EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 5.11.2025
COM(2025) 903 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Europa verbinden via hogesnelheidslijnen
{SWD(2025) 960 final} - {SWD(2025) 961 final}
1.Inleiding en doelstellingen
Een Europees hogesnelheidsspoornet zal onze economie stimuleren, hoogwaardige banen creëren, de cohesie bevorderen, burgers dichter bij elkaar brengen, luchtverontreiniging verminderen en onze klimaatdoelstellingen helpen verwezenlijken. Het hogesnelheidsspoor is cruciaal om Europa verder te verenigen en toekomstbestendig te maken en tegelijkertijd het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken.
Een hogesnelheidsnet dat hoofdsteden en andere grote steden in de EU met elkaar verbindt, kan reizigers een handig en schoon alternatief voor korte- tot middellangeafstandsvluchten en een snel en comfortabel alternatief voor individuele autoritten of busreizen bieden. Betere verbindingen kunnen helpen de demografische druk op grote stedelijke gebieden, met name op de woningmarkt, te verminderen en tegelijkertijd de ontvolking van kleinere steden te voorkomen.
Mede op basis hiervan zijn in de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit doelstellingen vastgesteld om het hogesnelheidstreinverkeer tegen 2030 te verdubbelen, en tegen 2050 te verdrievoudigen, ten opzichte van 2015. De TEN-T-verordening van 2024 vormt het fundament voor de totstandbrenging van een hogesnelheidsspoornet in Europa. De verordening vereist het bestaan van hogesnelheidstreinverbindingen tussen grote Europese stedelijke centra waarop snelheden van meer dan 200 km/u kunnen worden bereikt en de integratie ervan in de rest van het spoornetwerk. Het geïntegreerde en samenhangende spoornet zal zijn gebaseerd op het TEN-T-kernnetwerk en het uitgebreidere kernnetwerk voor passagiersvervoer per spoor en zal naar verwachting geleidelijk worden voltooid, met als horizon het jaar 2040. Het hogesnelheidsspoornet zal snelle verbindingen mogelijk maken en tegelijkertijd de territoriale cohesie vergroten. Verwacht wordt dat de reistijd tussen EU-hoofdsteden in veel gevallen met de helft of meer zal afnemen (zie figuur 1). Het hogesnelheidsspoorwegnet moet op middellange tot lange termijn worden uitgebreid tot kandidaat-lidstaten.
Tot nu toe ligt de EU echter niet op schema: in 2023 was het hogesnelheidstreinverkeer met slechts 17 % toegenomen ten opzichte van 2015, terwijl er in totaal 12 128 km hogesnelheidsspoor in gebruik was, voornamelijk geconcentreerd in Spanje, Frankrijk, Italië en Duitsland. De verbindingen in Midden- en Oost-Europa zijn nog steeds ontoereikend. Als gevolg van de aanhoudende fragmentatie en belemmeringen is een daadwerkelijk verbonden Europees hogesnelheidsspoornet dus nog lang niet voltooid. In zijn verslag uit 2024 heeft Mario Draghi benadrukt dat investeringen in infrastructuur cruciaal zijn om het concurrentievermogen, de cohesie en de veerkracht van Europa te versterken en tegelijkertijd de groene en de digitale transitie te ondersteunen. In het verslag-Letta is nadrukkelijk gewezen op het feit dat het hogesnelheidstreinverkeer nationale economieën en sociale landschappen heeft getransformeerd, maar veelal ophoudt bij nationale grenzen.
Figuur 1: Voorbeelden van belangrijke tijdsbesparingen tussen geselecteerde EU-hoofdsteden
Om deze redenen presenteert de Commissie een mededeling over het verbinden van Europa via hogesnelheidsspoorwegen, met als doel om het duurzame concurrentievermogen van Europa te bevorderen door decarbonisatie-, industrie-, concurrentie- en economisch beleid te integreren en innovatie om te zetten in leiderschap in de maakindustrie en het scheppen van banen. Om de mijlpalen van de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit te bereiken, zal het cruciaal zijn om de vereiste infrastructuur op te leveren en om randvoorwaarden te scheppen die aantrekkelijke diensten mogelijk maken. In deze mededeling worden een duidelijke routekaart en concrete maatregelen gepresenteerd om de visie van een goed functionerend en sneller hogesnelheidsnet in 2040 tot werkelijkheid te maken. De uitvoering van dit plan vereist een krachtig en gecoördineerd optreden van de Commissie, de lidstaten, de spoorwegsector, particuliere investeerders en de Europese industrie.
