakoming van de verplichtingen van artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten], waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen door de lidstaat;

d)er zijn bedragen betaald voor een niet-verwezenlijkte mijlpaal of niet-verwezenlijkt streefdoel of een niet gehaalde output, die niet door de lidstaat zijn ontdekt of gemeld en waarvoor tegen het einde van het plan geen corrigerende maatregelen zijn genomen; wanneer een lidstaat dergelijke bevindingen aan de Commissie meldt, is de in artikel 67, lid 1, punt c), (schorsing van betalingen) van toepassing;

e)de verwezenlijking van een mijlpaal of streefdoel waarvoor een betaling is gedaan, is teruggedraaid na de laatste betaling die in het kader van het plan is gedaan en er zijn geen corrigerende maatregelen genomen tegen het einde van het plan.

2.Bij de vaststelling van het bedrag van de financiële correctie neemt de Commissie het evenredigheidsbeginsel in acht en houdt zij rekening met de ernst, de frequentie en de financiële gevolgen van de in lid 1 genoemde tekortkomingen. Deze correctie komt zoveel mogelijk overeen met het werkelijke financiële verlies of risico voor de begroting van de Unie. Wanneer het werkelijke niveau van de onverschuldigde betalingen en het bedrag van de door de Unie geleden financiële schade niet met een redelijke inspanning door de Commissie kan worden vastgesteld, kan zij het bedrag bepalen door toepassing van geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties overeenkomstig bijlage XIV [vaststelling van de hoogte van de forfaitaire financiële correcties].

In geval van een niet-verwezenlijkte mijlpaal of niet-verwezenlijkt streefdoel dat niet door de lidstaat is ontdekt en gemeld, zoals bedoeld in lid 2, punt d), wordt de waarde van de door de Commissie toegepaste correctie bepaald in verhouding tot het niet-verwezenlijkte deel.

Wanneer een definitieve mijlpaal of definitief streefdoel van een bepaalde maatregel niet is verwezenlijkt, wordt de waarde van de door de Commissie toegepaste correctie bepaald in verhouding tot de uitvoering van de maatregel, rekening houdend met eerdere betalingen.

3.Voordat de Commissie over een financiële correctie besluit, stelt zij de lidstaat in kennis van haar conclusies en stelt zij de lidstaat in de gelegenheid binnen twee maanden zijn opmerkingen bij de beoordeling van de Commissie te formuleren. De termijn kan in onderling overleg worden verlengd. De Commissie houdt rekening met alle relevante informatie en opmerkingen die de lidstaat verstrekt alvorens een besluit te nemen over de toepassing van de financiële correctie.

4.Onverminderd lid 1 verlaagt de Commissie de steun evenredig en vordert zij alle aan de begroting van de Unie verschuldigde bedragen terug in alle gevallen die gevolgen hebben voor de financiële belangen van de Unie of de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen en die niet door de lidstaat zijn gecorrigeerd of van ernstige niet-naleving van de kernvereisten van bijlage IV [kernvereisten] of ernstige niet-nakoming van de verplichtingen van artikel 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten] die niet door de lidstaat zijn gecorrigeerd bij de indiening van het zekerheidspakket in het laatste boekjaar.

5.Wanneer na de wijziging van een plan een maatregel waarvoor bedragen voor voltooide mijlpalen of streefdoelen waren betaald, wordt geschrapt, worden de eerder uitbetaalde bedragen teruggevorderd zonder de financiële bijdrage van de Unie te verlagen en worden zij geherprogrammeerd ten behoeve van andere maatregelen.

Artikel 69 
Duurzaamheid en terugdraaiingen

1.De lidstaat zorgt ervoor dat de verwezenlijking van de relevante mijlpalen en streefdoelen gewaarborgd blijft gedurende ten minste vijf jaar na de datum van de betaling van de Commissie die overeenstemt met de verwezenlijking van de mijlpaal of het streefdoel.

2.Wanneer de Commissie van oordeel is dat niet aan de in lid 1 gestelde vereisten is voldaan of wanneer de lidstaat in het verzekeringspakket meedeelt dat de verwezenlijking is teruggedraaid, volgt de Commissie de procedures van de artikelen 66, 67 en 68 [onderbreking, schorsing van betalingen, correctie].

3.De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op investeringen in het kader van de specifieke doelstellingen van artikel 3, punt c), die geen investeringen in infrastructuur zijn, tenzij voor die investeringen een verplichting geldt tot behoud van de investering uit hoofde van staatssteunregels of indien in het plan een dergelijke behoudsverplichting is vastgesteld.

4.Concrete acties ter ondersteuning van herplaatsing komen niet in aanmerking.

Artikel 70 
Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS)

1.Elke lidstaat zet een geïntegreerd beheers- en controlesysteem op (het “geïntegreerd systeem”) en neemt dat in gebruik. Het geldt voor de interventies die zijn opgesomd in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met g).

2.Voor zover nodig, wordt het geïntegreerd systeem ook gebruikt voor het beheer van [het rentmeesterschap van landbouwbedrijven] als bedoeld in artikel XX van Verordening XX [GLB] en in alle passende gevallen voor de in titel VI [bepalingen inzake steun voor ultraperifere gebieden] bedoelde maatregelen.

3.Het geïntegreerd systeem omvat de volgende onderdelen:

a)een landbouwmonitoringsysteem. Het landbouwmonitoringsysteem is een procedure van regelmatige en systematische waarneming, tracering en beoordeling van landbouwactiviteiten en -praktijken met technologische middelen, waaronder gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma;

b)een geospatiaal en diergebonden aanvraagsysteem. Het geospatiaal en diergebonden aanvraagsysteem is een digitaal aanvraaginstrument waarmee de begunstigde landbouwactiviteiten en -praktijken van het bedrijf kan declareren;

c)een landbouwpercelenidentificatiesysteem (LPIS);

d)een systeem voor de identificatie en registratie van dieren;

e)een systeem ter identificatie van begunstigden van de interventies als genoemd in de leden 1 en 2;

f)een controle- en sanctiesysteem. De lidstaten voeren jaarlijks administratieve controles van de steun- en betalingsaanvragen uit om de wettigheid en regelmatigheid ervan na te gaan. Die controles worden aangevuld met controles ter plaatse, die met gebruikmaking van technologie op afstand kunnen worden uitgevoerd. De lidstaten kunnen er echter voor kiezen de controles ter plaatse niet uit te voeren wanneer de subsidiabiliteitsvoorwaarden van maatregelen in het kader van het in punt a) van dit artikel bedoelde landbouwmonitoringsysteem worden gemonitord.

4.De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van de in lid 3, punten a), b), en c), bedoelde elementen van het geïntegreerd systeem, overeenkomstig de op het niveau van de Unie vastgestelde methode.

Wanneer uit de beoordeling blijkt dat de elementen van het geïntegreerde systeem tekortkomingen vertonen, nemen de lidstaten passende corrigerende maatregelen of wordt hun bij gebreke daarvan door de Commissie verzocht een routekaart op te stellen met daarin het tijdschema voor de uitvoering van de resterende corrigerende maatregelen.

Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

5.De Commissie levert de voor het landbouwmonitoringsysteem benodigde satellietgegevens kosteloos aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het landbouwmonitoringsysteem of aan dienstverleners die door deze autoriteiten zijn gemachtigd om hen te vertegenwoordigen. Voor de kwaliteitsbeoordeling van het geïntegreerde systeem zoals bedoeld in lid 4, verstrekt de Commissie hun kosteloos de nodige beelden met een zeer hoge resolutie. De Commissie blijft de eigenaar van de satellietgegevens en de beelden.

6.Onverminderd de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de uitvoering en de toepassing van het geïntegreerd systeem zetten de lidstaten het Europese grondmonitoringsysteem op. Dat verschaft informatie aan landbouwers om het duurzame beheer van hun bedrijf te ondersteunen. Bovendien verschaft het gegevens voor de ontwikkeling en monitoring van het GLB-beleid en bevordert het de uitwisseling van gegevens inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven.

7.Het Europese grondmonitoringsysteem bevat ten minste de gegevens met betrekking tot de in lid 3 bedoelde elementen van het geïntegreerd systeem en, waar van toepassing, gegevens die door landbouwers overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] met overheidsinstanties worden gedeeld. De lidstaten kunnen aanvullende diensten verlenen om het Europese grondmonitoringsysteem te verbeteren met andere bronnen van informatie die de landbouwers ten goede komen.

8.Waar nodig om ervoor te zorgen dat het in dit hoofdstuk bedoelde geïntegreerde systeem op een zodanig efficiënte, coherente en niet-discriminerende wijze wordt toegepast dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen met:

a)regels inzake de op het niveau van de Unie vastgestelde methode voor de jaarlijkse kwaliteitsbeoordeling van de elementen van het geïntegreerde systeem, zoals bedoeld in lid 3, punten a), b), en c);

b)regels inzake het LPIS, zoals bedoeld in lid 3, punt c).

9.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

a)de vorm en inhoud van, en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

I)het in lid 4 bedoelde beoordelingsverslag;

II)de corrigerende maatregelen waarin de lidstaten hebben voorzien;

b)de basiskenmerken van en regels voor:

I)het landbouwmonitoringsysteem;

II)het geospatiaal en diergebonden aanvraagsysteem;

III)het LPIS;

IV)het Europese grondmonitoringsysteem.

10.Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 87, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure [comitéprocedure, onderzoeksprocedure].

TITEL XI
SPECIFIEK SOORT STEUN

Artikel 71 
Financieringsinstrumenten

11.De lidstaten kunnen in hun plannen steun opnemen voor bestaande of nieuwe financieringsinstrumenten die rechtstreeks door of onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit worden uitgevoerd.

12.Het gebruik van financieringsinstrumenten en de mogelijke combinatie daarvan met subsidies wordt gerechtvaardigd in het licht van de overeenkomstige marktbehoeften en hun vermogen om risico’s te verminderen en privékapitaal aan te trekken. De geraamde kosten van een financieringsinstrument zullen worden bepaald overeenkomstig lid 11.

13.De lidstaten selecteren de instanties die de financieringsinstrumenten zullen uitvoeren. Wanneer een financieringsinstrument door een holdingfonds wordt uitgevoerd, selecteert de instantie die het holdingfonds uitvoert door middel van transparante procedures de instanties die de specifieke fondsen uitvoeren.

14.De beheersvergoedingen zijn op prestaties gebaseerd.

Indien instanties die een holdingfonds uitvoeren, worden geselecteerd door middel van de rechtstreekse gunning van een overeenkomst, is het bedrag van de beheersvergoedingen beperkt tot een maximum van 7 % van de financiële bijdrage van het plan voor eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensproducten, en tot een maximum van 5 % voor alle andere financiële producten.

Indien instanties die een specifiek fonds uitvoeren, worden geselecteerd door middel van de rechtstreekse gunning van een overeenkomst, is het bedrag van de beheersvergoedingen beperkt tot een maximum van 15 % van de financiële bijdrage van het plan voor eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensproducten, en tot een maximum van 7 % van de financiële bijdrage voor alle andere financiële producten.

15.De lidstaten kunnen een overeenkomst voor de uitvoering van een financieringsinstrument rechtstreeks aan de volgende begunstigden gunnen:

a)de EIB-groep;

b)internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is;

c)een bank of instelling in handen van de overheid, opgericht als juridische entiteit die op professionele basis financiële activiteiten uitoefent en die aan de volgende voorwaarden voldoet:

I)er is geen directe participatie van privékapitaal, met uitzondering van krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, vereiste vormen van participatie van privékapitaal die geen zeggenschap of blokkerende macht opleveren en geen beslissende invloed uitoefenen op de betrokken bank of instelling, en met uitzondering van vormen van participatie van privékapitaal die geen invloed hebben op besluiten inzake het dagelijks beheer van het door de fondsen ondersteunde financieringsinstrument;

II)zij gaat te werk op grond van een overheidsmandaat, verleend door de bevoegde nationale of regionale autoriteit van een lidstaat, dat onder meer betrekking heeft op het verrichten van, uitsluitend of onder meer, economische-ontwikkelingsactiviteiten die bijdragen tot de doelstellingen van de fondsen;

III)zij verricht, uitsluitend of onder meer, economische-ontwikkelingsactiviteiten die bijdragen tot de doelstellingen van de fondsen in regio’s, op beleidsterreinen of in sectoren waarvoor op de markt doorgaans geen of onvoldoende financiering beschikbaar is;

IV)zij streeft niet in de eerste plaats naar winstmaximalisatie, maar waarborgt de financiële houdbaarheid van haar activiteiten op de lange termijn;

V)zij waarborgt met passende maatregelen, overeenkomstig het toepasselijke recht, dat de rechtstreekse gunning van een overeenkomst als bedoeld in lid 4 geen directe of indirecte voordelen voor commerciële activiteiten oplevert;

VI)zij staat overeenkomstig het toepasselijk recht onder toezicht van een onafhankelijke autoriteit;

d)andere instanties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 12 van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad 27 komen in aanmerking.

16.Financieringsinstrumenten kunnen worden gecombineerd met steun in de vorm van subsidies voor een concrete actie van één financieringsinstrument in het kader van één financieringsovereenkomst, indien de beide vormen van steun worden verstrekt door de instantie die het financieringsinstrument uitvoert. In dat geval gelden de op de financieringsinstrumenten toepasselijke regels voor die concrete actie van één financieringsinstrument. De steun in de vorm van subsidies moet rechtstreeks gekoppeld zijn aan en nodig zijn voor het financieringsinstrument en mag maximaal de waarde hebben van de door het financiële product ondersteunde investeringen. Voor elk type steun wordt een afzonderlijke boekhouding bijgehouden.

17.Voor de definitieve mijlpalen en streefdoelen in de maatregelen die als financieringsinstrumenten worden uitgevoerd, moet de steun aan de eindontvangers worden verleend.

18.Voor activiteiten die binnen het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU vallen, mag het totale bedrag van de aan een eindontvanger verstrekte steun voor werkkapitaal niet meer bedragen dan een brutosubsidie-equivalent van 300 000 EUR over een periode van drie begrotingsjaren. Hetzelfde maximum geldt voor het bedrag van de steun die door middel van financieringsinstrumenten aan jonge landbouwers voor een bepaald project wordt verleend, met inbegrip van steun voor de vestiging van het bedrijf.

19.Subsidies worden niet gebruikt om steun uit financieringsinstrumenten terug te betalen. Financieringsinstrumenten worden niet gebruikt voor het voorfinancieren van subsidies.

20.Aan financieringsinstrumenten betaalde steun uit de fondsen wordt geplaatst op rekeningen bij in lidstaten gevestigde financiële instellingen en wordt beheerd in overeenstemming met actief kasmiddelenbeheer en volgens de beginselen van goed financieel beheer. Rente en andere voordelen die kunnen worden toegeschreven aan steun uit fondsen die aan financieringsinstrumenten is betaald, moeten tot aan het einde van de subsidiabiliteitsperiode worden gebruikt voor dezelfde doelstelling als de oorspronkelijke steun uit de fondsen, onder meer voor de betalingen van beheersvergoedingen die door de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren, zijn gedaan, hetzij binnen hetzelfde financieringsinstrument, hetzij, na de vereffening van dat financieringsinstrument, in andere financieringsinstrumenten of andere vormen van steun voor verdere investeringen in eindontvangers. Rente en andere voordelen die niet in overeenstemming met die bepaling zijn gebruikt, worden afgetrokken van de totale steun.

21.De geraamde kosten van een financieringsinstrument worden vastgesteld op basis van het beoogde volume van de voorgestelde financiële producten en de overeenkomstige beheersvergoedingen. Ook de volgende categorieën kunnen worden opgenomen in de geraamde kosten van financieringsinstrumenten:

a)betalingen aan eindontvangers, in geval van leningen, investeringen in eigen vermogen en investeringen in quasi-eigenvermogen;

b)middelen die gereserveerd zijn voor garantieovereenkomsten, ongeacht of deze nog uitstaan of reeds verlopen zijn, om aan mogelijke aanspraken op garanties voor verliezen te kunnen voldoen, berekend op grond van een multiplicatorratio die is vastgelegd voor de respectieve onderliggende uitgekeerde nieuwe leningen aan of investeringen in eigen vermogen van eindontvangers;

c)betalingen aan of ten voordele van eindontvangers, wanneer financieringsinstrumenten worden gecombineerd in een concrete actie van één financieringsinstrument overeenkomstig lid 5 van dit artikel;

d)beheersvergoedingen van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren;

e)afsluitprovisies die geheel of gedeeltelijk aan de eindontvanger worden berekend, worden niet opgenomen in de geraamde kosten.

22.Middelen die voor het einde van de subsidiabiliteitsperiode aan financieringsinstrumenten worden terugbetaald uit investeringen in eindontvangers of doordat voor garantieovereenkomsten gereserveerde middelen vrijkomen, met inbegrip van terugbetaald kapitaal en andere gegenereerde inkomsten die kunnen worden toegerekend aan de steun uit de fondsen, worden hergebruikt voor dezelfde of andere financieringsinstrumenten voor nieuwe investeringen in eindontvangers, ter dekking van de verliezen op het nominale bedrag van de bijdrage van de fondsen aan het financieringsinstrument als gevolg van negatieve rentevoeten, indien die verliezen zich voordoen ondanks actief kasmiddelenbeheer, of voor beheersvergoedingen die met dergelijke nieuwe investeringen samenhangen, waarbij rekening wordt gehouden met het beginsel van goed financieel beheer.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de terugbetaalde middelen gedurende een periode van acht jaar na afloop van de subsidiabiliteitsperiode worden hergebruikt overeenkomstig de doelstellingen van het plan, hetzij voor dezelfde of andere financieringsinstrumenten, hetzij voor andere vormen van steun.

Artikel 72 
Beheersverificaties en audits van financieringsinstrumenten

1.De beheersautoriteit verricht overeenkomstig artikel 51 [functies van de beheersautoriteit] beheersverificaties ter plaatse op uitsluitend het niveau van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren. De beheersautoriteit kan verificaties door externe instanties laten uitvoeren en geen verificaties ter plaatse verrichten, mits zij over voldoende bewijs beschikt van de bekwaamheid van deze externe instanties. In verband met garantiefondsen kan de beheersautoriteit beheersverificaties ter plaatse uitvoeren op het niveau van de instanties die steun verlenen aan eindontvangers wanneer het bewijs van de werking van het beheer en de controles niet beschikbaar is op het niveau van de instantie die het financieringsinstrument uitvoert of op het niveau van de beheersautoriteit.

2.De auditautoriteit verricht audits overeenkomstig artikel 53 [functies van de auditautoriteit], naargelang van het geval, van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren. De resultaten van door externe controleurs uitgevoerde audits van instanties die het financieringsinstrument uitvoeren, kunnen door de auditautoriteit met het oog op algemene zekerheid in aanmerking worden genomen en op basis hiervan kan de auditautoriteit besluiten haar eigen auditwerkzaamheden te beperken. In verband met garantiefondsen kunnen de voor de audit verantwoordelijke instanties audits uitvoeren van de instanties die steun verlenen aan eindontvangers wanneer het bewijs van de steun niet beschikbaar is op het niveau van de instantie die het financieringsinstrument uitvoert of op het niveau van de beheersautoriteit.

3.Beheersautoriteiten en auditautoriteiten kunnen gebruikmaken van de resultaten van de overeenkomstig artikel 157 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 uitgevoerde pijlerbeoordeling.

4.De beheersautoriteit verricht geen verificaties ter plaatse op het niveau van de EIB-groep, of van andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is.

5.De EIB-groep of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, bezorgen de beheersautoriteit controleverslagen ter ondersteuning van de betalingsaanvragen.

6.De EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, bezorgen de Commissie en de auditautoriteit een jaarlijks auditverslag dat aan het eind van elk kalenderjaar door hun externe controleurs wordt opgesteld. Het verslag vormt de basis voor de werkzaamheden van de auditautoriteit.

7.Systeemaudits worden niet uitgevoerd voor individuele concrete acties binnen een financieringsinstrument.

8.Het auditspoor is beschikbaar op het niveau van de instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren of op het niveau van de instanties die steun verlenen aan eindontvangers in het kader van garantiefondsen.

Artikel 73 
Beheersverificaties en audits voor vooraf beoordeelde entiteiten als begunstigden

1.Dit artikel is van toepassing wanneer een begunstigde een entiteit is als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), eerste alinea, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, waarvan de systemen, regels en procedures vooraf door de Commissie positief zijn beoordeeld overeenkomstig artikel 157, leden 4 en 7, van die verordening.

2.Beheersautoriteiten en auditautoriteiten kunnen zich baseren op de resultaten van de voorafgaande pijlerbeoordeling die de Commissie overeenkomstig artikel 157 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 heeft verricht, rekening houdend met de in het derde lid van dat artikel bedoelde toezichtmaatregelen.

3.Voor de toepassing van het in artikel 58 bedoelde jaarlijkse zekerheidspakket verlangt de beheersautoriteit van de vooraf beoordeelde entiteiten dat zij documenten verstrekken over de uitvoering van de steun van de Unie, die gelijkwaardig kunnen zijn aan die bedoeld in artikel 158, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, met inbegrip van een beheersverklaring waarin wordt bevestigd dat aan de voorwaarden voor het gebruik van de steun van de Unie is voldaan.

4.De beheersautoriteit kan zich baseren op verificaties die worden uitgevoerd door externe instanties en kan, met inachtneming van de leden 4 en 5, besluiten geen beheersverificaties ter plaatse uit te voeren op het niveau van die entiteit, mits zij over voldoende bewijs beschikt van de bekwaamheid van die externe instanties.

5.De beheersautoriteit verricht beheersverificaties ter plaatse op het niveau van een vooraf beoordeelde entiteit wanneer:

a)die beheersautoriteit een specifiek risico op onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van een vermoeden van fraude, corruptie of belangenconflicten met betrekking tot een concrete actie die door een vooraf beoordeelde entiteit is opgezet of uitgevoerd;

b)die beheersautoriteit een specifiek risico vaststelt dat de verleende steun van de Unie niet naar behoren wordt gebruikt of dat het gebruik van de financiering bij de uitvoering van de plannen niet in overeenstemming is met het toepasselijke recht.

6.Audits en controles die op het niveau van een vooraf beoordeelde entiteit worden uitgevoerd, kunnen door de auditautoriteit in aanmerking worden genomen voor de algemene zekerheid en op basis daarvan kan de auditautoriteit besluiten haar eigen auditwerkzaamheden te beperken.

7.Wanneer de auditautoriteit een specifiek risico op onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van een vermoeden van fraude, corruptie of belangenconflicten met betrekking tot een concrete actie die door een vooraf beoordeelde entiteit is opgezet of uitgevoerd, kan zij audits uitvoeren.

Artikel 74 
Territoriale en lokale samenwerkingsinitiatieven

1.De lidstaten kunnen samenwerking op de volgende gebieden opzetten en ondersteunen:

a)geïntegreerde territoriale en stedelijke ontwikkeling;

b)vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met inbegrip van Leader, en andere door burgers geleide initiatieven;

c)strategieën voor slimme dorpen;

d)projecten van de operationele groepen van EIP-AGRI als bedoeld in artikel 19, lid 2, [EIP] van Verordening XX [GLB];

e)door de Unie of de lidstaten erkende kwaliteitsregelingen en het gebruik ervan door landbouwers;

f)ondersteuning van producentengroeperingen, producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties;

g)bevordering en ondersteuning van intergenerationele samenwerking, met inbegrip van bedrijfsoverdracht;

h)ondersteuning van andere vormen van samenwerking die bijdragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen.

2.Bij de in lid 1 bedoelde samenwerking zijn ten minste twee actoren betrokken en wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van een of meer van de specifieke doelstellingen van artikel 3 [specifieke doelstellingen].

3.De lidstaten beperken de steun voor de oprichting van producentengroeperingen, producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties tot 10 % van de omzet van de groepering of organisatie, met een maximum van 100 000 EUR per jaar; die steun is degressief en is beperkt tot de eerste vijf jaar na de erkenning of na de start van gezamenlijke activiteiten die moeten leiden tot de erkenning, zoals bepaald door de lidstaten in het landbouwhoofdstuk van hun plannen.