In de mededeling worden de lidstaten aangespoord om te onderzoeken of de minimumvereisten van TEN-T kunnen worden overschreden en om daarvoor plannen te maken, met als doel om hogesnelheidsverbindingen op te waarderen of, indien economisch haalbaar, nieuwe lijnen aan te leggen, waaronder lijnen waarop snelheden van ruim boven de 250 km/u kunnen worden gehaald
.
Daarnaast wordt in de mededeling de ambitie geformuleerd om de duur van populaire treinreizen in heel Europa aanzienlijk te verkorten, met maatregelen die marktbelemmeringen wegnemen en kosten verlagen om een florerende en mondiaal concurrerende spoorwegsector en betaalbare keuzes voor passagiers te waarborgen. Daartoe worden in de mededeling specifieke prioriteiten voor hogesnelheidsinfrastructuur uiteengezet en wordt het streven geformuleerd om hogesnelheidsverbindingen tussen de hoofdsteden van de EU en andere belangrijke stedelijke knooppunten tot stand te brengen.
Om deze visie te realiseren, zullen omvangrijke investeringen nodig zijn. Daarom wordt in de mededeling een plan voor een financieringsstrategie gepresenteerd. In de mededeling worden ook infrastructurele, commerciële en technische belemmeringen geadresseerd, waaronder de beschikbaarheid van rollend materieel en de toegang tot dienstvoorzieningen, en worden geharmoniseerde vereisten en cocreatie voor de volgende generatie Europese hogesnelheidstreinstellen aangekondigd.
Tot slot wordt in de mededeling aangedrongen op een sterkere rol van de EU bij de planning, financiering en coördinatie van een dergelijk landsgrensoverschrijdend hogesnelheidsspoornet. Elke route op dit net zal per definitie meerdere grenzen passeren. Opereren op de juiste governanceschaal, in samenwerking met nationaal beheerde netwerken, is essentieel om ervoor te zorgen dat spooreigenaren en exploitanten van hogesnelheidstreinen hun diensten rendabel kunnen exploiteren en kunnen aanbieden aan alle Europeanen, op basis van vergelijkbare normen, zodat wordt voldaan aan de latente vraag van Europeanen naar een betaalbaar aanbod van hogesnelheidstreinreizen.
De voordelen van dit plan reiken veel verder dan alleen het hogesnelheidsspoornet. De beschikbare capaciteit voor betere diensten bij lagere snelheden op het conventionele netwerk zal groter worden, zowel voor passagiers als voor vracht, waaronder ook voor militaire mobiliteit. Ook het vervoer van militair materieel zal profiteren van grote infrastructuurinvesteringen in het TEN-T-hogesnelheidsspoornet, waardoor snellere, langere en zwaardere militaire transporten mogelijk worden. Nachttreindiensten en het goederenvervoer per spoor zullen veel baat hebben bij de voorgestelde verbeteringen op het gebied van capaciteitscoördinatie, spoortoegangsheffingen, voertuigvergunningen en financiering van rollend materieel. Bovendien zal een snellere invoering van het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS) de veiligheid en interoperabiliteit verbeteren.
De belangrijkste maatregelen van het plan worden gepresenteerd in de hiernavolgende paragrafen en samengevat in de bijlage.
In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie worden de tijdbesparende voordelen geïllustreerd in een reeks gedetailleerde kaarten en tabellen met de belangrijkste verbindingen tussen grote steden op de Europese vervoerscorridors die volgens de huidige planning moeten worden uitgerold.
2.Het hogesnelheidsspoornet van de EU – noodzaak van versnelling en harmonisatie
Vervoersinfrastructuur werkt als een netwerk, met als gevolg dat als een klein segment niet voldoet of niet operationeel is, de efficiënte werking en het concurrentievermogen van het systeem als geheel kan worden belemmerd. De ontwikkeling van een Europees hogesnelheidsspoornet vereist een langetermijnvisie en een kader dat de gerichte uitvoering van de nodige infrastructuur op basis van geharmoniseerde vereisten mogelijk maakt.
Bij de TEN-T-verordening van 2024 is een dergelijk kader vastgesteld. Naast geharmoniseerde infrastructuurvereisten voor het spoor ondersteunt de TEN-T-verordening ook de invoering en ingebruikneming van nieuwe digitale technologieën. Dit omvat het bevorderen van gegevensuitwisseling en connectiviteitsinfrastructuur met ononderbroken dekking binnen het hele netwerk. Het doel is om het hoogste prestatieniveau voor digitale infrastructuur te waarborgen en hogere niveaus van automatisering te bereiken.
De connectiviteitsvoordelen van de voltooiing van het TEN-T-hogesnelheidsspoornet zijn aanzienlijk. De complexiteit van de planning, de vergunningverlening, de coördinatie en de financiering van grote hogesnelheidsinfrastructuurprojecten vormt echter een hindernis voor de tijdige uitvoering ervan en leidt vaak tot vertragingen, met name in landsgrensoverschrijdende projecten, een probleem dat met deze mededeling wordt aangepakt.
2.1.Versnellen van de uitrol van nationale en landsgrensoverschrijdende infrastructuur
Sinds 2013 is significante vooruitgang geboekt bij het voltooien van nationale segmenten van het TEN-T-spoornet in landen als Spanje, Frankrijk, Italië en Duitsland. Bovendien wordt met betrekking tot de ambitie op het gebied van hogesnelheidsspoor goede vooruitgang geboekt in delen van Midden- en Oost-Europa, zoals in Polen, Tsjechië en op bepaalde trajecten in Hongarije en Roemenië.
Belangrijke landsgrensoverschrijdende projecten met substantiële financiële steun van de EU zullen naar verwachting in of kort na 2030 grotendeels zijn voltooid. Hiertoe behoren de Brenner-basistunnel, de Lyon-Turijn-basistunnel, de Fehmarnbeltverbinding en Rail Baltica. Veel andere landsgrensoverschrijdende hogesnelheidsspoorprojecten of belangrijke toegangsroutes zullen tegen die tijd echter nog niet voltooid zijn, waardoor het netwerk fysieke infrastructuurlacunes zal blijven vertonen. De investeringsplannen van veel grootschalige hogesnelheidsspoorprojecten die reeds zijn gepland – met name grenstrajecten – zijn nog niet uitgekristalliseerd in een nauwkeurig tijdschema. Hoewel veel van de lacunes tegen 2040 zouden moeten zijn gedicht (zie figuur 2), brengen zij in combinatie met het gebrek aan harmonisatie van operationele regels het risico met zich mee dat het volledige potentieel van grote landsgrensoverschrijdende infrastructuur onbenut blijft.
Figuur 2. Stand van zaken en geplande ontwikkelingsstappen in het EU-hogesnelheidsspoornet langs de Europese vervoerscorridors tot 2040
Om deze kwesties te adresseren, heeft de Commissie de Europese TEN-T-coördinatoren twee specifieke taken voor 2026 toegewezen, te weten:
-om uiterlijk midden 2026 in hun werkplannen voor de Europese vervoerscorridors maatregelen voor te stellen en aanbevelingen te doen voor het tijdig en gecoördineerd oplossen van landsgrensoverschrijdende knelpunten en de voltooiing van ontbrekende nationale schakels op het TEN-T-netwerk;
-om leiding te geven aan de besprekingen met de lidstaten en andere relevante belanghebbenden over opties voor hogere ontwerpsnelheden teneinde prioritaire trajecten voor zeer hoge snelheden en andere gebieden voor latere opwaarderingen van het hogesnelheidsspoornet te identificeren, ook vanuit een corridoroverschrijdend perspectief.
Het doel is om tegen 2027 voor het eerst uitvoeringsbesluiten voor elke Europese vervoerscorridor vast te stellen. Deze besluiten zullen zorgen voor een consistente vaststelling van prioriteiten voor de planning van infrastructuur en investeringen, zodat het Europese hogesnelheidsspoornet zal worden ontwikkeld in fasen die lopen tot 2030 en 2035, en tegen 2040 zal worden voltooid, met specifieke snelheden, reistijden en financiering.
Daarnaast zal de Commissie de stroomlijningsrichtlijn in 2026 herzien, in het kader waarvan zij hiaten in de uitvoering van de EU-regels inzake projectvergunningen en landsgrensoverschrijdende aanbestedingen en beste praktijken in de lidstaten in kaart zal brengen.