Artikel 75 
Geïntegreerde territoriale en stedelijke ontwikkeling

1.De steun voor territoriale ontwikkeling is gebaseerd op geïntegreerde strategieën voor territoriale ontwikkeling, onder meer via vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, gericht op stedelijke gebieden, plattelandsgebieden, eilanden, kustgebieden of andere passende territoriale gebieden, en op strategieën voor slimme specialisatie of territoriale strategieën voor een rechtvaardige transitie, of strategieën voor decarbonisatie die in de periode 2021-2027 met steun van instrumenten van de Unie zijn ontwikkeld, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met een functionele gebieden en een plaatsgebonden aanpak. In het plan worden overeenkomstige mijlpalen en streefdoelen vastgesteld.

2.Strategieën voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling en stedelijke ontwikkeling moeten:

a)bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 2 en 3 [doelstellingen van het plan];

b)het geografische gebied en de bevolking waarop de strategie betrekking heeft aangeven;

c)een analyse geven van de ontwikkelingsbehoeften en een beschrijving van een geïntegreerde aanpak om aan de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften tegemoet te komen;

d)kerndoelstellingen met meetbare streefdoelen vaststellen;

e)de betrokkenheid van de partners bij de voorbereiding en uitvoering van de strategie aangeven.

3.De uit hoofde van dit artikel uitgevoerde strategieën worden door de beheersautoriteit(en) geselecteerd met het oog op het verlenen van steun, met inbegrip van de voorbereiding ervan. Zij worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de betrokken territoriale of stedelijke autoriteiten of instanties, die concrete acties selecteren of bij de selectie ervan betrokken zijn.

Artikel 76 
Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

1.Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling:

a)is gericht op subregionale, plattelands- en kustgebieden;

b)wordt opgezet en uitgevoerd door plaatselijke actiegroepen bestaande uit vertegenwoordigers van lokale publieke en private belanghebbenden, waarbij geen enkele belangengroep de besluitvorming domineert;

c)wordt uitgevoerd via strategieën overeenkomstig artikel 75 [geïntegreerde territoriale en stedelijke ontwikkeling], ter ondersteuning van innovatieve kenmerken in de lokale context, netwerkvorming en samenwerking met andere territoriale actoren.

2.Steun uit het fonds voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling bestrijkt:

a)capaciteitsopbouw en voorbereidende acties ter ondersteuning van het ontwerp van de strategie;

b)voorbereiding en uitvoering van de in het kader van de strategie geselecteerde concrete acties, met inbegrip van samenwerkingsactiviteiten;

c)het beheer, de monitoring en de evaluatie van de strategie en de dynamisering ervan, met inbegrip van het faciliteren van uitwisselingen tussen belanghebbenden en communicatie over de strategie en de Unie.

3.Bij de voorbereiding en uitvoering van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling worden de volgende taken uitsluitend door de plaatselijke actiegroepen uitgevoerd:

a)voorbereiding van de strategie voor plaatselijke ontwikkeling;

b)het opbouwen van de capaciteit van lokale actoren om concrete acties te ontwikkelen en uit te voeren;

c)het opstellen van een niet-discriminerende en transparante selectieprocedure en van criteria, waarmee belangenconflicten worden vermeden en wordt gewaarborgd dat niet één belangengroep alleen de controle heeft over selectiebeslissingen;

d)de selectie van concrete acties;

e)de monitoring van de voortgang bij de verwezenlijking van doelstellingen en de evaluatie van de uitvoering van de strategie;

f)communicatie over de strategie voor lokale ontwikkeling en de rol van de Unie bij de ondersteuning ervan.

4.De plaatselijke actiegroep kan een begunstigde zijn en kan concrete acties uitvoeren die in overeenstemming zijn met de strategie, mits de plaatselijke actiegroep ervoor zorgt dat de scheiding van functies wordt geëerbiedigd.

Artikel 77 
Steun in het kader van Leader

1.Steun die wordt verleend via Leader als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] moet aan de volgende vereisten voldoen:

a)het gebruik van vereenvoudigde kostenopties is verplicht voor de werkingskosten van de plaatselijke actiegroepen van Leader;

b)steun voor projecten die worden uitgevoerd overeenkomstig de strategieën voor lokale ontwikkeling in het kader van Leader die niet meer bedraagt dan 20 000 EUR, wordt verstrekt in de vorm van vaste bedragen en kan worden gesplitst op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria;

c)steun voor het opstarten van plattelandsbedrijven voor niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden kan worden verleend in de vorm van vaste bedragen tot maximaal 100 000 EUR en kan worden gesplitst op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria;

d)het gebruik van vereenvoudigde kostenopties wordt aangemoedigd voor projecten die worden uitgevoerd met betrekking tot lokale ontwikkelingsstrategieën in het kader van Leader.

2.De uit hoofde van dit artikel verleende steun kan de kosten dekken van de voorbereiding van de lokale ontwikkelingsstrategieën of de kosten van uitgevoerde concrete acties of een combinatie van beide. De lidstaten zorgen ervoor dat de kosten van concrete acties voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld voor de desbetreffende interventietypes die in deze verordening zijn vastgesteld.

Artikel 78 
Gebruik van vereenvoudigde vormen van steun aan de begunstigden

1.Tenzij in deze verordening anders is bepaald, wordt de door de lidstaat aan de begunstigde verleende overheidssteun, wanneer de totale geraamde kosten van een concrete actie niet meer bedragen dan 400 000 EUR, verstrekt in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, eenheidskosten, vaste bedragen of een vast percentage, behalve voor concrete acties waarvoor de steun staatssteun betreft.

3.Voor concrete acties die worden ondersteund in het kader van interventies als bedoeld in artikel 34, lid 1, [interventietypes], zijn de vereisten van de eerste alinea alleen van toepassing op concrete acties waarvan de totale kosten niet meer dan 100 000 EUR bedragen.

Artikel 79 
Voorwaarden voor maatregelen die concrete acties met gefaseerde uitvoering omvatten

1.De lidstaten kunnen maatregelen ondersteunen wanneer de onderliggende concrete actie(s) bestaat/bestaan uit de tweede fase van een concrete actie die reeds voor steun is geselecteerd en van start is gegaan in het kader van Verordening (EU) 2021/1060, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)de concrete actie die voor steun werd geselecteerd op grond van Verordening (EU) 2021/1060 bestaat uit twee fasen die vanuit financieel oogpunt duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn en aparte auditsporen hebben;

b)de totale kosten van de in punt a) bedoelde concrete actie bedragen meer dan 5 000 000 EUR;

c)bij de kostenberekening voor de maatregel wordt uitsluitend rekening gehouden met kosten waarvoor geen uitgaven zijn opgenomen in een betalingsaanvraag met betrekking tot de eerste fase;

d)de tweede fase van de concrete actie voldoet aan het toepasselijke recht en komt in aanmerking voor steun uit hoofde van deze verordening;

e)de lidstaat stelt mijlpalen en streefdoelen vast voor de tweede en laatste fase van de concrete actie.

2.Deze verordening is van toepassing op de maatregel waarvoor de tweede fase van de concrete actie is opgenomen.

TITEL XII
Sociaal Klimaatfonds en moderniseringsfonds

Artikel 80 
Hoofdstuk over het sociaal klimaatplan

1.Het overeenkomstig artikel 21 bij de Commissie ingediende plan [voorbereiding en indiening van het plan] bevat de maatregelen en investeringen van het sociaal klimaatplan dat de lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) 2023/955 heeft ingediend in een afzonderlijk hoofdstuk over het sociaal klimaatplan.

2.In aanmerking komende maatregelen en investeringen in de sociale klimaatplannen blijven subsidiabel in het kader van het plan, met inachtneming van artikel 7 [horizontale beginselen].

3.De in deze verordening vastgestelde regels zijn van toepassing op het hoofdstuk over het sociaal klimaatplan.

4.In afwijking van lid 3 kan een lidstaat ervoor kiezen zijn hoofdstuk over het sociaal klimaatplan verder uit te voeren volgens de regels van Verordening (EU) 2023/955. Bij twijfel of Verordening (EU) 2023/955 dan wel deze verordening van toepassing is, heeft Verordening (EU) 2023/955 voorrang, onverminderd de artikelen 6, 8 en 9 van deze verordening.

5.De in artikel 15 van Verordening (EU) 2023/955 vastgestelde nationale bijdrage blijft van toepassing op het hoofdstuk over het sociaal klimaatplan.

6.De lidstaten kunnen bij de voorbereiding of wijziging van hun nationale en regionale partnerschapsplannen alle of een deel van hun beschikbare middelen in het kader van het Sociaal Klimaatfonds toewijzen aan andere maatregelen die bijdragen tot de doelstellingen van artikel 3, punt c), vi), onder meer door middel van de maatregelen van artikel 8 van Verordening (EU) 2023/955, in het kader van hun hoofdstuk over het sociaal klimaatplan.

Artikel 81 
Overdracht van middelen

De lidstaten kunnen in hun oorspronkelijke plan verzoeken om bedragen over te dragen van hun toewijzingen voor 2026 en 2027 in het kader van het Sociaal Klimaatfonds. Dergelijke bedragen worden geprogrammeerd in de hoofdstukken van hun sociaal klimaatplan. Deze bedragen vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 en dragen bij tot de verwezenlijking van de in artikel 3, punt c), iv), vastgestelde doelstellingen, onder meer door middel van de maatregelen van artikel 8 van Verordening (EU) 2023/955.

Artikel 82 
Synergieën met het moderniseringsfonds

1.Investeringen die in het kader van het moderniseringsfonds worden ondersteund, worden ontworpen en uitgevoerd om te zorgen voor samenhang en synergieën met de maatregelen van het NRP-plan.

2.Bij het opstellen van hun NRP-plannen geven de lidstaten die steun ontvangen uit het moderniseringsfonds een beschrijving van de investeringen die zij de komende drie jaar bij het investeringscomité als bedoeld in artikel 10 quinquies, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG willen indienen, en geven zij een toelichting op de synergieën met de maatregelen van het NRP-plan.

3.De lidstaten geven een toelichting op de wijze waarop de investeringen die zij in het kader van het moderniseringsfonds willen financieren, zijn ontworpen, waarbij rekening is gehouden met het beleid inzake de verwachte synergieën tussen bestaande en toekomstige investeringen uit het moderniseringsfonds en de hervormingen en investeringen van het NRP-plan.

Artikel 83 
Wijziging van Verordening (EU) 2023/955

Verordening (EU) 2023/955 wordt als volgt gewijzigd:

(1)artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10 
Middelen van het fonds

1.Voor de periode van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2032 wordt overeenkomstig artikel 10 bis, lid 8 ter, en artikel 30 quinquies, leden 3 en 4, van Richtlijn 2003/87/EG een maximumbedrag van 65 000 000 000 EUR in lopende prijzen ter beschikking gesteld voor de uitvoering van de sociale klimaatplannen. Dat bedrag bestaat uit externe bestemmingsontvangsten voor de toepassing van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, onverminderd artikel 30 quinquies, lid 4, zesde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG.

De jaarlijkse bedragen mogen, binnen de grenzen van het in de eerste alinea van dit lid vastgelegde maximumbedrag, de in artikel 30 quinquies, lid 4, vierde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde bedragen niet overschrijden.

De bedragen voor de jaren 2028 tot en met 2032 worden beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de investeringen en maatregelen van het sociaal klimaatplan in het kader van de nationale en regionale partnerschapsplannen overeenkomstig artikel 27 bis van deze verordening en artikel 20 van Verordening XXX [verordening NRP-plannen] voor de periode van 2028 tot en met [2032].

Indien het overeenkomstig hoofdstuk IV bis van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde emissiehandelssysteem op grond van artikel 30 duodecies van die richtlijn tot 2028 wordt uitgesteld, bedraagt het maximumbedrag dat aan het fonds ter beschikking moet worden gesteld 54 600 000 000 EUR en mogen de jaarlijks toegewezen bedragen de in artikel 30 quinquies, lid 4, vijfde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde respectieve bedragen niet overschrijden.

2.In afwijking van artikel 22, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en onverminderd artikel 19 van deze verordening worden vastleggingskredieten ter dekking van het desbetreffende in lid 1 van dit artikel bedoelde jaarlijkse bedrag aan het begin van elk begrotingsjaar, met ingang van 1 januari 2026, automatisch ter beschikking gesteld tot de desbetreffende in lid 1, tweede en vierde alinea, bedoelde toepasselijke jaarlijkse bedragen.

3.Ook kosten voor voorbereidende, toezicht-, controle-, audit- en evaluatiewerkzaamheden die nodig zijn voor het beheer van het fonds en het verwezenlijken van de doelstellingen ervan kunnen met de in lid 1 genoemde bedragen worden gedekt, met name onderzoeken, bijeenkomsten van deskundigen, raadplegingen van belanghebbenden, informatie- en communicatiewerkzaamheden, met inbegrip van inclusieve bewustmakingsacties en institutionele communicatie van de beleidsprioriteiten van de Unie met betrekking tot de doelstellingen van deze verordening, uitgaven met betrekking tot IT-netwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, institutionele IT-hulpmiddelen, en alle andere door de Commissie ten behoeve van het beheer van het fonds gemaakte kosten voor technische en administratieve ondersteuning. Ook de kosten van andere ondersteunende werkzaamheden, zoals kwaliteitsbewaking en de controle van projecten ter plaatse, en de kosten van raadpleging van collega’s en deskundigen ter beoordeling en uitvoering van de subsidiabele acties kunnen tot de uitgaven worden gerekend.”;

(2)het volgende artikel 27 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 27 bis
Sociale klimaatplannen en nationale en regionale partnerschapsplannen

1.De lidstaten nemen in de overeenkomstig artikel 21 van Verordening XXX [Verordening NRP-plannen] in te dienen nationale en regionale partnerschapsplannen de investeringen en maatregelen van sociale klimaatplannen die overeenkomstig deze verordening worden opgesteld en vastgesteld, op in een afzonderlijk hoofdstuk, zoals bepaald in artikel 80 van Verordening xx [Verordening NRP-plannen].

2.De in Verordening XXX [Verordening NRP-plannen] vastgestelde regels zijn van toepassing op het hoofdstuk over het sociaal klimaatplan.

3.In afwijking van lid 3 kan een lidstaat ervoor kiezen zijn hoofdstuk over het sociaal klimaatplan verder uit te voeren volgens de regels van deze verordening. Bij twijfel of Verordening XXX [Verordening NRP-plannen] dan wel deze verordening van toepassing is, heeft deze verordening voorrang, met uitzondering van de artikelen 6, 8 en 9 van Verordening XXX [Verordening NRP-plannen].

4.Onverminderd uitstaande betalingsverzoeken die de lidstaat uit hoofde van artikel 20 van deze verordening bij de Commissie indient, wijzigt of beëindigt de Commissie bij de vaststelling van het in artikel 23 [voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad] bedoelde uitvoeringsbesluit tot goedkeuring van het nationale en regionale partnerschapsplan de in artikel 19 van deze verordening bedoelde overeenkomst, indien een dergelijke overeenkomst met de lidstaten is gesloten.”.

TITEL XI
INSTITUTIONELE- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 
Mededingingsregels voor de sectoren landbouw, visserij en aquacultuur

Artikel 84 
Regels voor ondernemingen

Wanneer via GLB-interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] steun wordt verleend aan vormen van samenwerking tussen ondernemingen, mag die steun alleen worden verleend aan vormen van samenwerking die voldoen aan de mededingingsregels van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Artikel 85 
Staatssteun

1.Tenzij in dit artikel anders is bepaald, zijn de artikelen 107, 108 en 109 VWEU van toepassing op steun in het kader van die Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening] en Verordening (EU) nr. 1308/2013 met betrekking tot de in deel II, titel I, hoofdstuk II bis, van die verordening vastgestelde interventietypes of op steun die door de lidstaten wordt verleend aan ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector van de Unie;

2. De artikelen 107, 108 en 109 VWEU zijn niet van toepassing op steun die door de lidstaten wordt betaald op grond van en overeenkomstig deze verordening, noch op de nationale bijdrage in de subsidiabele kosten die door de lidstaten wordt verstrekt voor de GLB-interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1, punten d) tot en met f), en h) tot en met r), of op de aanvullende nationale financiering waarin is voorzien voor GLB-interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1, punten d) tot en met f), en h) tot en met r), die binnen het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU vallen, of op steun die door de lidstaten wordt toegekend aan ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector van de Unie, die binnen het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU vallen.

3.Steun die door de in lid 1 bedoelde lidstaten wordt verleend voor concrete acties die binnen het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU vallen, en die bedoeld is om aanvullende financiering te verstrekken voor interventies als bedoeld in artikel 35, lid 1, punten d), e), f), en h) tot en met r), van deze verordening waarvoor op enig moment tijdens de door het plan bestreken periode steun van de Unie wordt verstrekt, mag alleen worden verleend als deze in overeenstemming is met deze verordening, Verordening (EU) … [GLB-verordening] en Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in het NRP-plan is vastgesteld.

4.De lidstaten voorzien niet in aanvullende nationale financiering voor de in artikel 35, lid 1, punten a), b), c) en g), van deze verordening bedoelde interventies.

5.Met betrekking tot landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten die onder bijlage I bij het VWEU vallen en waarop de artikelen 107, 108 en 109 daarvan van toepassing zijn, kan de Commissie overeenkomstig artikel 108 VWEU toestaan dat in de sectoren productie, verwerking en afzet van die producten bedrijfssteun wordt verleend, ter verlichting van de beperkingen die specifiek zijn voor de landbouw-, visserij- en aquacultuurproductie in de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als gevolg van hun isolement, insulaire karakter, kleine omvang en ultraperifere ligging.

De lidstaten kunnen aanvullende financiering toekennen voor de uitvoering van interventies in ultraperifere gebieden en kleinere eilanden in de Egeïsche Zee op grond van deze verordening. In deze gevallen melden de lidstaten de aanvullende financiering aan de Commissie en de Commissie kan deze financiering goedkeuren overeenkomstig deze verordening als onderdeel van de plannen. De gemelde steun wordt derhalve geacht te zijn gemeld in de zin van artikel 108, lid 3, eerste volzin, VWEU.

6.In afwijking van artikel 211 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad 28 zijn de artikelen 107, 108 en 109 VWEU niet van toepassing op betalingen ter ondersteuning van lokale landbouwproductie en specifieke voorzieningsregelingen die door de lidstaten overeenkomstig deze verordening worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 2 
Delegatie en comitéprocedure

Artikel 86 
Bevoegdheidsdelegatie wat betreft wijzigingen van bepaalde artikelen en bijlagen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 87 [uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie] gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de artikelen 48 [steun voor lokale landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten], 58 [verantwoordelijkheden van de lidstaten, melding van onregelmatigheden], 62 [berekening van sancties in het kader van rentmeesterschap], 63 [verzameling en registratie van gegevens], 70 [GBCS], bijlage VIII [verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen], IX [voortgang van de uitvoering], XI [betalingsaanvraag], XV [acties van de Unie], XIV [financiële correcties] bij deze verordening, om deze aan te passen aan veranderingen die zich tijdens de programmeringsperiode voordoen.

Artikel 87 
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 86 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 86 bedoelde bevoegdheidsdelegaties te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig lid 5 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met één maand verlengd.

7.De in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 29 aan de Commissie toegekende bevoegdheid om een gedelegeerde handeling vast te stellen met het oog op een Europese gedragscode inzake partnerschap blijft van kracht voor de programmeringsperiode 2028-202X. Deze bevoegdheidsdelegatie wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 86 van deze verordening.

Artikel 88 
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK 3 
Verordening (EU, Euratom) 
2024/2509

Artikel 89 
Wijzigingen van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509

Artikel 63 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 wordt als volgt gewijzigd:

1)in lid 5 wordt punt a) vervangen door:

“a) informatie die een juist en getrouw beeld geeft van de voortgang van de uitvoering tijdens de referentieperiode zoals bepaald in sectorspecifieke regelgeving, of hun in sectorspecifieke regelgeving omschreven rekeningen betreffende de uitgaven die tijdens de referentieperiode zijn gedaan bij de uitvoering van hun taken en die ter vergoeding aan de Commissie zijn voorgelegd;”;

2)lid 6 wordt vervangen door de volgende tekst:

“6. In de in lid 5, punt a), genoemde rekeningen zijn de prefinanciering en de bedragen waarvoor invorderingsprocedures lopen of zijn afgerond, opgenomen. De in lid 5, punt a), bedoelde informatie of rekeningen gaan vergezeld van een beheersverklaring waarin wordt bevestigd dat naar het oordeel van degenen die belast zijn met het beheer van de middelen:

a) de daarin vervatte informatie, met inbegrip van de in lid 5, punt a), bedoelde informatie naar behoren wordt weergegeven en volledig en accuraat is;

b) de uitgaven zijn gebruikt voor het beoogde doel, of de bedragen waarvoor bij de Commissie om betaling was verzocht, in overeenstemming waren met de voorwaarden voor betaling, zoals bepaald in sectorspecifieke regelgeving;

c) de ingevoerde controlesystemen de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen waarborgen.”;

3)lid 7, eerste alinea, wordt vervangen door:

“De in lid 5, punt a), bedoelde rekeningen of de informatie op basis waarvan de Commissie om betaling is verzocht, en de in dat lid, punt b), bedoelde samenvatting gaan vergezeld van een advies van een onafhankelijk auditorgaan dat overeenkomstig de internationaal aanvaarde auditnormen is opgesteld. In dat advies wordt vastgesteld of de ingevoerde controlesystemen naar behoren functioneren en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen waarborgen, en wordt vermeld of de beweringen in de in lid 6 bedoelde beheersverklaring door de auditwerkzaamheden in twijfel worden getrokken. In het advies wordt ook vastgesteld of de rekeningen of de informatie op basis waarvan de Commissie om betaling is verzocht, een juist en getrouw beeld geven en of het gebruik van middelen voldoet aan het toepasselijke recht en of de uitgaven waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht, wettig en regelmatig zijn.”.

HOOFDSTUK 4 
Slotbepalingen

Artikel 90 
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL EN DIGITAAL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF3

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief3

1.2.Betrokken beleidsterreinen3

1.3.Doelstellingen3

1.3.1.Algemene doelstellingen3

1.3.2.Specifieke doelstellingen3

1.3.3.Verwachte resultaten en gevolgen3

1.3.4.Prestatie-indicatoren3

1.4.Het voorstel/initiatief betreft:4

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief4

1.5.1.Behoeften waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief4

1.5.2.Meerwaarde van het optreden van de EU (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “meerwaarde van het optreden van de EU” verstaan de waarde die het optreden van de Unie oplevert boven op de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.4

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan4

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten5

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking5

1.6.Duur van het voorstel/initiatief en van de financiële gevolgen ervan6

1.7.Wijzen van uitvoering van de begroting6

2.BEHEERSMAATREGELEN8

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen8

2.2.Beheers- en controlesystemen8

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde wijzen van uitvoering van de begroting, uitvoeringsmechanismen voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie8

2.2.2.Informatie over de vastgestelde risico’s en het systeem of de systemen voor interne controle die zijn opgezet om die risico’s te beperken8

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding tussen de controlekosten en de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).8

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden9

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF10

3.1.Rubrieken van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderdelen voor uitgaven10

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten12

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten12

3.2.1.1.Kredieten uit goedgekeurde begroting12

3.2.1.2.Kredieten uit externe bestemmingsontvangsten17

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd uit beleidskredieten22

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten24

3.2.3.1. Kredieten uit goedgekeurde begroting24

3.2.3.2.Kredieten uit externe bestemmingsontvangsten24

3.2.3.3.Totaal kredieten24

3.2.4.Geraamde personeelsbehoeften25

3.2.4.1.Gefinancierd uit goedgekeurde begroting25

3.2.4.2.Gefinancierd uit externe bestemmingsontvangsten26

3.2.4.3.Totale personeelsbehoeften26

3.2.5.Overzicht van het geschatte effect op met digitale technologie samenhangende investeringen28

3.2.6.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader28

3.2.7.Bijdragen van derden28

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten29

4.Digitale dimensies29

4.1.Voorschriften met digitale relevantie30

4.2.Data30

4.3.Digitale oplossingen31

4.4.Interoperabiliteitsbeoordeling31

4.5.Maatregelen ter ondersteuning van de digitale uitvoering32

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid voor de periode 2028-2034

1.2.Betrokken beleidsterreinen

Concurrentievermogen

Regionale ontwikkeling

Sociale zaken

Landbouw

Defensie

Paraatheid

Binnenlandse zaken

Maritieme zaken en visserij

Milieu en klimaatactie

Democratie, cultuur en EU-waarden

1.3.Doelstellingen

1.3.1.Algemene doelstellingen

Het fonds heeft tot doel:

— regionale onevenwichtigheden in de Unie en de achterstand van de minst begunstigde regio’s te verkleinen en Europese territoriale samenwerking te bevorderen;

— hoogwaardige werkgelegenheid, onderwijs en vaardigheden en sociale inclusie te ondersteunen en bij te dragen tot een sociaal rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit;

— de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Unie te ondersteunen;

— de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie te ondersteunen;

— de democratie in de Unie te beschermen en te versterken en de waarden van de Unie te handhaven.