2.2.Investeringen in hogesnelheidsspoor stimuleren
De Europese Commissie schat dat er 345 miljard EUR nodig zal zijn om het momenteel geplande TEN-T-hogesnelheidsspoornet tegen 2040 te voltooien. Volgens externe schattingen zou een verdrievoudiging van de omvang van het bestaande hogesnelheidsnet in de EU met snelheden van 250 km/u of ruim daarboven zelfs investeringen ten bedrage van 546 miljard EUR vergen. Dergelijke investeringen zullen naar verwachting werkgelegenheid creëren en netto positieve baten voor de samenleving van ongeveer 750 miljard EUR opleveren.
EU-financiering zal met name nodig zijn om andere publieke en private middelen aan te trekken voor de financiering van grootschalige landsgrensoverschrijdende infrastructuurprojecten met hoge aanlegkosten. In de afgelopen twintig jaar zijn EU-financieringsinstrumenten – zoals de Connecting Europe Facility (CEF), de middelen van het cohesiebeleid en de herstel- en veerkrachtfaciliteit – essentieel gebleken om de lidstaten te doen besluiten om in prioritaire infrastructuurprojecten te investeren. Sinds 2014 is uit deze programma’s meer dan 100 miljard EUR toegewezen aan spoorweginfrastructuurprojecten. Daarenboven heeft de Europese Investeringsbank (EIB) tussen 2016 en 2024 voor in totaal circa 40 miljard EUR aan leningen voor spoorinvesteringen (infrastructuur en rollend materieel) verstrekt. Ondanks deze steun is de vraag naar investeringen groter dan het aanbod aan beschikbare middelen.
Om de investeringskloof in hogesnelheidsinfrastructuurprojecten te dichten, zijn een strategischer en beter gecoördineerd gebruik van Europese middelen, nationale maatregelen (subsidies, staatsgaranties, inkomsten uit het emissiehandelssysteem van de lidstaten, leningen enz.) en gebruiksrechten nodig, evenals geloofwaardige maatregelen om voldoende financiële investeringen van de particuliere sector aan te trekken. Met het oog daarop zal de Commissie in 2026 in een CEF-oproep prioriteit geven aan hogesnelheidsprojecten om de weg te plaveien voor verdere investeringen in hogesnelheidsspoor in de volgende langetermijnbegroting (het meerjarig financieel kader) van de EU voor 2028-2034. Daarnaast heeft de Commissie de lidstaten aangemoedigd om het cohesiebeleid te gebruiken om de ontwikkeling van hogesnelheidsspoorwegen op hun grondgebied te ondersteunen.
In de voorstellen van de Commissie van 16 juli 2025 voor het volgende meerjarig financieel kader wordt de financiering voor vervoersinfrastructuur in het kader van de CEF voor vervoer verdubbeld van 25,8 miljard EUR tot 51,5 miljard EUR voor de periode 2028-2034, inclusief een indicatief specifiek budget van 17,7 miljard EUR voor de modernisering van militaire mobiliteitsinfrastructuur. Dit zal worden aangevuld door de nationale en regionale partnerschappen, het Fonds voor het concurrentievermogen en Horizon Europa, in overeenstemming met hun respectieve beleidsdoelstellingen.
EU-financiering is ook essentieel geweest om risico’s van investeringen te verminderen en de financiële haalbaarheid van een project te vergroten. De ervaring heeft echter geleerd dat dit gepaard moet gaan met een adequaat ondernemingsklimaat om particuliere investeringen op gang te brengen. Hogesnelheidsinfrastructuurprojecten kunnen particuliere investeringen aantrekken wanneer ze zijn gebaseerd op een levensvatbaar en winstgevend bedrijfsmodel dat het concurrentievermogen van het spoor ten opzichte van alternatieve vervoerswijzen in stand houdt. Het combineren van EU-financieringsinstrumenten met innovatieve of meer conventionele benaderingen, als aanvullende financiering of als nieuwe inkomstenbron (kruisfinanciering, opbrengsten van de lidstaten uit het emissiehandelssysteem, groene financiering), kan het vertrouwen van investeerders verder vergroten.
Randvoorwaarden voor het aantrekken van particuliere investeringen zijn onder meer duidelijkheid over de technologische keuzes en de marktvooruitzichten, verwachte inkomsten, voorspelbaarheid van de regelgeving en potentieel voor schaalvoordelen. De EU zal ook al haar huidige en toekomstige instrumenten gebruiken om de technologische soevereiniteit en industriële veerkracht van Europa op het gebied van hogesnelheidsspoorwegen te waarborgen. Dit houdt onder meer in dat mogelijkheden worden onderzocht om strategisch gebruik te maken van het EU-kader voor overheidsopdrachten en de toekomstige herziening ervan ter ondersteuning van dergelijke beleidsdoelstellingen, en dat waar nodig wordt overwogen gebruik te maken van instrumenten die relevant zijn voor de bevordering van de economische veiligheid, waarbij ook rekening wordt gehouden met veiligheidsrisico’s die mogelijk uitgaan van buitenlandse, door een overheid gecontroleerde leveranciers met betrekking tot veiligheidskritieke systemen zoals besturing en seingeving op het spoor.