1.3.2.Specifieke doelstellingen

De specifieke doelstellingen van het fonds zijn opgebouwd rond vijf pijlers en hebben tot doel bij te dragen tot de duurzame welvaart van Europa in alle regio’s en de defensievermogens en veiligheid van Europa te ondersteunen; mensen te ondersteunen en de samenlevingen van de Unie en het sociaal model van de Unie te versterken; de levenskwaliteit in de Unie in te stand houden; de grondrechten, de democratie en de rechtsstaat te beschermen en te versterken, en de waarden van de Unie te handhaven.

1.3.3.Verwachte resultaten en gevolgen

De voorgestelde verordening bevat de financiële regels voor de steun van de Unie in het kader van het Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid door middel van de nationale en regionale partnerschapsplannen (“plannen”), het Interreg-plan en de EU-faciliteit. Zij voorziet in de financiële middelen voor de programmeringsperiode 2028-2034.

Dit nieuwe fonds heeft tot doel de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te versterken, de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid te ondersteunen, het concurrentievermogen van de Unie te verbeteren, het migratie- en grensbeheer en defensie en veiligheid te versterken, en de democratie in Europa te beschermen. Het zal ook bijdragen tot andere horizontale EU-prioriteiten, zoals milieubescherming en de strijd tegen klimaatverandering, paraatheid, bevordering van de rechtsstaat en voltooiing van de eengemaakte markt, in synergie met andere begrotingsprogramma’s van de Unie.

De steun die in het kader van de nationale en regionale partnerschapsplannen wordt verleend, zal worden toegesneden op de lokale behoeften en contexten, waarbij wordt gezorgd voor afstemming op de prioriteiten van de EU. Het cohesie-, landbouw-, binnenlands en sociaal beleid zullen naar verwachting doeltreffender en veerkrachtiger worden door de afstemming op ander beleid en het vergemakkelijken van de uitvoering voor alle begunstigden.

Met één rulebook en een verminderd aantal programmeringsdocumenten streeft het fonds ernaar de procedures aanzienlijk te vereenvoudigen en de administratieve lasten voor begunstigden, lidstaten en de Commissie te verminderen en tegelijkertijd robuuste waarborgen te bieden voor het regelmatige en doeltreffende gebruik van EU-middelen.

Een op doelstellingen gebaseerde uitvoering en een combinatie van elkaar versterkende investeringen en hervormingen zullen meer effect en een betere kosten-batenverhouding hebben. Betalingen zullen afhankelijk worden gesteld van de verwezenlijking van vooraf overeengekomen doelstellingen, hetgeen naar verwachting efficiënter en sneller middelen en resultaten zal opleveren.

In de plannen zullen maatregelen worden opgenomen om de uitvoering te vergemakkelijken, of het nu gaat om ontwerp-, uitvoerings- of monitoringbepalingen. Het fonds zal ook voldoende flexibiliteit bieden, bijvoorbeeld door middel van gefaseerde toewijzingen en een betere respons op onvoorziene crises, met name via de EU-faciliteit.

1.3.4.Prestatie-indicatoren

De output- en resultaatindicatoren voor het toezicht op de voortgang en de verwezenlijkingen van dit programma zullen overeenstemmen met de gemeenschappelijke indicatoren die zijn vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) 202X/XXXX [prestatieverordening] die tegelijk met deze verordening wordt voorgesteld.

1.4.Het voorstel/initiatief betreft:

 een nieuwe actie

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 30

 de verlenging van een bestaande actie

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoeften waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het fonds kan worden gebruikt met ingang van 2028 voor de gehele duur van het meerjarig financieel kader.

De lidstaten zullen hun begrotingstoewijzingen programmeren in overeenstemming met de vereisten van de verordening, met name rekening houdend met de relevante landspecifieke uitdagingen die onder meer zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en andere relevante documenten die officieel zijn vastgesteld in verband met de door het fonds ondersteunde doelstellingen.

De nieuwe programmeringsperiode begint op 1 januari 2028 en de lidstaten zullen hun oorspronkelijke plan naar verwachting op uiterlijk 31 januari 2028 indienen om ervoor te zorgen dat de nieuwe programmeringsperiode tijdig van start gaat.

De uitvoering in direct beheer in het kader van de EU-faciliteit zal ook onmiddellijk na de inwerkingtreding van het programma van start gaan.

1.5.2.Meerwaarde van het optreden van de EU (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “meerwaarde van het optreden van de EU” verstaan de waarde die het optreden van de Unie oplevert boven op de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (vooraf): de meerwaarde van de EU vloeit voort uit het feit dat in investeringen en hervormingen wordt voorzien waarin anders niet zou worden geïnvesteerd, dat het toepassingsgebied van de huidige maatregelen wordt verruimd en de mainstreaming van innovaties wordt ondersteund en dat de capaciteit van de administratieve structuren in de lidstaten wordt versterkt. Uit tal van gegevens blijkt dat het EU-beleid niet zou zijn uitgevoerd zonder aanvullende EU-investeringen. Dankzij Europese financiering hebben de lidstaten en hun regio’s geïnvesteerd in gebieden, doelgroepen en hervormingen op een wijze die niet mogelijk zou zijn geweest met nationale financiering alleen. Het zijn vooral de nationale instanties die bevoegd zijn voor een deel van het beleid dat onder dit fonds valt. Gezien de omvang en het effect van de uitdagingen zijn maatregelen echter doeltreffender en efficiënter gebleken als de EU de inspanningen van de lidstaten ondersteunt en hervormingen helpt bevorderen die zowel individuele landen als de EU als geheel ten goede komen.

Verwachte Uniemeerwaarde (ex post): zoals door de recente crises is benadrukt, vragen de vele uitdagingen waarmee de Europese economieën en samenlevingen te kampen hebben, met name op het gebied van landbouw, veiligheid, sociale en territoriale cohesie en aanpassing aan de klimaatverandering, om voortdurende investeringen en hervormingen op deze gebieden. Het initiatief zal naar verwachting bijdragen tot de gecoördineerde en coherente uitvoering van EU-beleid en -prioriteiten op deze gebieden, beste praktijken en samenwerking stimuleren (om de beleidsvormings- en uitvoeringscapaciteit te verbeteren en transnationale samenwerking te vergemakkelijken), EU-waarden (zoals de rechtsstaat en de grondrechten) bevorderen, en de lidstaten helpen institutionele en regelgevende belemmeringen weg te nemen die de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten van de EU in de weg staan, met inbegrip van de uitvoering van het EU-acquis en de voltooiing van de eengemaakte markt. Financiering op het niveau van de Unie dient ook ter ondersteuning van collectieve goederen van de EU, zoals strategisch beleid waaraan door de lidstaten mogelijk onvoldoende prioriteit wordt gegeven als gevolg van bijvoorbeeld marktfalen, maar die grote voordelen voor de hele EU opleveren. Hieronder vallen projecten die meer dan één lidstaat ten goede komen, zoals grensoverschrijdende projecten of belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Dit fonds bouwt voort op de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van andere relevante financiering van de Unie in de programmeringsperiode 2021-2027, waarbij de volgende belangrijke lessen zijn getrokken:

1) Vereenvoudiging: de complexiteit en de administratieve lasten en kosten voor de autoriteiten van de lidstaten, de begunstigden en de Commissie als gevolg van de huidige versnippering van de EU-steun en het naast elkaar bestaan van verschillende subsidiabiliteitsregels, uitvoeringsmodellen en zekerheidssystemen, moeten worden verminderd.

2) Flexibiliteit: de behoefte aan een flexibelere begroting waarmee kan worden ingespeeld op nieuwe behoeften en prioriteiten gedurende de gehele programmeringsperiode. Deze flexibiliteit moet worden ingebed in het ontwerp van het fonds, terwijl gelijktijdig de voorspelbaarheid van de EU-financiering en de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen op lange termijn gewaarborgd blijven.

3) Samenhang: de behoefte aan meer samenhang tussen fondsen en beleidskaders. De EU moet haar begroting ten volle benutten om investeringen en hervormingen te stimuleren die bijdragen tot de doelstellingen van de Unie en nationale en regionale uitdagingen op een meer holistische en gecoördineerde wijze aanpakken. Dit moet leiden tot een grotere samenhang tussen de prioriteiten van de EU en de nationale en regionale maatregelen en tot een betere kosten-batenverhouding.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De consistentie en complementariteit tussen het fonds en andere EU-fondsen, met name het Europees Fonds voor concurrentievermogen, de Connecting Europe Facility (CEF), Erasmus en het Fonds Europa in de wereld, worden met name gewaarborgd door middel van het stuurmechanisme dat richtsnoeren zal bieden voor belangrijke beleidsprioriteiten die in het kader van elke jaarlijkse begrotingsprocedure moeten worden gefinancierd. Potentiële synergieën met het Europees fonds voor concurrentievermogen, het Fonds Europa in de wereld en de CEF vloeien voort uit de mogelijkheid om in het kader van het fonds hervormingen en investeringen te ondersteunen die bijdragen tot grensoverschrijdende initiatieven en het Europese concurrentievermogen.

De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor i) complementariteit, synergie, samenhang en consistentie tussen de verschillende instrumenten op Unie-, nationaal en regionaal niveau, zowel in de planningsfase als tijdens de uitvoering; ii) nauwe samenwerking tussen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en controle op Unie-, nationaal en regionaal niveau om de doelstellingen van het fonds te verwezenlijken.

De financiële steun uit het fonds komt bovenop de steun in het kader van andere fondsen en programma’s van de Unie. Concrete acties kunnen steun ontvangen uit andere programma’s en instrumenten van de Unie, mits die steun niet dezelfde kosten dekt. Daartoe moeten de lidstaten en de Commissie samenwerken bij het ontwerpen en uitvoeren van concrete acties die cumulatief worden gefinancierd in het kader van het nationale en regionale partnerschapsplan en andere programma’s van de Unie om dubbele financiering te voorkomen.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Het fonds zal op verzoek van de lidstaten niet-terugbetaalbare financiële steun en leningen verstrekken om de verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds te ondersteunen. Het kan ook financiering verstrekken in de vorm van financieringsinstrumenten.

De nationale en regionale partnerschapsplannen en het Interreg-plan zullen in gedeeld beheer worden uitgevoerd, terwijl de EU-faciliteit de mogelijkheid zal hebben om gebruik te maken van gedeeld, direct of indirect beheer, afhankelijk van het soort maatregel en de meest doeltreffende aanpak.

1.6.Duur van het voorstel/initiatief en van de financiële gevolgen ervan

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ.

   financiële gevolgen vanaf 2028 tot en met 2034 voor vastleggingskredieten en vanaf 2028 tot en met 2035 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Wijzen van uitvoering van de begroting

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie

door de uitvoerende agentschappen 31

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke)

de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen

publiekrechtelijke organen

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties

organen waaraan of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling

in een lidstaat gevestigde organen die onder het privaatrecht van een lidstaat of onder het Unierecht vallen en die in aanmerking komen om overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving te worden belast met de uitvoering van middelen van de Unie of begrotingsgaranties, voor zover dergelijke organen onder zeggenschap staan van publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, en beschikken over voldoende financiële garanties in de vorm van hoofdelijke aansprakelijkheid van de controlerende organen of gelijkwaardige financiële garanties, die voor elke actie beperkt kunnen blijven tot het maximumbedrag van de steun van de Unie.

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Om toezicht te houden op de prestaties bij de uitvoering van het fonds, wordt een systeem voor het aanvragen en doen van betalingen vanuit het fonds opgezet.

Om middelen uit het fonds te ontvangen, moeten de lidstaten hun nationale en regionale partnerschapsplannen indienen teneinde de te financieren hervormingen, investeringen en andere interventies vast te stellen. De Commissie moet die plannen beoordelen op basis van de in deze verordening uiteengezette vereisten. De betaling van de financiële bijdrage volgt op de verwezenlijking van de met de betrokken lidstaat overeengekomen doelstellingen. Daartoe kunnen de lidstaten maximaal zesmaal per jaar een betalingsaanvraag indienen overeenkomstig het model in de bijlage bij deze verordening.

De prestaties van het fonds zullen worden gemonitord aan de hand van het prestatiekader waarin de gelijktijdig met deze verordening voorgestelde prestatieverordening voorziet, onder meer door middel van de gemeenschappelijke lijst van interventiegebieden en output- en resultaatindicatoren.

Uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen, publiceert de Commissie een verslag over de uitvoering teneinde de voortgang te beoordelen die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. Uiterlijk drie jaar na afloop van de programmeringsperiode van het programma zal de Commissie een evaluatie achteraf uitvoeren om de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en Uniemeerwaarde van het programma te beoordelen.

2.2.Beheers- en controlesystemen

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde wijze(n) van uitvoering van de begroting, uitvoeringsmechanismen voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Het beheer, de controle en de audit van het fonds zullen worden geregeld door specifieke regels om transparantie, verantwoordingsplicht en het correcte gebruik van EU-financiering te waarborgen, in overeenstemming met het toepasselijke recht en het beginsel van goed financieel beheer.

De verordening bevat met name sterke waarborgen om te zorgen voor de robuustheid en kwaliteit van de nationale controlesystemen, en doeltreffende en tijdige maatregelen in geval van tekortkomingen mogelijk te maken.

De kernvereisten van de beheers- en controlesystemen van de lidstaten, onder meer met betrekking tot het voorkomen, opsporen en corrigeren van gevallen van fraude, corruptie en belangenconflicten en inzake de naleving van het toepasselijke recht, met inbegrip van de regels inzake overheidsopdrachten en staatssteunregels, zullen duidelijk vooraf worden omschreven en moeten gedurende de hele uitvoering worden nageleefd. Alvorens elk plan goed te keuren, zal de Commissie beoordelen of de lidstaten over adequate regelingen beschikken om aan deze vereisten te voldoen en de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Deze vereisten moeten het mogelijk maken maximaal gebruik te maken van bestaande structuren voor het beheer van EU-middelen, met mogelijke aanpassingen van hun procedures om voldoende zekerheid te bieden. In geval van ernstige tekortkomingen moeten de lidstaten corrigerende maatregelen nemen voordat betalingen kunnen worden gedaan.

Het niveau en de intensiteit van de controles zijn toegesneden op het op doelstellingen gebaseerde uitvoeringsmodel van het fonds en zijn gebaseerd op een duidelijke opeenvolging van de taken en verdeling ervan tussen de Commissie en de lidstaten.

In overeenstemming met het single audit-beginsel zullen de audits van de Commissie in gedeeld beheer in de eerste plaats bestaan uit systeemaudits om dubbele controles en audits te voorkomen en de administratieve lasten te verminderen, waardoor de vraag naar vereenvoudiging en voorspelbaarheid wordt aangepakt. De auditautoriteit moet audits uitvoeren en ervoor zorgen dat het aan de Commissie verstrekte auditadvies betrouwbaar is. Dat auditadvies moet de Commissie de zekerheid bieden dat de beheers- en controlesystemen van de lidstaat naar behoren functioneren en dat de beweringen in de door de coördinerende instantie ingediende beheersverklaring juist zijn. 

De Commissie zal echter de mogelijkheid behouden om gerichtere controles uit te voeren, bijvoorbeeld in geval van een specifiek risico of vermoeden van fraude, corruptie of belangenconflicten of een ernstige schending van zijn verplichtingen door de lidstaat, en om tijdig en evenredig op te treden wanneer tekortkomingen niet naar behoren door de lidstaten zijn aangepakt.

2.2.2.Informatie over de vastgestelde risico’s en het systeem of de systemen voor interne controle die zijn opgezet om die risico’s te beperken

De risico’s houden voornamelijk verband met onregelmatigheden of ernstige niet-naleving door de lidstaten van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening, met name wat betreft de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de naleving van de horizontale voorwaarden van de rechtsstaat en het Handvest.

Om de financiële belangen van de Unie te beschermen, voorziet de voorgestelde verordening in evenredige maatregelen op het niveau van de lidstaten en de Commissie, in overeenstemming met hun respectieve verantwoordelijkheden.

De lidstaten moeten robuuste beheers-, controle- en auditsystemen hanteren om ervoor te zorgen dat tijdens de uitvoering aan alle kernvereisten wordt voldaan en elk jaar een zekerheidspakket verstrekken om verslag uit te brengen over het correcte en regelmatige gebruik van de middelen.

De Commissie zal regelmatig audits uitvoeren van de werkzaamheden van de nationale autoriteiten om de robuustheid en betrouwbaarheid van de nationale procedures te beoordelen en zal, indien relevant, aanbevelingen doen met een duidelijk tijdschema voor het verhelpen van tekortkomingen. Het zal mogelijk zijn om betalingen te allen tijde tijdens de uitvoering en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel te blokkeren, rekening houdend met de aard, de duur, de ernst en de omvang van de geconstateerde tekortkoming.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding tussen de controlekosten en de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

De evaluatie door de Commissie van het risiconiveau bij betaling en bij afsluiting zal gebaseerd zijn op een reeks criteria, zoals het risicoprofiel van de mijlpalen en streefdoelen, de informatie in het door de lidstaten ingediende jaarlijkse zekerheidspakket, met name de samenvatting van de door de nationale autoriteiten uitgevoerde audits, de resultaten van de eigen audits van de Commissie, alsook de bevindingen van de IAS en de controles van de ERK. Gezien het nieuwe karakter van de aanpak zullen de niveaus van uitgaven met een laag risico die als gelijkwaardig aan de materialiteitsdrempel moeten worden beschouwd, worden vastgesteld nadat de uitvoering van start is gegaan.

Om ervoor te zorgen dat de controles kosteneffectief blijven, streeft de Commissie ernaar het juiste evenwicht te vinden tussen doeltreffendheid, doelmatigheid en zuinigheid. De concrete toepassing van het single audit-beginsel moet voor het fonds worden gehanteerd om de administratieve lasten en kosten voor de ontvangers van Uniefinanciering te verminderen en dubbele audits en beheersverificaties van dezelfde maatregelen te voorkomen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

De verordening bevat de nodige bepalingen om ervoor te zorgen dat het fonds in overeenstemming met de bescherming van de financiële belangen van de Unie wordt uitgevoerd.

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd door evenredige maatregelen, waaronder maatregelen met betrekking tot het voorkomen, opsporen, corrigeren en onderzoeken van fraude, corruptie en belangenconflicten en, in voorkomend geval, het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) de bevoegdheid administratieve onderzoeken in te stellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is bevoegd tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Alle personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer (ERK), alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten snel aan de Commissie verslag uitbrengen over de vastgestelde onregelmatigheden, waaronder fraude, en over de vervolgmaatregelen die zij hebben genomen ten aanzien van dergelijke onregelmatigheden en ten aanzien van de OLAF-onderzoeken. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking bij de instelling van het EOM overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, moeten het EOM ook onverwijld in kennis stellen van alle strafbare gedragingen ten aanzien waarvan het zijn bevoegdheid zou kunnen uitoefenen, overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en uitgavenbegroting

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort

Bijdrage

uitgave

Nummer

GK/NGK[1]

van EVA-landen[2]

van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten[3]

van andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

1

02. Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid

GK

JA

JA

JA

JA

1

02.01 Steun voor uitgaven van het Fonds voor nationaal en regionaal partnerschap

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

1

02.02 NRP-plannen en Interreg-plan — Operationele uitgaven

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

1

02.02.01 Duurzame welvaart van Europa

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.02 Defensievermogens en veiligheid van Europa

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.02.01 Migratie, asiel, grensbeheer, visa en interne veiligheid

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.02.02 Andere

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.03 Ondersteuning van mensen, versterking van de Europese samenlevingen en het Europees sociaal model

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.04 Behoud van de levenskwaliteit in Europa

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.04.01 GLB- en GVB-interventies

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

1

02.02.04.02 Andere

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.05 Bescherming van de democratie en de rechtsstaat van de Unie en handhaving van de waarden van de Unie

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.06 Flexibiliteit

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.07 Interreg-plan

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.02.08 Technische bijstand op initiatief van de Commissie — operationele uitgaven

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.03 EU-faciliteit

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.03.01 Acties van de Unie

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.03.01.01 Crisissituaties — Solidariteit Europese Unie

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.03.01.02 Collectief vangnet (stabilisatie van landbouwmarkten)

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.03.01.03 Migratie, asiel, grensbeheer, visa en interne veiligheid

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.03.01.04 Andere acties van de Unie

GK

JA

JA

JA

NEE

1

02.03.02. Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten

GK

JA

JA

JA

NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven

3.2.1.1.Kredieten uit goedgekeurde begroting

Rubriek van het meerjarig financieel 
kader

1

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL MFK 
2028-2034

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

Beleidskredieten

02. Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid

Vastleggingen

(1a)

135 571,000

133 134,000

130 131,000

127 411,000

123 879,000

111 535,000

103 415,000

865 076,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.01 Steun voor uitgaven van het Fonds voor nationaal en regionaal partnerschap

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02 NRP-plannen en Interreg-plan — Operationele uitgaven

Vastleggingen

(1a)

123 887,000

122 988,000

120 223,000

117 315,000

114 259,000

101 388,000

93 083,000

793 143,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.02.01 Duurzame welvaart van Europa

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.02 Defensievermogens en veiligheid van Europa

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.02.01 Migratie, asiel, grensbeheer, visa en interne veiligheid

Vastleggingen

(1a)

5 847,000

5 633,000

5 407,000

5 170,000

4 922,000

3 945,000

3 291,510

34 215,510

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.02.02.02 Andere

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.03 Ondersteuning van mensen, versterking van de Europese samenlevingen en het Europees sociaal model

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.04 Behoud van de levenskwaliteit in Europa

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.04.01 GLB- en GVB-interventies

Vastleggingen

(1a)

42 272,000

42 268,000

42 265,000

42 261,000

42 257,000

42 204,000

42 172,000

295 699,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.02.04.02 Andere

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.05 Bescherming van de democratie en de rechtsstaat van de Unie en handhaving van de waarden van de Unie

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.06 Flexibiliteit

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.02.07 Interreg-plan

Vastleggingen

(1a)

0,000

1 753,000

1 782,000

1 810,000

1 840,000

1 524,000

1 555,000

10 264,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.02.08 Technische bijstand op initiatief van de Commissie — operationele uitgaven

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.03 EU-faciliteit

Vastleggingen

(1a)

11 684,000

10 146,000

9 909,000

10 095,000

9 621,000

10 147,000

10 331,000

71 933,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.03.01 Acties van de Unie

Vastleggingen

(1a)

10 512,000

8 951,000

8 690,000

8 852,000

8 353,000

8 853,000

9 012,000

63 223,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.03.01.01 Crisissituaties — Solidariteit Europese Unie

Vastleggingen

(1a)

2 706,000

2 760,000

2 815,000

2 872,000

2 929,000

2 988,000

3 047,000

20 117,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.03.01.02 Collectief vangnet (stabilisatie van landbouwmarkten)

Vastleggingen

(1a)

900,000

900,000

900,000

900,000

901,000

900,000

900,000

6 301,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

02.03.01.03 Migratie, asiel, grensbeheer, visa en interne veiligheid

Vastleggingen

(1a)

3 401,000

3 469,000

3 539,000

3 609,000

3 682,000

3 755,000

3 830,000

25 285,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.03.01.04 Andere acties van de Unie

Vastleggingen

(1a)

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

02.03.02. Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten

Vastleggingen

(1a)

1 172,000

1 195,000

1 219,000

1 243,000

1 268,000

1 294,000

1 319,000

8 710,000

Betalingen

(2a)

p.m.