Om particuliere investeringen te versnellen en het gebruik van innovatieve financieringsmodellen te stimuleren, zal de Commissie vanaf eind 2025 een EU-financieringsstrategie ontwikkelen. In dat kader zal de Commissie een strategische dialoog met de lidstaten, infrastructuurbeheerders, stimuleringsbanken en financiële instellingen, investeerders, de toeleveringssector voor de spoorwegen en spoorwegondernemingen initiëren. Het doel is om in 2026 een “High-Speed Rail Deal” te presenteren, een multilaterale verbintenis om de voor prioritaire hogesnelheidsprojecten benodigde investeringen te mobiliseren. Deze “deal” zal investeerders duidelijkheid en zekerheid verschaffen over de EU- en nationale verbintenissen om die strategische projecten te ondersteunen. Ook zou deze deal de basis kunnen vormen voor specifieke regionale dialogen om de financiering van strategische hogesnelheidsprojecten te versnellen.
Ter ondersteuning van de High-Speed Rail Deal zal de financieringsstrategie focussen op de uitvoering van de hieronder beschreven activiteiten.
·Optimaliseren van het gebruik van EU- en nationale publieke financiering door prioriteit te geven aan investeringen in het wegnemen van landsgrensoverschrijdende knelpunten en het aanleggen van ontbrekende schakels, maximaliseren van de nationale cofinanciering, en interacteren met de particuliere sector om landsgrensoverschrijdend hogesnelheidsspoor aan te leggen of rollend materieel te produceren.
·Inventariseren en uitwisselen van beste praktijken van financieringsregelingen om de financiering van spoorweginfrastructuur en rollend materieel te vergemakkelijken. De Commissie zal verschillende modellen voorstellen, waaronder publiek-private partnerschappen (PPP’s) en een model voor gereguleerde activawaarde, waarin rekening wordt gehouden met de impact ervan op de nationale overheidsfinanciën, heffingen voor toegang tot het spoor en optimalisering van het gebruik van infrastructuur (zie de voorbeelden in kader 1).
·Bevorderen van steun door de financiële sector. De Commissie zal samen met de EIB, nationale stimuleringsbanken en -instellingen en financiële belanghebbenden bekijken hoe het gebruik van financiële instrumenten, zoals begrotingsgaranties, waarin institutionele en particuliere financiering van hogesnelheidslijnen en rollend materieel worden gecombineerd met EU- en nationale financiering kan worden aangemoedigd.
·Mobiliseren van industriële spelers en deskundigen in de financieringssector om te bespreken hoe de aanschaf of leasing van rollend materieel kan worden gefinancierd in overeenstemming met de EU-staatssteunregels. De acties zullen worden vastgesteld op basis van een in samenwerking met de EIB, nationale stimuleringsbanken en -instellingen en particuliere financiële belanghebbenden uitgevoerde analyse.
·De toegang tot adviesdiensten vergemakkelijken. De Commissie zal samen met de EIB onderzoeken hoe de verstrekking van doelgerichte adviesdiensten ter ondersteuning van de investeringsplannen van de lidstaten voor hogesnelheidsprojecten het best kan worden versneld. Waar nodig moet worden gezorgd voor coördinatie en samenwerking, met name met het Spoorwegbureau van de Europese Unie (ERA) voor technische richtsnoeren en met nationale stimuleringsbanken en -instellingen voor mogelijke gezamenlijke inschrijvingen, voor zover relevant.
Kader 1: Voorbeelden van opties en beste praktijken van financieringsregelingen voor hogesnelheidsspoorprojecten
In de financieringsstrategie en de strategische dialoog met belanghebbenden zullen verschillende opties en beste praktijken in aanmerking worden genomen. De gekozen oplossing zal de nationale omstandigheden weerspiegelen.