0,000

TOTAAL kredieten

Vastleggingen

=1a+1b+3

135 571,000

133 134,000

130 131,000

127 411,000

123 879,000

111 535,000

103 415,000

865 076,000

Betalingen

=2a+2b+3

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL MFK 
2028-2034

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

TOTAAL beleidskredieten
(inclusief bijdrage aan gedecentraliseerd agentschap)

Vastleggingen

(4)

135 571,000

133 134,000

130 131,000

127 411,000

123 879,000

111 535,000

103 414,000

865 076,000

Betalingen

(5)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 1

Vastleggingen

=4+6

135 571,000

133 134,000

130 131,000

127 411,000

123 879,000

111 535,000

103 415,000

865 076,000

van het meerjarig financieel kader

Betalingen

=5+6

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL beleidskredieten
(inclusief bijdrage aan gedecentraliseerd agentschap)

Vastleggingen

(4)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Betalingen

(5)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 1

Vastleggingen

=4+6

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

van het meerjarig financieel kader

Betalingen

=5+6

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Rubriek van het meerjarig financieel 
kader

4

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL MFK 
2028-2034

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

Personele middelen

435,090

435,090

435,090

435,090

435,090

435,090

435,090

3045,630

Andere administratieve uitgaven

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

188,461

TOTAAL

Kredieten

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

3234,091

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 4 
van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

3234,091

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL MFK 
2028-2034

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEKEN 1 t/m 4

Vastleggingen

136 033,013

133 596,013

130 593,013

127 873,013

124 341,013

111 997,013

103 877,013

868 310,091

van het meerjarig financieel kader 

Betalingen

p.m.

3.2.1.2.Kredieten uit externe bestemmingsontvangsten

Sociaal Klimaatfonds

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL MFK 
2028-2034

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

 Beleidskredieten

02.02.03 Ondersteuning van mensen, versterking van de Europese samenlevingen en het Europees sociaal model

Vastleggingen

(1a)

10 481,600

10 281,600

10 081,600

9 781,600

9 381,600

50 008,000

Betalingen

(2a)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

50 008,000

• Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten [3]

02.01.02

(3)

18,400

18,400

18,400

18,400

18,400

92,000

TOTAAL kredieten onder rubriek 1

Vastleggingen

=1a+1b+3

10500,000

10300,000

10100,000

9800,000

9400,000

50100,000

Betalingen

=2a+2b+3

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd uit beleidskredieten (niet invullen voor gedecentraliseerde agentschappen)

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

 

 

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL 
2028-2034

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

OUTPUTS

Soort

Gemiddelde 
kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1…

- Output

 

 

0

0,000

- Output

 

 

0

0,000

- Output

 

 

0

0,000

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

 

 

0

0,000

- Output

 

 

0

0,000

- Output

 

 

0

0,000

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

TOTAAL

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

0

0,000

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven

3.2.3.1. Kredieten uit goedgekeurde begroting

GOEDGEKEURDE KREDIETEN

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL 
2028-2034

NA

ALGEMEEN

TOTAAL

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2034

RUBRIEK 7

Personele middelen

435,090

435,090

435,090

435,090

435,090

435,090

435,090

3045,630

435,090

3480,720

Andere administratieve uitgaven

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

188,461

26,923

215,384

Subtotaal RUBRIEK 7

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

462,013

3234,091

462,013

3696,104

Buiten RUBRIEK 7

Personele middelen

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

205,030

29,290

234,320

Andere administratieve uitgaven

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Subtotaal buiten RUBRIEK 7

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

205,030

29,290

234,320

TOTAAL

491,303

491,303

491,303

491,303

491,303

491,303

491,303

3439,121

491,303

3930,424

3.2.3.2.Kredieten uit externe bestemmingsontvangsten 

EXTERNE BESTEMMINGSONTVANGSTEN

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL 
2028-2034

NA

ALGEMEEN

TOTAAL

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2034

RUBRIEK 7

Personele middelen

7,150

7,150

7,150

7,150

7,150

0,000

0,000

35,751

0,000

35,751

Andere administratieve uitgaven

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Subtotaal RUBRIEK 7

7,150

7,150

7,150

7,150

7,150

0,000

0,000

35,751

0,000

35,751

Buiten RUBRIEK 7

Personele middelen

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Andere administratieve uitgaven

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Subtotaal buiten RUBRIEK 7

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL

7,150

7,150

7,150

7,150

7,150

0,000

0,000

35,751

0,000

35,751

3.2.3.3.Totaal kredieten

TOTAAL 
GOEDGEKEURDE KREDIETEN  
+ 
EXTERNE BESTEMMINGSONTVANGSTEN

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL 
2028-2034

NA

ALGEMEEN

TOTAAL

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2034

RUBRIEK 7

Personele middelen

442,240

442,240

442,240

442,240

442,240

435,090

435,090

3081,381

0,000

3081,381

Andere administratieve uitgaven

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

26,923

188,461

0,000

188,461

Subtotaal RUBRIEK 7

469,163

469,163

469,163

469,163

469,163

462,013

462,013

3269,842

0,000

3269,842

Buiten RUBRIEK 7

Personele middelen

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

205,030

0,000

205,030

Andere administratieve uitgaven

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Subtotaal buiten RUBRIEK 7

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

29,290

205,030

0,000

205,030

TOTAAL

498,453

498,453

498,453

498,453

498,453

491,303

491,303

3474,872

0,000

3474,872

De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van de diensten die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen die diensten zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan de diensten die het fonds beheren, kunnen worden toegewezen.

Deze ramingen omvatten ook de personele middelen en andere uitgaven van administratieve aard die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Verordening (EU) 202X/XXX [terugkeer en overname, solidariteit], Verordening (EU) 202X/XXX [steun voor een gemeenschappelijk visumbeleid] en Verordening (EU) 202X/XXX [grensoverschrijdende samenwerking in verband met terrorisme en zware en georganiseerde criminaliteit] en de uitvoering van de steun van de Unie in het kader van Verordening (EU) 202X/XXX [uitvoering van steun van de Unie voor het GLB], Verordening (EU) 202X/XXX [uitvoering van steun van de Unie voor regionale ontwikkeling], Verordening (EU) 202X/XXX [uitvoering van steun van de Unie voor hoogwaardige werkgelegenheid, vaardigheden en sociale inclusie], Verordening (EU) 202X/XXX [uitvoering van steun van de Unie voor het GVB/maritiem beleid].

3.2.4.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven

3.2.4.1.Gefinancierd uit goedgekeurde begroting

Raming in voltijdequivalenten (vte’s)

GOEDGEKEURDE KREDIETEN

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

NA

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2034

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2180

2180

2180

2180

2180

2180

2180

2180

20 01 02 03 (EU-delegaties)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden)

0

0

0

0

0

0

0

0

• Extern personeel (in voltijdequivalent: vte)

20 02 01 (AC, END van de “totale financiële middelen”)

250

250

250

250

250

250

250

250

20 02 03 (AC, AL, END en JPD in de EU-delegaties)

0

0

0

0

0

0

0

0

Admin. ondersteuning 
[XX.01.JJJJ] [2]

- centrale diensten

230

230

230

230

230

230

230

230

- EU-delegaties

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 02 (AC, END – onderzoek onder contract)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 12 (AC, END – eigen onderzoek)

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) – rubriek 7

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) – buiten rubriek 7

0

0

0

0

0

0

0

0

TOTAAL

2660

2660

2660

2660

2660

2660

2660

2660

3.2.4.2.Gefinancierd uit externe bestemmingsontvangsten

EXTERNE BESTEMMINGSONTVANGSTEN

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

NA

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2034

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

0

0

0

0

0

0

0

0

20 01 02 03 (EU-delegaties)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden)

0

0

0

0

0

0

0

0

• Extern personeel (in voltijdequivalent: vte) [1]

20 02 01 (AC, END van de “totale financiële middelen”)

0

0

0

0

0

0

0

0

20 02 03 (AC, AL, END en JPD in de EU-delegaties)

0

0

0

0

0

0

0

0

Admin. ondersteuning 
[XX.01.JJJJ] [2]

- centrale diensten

57

57

57

57

57

0

0

0

- EU-delegaties

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 02 (AC, END – onderzoek onder contract)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 12 (AC, END – eigen onderzoek)

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) – rubriek 4

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) – buiten rubriek 4

0

0

0

0

0

0

0

0

TOTAAL

57

57

57

57

57

0

0

0

3.2.4.3.Totale personeelsbehoeften

TOTAAL 
GOEDGEKEURDE KREDIETEN  
+ 
EXTERNE BESTEMMINGSONTVANGSTEN

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

NA

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2034

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2180

2180

2180

2180

2180

2180

2180

2180

20 01 02 03 (EU-delegaties)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden)

0

0

0

0

0

0

0

0

• Extern personeel (in voltijdequivalent: vte)

20 02 01 (AC, END van de “totale financiële middelen”)

250

250

250

250

250

250

250

250

20 02 03 (AC, AL, END en JPD in de EU-delegaties)

0

0

0

0

0

0

0

0

Admin. ondersteuning 
[XX.01.JJJJ] [2]

- centrale diensten

287

287

287

287

287

230

230

230

- EU-delegaties

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 02 (AC, END – onderzoek onder contract)

0

0

0

0

0

0

0

0

01 01 01 12 (AC, END – eigen onderzoek)

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) – rubriek 4

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) – buiten rubriek 4

0

0

0

0

0

0

0

0

TOTAAL

2717

2717

2717

2717

2717

2660

2660

2660

Aantal personeelsleden dat nodig is voor de uitvoering van het voorstel (in vte’s):

Uit te voeren door bestaand personeel van de diensten van de Commissie

Uitzonderlijk aanvullend personeel*

Te financieren uit rubriek 7 of onderzoek

Te financieren uit BA-onderdeel

Te financieren uit vergoedingen

Personeelsformatieposten

2180

n.v.t.

Extern personeel (AC, END, INT)

537*

n.v.t.

* Dit bedrag omvat de 57 vte’s voor het Sociaal Klimaatfonds, die worden gefinancierd uit de bestemmingsontvangsten.

Beschrijving van de uit te voeren taken door:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Programmabeheer, algemene administratieve, financiële en technische ondersteuning, beleidscoördinatie, audit

Extern personeel

Programmabeheer, algemene administratieve, financiële en technische ondersteuning, beleidscoördinatie, audit

3.2.5.Overzicht van het geschatte effect op met digitale technologie samenhangende investeringen

TOTAAL Digitale en IT-kredieten

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL 
2028-2034

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

RUBRIEK 7

IT-uitgaven (algemeen)

19,926

19,926

19,926

19,926

19,926

19,926

19,926

139,482

Subtotaal RUBRIEK 7

19,926

19,926

19,926

19,926

19,926

19,926

19,926

139,482

Buiten RUBRIEK 7

IT-beleidsuitgaven inzake operationele programma’s

Subtotaal buiten RUBRIEK 7

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

3.2.6.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaren

Jaar
2028

Jaar
2029

Jaar
2030

Jaar
2031

Jaar
20232

Jaar
2033

Jaar
2034

Totaal

EER/EVA 

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Kandidaat-lidstaten

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Derde landen, met inbegrip van buurlanden

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL medegefinancierde kredieten

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

 
3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

   geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 32

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten de betrokken begrotingsonderdelen voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

4.Digitale dimensies

4.1 Voorschriften met digitale relevantie

Indien wordt geoordeeld dat het beleidsinitiatief geen voorschriften met digitale relevantie omvat:

Toelichting waarom geen digitale middelen kunnen worden gebruikt om de uitvoering van het beleid te verbeteren en waarom het “digital by default”-beginsel niet van toepassing is

Anders:

Korte beschrijving van de voorschriften met digitale relevantie en de categorieën ervan (data, procesdigitalisering en ‑automatisering, digitale oplossingen en/of digitale overheidsdiensten)

Verwijzing naar voorschrift

Beschrijving van voorschrift

Betrokken actoren

Processen op hoog niveau

Categorieën

Artikel 3 over specifieke doelstellingen en artikel 22 over vereisten voor het NRP-plan

De plannen dragen op alomvattende en adequate wijze bij tot alle specifieke doelstellingen van het fonds, rekening houdend met de specifieke uitdagingen van de betrokken lidstaat, met inbegrip van:

I)de digitale transformatie ondersteunen en de ontwikkeling en het gebruik van geavanceerde technologieën en ICT-connectiviteit bevorderen, en tegelijkertijd de digitale kloof dichten;

II)de […] digitale transitie van vervoer ondersteunen;

III)de aantrekkelijkheid en de levensstandaard in plattelands- en kustgebieden en eerlijke arbeidsomstandigheden verbeteren en […] de digitale transitie voor een bloeiende agrovoedingssector versnellen.

De plannen zijn onder meer in overeenstemming met de […] nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium uit hoofde van Besluit (EU) 2022/2481 en dragen op doeltreffende wijze bij tot, met name, de ondersteuning van de digitale en gegevensgestuurde transitie van de landbouw en plattelandsgebieden.

Lidstaten

Ondersteuning van de digitale transitie

Digitale oplossingen en/of digitale overheidsdiensten, digitale infrastructuur, opleiding

Artikel 63 over de verzameling en registratie van gegevens

De lidstaten verzamelen en registreren de vereiste informatie, en slaan deze elektronisch op, over i) de begunstigde; ii) de ontvanger en de eindontvanger; iii) de contractant; iv) de subcontractant; v) de concrete actie; vi) de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met betrekking tot elke plaatselijke actiegroep; vii) elke operationele groep van EIP-AGRI met het oog op audits en controles, transparantie en prestatiemonitoring, analyse, evaluatie en statistieken, waarbij de veiligheid, integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens en de authenticatie van de gebruikte gegevens worden gewaarborgd en geautomatiseerde gegevensuitwisseling met het door de Commissie vastgestelde elektronische systeem mogelijk wordt gemaakt.

De lidstaten, Europese Commissie

Verzameling en registratie van gegevens

Data

Artikel 64 over transparantie

De lidstaten zorgen ervoor dat er een website operationeel is waar informatie over steun uit hoofde van deze verordening beschikbaar is en die de doelstellingen, activiteiten, beschikbare financieringsmogelijkheden en verwezenlijkingen van het plan omvat.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de in artikel 63 bedoelde informatie op de website wordt gepubliceerd. Ook moeten zij ervoor zorgen dat de in de [prestatieverordening] bedoelde elementen op de website worden gepubliceerd.

Lidstaten

Transparantie

Data

Artikel 64 over transparantie

De Europese Commissie publiceert de in artikel 63 bedoelde gegevens op de gecentraliseerde website als bedoeld in de [prestatieverordening].

Europese Commissie

Transparantie

Data

Artikel 58 over de verantwoordelijkheden van de lidstaten, bijlage IV over kernvereisten voor de beheers-, controle- en auditsystemen van de lidstaten en bijlage XVI over het SCF2027

De lidstaten zorgen ervoor dat alle gevallen van vermoedelijke fraude, corruptie en onregelmatigheden, met inbegrip van belangenconflicten, dubbele financiering en andere inbreuken op het toepasselijke recht worden gemeld in het beheerssysteem voor onregelmatigheden (IMS) van de Commissie; de Commissie zorgt ervoor dat die informatie jaarlijks wordt samengevat en bekendgemaakt, en stelt het Europees Parlement ervan in kennis.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle officiële informatie-uitwisselingen met de Commissie geschieden via een elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling als bedoeld in bijlage XVI [SFC2027: elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie].

De lidstaten, Europese Commissie

Verzameling en registratie van gegevens

Data

Artikel 58 over de verantwoordelijkheden van de lidstaten

De lidstaten zorgen ervoor dat alle informatie-uitwisseling tussen de begunstigden van financiering en de planautoriteiten, alsook met de Commissie, plaatsvindt door middel van systemen voor elektronische gegevensuitwisseling.

Lidstaten

Procesdigitalisering

Data

Bijlage XIV over via de EU-faciliteit ondersteunde acties van de Unie

De faciliteit ondersteunt de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, onder meer om wetenschappelijk advies, gegevensverzameling en kennis te bieden met het oog op de bevordering van deugdelijke en efficiënte besluiten inzake visserijbeheer; het EU-visserijcontrolesysteem te ontwikkelen en uit te voeren, schone en gezonde oceanen te bevorderen, marktinformatie voor visserij- en aquacultuurproducten te ontwikkelen en te verspreiden, maritieme veiligheid en bewaking te bevorderen.

Europese Commissie

Verzameling en registratie van gegevens

Data, digitale oplossingen

4.2. Data

Korte beschrijving van de betrokken data

Soort data

Verwijzing naar voorschrift(en)

Standaard en/of specificatie (indien van toepassing)

Gegevens over i) de begunstigde; ii) de ontvanger en de eindontvanger; iii) de contractant; iv) de subcontractant; v) de concrete actie; vi) de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met betrekking tot elke plaatselijke actiegroep; vii) elke operationele groep van EIP-AGRI

Artikel 63 over de verzameling en registratie van gegevens

De Commissie publiceert deze gegevens, behoudens de uitzonderingen waarin de verordening voorziet, op een gecentraliseerde website met het aandeel van de bijdrage van de Unie als bedoeld in de [prestatieverordening]. Informatie over naam en achternaam, in het geval van een natuurlijke persoon, of naam, in het geval van een juridische entiteit, wordt niet gepubliceerd indien het door hen in een jaar ontvangen bedrag gelijk is aan of lager is dan 2 500 EUR.

Informatie over de doelstellingen, activiteiten, beschikbare financiering en mogelijkheden van het plan van de lidstaat.

Gegevens over i) de begunstigde; ii) de ontvanger en de eindontvanger; iii) de contractant; iv) de subcontractant; v) de concrete actie; vi) de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met betrekking tot elke plaatselijke actiegroep; vii) elke operationele groep van EIP-AGRI.

Informatie in verband met de relevante elementen waarnaar in de prestatieverordening wordt verwezen met betrekking tot oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen in het kader van het fonds.

Tijdschema van de geplande oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het fonds

Artikel 64 over transparantie

Deze gegevens moeten in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat en/of in het Engels, Frans of Duits worden verstrekt en moeten op de website beschikbaar blijven gedurende twee jaar vanaf de datum van de eerste publicatie ervan. De op de website gepubliceerde gegevens moeten in een digitaal bruikbaar, open, interoperabel en machineleesbaar formaat worden verstrekt, waarmee gegevens kunnen worden gerangschikt, doorzocht, geëxtraheerd, vergeleken en hergebruikt.

De informatie wordt ten minste halfjaarlijks bijgewerkt. De informatie over de oproepen tot het indienen van voorstellen wordt ten minste twee keer per jaar bijgewerkt.

Gegevens voor monitoring, voortgangsverslaglegging, evaluatie, financiële beheersverificaties en audits

Artikel 58 over de verantwoordelijkheden van de lidstaten en bijlage XVI over SCF2027

De lidstaten beschikken over systemen en procedures om ervoor te zorgen dat alle bewijsstukken die nodig zijn voor het auditspoor in verband met een door het fonds ondersteunde maatregel, op het passende niveau worden bewaard gedurende een periode van tien jaar vanaf 31 december van het jaar waarin de laatste betaling door de Commissie aan de lidstaat wordt gedaan; wanneer een beroepsprocedure is ingeleid, beroep is ingesteld of een gerechtelijke procedure aanhangig is gemaakt, worden de bewijsstukken bewaard totdat deze procedures of daaropvolgende invorderingsprocedures zijn beëindigd;

Systemen voor elektronische gegevensuitwisseling

Artikel 58 over de verantwoordelijkheden van de lidstaten

Deze systemen omvatten onder meer het gebruik van automatische en interactieve formulieren en berekeningen, waarborgen het bijhouden van gegevens en het opslaan ervan in het systeem, hetgeen zowel administratieve verificaties van door begunstigden ingediende betalingsaanvragen als audits mogelijk maakt, en zorgen voor automatische synchronisatie en doorgifte van gegevens tussen de systemen van begunstigden en lidstaten.

Afstemming op Europese datastrategie

Toelichting hoe het voorschrift of de voorschriften zijn afgestemd op de Europese datastrategie

De verordening draagt bij tot de algemene doelstellingen van de Europese datastrategie, aangezien zij gericht is op het faciliteren van modern en doeltreffend gegevensbeheer en -uitwisseling, onder meer met het oog op het ondersteunen van overheidsdiensten en het faciliteren van betere beleidsvorming, d.w.z. een beter beheer van prestatiegegevens zal een versterkte sturing van het programmabeheer mogelijk maken.

Elke lidstaat moet bij het opstellen van zijn nationaal en regionaal partnerschapsplan ook zorgen voor samenhang met zijn respectieve nationale strategische routekaart voor het digitale decennium uit hoofde van Besluit (EU) 2022/2481.

Afstemming op eenmaligheidsbeginsel

Toelichting hoe het eenmaligheidsbeginsel in aanmerking is genomen en hoe is nagegaan of bestaande data kunnen worden hergebruikt

//

Toelichting hoe nieuw gecreëerde data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar zijn en aan hoge standaarden voldoen

De op de website gepubliceerde gegevens moeten in een digitaal bruikbaar, open, interoperabel en machineleesbaar formaat worden verstrekt, waarmee gegevens kunnen worden gerangschikt, doorzocht, geëxtraheerd, vergeleken en hergebruikt.

Datastromen

Korte beschrijving van de datastromen

Soort data

Verwijzing naar voorschrift(en)

Actoren die data verstrekken

Actoren die data ontvangen

Aanleiding voor uitwisseling van data

Frequentie (indien van toepassing)

Gegevens over i) de begunstigde; ii) de ontvanger en de eindontvanger; iii) de contractant; iv) de subcontractant; v) de concrete actie; vi) de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met betrekking tot elke plaatselijke actiegroep; vii) elke operationele groep van EIP-AGRI

Artikel 63

Lidstaten

Europese Commissie

Vaststelling van het besluit tot goedkeuring van het plan

Twee keer per jaar, één keer per jaar voor interventies ter ondersteuning van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Gegevens over i) de begunstigde; ii) de ontvanger en de eindontvanger; iii) de contractant; iv) de subcontractant; v) de concrete actie; vi) de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met betrekking tot elke plaatselijke actiegroep; vii) elke operationele groep van EIP-AGRI

Artikel 64

Europese Commissie

Het publiek

Ontvangst van de informatie van de lidstaat

Regelmatige actualiseringen op basis van de van de lidstaten ontvangen informatie

Informatie over de doelstellingen, activiteiten, beschikbare financiering en mogelijkheden van het plan van de lidstaat.

Gegevens over i) de begunstigde; ii) de ontvanger en de eindontvanger; iii) de contractant; iv) de subcontractant; v) de concrete actie; vi) de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met betrekking tot elke plaatselijke actiegroep; vii) elke operationele groep van EIP-AGRI

Informatie met betrekking tot artikel 10, lid 3, van de prestatieverordening.

Tijdschema van de geplande oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het fonds

Artikel 64

Lidstaten

Het publiek

Vaststelling van het besluit tot goedkeuring van het plan

Website operationeel binnen zes maanden na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het plan.

De gegevens worden om de zes maanden geactualiseerd.

4.3. Digitale oplossingen

Korte beschrijving van de digitale oplossingen

Digitale oplossing

Verwijzing naar voorschrift(en)

Belangrijkste vereiste functies

Bevoegde instantie

Hoe wordt gezorgd voor toegankelijkheid?

Hoe wordt herbruikbaarheid in aanmerking genomen?

Gebruik van AI-technologie (indien van toepassing)

//

Toelichting hoe elke digitale oplossing aan het toepasselijke digitale beleid en de toepasselijke wetgevingshandelingen voldoet

De digitale oplossingen die door de toekomstige nationale en regionale partnerschapsplannen worden ondersteund, zullen worden afgestemd op de nationale en regionale behoeften en uitdagingen van elke lidstaat, met het oog op de doeltreffende verwezenlijking van de doelstellingen van de plannen en de naleving door de lidstaten van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening. De Commissie kan ook nieuwe digitale oplossingen ontwikkelen en/of bestaande oplossingen waar nodig verbeteren om haar verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening te vervullen.

Digitale oplossing 1

Digitale en/of sectorale beleidsmaatregelen (indien van toepassing)

Zo is gezorgd voor afstemming

AI-verordening

n.v.t.

EU-kader voor cyberbeveiliging

n.v.t.

eIDAS

n.v.t.

Eén digitale toegangspoort en IMI

n.v.t.

Andere beleidsmaatregelen

n.v.t.

4.4. Interoperabiliteitsbeoordeling

Korte beschrijving van de digitale overheidsdienst(en) waarop de voorschriften betrekking hebben

Digitale overheidsdienst of categorie digitale overheidsdiensten

Beschrijving

Verwijzing naar voorschrift(en)

Interoperabel Europa-oplossing(en)

Andere interoperabiliteitsoplossing(en)

n.v.t.

//

//

//

//

Bij de uitvoering van hun taken kunnen de planautoriteiten gebruikmaken van één geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem, met inbegrip van één datamining- en risicoscore-instrument, als bedoeld in artikel 36, lid 2, punt d), van het financieel reglement, om toegang te krijgen tot de relevante gegevens en deze te analyseren, met het oog op een veralgemeende toepassing door de lidstaten.

Effect van het voorschrift/de voorschriften op grensoverschrijdende interoperabiliteit per digitale overheidsdienst

Digitale overheidsdienst 1

Beoordeling

Maatregel(en)

Mogelijke resterende belemmeringen (indien van toepassing)

Afstemming op bestaand digitaal en sectoraal beleid

Vermeld het toepasselijke digitale en sectorale beleid dat is vastgesteld.

n.v.t.

n.v.t.

Organisatorische maatregelen voor een vlotte grensoverschrijdende verlening van digitale overheidsdiensten

Vermeld de geplande governancemaatregelen.

n.v.t.

n.v.t.

Maatregelen om te zorgen voor een gedeeld begrip van de data

Geef een lijst met dergelijke maatregelen.

n.v.t.

n.v.t.

Gebruik van gezamenlijk overeengekomen open technische specificaties en standaarden

Geef een lijst met dergelijke maatregelen.

n.v.t.

n.v.t.

4.5. Maatregelen ter ondersteuning van de digitale uitvoering

Korte beschrijving van maatregelen ter ondersteuning van de digitale uitvoering

Beschrijving van de maatregel

Verwijzing naar voorschrift(en)

Rol van de Commissie

(indien van toepassing)

Te betrekken actoren

(indien van toepassing)

Verwacht tijdschema

(indien van toepassing)

//

Nationale en regionale partnerschapsplannen kunnen specifieke maatregelen omvatten om de digitale uitvoering te ondersteunen, met inbegrip van hervormingen, opleidingsprogramma’s en investeringen in digitale infrastructuur, afhankelijk van de specifieke behoeften en uitdagingen die in de betrokken lidstaten en regio’s zijn vastgesteld.

(1)    COM(202547 final.
(2)    COM(202530 final.
(3)    COM(202585 final.
(4)    COM(202579 final.
(5)    COM(202590 final.
(6)    COM(202575 final.
(7)    Omnibus 1 en 2 van 26 februari 2025.
(8)    COM(2025124 final.
(9)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1).
(10)    Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/2092/oj).
(11)    Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L, 2024/2509, 26.9.2024, ELI:  http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2509/oj ).
(12)    Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060 (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 1).
(13)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1, ELI:  http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2016/512/oj .
(14)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/182/oj).
(15)    Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1308/oj ).
(16)    Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
(17)    Verordening (EU) 2024/1991 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2024 inzake natuurherstel en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/869 (PB L, 2024/1991, 29.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1991/oj).
(18)    Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1999/oj).
(19)    Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2022/2481/oj).
(20)    Verordening (EU) 2024/1679 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk, tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1153 en Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1315/2013 (PB L, 2024/1679, 28.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1679/oj).
(21)    Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/869/oj).
(22)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1).
(23)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2015/849/oj).
(24)    Zoals aangewezen krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreinigingen door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1991/676/oj).
(25)    Zoals gedefinieerd in de typologie van de Unie voor landbouwbedrijven in de zin van artikel 5 ter van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27, ELI:  http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1217/oj ).
(26)    Zoals bepaald in Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/848/oj).
(27)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2014/24/oj).
(28)    Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1184/oj).
(29)    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1303/oj).
(30)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(31)    De uitvoering van het fonds kan (gedeeltelijk) worden gedelegeerd aan een uitvoerend agentschap, afhankelijk van het resultaat van een kosten-batenanalyse en de daarmee verband houdende besluiten, en van de overeenkomstige aanpassing van de administratieve kredieten voor de uitvoering van het programma bij de Commissie en het uitvoerend agentschap.
(32)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.

Brussel, 16.7.2025

COM(2025) 565 final

BIJLAGEN

bij het

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD











tot oprichting van het Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid voor de periode 2028-2034 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 en Verordening (EU, Euratom) 2024/2509

{SWD(2025) 565 final}


BIJLAGE I
Methode voor de berekening van de financiële bijdrage van de Unie aan elke lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt a)

Deze bijlage beschrijft de methodiek voor de berekening van de financiële bijdrage die voor elke lidstaat beschikbaar is overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt a).

In de methode is ten aanzien van elke lidstaat rekening gehouden met de volgende variabelen:

bevolking (2024);

bevolking in plattelandsgebieden die met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd (Arope) (2024);

bruto nationaal inkomen (bni) per hoofd van de bevolking van de lidstaat, gemeten in koopkrachtstandaard (2023);

regionaal bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaard op NUTS-niveau 3 (gemiddelde 2021-2022-2023);

de rechtstreekse betalingen per potentieel subsidiabele hectare (2027, hectare op basis van potentieel subsidiabel gebied 2022);

totaal aantal asielzoekers, positieve beslissingen, bescherming en terugkeer (Eurostat, gemiddelde 2022-2023-2024);

geografische gegevens over landgrenzen (databank van het GIS van Eurostat) en het aantal aanvragen voor een visum voor kort verblijf.

De financiële bijdrage die voor elke lidstaat beschikbaar is, is het geconsolideerde bedrag voor de uitvoering van het plan, dat als volgt is vastgesteld:

FCi =

Ai × bedrag dat beschikbaar is voor de nationale hervormingsprogramma’s (NHP) van de lidstaten, met uitzondering van de bedragen die zijn vastgesteld in artikel 4 van Verordening [Migratie], artikel 4 van Verordening [Grenzen], artikel 4 van Verordening [Binnenlandse veiligheid] en Verordening (EU) 2023/955 +

Bi × de bedragen die zijn vastgesteld in artikel 4 van Verordening [Migratie], artikel 4 van Verordening [Grenzen], artikel 4 van Verordening [Binnenlandse veiligheid] +

Ci × bedrag dat beschikbaar is voor het Sociaal Klimaatfonds overeenkomstig artikel 10, lid 3, van deze verordening

Deze consolidatie van de bedragen geschiedt overeenkomstig:

·artikel 4 van Verordening xxx/xxx tot vaststelling van steun van de Unie voor de goede werking van het Schengengebied, het Europees geïntegreerd grensbeheer en het Europees visumbeleid voor de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034;

·artikel 4 van Verordening xxx/xxx tot vaststelling van steun van de Unie voor asiel, migratie en integratie voor de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034;

·artikel 4 van Verordening xxx/xxx tot vaststelling van steun van de Unie voor binnenlandse veiligheid voor de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034;

·artikel 10 van en bijlage II bij Verordening (EU) 2023/955 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060, bijlage II;

waarbij:

Algemene sleutel Ai

met

en

waarbij voor elke lidstaat i en regio van NUTS-niveau 3 r

Pop is de bevolking op 1 januari 2024 (code online Eurostat-databank: demo_gind, tps00001);

AROPE ra is de bevolking in plattelandsgebieden die in 2024 met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd (code online Eurostat-databank: https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/ilc_peps13n/default/table?lang=en ilc_peps13n, 2024);

bni ph KKS is het bruto nationaal inkomen (bni) per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden (code online Eurostat-databank: nama_10_pp, 2023);

bbp ph KKS r is het regionale bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden (code online Eurostat-databank: nama_10r_3gdp, gemiddelde 2021-23);

RBi is het in begrotingsjaar 2027 geraamde bedrag aan rechtstreekse betalingen (exclusief Posei/SAI);

ha is hectaren die in aanmerking komen voor steun in het kader van het programma (“potentieel subsidiabel gebied”; aanvraagjaar 2022).

De αi van alle lidstaten wordt genormaliseerd om ervoor te zorgen dat de som van alle αi gelijk is aan 100 %.

Om een buitensporige concentratie van middelen te voorkomen, gelden er een plafond en vangnet voor de algemene verdeelsleutel Ai:

Voor alle lidstaten mag het toewijzingsaandeel αi niet lager zijn dan 80 % en niet hoger zijn dan 105 % van zijn toewijzingsaandeel in het totaal van alle relevante vooraf toegewezen middelen onder gedeeld beheer voor de periode 2021-2027, zoals berekend door de Commissie op basis van de initiële toewijzing van vooraf toegewezen middelen voor 2020 vóór overdrachten 1 . De waarde αi van alle lidstaten wordt naar rato aangepast om ervoor te zorgen dat de som van alle αi gelijk is aan 100 %.

Sleutel binnenlandse zaken Bi

waarbij voor elke lidstaat i

zee staat voor zeegrenzen en buitengrenzen zijn landbuitengrenzen, geografische grenzen die worden bepaald door geodetische lengte op basis van ellipsoïde ETRS89 (Eurostat/GISCO, 2024 20M EPSG: 3035);

asiel is het aandeel van de lidstaten in het aantal asielzoekers (code online Eurostat-databank: migr_asyappctza, gemiddelde 2022-2024);

bescherming is het aandeel van de lidstaten in het aantal positieve beslissingen in eerste aanleg over aanvragen (code online Eurostat-databank: migr_asydcfsta, gemiddelde 2022-2024);

tijdelijk is het aandeel van de lidstaten in het aantal begunstigden van tijdelijke bescherming (code online Eurostat-databank: migr_asytpsm, gemiddelde 2022-2024);

terugkeer is het aandeel van de lidstaten in onderdanen van derde landen die worden teruggestuurd na een bevel om het grondgebied te verlaten (code online Eurostat-databank: migr_eirtn, gemiddelde 2022-2024);

oppervlakte: geografisch gebied dat wordt afgebakend door geodetische lengte op basis van ellipsoïde ETRS89 (Eurostat/GISCO, 2024 20M EPSG: 3035);

visum is het aandeel van de lidstaten in het totale aantal uniforme visa dat voor kort verblijf wordt aangevraagd (DG HOME).

Toewijzingsaandelen worden afgerond naar het dichtstbijzijnde 0,01. De afsluitdatum voor historische gegevens die worden gebruikt voor de toepassing van de methode in deze bijlage is 15 juni 2025.

Bij de financiële toewijzing aan een lidstaat in het kader van het fonds wordt rekening gehouden met de bijzondere bepalingen van Protocol nr. 19 en Protocol nr. 22 bij het VEU en het VWEU met betrekking tot Denemarken en Ierland. De toewijzing aan Litouwen omvat middelen voor de bijzondere doorreisregeling als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) (GRENZEN).

Bedragen als bedoeld in artikel 12, worden pro rata gedekt tot de financiële toewijzing voor elke lidstaat.

BIJLAGE II
Methode voor de berekening van het minimumbedrag voor minder ontwikkelde regio’s

Deze bijlage bevat de methode voor de berekening van de minimumbedragen die de lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt a), i), en artikel 22, lid 2, punt h), ii), aan hun minder ontwikkelde regio’s moeten toewijzen.

Oormerken voor de minder ontwikkelde regio’s, r (LDRr) in een lidstaat i =

waarbij voor elke lidstaat i en regio van NUTS-niveau 2 r:

Env wordt gedefinieerd als de financiële toewijzing voor de uitvoering van de nationale en regionale partnerschapsplannen zoals omschreven in artikel 10, lid 2, punt a), verminderd met de in artikel 10, lid 2, punt a), ii), gespecificeerde toewijzingen.

Popi is de gemiddelde bevolking in lidstaat i voor de periode 2021-2023 (code online Eurostat-databank: demo, demo_r_d2jan).

Pop in LDRr is de gemiddelde bevolking in regio r voor 2021-2023 (code online Eurostat-databank: demo, demo_r_d2jan).

bni ph KKS is het gemiddelde bruto nationaal inkomen (bni) per inwoner voor de periode 2021-2023, gemeten in koopkrachtstandaarden (code online Eurostat-databank: nama_10_pp).

Voor alle lidstaten is het aan minder ontwikkelde regio’s toegewezen bedrag niet lager dan 90 % en niet hoger dan 112,5 % van het overeenkomstige bedrag dat is toegewezen aan minder ontwikkelde regio’s in het kader van de vooraf toegewezen middelen in gedeeld beheer voor de periode 2021-2027, zoals berekend door de Commissie.

De middelen die overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt a), i), aan minder ontwikkelde regio’s moeten worden toegewezen, worden niet in mindering gebracht op de in artikel 10, lid 2, punt a), ii), vastgestelde bedragen.

Lidstaat 

Bedrag van de financiële toewijzing (x 1000 EUR, lopende prijzen)

België 

138 056

Bulgarije 

8 133 449

Tsjechië 

7 345 717

Denemarken 

Duitsland 

Estland 

Ierland 

Griekenland 

15 414 017

Spanje 

16 289 843

Frankrijk 

3 674 893

Kroatië 

8 255 565

Italië 

27 079 088

Cyprus 

Letland 

3 697 261

Litouwen 

4 705 597

Luxemburg 

Hongarije 

20 712 690

Malta 

Nederland 

Oostenrijk 

Polen 

47 241 595

Portugal 

16 146 504

Roemenië 

27 037 343

Slovenië 

1 668 300

Slowakije 

10 258 235

Finland 

Zweden 

BIJLAGE III
Methode voor de berekening van de financiële bijdrage van de Unie aan elke lidstaat in het kader van het Interreg-plan

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt c), wordt 10 264 000 000 EUR toegewezen aan het Interreg-plan als bedoeld in titel XX van Verordening XX [Regionale ontwikkeling, Interreg-plan];

De toewijzing van middelen per lidstaat in het Interreg-plan voor grensoverschrijdende samenwerking, transnationale samenwerking en samenwerking tussen ultraperifere gebieden is gelijk aan de gewogen som van de aandelen die worden bepaald volgens de onderstaande criteria, gewogen zoals vermeld:

a)de totale bevolking van alle grensregio’s van NUTS-niveau 3 en van andere regio’s van NUTS-niveau 3 waarvan ten minste de helft van de bevolking binnen 25 kilometer van de grens woont (weging 45,8 %);

b)de bevolking die binnen 25 kilometer van de grenzen woont (weging 30,5 %);

c)de totale bevolking van de lidstaten (weging 20 %);

d)de totale bevolking van de ultraperifere gebieden (weging 3,7 %).

Het aandeel van de grensoverschrijdende samenwerking komt overeen met de som van de gewichten van de criteria a) en b). Het aandeel van de transnationale samenwerking komt overeen met het gewicht van criterium c). Het aandeel van de samenwerking tussen ultraperifere gebieden komt overeen met het gewicht van criterium d).

Het bedrag voor het Interreg-plan voor lidstaten, verminderd met de middelen voor de interregionale samenwerking, wordt als volgt verdeeld: 

Lidstaat 

Interreg — Aandeel van het toegewezen bedrag

België 

4,70 %

Bulgarije 

1,40 %

Tsjechië 

3,70 %

Denemarken 

3,30 %

Duitsland 

12,20 %

Estland 

0,70 %

Ierland 

1,90 %

Griekenland 

1,50 %

Spanje 

8,50 %

Frankrijk 

13,60 %

Kroatië 

2,10 %

Italië 

10,70 %

Cyprus 

0,50 %

Letland 

0,70 %

Litouwen 

1,00 %

Luxemburg 

0,40 %

Hongarije 

3,10 %

Malta 

0,30 %

Nederland 

4,20 %

Oostenrijk 

2,70 %

Polen 

6,40 %

Portugal 

1,60 %

Roemenië 

4,30 %

Slovenië 

0,90 %

Slowakije 

2,80 %

Finland 

2,00 %

Zweden 

4,70 %

* Aandeel van de lidstaat vóór pro-rata-aftrek van ondersteunende uitgaven.

BIJLAGE IV
Kernvereisten voor de beheers-, controle- en auditsystemen van de lidstaat

Passende scheiding van functies en functionele onafhankelijkheid tussen de autoriteiten en schriftelijke regelingen voor het toezicht op en de monitoring van taken die aan andere instanties zijn gedelegeerd. Toewijzing van voldoende middelen aan die instantie of instanties ten behoeve van het plan.

Doeltreffende uitvoering van evenredige en doeltreffende maatregelen tegen fraude en corruptie en maatregelen om onregelmatigheden, waaronder belangenconflicten en dubbele financiering, te voorkomen, te voorkomen, op te sporen en te corrigeren, met inbegrip van een risicobeoordeling.

Bestaande regelingen om de naleving van het toepasselijke recht te waarborgen, met inbegrip van de Unieregels inzake overheidsopdrachten en staatssteun. 

Passende procedures voor het controleren van de naleving van de betalingsvoorwaarden, de duurzaamheid van de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen, de betrouwbaarheid van de aangegeven gegevens en het voorkomen van dubbele financiering in bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen.

Passende procedures voor het uitbrengen van een betrouwbaar auditadvies over de betrouwbaarheid van de in de betalingsaanvragen opgenomen gegevens.

Passende audits van systemen om de betrouwbaarheid te waarborgen van de gegevens die ten grondslag liggen aan betalingen uit de EU-begroting.

Een doeltreffend systeem om te garanderen dat alle documentatie die nodig is voor een volledig auditspoor, wordt bewaard.

Een betrouwbaar elektronisch systeem voor de registratie en opslag van gegevens voor monitoring, evaluatie, financieel beheer, verificaties en audits, met inbegrip van passende procedures ter waarborging van de beveiliging, integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens en de authenticatie van gebruikers. 

Een doeltreffend boekhoudsysteem dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verschaft, met inbegrip van de aggregatie van de bij de Commissie aan te geven gegevens.

10 

Passende procedures om te zorgen voor geldstromen naar beheersautoriteiten en betaalorganen, waarbij wordt gewaarborgd dat deze autoriteiten bij elke betaling door de Commissie de aan hen verschuldigde bedragen ontvangen in overeenstemming met de voortgang die is geboekt bij de uitvoering van de in hun respectieve hoofdstukken opgenomen maatregelen en rekening houdend met mogelijke financiële correcties als gevolg van de uitvoering van hun hoofdstukken, en om ervoor te zorgen dat zij aan het einde van de periode een bedrag ontvangen dat ten minste gelijk is aan hun bijdrage van de Unie.

11

Passende transparante en niet-discriminerende criteria en procedures voor de selectie van concrete acties om de bijdrage van de financiering van de Unie aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan te maximaliseren en de beginselen van goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie in acht te nemen, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Passende informatie aan begunstigden over de toepasselijke voorwaarden voor steun voor de geselecteerde concrete acties, zodat een breed scala van entiteiten, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, toegang heeft tot financieringsmogelijkheden.

12

Een alomvattende nationale fraudebestrijdingsstrategie, op basis van een risicobeoordeling. 

13

Passende procedures voor het melden van alle gevallen van vermoedelijke fraude, corruptie en onregelmatigheden, met inbegrip van belangenconflicten, dubbele financiering en andere inbreuken op het toepasselijke recht, en voor de follow-up daarvan in het beheerssysteem voor onregelmatigheden (IMS) van de Commissie.

14

Passende procedures voor de terugvordering van ten onrechte betaalde middelen van de Unie.

15

Passende regelingen om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de verplichting om betalingen aan begunstigden, ontvangers, eindontvangers, contractanten en deelnemers voort te zetten in geval van onderbreking van betalingstermijnen of opschorting van financiering door de Unie, financiële correcties of andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie.

BIJLAGE V
Model voor het nationaal en regionaal partnerschapsplan

CCI 

 

Titel in het Engels 

[250] (1)  

Titel in nationale taal (talen) 

[250] 

Versie 

 

Beginjaar 

[4] 

Eindjaar 

[4] 

Nummer Commissiebesluit 

 

Datum Commissiebesluit 

 

Nummer wijzigingsbesluit lidstaat 

 

Datum inwerkingtreding wijzigingsbesluit lidstaat 

 

(1)   De cijfers tussen vierkante haken geven het aantal tekens aan, spaties niet meegerekend. 

TITEL I: OVERZICHT EN PROCES VAN TOTSTANDBRENGING VAN HET NATIONAAL EN REGIONAAL PARTNERSCHAPSPLAN

1.    DEEL 1: Door het plan aangepakte uitdagingen en doelstellingen

1.1.    Bijdrage van het plan aan alle in artikel 3 bedoelde specifieke doelstellingen, rekening houdend met de specifieke uitdagingen van de betrokken lidstaat

Referentie: artikel 22, lid 2, punt a).

Specifieke doelstelling 

Toelichting over de wijze waarop het plan op alomvattende en adequate wijze bijdraagt tot de verwezenlijking van de desbetreffende specifieke doelstelling en algemene doelstellingen  

1.a 

[5 000] 

1.b 

[5 000] 

… 

 

1.2.    Beschrijving van de specifieke uitdagingen van de lidstaat, rekening houdend met de relevante landspecifieke aanbevelingen die tot de betrokken lidstaat zijn gericht, met name in het kader van het Europees Semester en in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten, de nationale GLB-aanbevelingen en de uitdagingen die zijn vastgesteld in de in artikel 22, lid 2, punt b), bedoelde documenten en strategieën

Referentie: artikel 22, lid 2, punt b).

Uitdagingen/behoeften, met inbegrip van de getroffen doelgroepen 

Nationaal of regionaal niveau

(Nationaal voor het GLB)

Relevante landspecifieke aanbeveling/nationale GLB-aanbeveling en/of -uitdaging

[met verwijzing naar desbetreffende LSA/officiële document of strategie] 

Maatregel(en)

[Lijst van maatregel-ID’s en -titels] 

Gepland financieringsniveau

[2 000] 

 [300] 

[300] 

 

[2 000] 

 [300] 

[300] 

 

1.3.    Beschrijving van de wijze waarop het plan in overeenstemming is met de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, de nationale herstelplannen uit hoofde van Verordening (EU) 2024/1991, de nationale energie- en klimaatplannen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 en de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium uit hoofde van Besluit (EU) 2022/2481

Referentie: artikel 22, lid 2, punt c).

Nationale plannen en stappenplannen 

Beschrijf hoe de in het plan opgenomen maatregelen in overeenstemming zijn met de in deze documenten uiteengezette doelstellingen 

Nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn 

[1 000] 

Nationaal herstelplan uit hoofde van Verordening (EU) 2024/1991 

[1 000] 

Nationaal energie- en klimaatplan uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 

[1 000] 

Nationaal strategisch stappenplan voor het digitale decennium uit hoofde van Besluit (EU) 2022/2481 

[1 000] 

Andere relevante nationale plannen 

[1 000] 

1.4.    Beschrijving van de wijze waarop het plan bijdraagt tot de doeltreffende werking van de eengemaakte markt met belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, projecten op het kernnetwerk en het uitgebreide kernnetwerk en andere projecten van gemeenschappelijk Europees belang, met inbegrip van bijdragen via grensoverschrijdende, transnationale of meerlandenprojecten en steun aan concrete acties waaraan een keurmerk is toegekend

Referentie: artikel 22, lid 2, punt d).

Onderdelen 

Maatregel 

Motivering 

De ondersteuning van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s);  met name rekening houdend met de analyses in het meest recente jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen

[Lijst van maatregel-ID-nummers en -beschrijving] 

[1 000]

 

De in Verordening (EU) 2024/1679 omschreven projecten op het kernnetwerk en het uitgebreide kernnetwerk 

 

[1 000]

 

De steun van het plan voor projecten van gemeenschappelijk belang zoals omschreven in Verordening (EU) 2022/869 

 

[1 000]

 

De steun van het plan voor andere grensoverschrijdende, transnationale of meerlandenprojecten, met inbegrip van projecten die zorgen voor samenhang met projecten die worden ondersteund door de Connecting Europe Facility zoals vastgesteld in Verordening 202X/XXXX [Connecting Europe Facility] en de bijbehorende bijlage

 

[1 000]

 

De steun van het plan voor concrete acties waaraan een keurmerk is toegekend 

 

[1 000]

 

1.5.    Uitgebreid overzicht van de steun van het plan aan de in bijlage VII vermelde gebieden, rekening houdend met hun specifieke behoeften en uitdagingen [2 000]

Referentie: artikel 22, lid 2, punt h), i), en artikel 45 [maatregelen voor de ultraperifere gebieden].