Zo heeft Spanje een specifieke instantie op dit gebied ingesteld, ADIF Alta Velocidad. Aangezien het grootste deel van de inkomsten van deze instantie afkomstig is uit marktactiviteiten, wordt de schuld van de infrastructuurbeheerder niet geboekt als overheidsschuld en worden investeringen niet beschouwd als overheidsuitgaven. Italië onderzoekt het RAB-model om zekerheid over toekomstige inkomsten te verschaffen, aangezien hogesnelheidsspoorverbindingen winstgevender beloven te worden. In Frankrijk en Portugal zijn PPP’s gebruikt om de financiering van hogesnelheidsprojecten, zoals de spoorlijnen Bordeaux-Tours en Porto-Lissabon, te versnellen, waarbij de laatste ook wordt ondersteund door InvestEU- en CEF-financiering en buiten de overheidsbalans is gehouden.
In Italië was het gebruik van prestatiegaranties, ondersteund door InvestEU en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, van groot belang om de financiering van de lijn Palermo-Catania veilig te stellen.
In 2024 heeft Duitsland, door het EU-rechtskader voor tolheffing op wegverkeer te benutten, ongeveer 6 miljard EUR van de 15 miljard EUR aan totale inkomsten uit tolheffingen voor het wegverkeer gebruikt voor kruisfinanciering van investeringen in de spoorwegsector. Een ander voorbeeld van het combineren van verschillende financieringsbronnen is het Divača-Koper-project in Slovenië, waarbij kruisfinanciering van de weg naar het spoor in combinatie met een staatsgarantie is gebruikt om een substantiële lening van de EIB te verkrijgen. Soortgelijke initiatieven worden overal in Europa ontwikkeld, met behulp van lokale belastingen (met name voor het “Grand Projet ferroviaire du Sud-Ouest” dat Bordeaux, Toulouse en Dax in Frankrijk met elkaar verbindt) of nationale ETS-opbrengsten (met name in Oostenrijk en Estland).
2.3.Grotere veerkracht en minder milieueffecten van de aanleg en exploitatie van infrastructuur
De afgelopen jaren hebben extreme weersomstandigheden tot gevolg gehad dat vervoersstromen in Europa werden verstoord, kritieke infrastructuur werd vernietigd en voor miljarden euro’s aan schade werd veroorzaakt. De overstromingen van 2021 in België, Duitsland, Nederland, Luxemburg en Frankrijk veroorzaakten schade ten belope van 38 miljard EUR, waarvan alleen al in Duitsland 1,3 miljard EUR aan de spoorweginfrastructuur. In 2023 verwoestte storm Daniel een traject van 50 km van de hoofdlijn Athene-Thessaloniki, waarvan de reparatie maanden in beslag nam. Een grote plotselinge overstroming, veroorzaakt door storm Dana in oktober 2024, leidde tot ernstige verstoringen op het Spaanse hogesnelheidsspoornet, met name tussen Madrid en Valencia. Zoals is geconcludeerd in een recente studie van de Commissie, zullen de spoorwegen op het TEN-T-netwerk naar verwachting in bijzondere mate worden blootgesteld aan een toenemende frequentie van extreme klimatologische omstandigheden.
Om de veerkracht van de hogesnelheidsspoorinfrastructuur te vergroten en de eigen negatieve effecten ervan op klimaat en milieu te verminderen, moeten normalisatie-instellingen geharmoniseerde levenscyclusbeoordelingen en klimaatbestendigheidsmethoden ontwikkelen. Het doel hiervan is om de kwetsbaarheid voor klimaateffecten van verschillende technische oplossingen en hun milieuvoetafdruk te beoordelen en te vergelijken, met name in de ontwerpfase van infrastructuurprojecten. Voor de aanleg en exploitatie van hogesnelheidsspoorinfrastructuur is reeds een breed scala aan doeltreffende klimaatadaptatie- en mitigatiemaatregelen beschikbaar. Niettemin zullen bestaande beste praktijken nog op grote schaal moeten worden toegepast, terwijl de ontwikkeling van nieuwe oplossingen moet worden gestimuleerd, onder meer met behulp van EU-financiering. Daarbij zal de Commissie lering trekken uit de huidige ervaringen met klimaattoetsingsvereisten en oproepen tot het indienen van voorstellen op het gebied van klimaatbestendigheid in het kader van het CEF-programma.