Regionale kenmerken als bedoeld in bijlage VII, punten a) tot en met j)

Bijdragend(e) hoofdstuk(ken)

Totale geraamde kosten

(in EUR)

Bijdrage

van de Unie

(in EUR)

Minimumpercentage van de nationale bijdrage

Lijst van ondersteunende hervormingen (indien van toepassing)

a) Minder ontwikkelde regio’s

Hoofdstuk xx

XX 

XX

X % 

Hoofdstuk xx

XX 

XX

X % 

 

Subtotaal 

XX 

XX 

 

 

b) Overgangsregio’s

Hoofdstuk xx

XX 

XX

X % 

Hoofdstuk xx

XX 

XX

X % 

Subtotaal 

XX 

XX 

 

c) Meer ontwikkelde regio’s

Hoofdstuk xx

XX 

XX

X % 

Hoofdstuk xx

XX 

XX

X % 

Subtotaal 

XX 

XX 

 

d) Eilanden en ultraperifere gebieden 

 

Hoofdstuk xx

 

 

Hoofdstuk xx

 

 

Subtotaal 

 

 

 

 

e) de specifieke behoeften en uitdagingen van de oostelijke grensregio’s (NUTS 2-regio’s die grenzen met Rusland, Belarus), met name op het gebied van veiligheid, grensbeheer en economische ontwikkeling

Hoofdstuk xx

 

 

Subtotaal 

f) de specifieke behoeften en uitdagingen van noordelijke dunbevolkte regio’s, die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, met name op het gebied van connectiviteit en toegankelijkheid 

Hoofdstuk xx

Subtotaal 

g) de specifieke behoeften en uitdagingen van plattelandsgebieden, met name plattelandsgebieden die kampen met structurele problemen zoals een gebrek aan aantrekkelijke arbeidskansen, tekorten aan vaardigheden, onderinvesteringen in breedband en connectiviteit, digitale en andere infrastructuur en essentiële diensten, alsook de uittocht van jongeren door het versterken van het sociaal-economische weefsel in die gebieden, met name door het scheppen van banen, steun voor jongeren en generatievernieuwing

Hoofdstuk xx

Subtotaal 

h) de specifieke behoeften en uitdagingen van gebieden die door een industriële transitie worden getroffen, met name die gebieden die worden geconfronteerd met ernstige sociaal-economische uitdagingen als gevolg van de transitie naar de streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie voor 2030 en een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050

Hoofdstuk xx

Subtotaal 

i) de specifieke behoeften en uitdagingen in stedelijke gebieden (duurzame stedelijke ontwikkeling)

Hoofdstuk xx

Subtotaal 

j) de specifieke behoeften en uitdagingen die zijn vastgesteld bij het geplande gebruik van geïntegreerde territoriale investeringen, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling of andere territoriale instrumenten, waaronder strategieën voor een rechtvaardige transitie en slimme specialisatie

Hoofdstuk xx

Subtotaal 

Een presentatie van de krachtens artikel 46 [ultraperifere gebieden] vereiste maatregelen, met inbegrip van een beschrijving van de belangrijkste beoogde acties, de ondersteunde doelgroepen en de bijbehorende financiële middelen.

1.6.    Uitgebreid overzicht van de steun van het plan voor generatievernieuwing overeenkomstig artikel 15 [generatievernieuwing] van Verordening 202X/XXXX [GLB-verordening] [2 000]

Referentie: artikel 22, lid 2, punt i), i).

Met inbegrip van:

a)beoordeling van de huidige demografische situatie in de landbouwsector;

b)vaststelling van toetredingsdrempels voor jonge landbouwers en voorgestelde nationale initiatieven en maatregelen om deze weg te nemen;

c)beschrijving van het startpakket voor jonge landbouwers (artikel 16 van Verordening (EU) [GLB-verordening]) en synergieën tussen maatregelen die bijdragen tot generatievernieuwing.

 

Soort maatregelen

Bijdragend(e) hoofdstuk(ken) 

Totale geraamde kosten (EUR) 

EU-bijdrage (EUR) 

Lijst van ondersteunende hervormingen

(indien van toepassing) 

a.Vestiging van jonge landbouwers

Hoofdstuk xx 

   XX 

   XX 

 

Hoofdstuk xx 

  XX 

  XX 

 

Subtotaal 

XX 

XX 

 

b.Degressieve areaalgebonden inkomenssteun voor jonge landbouwers 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

c.Steun voor kleine landbouwers

Hoofdstuk xx 

 

 

 

d.

Subtotaal 

 

 

 

e.Investeringssteun met een hogere steunintensiteit voor jonge landbouwers 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

d.Financieringsmogelijkheden via financieringsinstrumenten 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

e.Steun voor het opstarten van plattelandsbedrijven 

[…] 

 

 

 

f.Samenwerkingsinterventies die de toegang tot innovatie vergemakkelijken via de projecten van operationele groepen van het EIP-AGRI 

[…] 

 

 

 

g.Samenwerkingsinterventies ter bevordering van samenwerking tussen generaties, met inbegrip van de opvolging op een landbouwbedrijf 

[…] 

 

 

 

h.Bedrijfsverzorgingsdiensten 

[…] 

 

 

 

i.Toegang tot adviesdiensten en opleidingsprogramma’s die zijn afgestemd op de behoeften van jonge landbouwers 

[…] 

 

 

 

Andere soorten maatregelen om synergieën met andere delen van het NHP-plan te waarborgen

 

 

 

 

TOTAAL 

XX 

XX 

 

1.7.    Uitgebreid overzicht van de steun van het plan aan de in bijlage VI vermelde sociale maatregelen [methode voor de bijdrage aan sociale doelstellingen], rekening houdend met de specifieke nationale en regionale behoeften en uitdagingen die onder meer in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld [2 000]

Referentie: artikel 22, lid 2, punt i), ii).

 

Categorie van maatregelen

zoals bedoeld in bijlage VI, punten a) tot en met d)

Bijdragend(e) hoofdstuk(ken) 

Totale geraamde kosten (EUR) 

EU-bijdrage (EUR) 

Lijst van ondersteunende hervormingen

(indien van toepassing) 

a) sociale inclusie   

Hoofdstuk xx 

   XX 

   XX 

 

Hoofdstuk xx 

  XX 

  XX 

 

Subtotaal 

XX 

XX 

 

b) voedselhulp en/of materiële basishulp  

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

c) steun voor de bestrijding van kinderarmoede

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

d) bestrijding van jeugdwerkloosheid, onder meer door onderwijs en opleiding

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

TOTAAL 

XX 

XX 

 

1.8.    Uitgebreid overzicht van de steun van het plan voor een bloeiende visserij- en aquacultuurproductie [2 000]

Referentie: artikel 22, lid 2), punt i), iii).

Activiteitencategorie

Bijdragend(e) hoofdstuk(ken) 

Totale geraamde kosten (EUR) 

EU-bijdrage (EUR) 

Lijst van ondersteunende hervormingen

(indien van toepassing) 

a) activiteiten in verband met de uitvoering van het GVB, onder meer op het gebied van visserij, controle en handhaving, bestrijding van IOO-visserij en verzameling van wetenschappelijke gegevens voor op kennis gebaseerde besluitvorming, generatievernieuwing

Hoofdstuk xx 

   XX 

   XX 

 

Hoofdstuk xx 

  XX 

  XX 

 

Subtotaal 

XX 

XX 

 

b) activiteiten ter ondersteuning van de behoeften van de visserij-, aquacultuur- en kustgemeenschappen en met name van de kleinschalige kustvisserij

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

c) activiteiten die bijdragen tot de ecologische, economische en sociale duurzaamheid van de visserijactiviteiten en het evenwicht tussen de vangstcapaciteit van de vloten en de beschikbare vangstmogelijkheden

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

d) activiteiten in het kader van het Europees oceaanpact voor de instandhouding van de mariene biologische rijkdommen, het herstel van de mariene biodiversiteit, het beheer en de innovatie in de visserij en duurzame aquacultuuractiviteiten, maritieme beveiliging en de ontwikkeling van een concurrerende en duurzame blauwe economie Maritieme ruimtelijke ordening en maritieme regionale samenwerking op zeegebiedniveau.

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Hoofdstuk xx 

 

 

 

Subtotaal 

 

 

 

TOTAAL 

XX 

XX 

 

1.9.    Uitgebreid overzicht van het geplande gebruik van geïntegreerde territoriale ontwikkeling in steden, stedelijke en plattelandsgebieden, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, met name Leader, of andere territoriale instrumenten, waaronder een rechtvaardige transitie, strategieën voor slimme specialisatie en strategieën voor decarbonisatie die zijn ontwikkeld met steun van instrumenten van de Unie in de periode 2021-2027 [1 000]

Referentie: artikel 22, lid 2, punt j), i). 

Gepland gebruik van territoriale instrumenten: 

Maatregelen

Geïntegreerde territoriale ontwikkeling  

  [Lijst van maatregel-ID’s en -titels] 

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling/Leader 

 

 [Andere territoriale instrumenten] 

 

1.10.    Beschrijving van de uitdagingen wat betreft het verbeteren van de veerkracht van landbouwbedrijven en het beheer van risico’s op bedrijfsniveau, met bijzondere aandacht voor aanpassing aan de klimaatverandering, risicobeheer en verbetering van de algehele veerkracht en risicodekking van landbouwers, en ondersteuning van de digitale en datagestuurde transitie van de landbouw en plattelandsgebieden om hun concurrentievermogen, duurzaamheid en veerkracht te vergroten, en beschrijving van de hervormingen, investeringen en andere interventies die in het plan worden voorgesteld om deze aan te pakken [1 000]

Referentie: artikel 22, lid 2, punt j), ii).

 

Maatregelen

Verbetering van de veerkracht en beheersrisico’s van landbouwbedrijven  

 [Lijst van maatregel-ID’s en -titels]

 

Steun voor de digitale transitie van landbouw en plattelandsgebieden 

 

1.11.    Bijdrage aan de prioritaire gebieden die zijn vastgesteld in artikel 4 [GLB — prioritaire gebieden voor milieu en klimaat] van Verordening XX [Uitvoering van de steun van de Unie aan het GLB]

Referentie: artikel 22, lid 2, punt j), iii).

 

Maatregelen

Aanpassing aan de klimaatverandering, met inbegrip van efficiënt waterbeheer en een betere weerbaarheid tegen droogte of overstromingen

 [Lijst van maatregel-ID’s en -titels]

 

Mitigatie van klimaatverandering, met inbegrip van koolstofverwijderingen en de productie van hernieuwbare energie op landbouwbedrijven, met inbegrip van biogasproductie

 

Bodemgezondheid

Behoud van biodiversiteit, zoals behoud van habitats of soorten, landschapselementen, vermindering van pesticiden

Ontwikkeling van de biologische landbouw

2.    DEEL 2: Horizontale voorwaarden en beginselen

2.1.    Naleving van de horizontale voorwaarden van de rechtsstaat en het Handvest [10 000]

Referentie: artikel 22, lid 2, punten q) en r).

Een zelfbeoordeling geven van de naleving van de horizontale voorwaarde van het Handvest zoals bedoeld in artikel 8 [Handvest]

Beschrijving van de wijze waarop het plan en de beoogde uitvoering ervan de eerbiediging van de rechtsstaat als bedoeld in artikel 9 [horizontale voorwaarden van de rechtsstaat] waarborgen, met informatie over het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het meest recente verslag over de rechtsstaat en het Europees Semester, samen met maatregelen om de vastgestelde landspecifieke uitdagingen aan te pakken.

2.2.    Naleving van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” [5 000] 

Beschrijving van de bestaande mechanismen om de naleving van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” bij de uitvoering van het plan te waarborgen, met inbegrip van een beschrijving van de beschermende praktijken overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening]. 

2.3.    Naleving van het beginsel van gendergelijkheid [5 000] 

Beschrijving van de bestaande mechanismen om de naleving van het beginsel van genderkwaliteit bij de uitvoering van het plan te waarborgen. 

3.    DEEL C: Regelingen voor de uitvoering van het plan

3.1.    Regelingen voor de doeltreffende monitoring en uitvoering van het plan

Referentie: artikel 22, lid 2, punt g).

Beschrijving van de regelingen voor de doeltreffende monitoring en uitvoering van het plan door de betrokken lidstaat:

Coördinerende autoriteit: beschrijving van de wijze waarop de coördinerende instantie verantwoordelijk zal zijn voor de coördinatie van het plan overeenkomstig artikel 49 [functies van de coördinerende instantie] [1 000].

Beheersautoriteit(en): beschrijving van de wijze waarop de beheersautoriteit(en) het plan zal (zullen) beheren overeenkomstig artikel 50 [functies van de beheersautoriteit] [1 000].

Betaalorganen: beschrijving van het (de) betaalorga(a)n(en) [1 000].

Auditautoriteit(en): beschrijving van de auditautoriteiten en, in voorkomend geval, van de bestaande coördinatieregelingen voor het opstellen van het jaarlijkse auditadvies en de samenvatting van de audits die zijn ingediend als onderdeel van het jaarlijkse zekerheidspakket; [specificeren indien de lidstaat deelneemt aan de nauwere samenwerking bij de instelling van het EOM]. [1 000]

Beschrijving van de beoogde aanpak en de regelingen tussen de nationale, regionale en lokale autoriteiten wat betreft de verantwoordelijkheden voor programmering, uitvoering, financieel beheer, monitoring en evaluatie, in overeenstemming met het institutionele en juridische kader van de lidstaat.  [2 000]

Tabel XX: Beheersautoriteit(en)

Hoofdstuk 

Beheersautoriteit 

Naam van de instelling [500] 

Naam van de contactpersoon [200] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel XX: Betaalorganen

Hoofdstuk 

Betaalorganen 

Naam van de instelling [500] 

Naam van de contactpersoon [200] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel XX: Auditautoriteit(en)

Hoofdstuk 

Auditautoriteit 

Naam van de instelling [500] 

Naam van de contactpersoon [200] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2.    Monitoringcomité(s) en coördinatiecomité:

Referentie: artikel 22, lid 2, punt g).

Beschrijving van de organisatie en structuur van de monitoringcomité(s) en het coördinatiecomité; de beoogde regelingen om ervoor te zorgen dat de monitoring van het plan in overeenstemming is met artikel XX [Monitoringcomité en coördinatiecomité]. [1 000]

3.3.    Partnerschap en bestuur op verschillende niveaus

Referentie: artikel 22, lid 2, punten g) en k), i).

Een samenvatting van alle concrete acties die de betrokkenheid van partners waarborgen, met inbegrip van het raadplegings- en dialoogproces voor de voorbereiding van het plan en elk hoofdstuk, met inbegrip van een toelichting over welke belanghebbenden zijn geraadpleegd, hoe deze zijn geselecteerd, hoe hun vertegenwoordiging is gewaarborgd en hoe hun inbreng in het plan tot uiting komt in overeenstemming met de gedragscode inzake partnerschap. [2 000]

3.4.    [indien van toepassing] Technische ondersteuning

Referentie: artikel 22, lid 2, punt g).

Een beschrijving van de mogelijke behoeften aan technische ondersteuning voor de uitvoering van het plan.

3.5.    Kennisuitwisseling

Referentie: artikel 22, lid 2, punt k), ii).

Beschrijving van de strategie inzake het kennis- en innovatiesysteem voor de landbouw ter versterking van kennisuitwisseling, innovatie en bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw overeenkomstig artikel 20 [AKIS] van Verordening 202X/XXXX [GLB-verordening] [2 000]

3.6.    Distributie van landbouwproducten

Referentie: artikel 22, lid 2, punt k), iii).

Beschrijving van de modaliteiten voor de vaststelling van de EU-schoolregeling overeenkomstig artikel XX [EU-schoolregeling] overeenkomstig Verordening 202X/XXXX [GMO-verordening] [2 000]

3.7.    Bestaande regelingen ter bescherming van de financiële belangen van de EU

Referentie: artikel 22, lid 2, punt m).

Beschrijving van de wijze waarop het systeem en de regeling van de lidstaat toereikend zijn om een regelmatig, doeltreffend en efficiënt gebruik van de middelen van de Unie te waarborgen, met inachtneming van goed financieel beheer en de bescherming van de financiële belangen van de Unie, op basis van de kernvereisten van bijlage III. [10 000]

3.8.    Bestaande regelingen om te voldoen aan de verplichtingen om de betalingen voort te zetten

Referentie: artikel 22, lid 2, punt n).

Beschrijving van de bestaande regelingen om ervoor te zorgen dat in geval van onderbreking van betalingstermijnen of opschorting van Uniefinanciering, financiële correcties of andere maatregelen ter bescherming van de Uniefinanciering, financiële belangen, de lidstaat zal voldoen aan zijn verplichting om de betalingen aan begunstigden, ontvangers, eindontvangers, contractanten en deelnemers voort te zetten. [2 000]

3.9.    Beschrijving van de beoogde aanpak van communicatie en zichtbaarheid van het plan

Referentie: artikel 22, lid 2, punt g).

Beschrijving van de bestaande regelingen om de zichtbaarheid van de financiering van de Unie te waarborgen, met name wanneer zij de concrete acties en de resultaten ervan promoten en ontvangers informeren over het bestaan van steun van de Unie, of andere financiële intermediairs verplichten die eindontvangers van die steun in kennis te stellen. [2 000]

3.10.    [in voorkomend geval] Bestaande beveiligingsregelingen

Referentie: artikel 22, lid 2, punt o).

Zelfbeoordeling van de beveiliging op basis van gemeenschappelijke objectieve criteria om eventuele beveiligingskwesties vast te stellen en te specificeren hoe die kwesties zullen worden aangepakt om te voldoen aan het toepasselijke Unierecht en nationale recht. [2 000]

TITEL II HOOFDSTUKKEN

Voor elk hoofdstuk:

1.    Hoofdstukken

Referentie: artikel 22, lid 2, punt e).

1.1.    Interventiestrategie:

Beschrijving van de bestaande uitdagingen en doelstellingen van het hoofdstuk

Tekstveld [10 000]

1.2.    Analyse van de wijze waarop de maatregelen de vastgestelde uitdagingen en relevante beleidsdoelstellingen aanpakken

Tekstveld [10 000]

1.3.    Beschrijving van de synergie van de in het hoofdstuk opgenomen maatregelen (en, indien van toepassing, met andere maatregelen in andere hoofdstukken van het plan en met nationale maatregelen).

Tekstveld [5 000]

2.    Maatregelen

Referentie: artikel 22, lid 2, punt e).

2.1.    De aard, het type en de omvang van de maatregel, met vermelding of het gaat om een nieuwe dan wel om een bestaande maatregel die met de steun uit het plan moet worden verlengd;

Tekstveld [500]

2.2.    Gedetailleerde informatie over het doel van de maatregel

Tekstveld [5 000]

2.3.    Gedetailleerde informatie over wie en wat het doelwit van de maatregel is;

Tekstveld [1 500]

Voor GLB-interventies moet de analyse het volgende omvatten:

Een beschrijving van de begrippen en elementen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de in artikel X [typen steun] bedoelde interventies in de vorm van GLB-inkomenssteun en andere GLB-interventies gericht zijn op degenen die GLB-steun het hardst nodig hebben, met inbegrip van de begrippen “landbouwactiviteit”, “landbouwareaal”, “subsidiabele hectare”, “landbouwer”, “jonge landbouwer” en “nieuwe landbouwer”.

Een beschrijving van de gerichtheid van de geselecteerde sectoren en groepen en van de complementariteit met andere GLB-interventies en -maatregelen die in de plannen zijn opgenomen.

2.4.    De tijdslijn voor de implementatie van de maatregel

Tekstveld [500]

2.5.    Of de maatregel bijdraagt tot:

Maatregel draagt bij tot de doelstellingen van de eengemaakte markt 

Zo ja

J/N

De ondersteuning van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) 

De in Verordening (EU) 2024/1679 omschreven projecten, met name die welke zich op het kernnetwerk en het uitgebreide kernnetwerk bevinden 

De steun van het plan voor projecten van gemeenschappelijk belang als omschreven in Verordening (EU) 2022/869

De steun van het plan voor andere grensoverschrijdende, transnationale of meerlandenprojecten

 

De steun van het plan voor concrete acties waaraan een keurmerk is toegekend 

2.6.    Gedetailleerde informatie over het beoogde geografische gebied

Tekstveld [1 500]

2.7.    Territoriale dimensie van de maatregel

Referentie: artikel 14, lid 4, van en bijlage II bij Verordening XX [prestatieverordening]

Maatregel-ID

Regio

krachtens Verordening (EU) 2023/674 van de Commissie

(indien van toepassing)

Type beoogd gebied

Maatregel voor een ultraperifeer gebied/noordelijk dunbevolkt gebied/oostelijke grensregio

 

  [NUTS-niveau 2 of 3]

  [code voor de dimensie soort gebied]

[aankruisvakje]

 

 

 

 

 

 

3.    Interventies in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Referentie: artikel 22, lid 1, punt e).

3.1.    De volgende gestructureerde informatie:

 

Beleidsspecifieke uitdaging zoals vastgesteld in de nationale aanbevelingen van het GLB

Behoeften waaraan voldaan wordt

Maatregel/interventie

Territoriale werkingssfeer/dimensie

Type beoogde gebieden

Prioritaire gebieden van het GLB op milieu- en klimaatgebied

Subsidiabiliteitsvoorwaarden [overeenkomstig het desbetreffende artikel]

Controleerbaarheid van de subsidiabiliteitsvoorwaarden (via het AMS)

Betrokken landbouwpraktijken (indien van toepassing)

Bestaande specifieke voorwaarden/stimulansen/prioriteit voor

Jonge landbouwers

Vrouwen

Digitalisering

Delen van gegevens

Kennisuitwisseling/opleiding

[lijst]

[500]

[lijst]

[lijst]

[lijst]

[J/N/deels]

[lijst]

[J/N]

[J/N]

[J/N]

[J/N]

[J/N]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In voorkomend geval kan de analyse ook het volgende omvatten:

1. Voor sectorale interventies zoals bedoeld in artikel XX [sectorale interventies] van Verordening 202X/XXXX [GMO], een beschrijving van de regelingen voor marktdeelnemers die profiteren van interventies in de sectoren.

2. Voor de EU-schoolregeling zoals bedoeld in artikel 27 van Verordening 202X/XXXX [GMO-verordening]:

a)de deelnemers aan de EU-schoolregeling;

b)de lijst van producten die mogen worden geleverd en gedistribueerd en de prioriteitscriteria;

c)nationale aanvullende financiering.

Voor elke interventie in het GLB waarvoor aanvullende nationale financiering als bedoeld in artikel X wordt toegekend, wordt de volgende informatie ingevuld:

artikel XXX, op grond waarvan de financiering wordt toegekend

tekst

De nationale rechtsgrondslag voor de toekenning van de financiering

tekst

De interventie in het plan waarvoor financiering wordt toegekend

tekst

De totale begroting voor aanvullende nationale financiering (in euro)

nummer

Complementariteit:

a) een groter aantal begunstigden;

b) een hogere steunintensiteit;

c) financiering voor bepaalde concrete acties binnen de interventie.

Vermeld welke van toepassing zijn, en verstrek indien relevant aanvullende informatie.

Valt onder artikel 42 VWEU

(indien nee, vermeld het instrument voor de goedkeuring van de staatssteun)

3.2.    Beschrijving van de regelingen om te voldoen aan het systeem voor het rentmeesterschap van landbouwbedrijven (“RBE”) [2 000]

Referentie: artikel 3 [rentmeesterschap van landbouwbedrijven] van Verordening 202X/XXXX [GLB-verordening], artikel 6, lid 3 [horizontale beginselen], artikel 22, lid 2, punt l).

Beschrijving van de bestaande mechanismen om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, lid 3 [andere horizontale beginselen, rentmeesterschap van landbouwbedrijven]  

4.    Geslacht

Referentie: Referentie: artikel 6, lid 2, overeenkomstig artikel 13 van Verordening XX [prestatieverordening]

Informatie over de wijze waarop de opgenomen maatregelen in overeenstemming zijn met het beginsel van gendergelijkheid, rekening houdend met de methode voor gendermainstreaming.  

Maatregel-ID 

Steunverleningsgebied 

Gendergelijkheidsscore  

Maatregel-ID 1 

IF1 (activiteitsniveau) 

gendergelijkheidsscore 2 

Maatregel-ID 1 

IF2 

gendergelijkheidsscore 1 

Maatregel-ID 2 

IF 

gendergelijkheidsscore 0]

 

 

 

 

5.    Mijlpalen, streefdoelen en tijdschema

Referentie: artikel 22, lid 2, punt e).

Tabel met mijlpalen, streefdoelen en tijdschema voor de hoofdstukken, met de volgende informatie:

Maatregel-ID

Naam van de maatregel

Primaire

specifieke doelstelling

Secundaire specifieke doelstelling

Gefinancierd in het kader van subsidies of leningen

Mijlpaal of streefdoel (referentienummer)

Naam van mijlpaal/streefdoel

Kwalitatieve indicatoren

(mijlpalen)

Kwantitatieve indicatoren (streefcijfers) zoals vastgesteld in Verordening XXX (prestatieverordening)

Indicatief tijdschema voor de verwezenlijking

Beschrijving van elke mijlpaal/elk streefdoel

[1 000]

Bedrag voor beheersautoriteiten*

Uitbetalingswaarde [relevant voor COM-betalingen aan de lidstaat]*

Geografische dekking, territoriale dimensie (nationaal, regiocategorieën indien van toepassing)

Type financieel instrument [indien van toepassing] (garantie, eigen vermogen of lening)

Maatregelen in het sociaal klimaatplan dat door de lidstaat is ingediend op grond van Verordening (EU) 2023/955

J/N

Meeteenheid

Uitgangswaarde

Doelstelling

Kwartaal

Jaar

* Zoals aangegeven in het SFC

Tabel met outputs en tijdschema voor interventies:

Referentie:  Referentie: artikel 22, lid 2, punt e).

Volg-

nummer

Interventie

Naam van output

Doelsector, groep landbouwers, gebied

Kwantitatieve indicatoren zoals vastgesteld in Verordening XXX (prestatieverordening)

Eenheidswaarde van de output

Eenheidswaarde van de toezegging bij de berekening van de gemiddelde outputwaarde van landbouwacties

Tijdschema voor de verwezenlijking

Totale geraamde kosten

Steunverleningsgebied

Meeteenheid

Output

Uniform of gemiddeld

Type (vast bedrag of aanvulling of andere)

Min.

Max.

Kwartaal

Jaar

Uniebijdrage

Bijdrage lidstaat

 

 

 

 

 

 

6.    Verificatie van de mijlpalen, streefdoelen en outputs

Referentie: artikel 58, lid 2, punt i).

Maatregel-ID

Mijlpalen/streefdoelen/outputs

Beschrijf welk(e) document(en)/systeem zal/zullen worden gebruikt om de verwezenlijking van het resultaat of de voorwaarde te verifiëren (en, waar van toepassing, elk van de tussentijdse prestaties).

Beschrijf hoe beheersverificaties (met inbegrip van controles ter plaatse) zullen worden uitgevoerd.

Beschrijf welke regelingen zullen worden getroffen om relevante gegevens/documenten te verzamelen en op te slaan.

[2 000]

Regelingen om het auditspoor te waarborgen

Vermeld de instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor deze regelingen.

[1 000]

  

  

  

  

7.    Financiering en kosten en sociale doelstelling

Referentie: artikel 22, lid 2, punten f), s), artikel 20.

Voor elke maatregel: 

Hoofdstuk-ID

Maatregel-ID

Hervorming/investeringen/andere interventies 

Eenheidskosten (indien van toepassing) 

Hoeveelheid/volume (indien van toepassing) 

Geraamde totale kosten (EUR) 

Financiële bijdrage van de Unie

Hieruit voortvloeiende nationale bijdrage (%)

Steunverleningsgebied 

Resultaatindicator (indien van toepassing)

Gebruikte methodologie en beschrijving van de kosten, met inbegrip van de bron en vermelding van de eerdere investerings- en hervormingsprojecten die benchmarks zijn voor de kostenraming en de bron van de kosten voor deze projecten

[1 000]

Motivering van de plausibiliteit en redelijkheid van de geraamde kosten, zo nodig rekening houdend met de nationale specifieke kenmerken en aanpassingsmethoden

[1 000] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8.    Coördinatie/afbakening en complementariteit

Referentie: artikel 7, lid 5.

Beschrijving van de wijze waarop de in het hoofdstuk opgenomen maatregelen coherent zijn met andere maatregelen in het plan en/of andere maatregelen die door andere instrumenten van de Unie worden ondersteund. [2 000]

***

9.    Samenvatting van alle hoofdstukken

Referentie: artikel 22, lid 2, punt f).

Hoofdstuk

Geraamde totale kosten (absoluut en % van het totale plan)

Financiële bijdrage van de Unie

Hieruit voortvloeiende nationale bijdrage (%)

Hoofdstuk xx

 

 

 

Hoofdstuk xx

 

 

 

Hoofdstuk xx

 

 

 

 

 

 

 

Flexibiliteitsbedrag 

 

25 % van de totale bijdrage van de Unie 

 

TOTAAL  

 

 

 

[1] [placeholder DNSH]

 

BIJLAGE VI
Methode voor de bijdrage aan sociale doelstellingen

Voor de toepassing van artikel 22, lid 2, punt i), ii), en rekening houdend met de specifieke nationale en regionale behoeften en uitdagingen die onder meer in het kader van het Europees Semester en in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten zijn vastgesteld, concentreren de lidstaten de middelen in hun plannen op de volgende maatregelen:

a)het bevorderen van actieve sociale inclusie en sociaal-economische integratie met het oog op de bevordering van gelijke kansen, non-discriminatie en actieve participatie, en het verbeteren van de inzetbaarheid, met name voor kansarme groepen, onderdanen van derde landen, waaronder migranten, en gemarginaliseerde gemeenschappen;

b)het bestrijden van materiële deprivatie door middel van voedselhulp en/of materiële basishulp aan de meest behoeftige personen en aanreiken van begeleidende maatregelen voor hun sociale inclusie;

c)het uitvoeren van de kindergarantie door middel van gerichte acties en structurele hervormingen om kinderarmoede aan te pakken, met name in lidstaten waar het gemiddelde percentage kinderen jonger dan 18 jaar die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd, op basis van gegevens van Eurostat tussen 2024 en 2026 boven het Uniegemiddelde ligt;

d)het uitvoeren van de jongerengarantie door middel van gerichte acties en structurele hervormingen ter ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren, beroepsonderwijs en -opleiding, met name in lidstaten waar het gemiddelde percentage jongeren tussen 15 en 29 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, op basis van Eurostat-gegevens, tussen 2024 en 2026 boven het Uniegemiddelde ligt.

De indicatieve bedragen die aan de bovengenoemde categorieën maatregelen worden toegewezen, worden ingediend op basis van het model voor het plan in bijlage V en overeengekomen met de Commissie.

BIJLAGE VII
Methode voor territoriale bijdrage

Voor de toepassing van artikel 22, lid 2, punt h), wijzen de lidstaten middelen toe aan de volgende regiocategorieën, rekening houdend met:

a)de specifieke behoeften en uitdagingen van minder ontwikkelde regio’s, waarvan het in koopkrachtstandaarden (2021-2023) gemeten bbp per hoofd van de bevolking minder dan 75 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;

b)de specifieke behoeften en uitdagingen van overgangsregio’s, waarvan het in koopkrachtstandaarden (2021-2023) gemeten bbp per hoofd van de bevolking van 75 % tot 100 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;

c)de specifieke behoeften en uitdagingen van meer ontwikkelde regio’s, waarvan het in koopkrachtstandaarden (2021-2023) gemeten bbp per hoofd van de bevolking gelijk is aan of hoger is dan 100 % van het EU-27-gemiddelde;

d)de specifieke behoeften en uitdagingen van eilanden en ultraperifere gebieden, zoals huisvesting, vervoer en decarbonisatie daarvan, water- en afvalbeheer, aanpassing aan de klimaatverandering, toegang tot gezondheidszorg en economische ontwikkeling, om rekening te houden met hun structurele sociale en economische situatie, die wordt verergerd door bepaalde specifieke kenmerken die hun ontwikkeling ernstig belemmeren;

e)de specifieke behoeften en uitdagingen van de oostelijke grensregio’s (NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland en Belarus), met name op het gebied van veiligheid, grensbeheer en economische ontwikkeling;

f)de specifieke behoeften en uitdagingen van noordelijke dunbevolkte regio’s, die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, met name op het gebied van connectiviteit en toegankelijkheid;

g)de specifieke behoeften en uitdagingen van plattelandsgebieden, met name plattelandsgebieden die kampen met structurele problemen zoals een gebrek aan aantrekkelijke arbeidskansen, tekorten aan vaardigheden, onderinvesteringen in breedband en connectiviteit, digitale en andere infrastructuur en essentiële diensten, alsook de uittocht van jongeren door het versterken van het sociaal-economische weefsel in die gebieden, met name door het scheppen van banen, steun voor jongeren en generatievernieuwing;

h)de specifieke behoeften en uitdagingen van gebieden die door een industriële transformatie worden getroffen, met name die gebieden die worden geconfronteerd met ernstige sociaal-economische uitdagingen als gevolg van de transitie naar de streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie voor 2030 en 2040 en een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050;

i)de specifieke behoeften en uitdagingen in stedelijke gebieden (duurzame stedelijke ontwikkeling);

j)de specifieke behoeften en uitdagingen die zijn vastgesteld bij het geplande gebruik van geïntegreerde territoriale investeringen, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling of andere territoriale instrumenten, waaronder strategieën voor een rechtvaardige transitie en slimme specialisatie.

De indicatieve bedragen die volgens de bovenstaande methode aan gebieden worden toegewezen, worden ingediend op basis van het model voor het plan in bijlage V en overeengekomen met de Commissie.

BIJLAGE VIII
Criteria voor de beoordeling van de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen

Bij de beoordeling van de verwezenlijking van de in artikel 63, lid 3, vastgestelde mijlpalen en streefdoelen wordt rekening gehouden met:

·Het doel en het verwachte resultaat van de mijlpaal en het streefdoel zoals gepland en op basis van het resultaat, waarbij ermee rekening wordt gehouden dat aan de daarin vastgestelde individuele vereisten voldaan is;

·De context die wordt geboden door de beschrijving van de maatregel waartoe de mijlpaal of het streefdoel behoort en de andere relevante onderdelen van het nationaal en regionaal partnerschapsplan;

·De documenten die in artikel 22, lid 2, als referentiekader voor de voorbereiding van het plan worden genoemd en documenten die via het SFC zijn ingediend, en eventuele verdere toelichtingen met betrekking tot de naleving, met inbegrip van correspondentie met nationale en regionale autoriteiten;

·Andere gegevens- of informatiebronnen met betrekking tot de kwalitatieve aspecten en omstandigheden in verband met de verwezenlijking van een mijlpaal of een streefdoel;

·Andere gebruikte methoden of procedures dan in eerste instantie was beoogd;

·Of de afwijking van de formulering van de beschrijving van de mijlpaal of het streefdoel de verwezenlijking ervan en het beoogde resultaat belemmert of een inbreuk op het toepasselijke recht inhoudt.

BIJLAGE IX
Verslaglegging over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen van het plan

(in te dienen als bijlage bij de beheersverklaring)

Referentie: artikel 58, lid 4 [verantwoordelijkheden van de lidstaat], en artikel 59, lid 1, punt a) [jaarlijks zekerheidspakket]

1.    Betalingsaanvragen ingediend in de referentieperiode (vorig begrotingsjaar), met inbegrip van informatie over voorfinanciering

 

Referentieperiode (begrotingsjaar)

Nummer van de betalingsaanvraag

Datum van indiening van de betalingsaanvraag

Gevraagde bedragen voor betaling

20xx

xx/xx/20xx

xx EUR

20xx

xx/xx/20xx

xx EUR

20xx

[…]

[…]

Tot op heden ontvangen voorfinanciering

xx EUR

2.    Voortgang bij de uitvoering van de maatregelen

 

Investeringen

Doelstelling

Geboekte voortgang

Uitbetalingswaarde van de geboekte voortgang (bedrag in EUR)

 

 

Geboekte voortgang bij het bereiken van het streefdoel op het moment van de verslaglegging op basis van de laatste stand van uitvoering

OF  

 

▫ Geen voortgang (schatting van 0 %)

▫ Enige voortgang (schatting van 33 %)

▫ Aanzienlijke voortgang (schatting van 66 %)

▫ Uitgevoerd (100 %)

 

Hervormingen of investeringen

Mijlpaal

Geboekte voortgang

Uitbetalingswaarde van de geboekte voortgang (bedrag in EUR)

 

 

▫ Geen voortgang (0 % — is niet in werking getreden/goedgekeurd) 

 

▫ Uitgevoerd (100 % — in werking getreden/goedgekeurd)  

 

Overige acties

(betalingen op basis van output)

Meeteenheid

Geboekte voortgang

Waarde van de geboekte voortgang (in EUR)

 

 

Op het moment van de verslaglegging behaalde output op basis van de laatste stand van uitvoering

 

 

BIJLAGE X
Model voor de ramingen van het bedrag voor de betalingsaanvraag

Referentie: artikel 50, lid 1, punt d) [functies van de coördinerende autoriteit]

Verwachte bijdrage van de Unie 

[Lopend kalenderjaar] 

[Volgend kalenderjaar] 

Betalingsaanvraag nr. 1 

Betalingsaanvraag nr. [x] 

Betalingsaanvraag nr. [maximaal zes per jaar] 

Betalingsaanvraag nr. 1 

Betalingsaanvraag nr. [x] 

Betalingsaanvraag nr. [maximaal zes per jaar] 

[Verwachte indieningsdatum] 

[Verwachte indieningsdatum] 

[Verwachte indieningsdatum] 

[Verwachte indieningsdatum] 

[Verwachte indieningsdatum] 

[Verwachte indieningsdatum] 

Volg- nummer 

Verwacht bedrag 

Volg- nummer 

Verwacht bedrag 

Volg- nummer 

Verwacht bedrag 

Volg- nummer 

Verwacht bedrag 

Volg- nummer 

Verwacht bedrag 

Volg- nummer 

Verwacht bedrag 

x EUR 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

… 

… 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Subtotaal 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

Technische bijstand 

[automatische berekening in het SFC] 

Technische bijstand 

[automatische berekening in het SFC] 

Technische bijstand 

[automatische berekening in het SFC] 

Technische bijstand 

[automatische berekening in het SFC] 

Technische bijstand 

[automatische berekening in het SFC] 

Technische bijstand 

[automatische berekening in het SFC] 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

TOTAAL 

x EUR 

BIJLAGE XI
Model voor de betalingsaanvragen

Referentie: artikel 65, lid 2 [indiening en beoordeling van het betalingsaanvraag]

Nationaal en regionaal partnerschapsplan

Lidstaat:

Besluit van de Commissie tot goedkeuring van het plan:

Datum van het besluit van de Commissie:

Nummer van de betalingsaanvraag:

Datum van indiening van de betalingsaanvraag:

Aantal mijlpalen en streefdoelen waarvoor een betaling wordt gevraagd

Waarvan gefinancierd met subsidies

Waarvan gefinancierd met leningen (indien van toepassing)

Verlangde totaalbedrag voor verwezenlijkte mijlpalen en streefdoelen

Verlangde totaalbedrag voor andere interventies:

Verlangde bedrag voor financiële bijstand:

Verlangde totaalbedrag

Waarvan gefinancierd met subsidies

Waarvan gefinancierd met leningen (indien van toepassing)

LIJST VAN MIJLPALEN EN STREEFDOELEN WAARVOOR EEN BETALING WORDT AANGEVRAAGD

Volgnummer

Specifieke doelstelling

Hoofdstuk

Maatregel

Gefinancierd in het kader van subsidies of leningen

Naam van mijlpaal

/streefdoel

Kwalitatieve indicatoren

(mijlpalen)

Kwantitatieve indicatoren (streefcijfers) zoals vastgesteld in Verordening XXX (prestatieverordening) 

Tijdschema voor de verwezenlijking

Gevraagd bedrag

Instelling die verantwoordelijk is voor het verifiëren van de verwezenlijking van de relevante mijlpaal/het desbetreffende streefdoel en voor het bewaren van de documenten voor het controlespoor

Meeteenheid

Uitgangswaarde

Oorspronkelijk streefdoel

Streefdoel behaald

Kwartaal

Jaar

 

 

 

 

 

Totaal aangevraagd voor subsidies

 

 

Totaal aangevraagd voor leningen

 

 

Voor op output gebaseerde interventies

Volgnummer

Specifieke doelstelling

Hoofdstuk

Maatregel

Outputindicator zoals vastgesteld in Verordening XXX (prestatieverordening)

Gevraagd bedrag

Instelling die verantwoordelijk is voor het verifiëren van de verstrekte informatie en voor het bewaren van de documenten voor het controlespoor

Meeteenheid

Gerapporteerde output

 

 

 

Gevraagde totaal voor op output gebaseerde interventies

Betaling zal plaatsvinden op de volgende bankrekening:

Aangewezen instantie

Bank

BIC-code

IBAN Bankrekening

Rekeninghouder (indien deze niet de aangewezen instantie is)

BIJLAGE XII
Model voor de beheersverklaring

Referentie: artikel 59, lid 1, punt c) [jaarlijks zekerheidspakket]

Ik/wij, ondergetekende(n), [voorna(a)m(en), achterna(a)m(en)], in mijn/onze hoedanigheid van [functie] van [verantwoordelijke autoriteit lidstaat], rekening houdend met mijn/onze verplichtingen uit hoofde van Verordening XX [fonds] 

verkla(a)r(en) hierbij dat, met betrekking tot de uitvoering van het nationaal en regionaal partnerschapsplan van [land] dat is goedgekeurd bij Uitvoeringsbesluit van de Commissie van [datum] betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het nationaal en regionaal partnerschapsplan voor [lidstaat] ([referentie]), op basis van mijn/onze eigen inschatting en van de tot mijn/onze beschikking staande informatie, met name de resultaten van de in het plan beschreven nationale controle- en auditsystemen: 

1.de middelen correct werden gebruikt in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het nationaal en regionaal partnerschapsplan;

2.de gegevens die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen [zoals bedoeld in artikel 59, lid 1, punt a), [het zekerheidspakket] voor het begrotingsjaar 20[xx], volledig, nauwkeurig en betrouwbaar zijn, dat de informatie over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen van het plan [bijgevoegd] een juist en getrouw beeld geeft van de voortgang bij de uitvoering en dat het controlespoor voor de betrokken maatregelen voorhanden is;

3.de bestaande beheers- en controlesystemen naar behoren functioneren, de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen waarborgen en de nodige garanties bieden dat de middelen zijn beheerd overeenkomstig alle toepasselijke regels, onder meer inzake preventie, opsporing, correctie, verslaglegging en follow-up van onregelmatigheden, waaronder belangenconflicten, corruptie, dubbele financiering en fraudepreventie, overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van het toepasselijke recht [met inbegrip van de toepasselijke regels inzake overheidsopdrachten en staatssteun].

Ik bevestig dat de onregelmatigheden die tijdens audits en controleverslagen met betrekking tot de uitvoering van het plan zijn vastgesteld, naar behoren zijn gecorrigeerd en niet hebben geleid/hebben geleid tot de terugdraaiing van de mijlpalen of streefdoelen in verband met de betrokken maatregel. Vermeld in geval van terugdraaiingen de aard en de reikwijdte ervan. Waar nodig werd passende follow-up gegeven aan onregelmatigheden en tekortkomingen in het controlesysteem die in die verslagen werden gemeld.

Ik bevestig dat ik niet op de hoogte ben van niet-meegedeelde reputatiegerelateerde zaken met betrekking tot de uitvoering van het plan, die de belangen van de Europese Unie zouden kunnen schaden. 

[Evenwel gelden de volgende punten van voorbehoud: ........] (deze zin schrappen indien niet van toepassing) 

[Onder verwijzing naar het voorbehoud in de vorige beheersverklaring — [referentie] — 

[vermelde follow-up].] (deze zin schrappen indien niet van toepassing) 

Plaats  datum 

(handtekening) 

[Naam en functie van de ondertekenaar] 

BIJLAGE XIII
Model voor het jaarlijkse auditadvies

Referentie: artikel 53, lid 2, punt a) [functies van de auditautoriteit]

1.   INLEIDING 

Ik/wij, ondergetekende(n), vertegenwoordiger(s) van [naam van de auditautoriteit(en)], onafhankelijk in de zin van artikel 49, lid 5, [planautoriteiten] van Verordening XX [NHP-verordening], heb(ben) een audit verricht met betrekking tot: 

i.de volledigheid, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de gegevens die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen voor het begrotingsjaar [20xx] [zoals bedoeld in artikel 59, lid 1, punt a) [zekerheidspakket];

ii.het gebruik van de middelen in overeenstemming met het toepasselijke recht; en

iii.de werking van het beheers- en controlesysteem; 

 en een controle verricht met betrekking tot:

i.de beheersverklaring(en) [opgesteld en ondertekend door de beheersautoriteiten] overeenkomstig artikel 59, lid 1, punt a) [jaarlijks zekerheidspakket]; 

teneinde een auditadvies te kunnen afgeven overeenkomstig artikel 53, lid 2, punt a) [functies van de auditautoriteit]. 

2.   VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE AUDITAUTORITEIT(EN) 

De audits met betrekking tot het nationaal en regionaal partnerschapsplan van [lidstaat] zijn uitgevoerd in overeenstemming met de auditstrategie en voldeden aan de internationaal aanvaarde auditnormen.

Het is tevens mijn verantwoordelijkheid in het advies vast te stellen of beweringen in de beheersverklaring in twijfel worden getrokken door de auditwerkzaamheden.  

De gevolgde auditprocedures zijn naar mijn/onze mening passend gezien de omstandigheden en in overeenstemming met de voorschriften van Verordening XX [NHP-verordening], met name in artikel 53 [functies van de auditautoriteit] en bijlage IV [kernvereisten inzake audit en controle]. Ik geloof/wij geloven dat het verzamelde auditbewijs voldoende en geschikt is om als basis voor mijn/ons advies te dienen, [indien er beperking van de reikwijdte is:] behalve voor het genoemde in punt 3, “Beperking van de reikwijdte”. 

De samenvatting van de voornaamste auditbevindingen met betrekking tot het plan wordt samen met het onderhavige auditadvies ingediend, overeenkomstig artikel 59, lid 1, punt d) [jaarlijks zekerheidspakket], van Verordening XX [NRPF-verordening] ingediend. 

3.   BEPERKING VAN DE REIKWIJDTE 

Hetzij 

Er waren geen beperkingen ten aanzien van de reikwijdte van de audit. 

Hetzij 

De reikwijdte van de audit werd beperkt door de volgende factoren:  

a)  

…  

b)  

…  

c)  

…  

[NB: Vermeld eventuele beperkingen ten aanzien van de reikwijdte van de audit, bijvoorbeeld een gebrek aan bewijsstukken of lopende rechtszaken, en vermeld onder de rubriek “Advies met beperking” de getroffen maatregelen en het effect van de beperking van de reikwijdte op het auditadvies. Nadere toelichting zal, indien nodig, in de samenvatting van de audits worden gegeven.] 

4.   ADVIES 

Hetzij 

(Advies zonder beperking) 

Afgaande op de uitgevoerde auditwerkzaamheden is mijn mening als volgt: 

1) de gegevens in de betalingsaanvra(a)g(en): 

— de gegevens in de betalingsaanvra(a)g(en) die voor het begrotingsjaar 20[xx] is (zijn) ingediend, volledig, nauwkeurig en betrouwbaar. 

2) beheers- en controlesysteem op de datum van dit auditadvies: 

·het toegepaste beheers- en controlesysteem functioneert naar behoren en waarborgt de doeltreffende en tijdige bescherming van de financiële belangen van de Unie en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

De beweringen in de beheersverklaring worden in de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel getrokken.

3) het gebruik van de middelen: 

·is in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Hetzij 

(Advies met beperking) 

Afgaande op de uitgevoerde auditwerkzaamheden is mijn mening als volgt: 

1) de gegevens in de betalingsaanvra(a)g(en): 

— de gegevens in de voor het begrotingsjaar 20[xx] ingediende betalingsaanvra(a)g(en) zijn volledig, nauwkeurig en betrouwbaar [indien de beperking betrekking heeft op de betalingsaanvragen, wordt de volgende tekst toegevoegd:] behalve op de volgende materiële punten: … 

2) beheers- en controlesysteem op de datum van dit auditadvies: 

·het toegepaste beheers- en controlesysteem functioneert naar behoren en waarborgt de doeltreffende en tijdige bescherming van de financiële belangen van de Unie en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen [indien de beperking betrekking heeft op het beheers- en controlesysteem, wordt de volgende tekst toegevoegd:] behalve op de volgende punten: ... 

·het gebruik van de middelen is in overeenstemming met het toepasselijke recht, behalve op de volgende punten: …

De gevolgen van de beperking zijn beperkt [of aanzienlijk]. 

De beweringen in de beheersverklaring zijn in de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet/wel [doorhalen wat niet van toepassing is] in twijfel getrokken. 

[Indien de beweringen in de beheersverklaring in de uitgevoerde auditwerkzaamheden in twijfel worden getrokken, vermeldt de auditautoriteit in deze alinea welke factoren tot deze conclusie hebben geleid.] 

Hetzij 

(Afkeurend advies) 

Afgaande op de uitgevoerde auditwerkzaamheden is mijn mening als volgt: 

1) de gegevens in de betalingsaanvra(a)g(en) die voor het begrotingsjaar 20[xx] is (zijn) ingediend, volledig, nauwkeurig en betrouwbaar en/of; 

2) het toegepaste beheer- en controlesysteem functioneert wel/niet [doorhalen wat niet van toepassing is];

3) het gebruik van de middelen is wel/niet in overeenstemming met het toepasselijke recht.  

Dit afkeurend advies is gebaseerd op de volgende aspecten:  

—    

 met betrekking tot materiële kwesties in verband met de volledigheid, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de gegevens die zijn opgenomen in de betalingsaanvra(a)g(en) die voor het begrotingsjaar 20[xx] is (zijn) ingediend;   

 en/of [doorhalen wat niet van toepassing is] 

·met betrekking tot zaken van materieel belang in verband met het functioneren van het beheers- en controlesysteem;

·met betrekking tot de naleving van het toepasselijke recht door de fondsen.  

De beweringen in de beheersverklaring zijn in de uitgevoerde auditwerkzaamheden in twijfel getrokken ten aanzien van de volgende aspecten: 

[De auditautoriteit kan ook een toelichtende paragraaf toevoegen, zoals vastgesteld krachtens internationaal aanvaarde controlenormen, die haar advies niet aantast. Een adviesonthouding kan worden overwogen in uitzonderlijke gevallen.] 

Datum: 

Handtekening 

BIJLAGE XIV
Vaststelling van de hoogte van de eenmalige financiële correcties

Referentie: artikel 68, lid 2 [financiële correcties]

1. In overweging te nemen elementen bij de toepassing van een eenmalige correctie:

a) de zwaarte van de ernstige tekortkoming(en) in de context van het beheer- en controlesysteem als geheel;

b) de frequentie en omvang van de ernstige tekortkoming(en);

c) de omvang van de financiële schade voor de begroting van de Unie.

2. De hoogte van de forfaitaire financiële correctie wordt als volgt bepaald:

a) indien de ernstige tekortkoming(en) dusdanig fundamenteel, frequent of wijdverbreid is/zijn dat dit tot volledig falen van het systeem leidt, wordt een vast percentage van 100 % toegepast;

b) indien de ernstige tekortkoming(en) dusdanig frequent en wijdverbreid is/zijn dat dit tot zeer ernstig falen van het systeem leidt, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van een zeer groot deel in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 25 % toegepast;

c) indien de ernstige tekortkoming(en) het gevolg is/zijn van een niet volwaardig, of slecht of onregelmatig functionerend systeem, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van een groot deel in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 10 % toegepast;

d) indien de ernstige tekortkoming(en) het gevolg is/zijn van een niet consistent functionerend systeem, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van een aanzienlijk deel in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 5 % toegepast.

Indien een verantwoordelijke autoriteit nalaat corrigerende maatregelen te treffen naar aanleiding van een financiële correctie, en dezelfde ernstige tekortkoming(en) opnieuw vastgesteld wordt/worden, kan het correctiepercentage, vanwege de aanhoudende ernstige aard van de tekortkoming(en), worden verhoogd tot een niveau dat niet hoger is dan dat van de naasthogere categorie. Indien het niveau van het vaste percentage na beoordeling van de hierboven genoemde elementen onevenredig blijkt, kan het correctiepercentage worden verlaagd.

BIJLAGE XV
Via de faciliteit ondersteunde acties van de Unie

Referentie: artikel 31 [acties van de Unie]

1. De faciliteit draagt bij tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 [doelstellingen] vastgelegde doelstellingen, met name door de uitvoering van de volgende acties:

a) ondersteuning van de stedelijke autoriteiten bij het ontwikkelen van innovatieve projecten, versterking van de capaciteiten van steden en het aanbieden van een kennisomgeving om kennis te delen over duurzame stedelijke ontwikkeling;

b) bevordering van sociale innovatie, sociale experimenten en ondersteuning van de capaciteit van de belanghebbenden op lokaal, nationaal en Unieniveau, onder meer via transnationale samenwerking; vrijwillige arbeidsmobiliteit en goed functionerende, samenhangende en geïntegreerde arbeidsmarkten bevorderen, met inbegrip van de grensoverschrijdende dimensie van socialezekerheidsstelsels;

c) ondersteuning van microfinanciering, financiering van sociale ondernemingen, sociale economie en maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid, vaardigheden, onderwijs, opleiding en aanverwante diensten, sociale infrastructuur, met inbegrip van gezondheids- en onderwijsinfrastructuur en sociale en betaalbare huisvesting, onder meer voor studenten en jongeren, gezondheidszorg en langdurige zorg, inclusie en toegankelijkheid te ondersteunen, met bijzondere aandacht voor de integratie van mensen in kwetsbare situaties, met inbegrip van mensen die armoede, sociale uitsluiting of discriminatie ondervinden of ermee worden bedreigd.

d) bevordering van empirisch onderbouwde beleidsvorming op gebieden die verband houden met de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, met name op het gebied van hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid, sociale inclusie, onderwijs en vaardigheden, ecosystemen voor sociale financiering en gezondheid en veiligheid op het werk;

e) ondersteuning van de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, onder meer door het verstrekken van wetenschappelijk advies, het verzamelen van gegevens en kennis met het oog op de bevordering van evenwichtige en efficiënte beslissingen inzake visserijbeheer; ontwikkeling en uitvoering van het visserijcontrolesysteem van de EU, bevordering van schone en gezonde oceanen, ontwikkeling en verspreiding van marktinformatie voor visserij- en aquacultuurproducten, en bevordering van maritieme beveiliging en bewaking;

f) ondersteuning van de uitvoering van het oceaanbeleid, onder meer door middel van maritieme ruimtelijke ordening, zeegebiedstrategieën en maritieme regionale samenwerking, de uitvoering van het Europees oceaanobservatie- en -datanetwerk, alsook de verbetering van de vaardigheden en kennis op het gebied van oceanen, en het delen van sociaal-economische en milieugegevens over de duurzame blauwe economie, en de uitvoering van het beleid inzake internationale oceaangovernance;

g) bevordering van een gemeenschappelijk beleid op het gebied van gezondheid en veiligheid voor mensen, dieren en planten, en dierenwelzijn, onder meer ter ondersteuning van maatregelen voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten, zoönosen en plaagorganismen, maatregelen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie en duurzame voedselproductie en -consumptie, en ter voorziening in maatregelen voor de hele Unie om te zorgen voor een uniforme en betrouwbare uitvoering van dat beleid;

h) verzameling van duurzaamheidsgegevens op landbouwbedrijfsniveau overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1217/2009 tot oprichting van het informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven (IDL) en ondersteuning van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014;

i) tegemoetkoming aan dringende en specifieke behoeften als reactie op een crisissituatie zoals een grote of regionale natuurramp, en bevordering van herstel met het oog op het vergroten van de veerkracht na een crisis;

j) ondersteuning met behulp van het collectief vangnet om op marktverstoringen te reageren en de landbouwmarkten te stabiliseren door middel van maatregelen die zijn vastgesteld op grond van de artikelen 8 tot en met 21 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en uitzonderlijke maatregelen die zijn vastgesteld op grond van de artikelen 219 tot en met 222 van die verordening;

k) technische ondersteuning om:

i) de lidstaten te helpen bij het uitvoeren van de in hun plannen uiteengezette maatregelen, het aanpakken van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen of in andere relevante documenten zoals bedoeld in artikel 22, lid 2, punt b), het uitvoeren van het Unierecht en het bevorderen van de beleidsdoelstellingen van de artikelen 2 en 3 [doelstellingen];

ii) innovatieve benaderingen en de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten te bevorderen door middel van meerlandenprojecten voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, alsook om particuliere investeringen minder risicovol te maken en als hefboom te gebruiken, gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken, de consistente uitvoering van het Unierecht te vergemakkelijken en de in de artikelen 2 en 3 bepaalde beleidsdoelstellingen te bevorderen.

Technische ondersteuningsmaatregelen omvatten het leveren van expertise, het uitvoeren van studies, het verzamelen van gegevens en statistieken, de ontwikkeling van gemeenschappelijke methodologieën, acties voor capaciteitsopbouw om deskundigheid of kennis te verwerven en te vergroten, alsmede maatregelen ter verbetering van systemen, procedures en organisatiestructuren;

l) bijdragen leveren aan de doelstellingen van Verordening (EU) 202X/XXX [migratie, asiel en integratie], Verordening (EU) 202X/XXX [geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid] en Verordening (EU) 202X/XXX [interne veiligheid];

m) ondersteuning van grensoverschrijdende en meerlandenprojecten, met name belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s), en interregionale innovatie-investeringen om de waardeketens van de EU te versterken door middel van mede-investeringen van meerdere projectpartners; met bijzondere nadruk op de ontwikkeling van waardeketens in minder ontwikkelde regio’s, bijdragen tot het dichten van de innovatiekloof, het opschalen van start-ups en het versterken van de cohesie; voorbereidende, monitoring-, administratieve en technische activiteiten in verband met de elementen van het referentiekader;

n) ondersteuning van LIFE-acties, met inbegrip van strategische natuurprojecten, strategische geïntegreerde projecten en strategische actieprojecten die betrekking hebben op milieubeleidsprioriteiten met een grensoverschrijdende of transnationale dimensie, activiteiten die ten grondslag liggen aan het ontwerp, de uitvoering, de monitoring, de evaluatie en de handhaving van milieu- en klimaatwetgeving en -beleid, bevordering van de ontwikkeling van governance op alle niveaus, ondersteuning en versterking van netwerken en maatschappelijke organisaties, alsmede andere projecten van Uniebelang die bijdragen tot de uitvoering van milieuwetgeving en -beleid.

2. Ter ondersteuning van acties in het kader van bijlage XV, punt 1, i), kan de lidstaat om aanvullende steun uit de faciliteit verzoeken zoals bedoeld in artikel 34, lid 3, als gevolg van:

i.een grote natuurramp in een lidstaat die directe schade heeft veroorzaakt die wordt geraamd op meer dan 3 miljard EUR in lopende prijzen of meer dan 0,6 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van die lidstaat (het lagere bedrag geldt als drempel). In dit geval wordt de steun uit de EU-faciliteit vastgesteld op 2,5 % van de totale directe schade tot de drempel plus 6 % van de schade boven de drempel, afhankelijk van de beschikbare begrotingsmiddelen;

ii.een regionale natuurramp in een regio op NUTS-niveau 2 van een lidstaat die directe schade heeft veroorzaakt van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio (1 % van het regionale bbp voor de ultraperifere gebieden). In dit geval wordt de steun uit de EU-faciliteit vastgesteld op 2,5 % van de totale directe schade, afhankelijk van de beschikbare begrotingsmiddelen;

iii.in het geval van schade als gevolg van een grote natuurramp in een buurland wordt de steun uit de EU-faciliteit vastgesteld op 2,5 % van de totale directe schade, afhankelijk van de beschikbare begrotingsmiddelen.



BIJLAGE XVI
SFC2027: elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie

Referentie: artikel 58, lid 2, punt l) [verantwoordelijkheden van de lidstaat]

1.    Verantwoordelijkheden van de Commissie

1.1. Zorgen voor de werking van een elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling (hierna het “SFC2028” genoemd) voor alle officiële uitwisselingen van informatie tussen de lidstaten en de Commissie. Het SFC2027 bevat ten minste de informatie die is gespecificeerd in de overeenkomstig deze verordening vastgestelde modellen.

1.2 Ervoor zorgen dat het SFC2028 over de volgende kenmerken beschikt:

a)interactieve formulieren of formulieren die reeds door het systeem zijn ingevuld op basis van eerder in het systeem geregistreerde gegevens;

b)automatische berekeningen, wanneer deze de invoerinspanningen van gebruikers verminderen;

c)automatische ingebedde controles om de interne consistentie van de verstrekte gegevens en de consistentie van deze gegevens met de toepasselijke voorschriften te verifiëren;

d)door het systeem gegenereerde signalen om de gebruikers van het SFC2028 te waarschuwen dat bepaalde acties al dan niet kunnen worden uitgevoerd;

e)verstrekking van een applicatieprogramma-interface (API) die de geautomatiseerde doorgifte van vooraf bepaalde datasets mogelijk maakt;

f)online-tracering van de status van de behandeling van de in het systeem ingevoerde informatie;

g)beschikbaarheid van historische gegevens betreffende alle ingevoerde gegevens voor een programma;

h)beschikbaarheid van een verplichte elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 die als bewijs zal worden erkend in gerechtelijke procedures.

1.3. Zorgen voor een beveiligingsbeleid inzake informatietechnologie voor het SFC2028 dat van toepassing is op het personeel dat het systeem gebruikt overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Unie, met name Besluit (EU, Euratom) 2017/46 ( 47 ) van de Commissie en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

1.4. Aanwijzen van een persoon of personen belast met het bepalen, handhaven en waarborgen van de correcte toepassing van het veiligheidsbeleid op het SFC2028.

2.    Verantwoordelijkheden van de lidstaten

2.1. Ervoor zorgen dat de overeenkomstig artikel 71, lid 1, aangewezen programma-autoriteiten van de betrokken lidstaat evenals de organen die zijn aangewezen om bepaalde taken uit te voeren die vallen onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit of de auditautoriteit in overeenstemming met artikel 71, leden 2 en 3, in het SFC2028 de gegevens indienen waarvoor zij verantwoordelijk zijn, alsook eventuele aanvullingen daarop.

2.2. Toezien op de verificatie van informatie die wordt ingevoerd door een andere persoon dan degene die de gegevens voor die indiening heeft ingevoerd.

2.3. Zorgen voor een interface tussen de informatiesystemen van de lidstaten en het SFC2028 voor de geautomatiseerde overdracht van vooraf bepaalde datasets (bijlage xx)

2.4. Regelingen treffen voor de scheiding van de hierboven beschreven taken via de beheers- en controlesystemen van de lidstaat die in automatische verbinding staan met het SFC2028.

2.5. Benoemen van een persoon of personen belast met het beheer van de toegangsrechten om de volgende taken uit te voeren:

a)de gebruikers identificeren die om toegang vragen, waarbij wordt gecontroleerd of zij inderdaad in dienst zijn van de organisatie;

b)gebruikers erop wijzen dat zij verplicht zijn de veiligheid van het systeem in stand te houden;

c)verifiëren of de gebruikers aanspraak kunnen maken op het vereiste privilegeniveau in verband met hun taken en hun hiërarchische positie;

d)verzoeken om intrekking van de toegangsrechten, indien die toegangsrechten niet langer benodigd of gerechtvaardigd zijn;

e)verdachte gebeurtenissen die de veiligheid van het systeem in gevaar kunnen brengen, snel melden;

f)zorgen voor de voortdurende juistheid van de identificatiegegevens van de gebruikers door het melden van alle wijzigingen;

g)de nodige voorzorgsmaatregelen nemen met betrekking tot bescherming van gegevens en bedrijfsvertrouwelijkheid in overeenstemming met de Unie- en nationale voorschriften;

h)de Commissie in kennis stellen van alle wijzigingen die van invloed zijn op de capaciteit van de autoriteiten van de lidstaten of gebruikers van het SFC2028 om de in punt 2.1 bedoelde verplichtingen of hun persoonlijke capaciteit om de in de punten a) tot en met g) bedoelde verantwoordelijkheden uit te voeren.

2.6. Regelingen treffen voor de eerbiediging van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens van natuurlijke personen, en van bedrijfsvertrouwelijkheid voor rechtspersonen overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG, Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EU) 2018/1725.

2.7. Op basis van een risicobeoordeling nationaal, regionaal of lokaal beleid inzake toegang tot SFC2028 vaststellen dat van toepassing is op alle instanties die het SFC2028 gebruiken, met aandacht voor de volgende aspecten:

a)de IT-beveiligingsaspecten van de werkzaamheden van de persoon of personen verantwoordelijk voor het beheer van de toegangsrechten als bedoeld in afdeling II, punt 2.4, bij rechtstreeks gebruik;

b)voor nationale, regionale of lokale informatiesystemen die met het SFC2028 zijn verbonden door middel van een in punt 2.3 bedoelde technische interface, de beveiligingsmaatregelen waarmee deze systemen kunnen worden afgestemd op beveiligingsvoorschriften van het SFC2028 en die betrekking hebben op:

i)fysieke beveiliging;

ii)controle van toegang en gegevensdragers;

iii)controle van opslag;

iv)toegangs- en wachtwoordcontrole;

v)monitoring;

vi)koppeling met het SFC2027;

vii)communicatie-infrastructuur;

viii)personeelsbeheer vóór, tijdens en na het dienstverband;

ix)incidentbeheer.

2.8. Het in punt 2.6 bedoelde document op verzoek ter beschikking stellen aan de Commissie.

2.9. Benoemen van een persoon of personen belast met de handhaving en waarborging van de toepassing van het nationale, regionale of lokale beleid inzake IT-beveiliging en fungeren als contactpunt voor de door de Commissie aangewezen persoon of personen naar wie wordt verwezen in punt 1.4.

3.    Gezamenlijke verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten

3.1. Zorgen voor toegankelijkheid, hetzij rechtstreeks via een interactieve gebruikersinterface (d.w.z. een webtoepassing), hetzij via een technische interface met vooraf vastgestelde protocollen (d.w.z. webdiensten) waardoor de gegevens automatisch kunnen worden gesynchroniseerd en doorgegeven tussen informatiesystemen van de lidstaten en het SFC2028.

3.2. Vaststellen van de datum van doorgifte, via elektronische gegevensuitwisseling, van de informatie door de lidstaat aan de Commissie en vice versa, die geldt als datum van indiening van het desbetreffende document.

3.3. Ervoor zorgen dat officiële gegevens uitsluitend worden uitgewisseld via het SFC2028, behalve in geval van overmacht, en dat de informatie die in de in het SFC2028 ingebedde elektronische formulieren wordt verstrekt (hierna “gestructureerde gegevens” genoemd) niet door niet-gestructureerde gegevens worden vervangen en dat, in het geval van inconsistenties, gestructureerde gegevens voorrang genieten op niet-gestructureerde gegevens.

In geval van overmacht, een storing in het SFC2028 of het ontbreken van een verbinding met het SFC2028 die langer duurt dan één werkdag in de laatste week vóór een voorgeschreven termijn voor de indiening van informatie of in de periode van 18 tot en met 26 december, of vijf werkdagen in andere omstandigheden, kan de uitwisseling van informatie tussen de lidstaat en de Commissie in papieren vorm plaatsvinden met gebruikmaking van de in deze verordening vastgestelde modellen; de datum van indiening van het document is in dat geval de datum van het poststempel. Zodra er niet langer sprake is van overmacht, voert de betrokken partij zo snel mogelijk de reeds in papieren vorm verstrekte informatie in het SFC2028 in.

3.4. Ervoor zorgen dat de in het SFC2028-portaal gepubliceerde voorwaarden inzake IT-beveiliging worden nageleefd, alsook de maatregelen die door de Commissie in het SFC2028 worden genomen om de indiening van gegevens te beveiligen, met name wat betreft het gebruik van de in punt 2.3 bedoelde technische interface.

3.5. Uitvoering geven aan de beveiligingsmaatregelen ter bescherming van de opgeslagen en via het SFC2028 ingediende gegevens, en de doeltreffendheid van deze maatregelen waarborgen.

3.6. Jaarlijks het IT-veiligheidsbeleid van het SFC2028 en het desbetreffende nationale, regionale en lokale IT-veiligheidsbeleid bijwerken en herzien in geval van technologische veranderingen, de vaststelling van nieuwe bedreigingen of andere relevante ontwikkelingen.

BIJLAGE XVII
Binnenlandse steun in het kader van de WTO

Binnenlandse steun in het kader van de WTO krachtens artikel 40

  

Interventietype 

Verwijzing in deze verordening en in Verordening (EU) 202X/XXXX [GLB-verordening]

Punt van bijlage 2 bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw (“groene doos”) 

Landbouwmilieu- en klimaatacties 

Artikel 35 (artikel 7 van de GLB-verordening)

5, 11, 12

Degressieve areaalgebonden inkomenssteun

Artikel 35 (artikel 9 van de GLB-verordening)

 5

Betaling voor kleine landbouwers

Artikel 35 (artikel 10 van de GLB-verordening) 

 5

Betaling voor natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen

Artikel 35 (artikel 11 van de GLB-verordening) 

13

Steun voor nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten

Artikel 35 (artikel 12 van de GLB-verordening) 

12

 

Vestiging van jonge en nieuwe landbouwers

Artikel 35 (artikel 16 van de GLB-verordening)

2, 5, 11

Steun voor investeringen voor landbouwers en bosbezitters

Artikel 35 (artikel 17 van de GLB-verordening) 

 8, 11

Bedrijfsverzorgingsdiensten 

Artikel 35 (artikel 18 van de GLB-verordening)

2

Schoolregeling

GMO-artikelen 27 en 28

4

Steun voor interventies in bepaalde sectoren 

GMO-artikel 32, punten b), c), d), e), h), i) en m)

2

GMO-artikel 32, punt a)

2, 11

GMO-artikel 32, punten f), g) en s)

2, 11, 12

GMO-artikel 32, punt n)

8, 11, 12

Steun voor ultraperifere gebieden

Artikel 35 met uitzondering van steun voor bananen (blauwe doos – niet vermeld in tabel)

13

Steun voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Artikelen 42, 43, 44

13

Crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden en rampzalige gebeurtenissen

Artikel 38

8

Bijlage XVIII

Minimum voor interventies in de vorm van GLB-inkomenssteun zoals bedoeld in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met k) en r), en lid 10

Lidstaat

Minimum voor interventies zoals bedoeld in artikel 35, lid 1, punten a) tot en met k) en r), en lid 10 (x xxx EUR, lopende prijzen)

België

p.m.

Bulgarije

p.m.

Tsjechië

p.m.

Denemarken

p.m.

Duitsland

p.m.

Estland

p.m.

Ierland

p.m.

Griekenland

p.m.

Spanje

p.m.

Frankrijk

p.m.

Kroatië

p.m.

Italië

p.m.

Cyprus

p.m.

Letland

p.m.

Litouwen

p.m.

Luxemburg

p.m.

Hongarije

p.m.

Malta

p.m.

Nederland

p.m.

Oostenrijk

p.m.

Polen

p.m.

Portugal

p.m.

Roemenië

p.m.

Slovenië

p.m.

Slowakije

p.m.

Finland

p.m.

Zweden

p.m.

BIJLAGE […]

(1)    De totale toewijzingen voor 2020 in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Landbouwgarantiefonds.