De negatieve externe effecten van hogesnelheidsspoorverkeer, zoals geluidshinder en luchtverontreiniging, die naar verwachting zullen toenemen door de verwachte groei van het verkeer, moeten eveneens worden aangepakt. De Commissie zal de lidstaten ondersteunen bij het uitvoeren van de toepasselijke geluidsregels door uiterlijk eind 2025 richtsnoeren voor het opstellen van nationale actieplannen inzake geluidshinder te publiceren.
Het geplande hogesnelheidsspoornet zal worden geëlektrificeerd, wat een krachtige bijdrage zal leveren aan het nakomen van de verbintenis van de EU met betrekking tot duurzaam vervoer. Het vergroten van het aandeel energie uit schone bronnen, zoals zon en wind, in de door het spoor gebruikte elektriciteitsmix zal cruciaal zijn om deze sector zo klimaatneutraal mogelijk te maken. De Commissie zal de lidstaten ondersteunen bij het uitrollen van hernieuwbare-energietechnologieën en de inkoop van hernieuwbare elektriciteit voor het hogesnelheidsspoor, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie over innovatieve technologieën en vormen van gebruik van hernieuwbare energie en de bijbehorende aanbeveling van de Commissie. In overeenstemming met de aanbeveling worden de lidstaten aangemoedigd om de technische normen te specificeren waaraan de geïntegreerde uitrol van hernieuwbare energie in infrastructuur moet voldoen, en met name de veiligheidsnormen.
Het Europese hogesnelheidsspoornet moet een model van duurzame infrastructuur worden, gebouwd met emissiearme materialen, aangedreven door schone energie en ontworpen om natuurpositief en bestand tegen klimaateffecten te zijn.
3.Een aantrekkelijk en concurrerend kader voor spoorwegdiensten
Het hogesnelheidsspoorvervoer in de EU kan alleen aantrekkelijk, betaalbaar en voldoende vertakt zijn voor gebruikers en kan alleen alle passagierssegmenten bedienen, van zakelijke reizen tot duurzaam toerisme, als de voorwaarden voor treinexploitanten concurrerend en aantrekkelijk zijn. De bestaande EU-brede regels inzake openstelling van de markt voor spoorwegdiensten (het vierde spoorwegpakket) voorzien in de wettelijke voorwaarden voor de ontwikkeling van landsgrensoverschrijdende hogesnelheidsdiensten en een algemeen recht voor spoorwegondernemingen om overal in de EU passagiersdiensten te exploiteren. Niettegenstaande deze regels bestaan er echter nog steeds diverse obstakels, die resulteren in een beperkt marktaanbod, barrières voor nieuwkomers en hoge prijzen voor klanten.
3.1.Capaciteitstoewijzing die werkt voor landsgrensoverschrijdende diensten
Een van de belangrijkste obstakels voor het stimuleren van langeafstands- en landsgrensoverschrijdend passagiersvervoer is de moeilijkheid om aantrekkelijke landsgrensoverschrijdende treinpaden te vinden. Het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake het gebruik van spoorweginfrastructuurcapaciteit pakt dit probleem systematisch aan door een EU-kader voor capaciteitsplanning, -toewijzing en -beheer met een sterke focus op landsgrensoverschrijdende coördinatie en digitalisering vast te stellen. Het voorstel zou snel moeten worden aangenomen door het Europees Parlement en de Raad en zou door de sector snel moeten worden uitgevoerd. Meerjarige capaciteitskaderovereenkomsten tussen infrastructuurbeheerders en exploitanten zullen exploitanten stabiliteit op lange termijn waarborgen. Een geoptimaliseerde capaciteitstoewijzing biedt aanzienlijke voordelen voor andere passagiers- en goederenvervoersdiensten, aangezien een efficiëntere, transparantere en niet-discriminerende toewijzing van treinpaden zal leiden tot minder congestie en een betere integratie van goederen- en nachttreinen in landsgrensoverschrijdende dienstregelingen.
3.2.De inkoop van rollend materieel ondersteunen
Nieuwe spoorwegexploitanten worstelen met de aanschaf van en de vergunningen voor nieuw of verbeterd rollend materieel, wat de lancering van nieuwe diensten kan vertragen of zelfs verhinderen en het concurrentievermogen negatief kan beïnvloeden. De Commissie zal met financiële belanghebbenden samenwerken om nieuwe innovatieve financieringsinstrumenten uit te breiden of te creëren waarmee nieuwkomers rollend materieel kunnen kopen of leasen. In overeenstemming met de staatssteunregels en om de Europese industrie te bevorderen, zou dit de vorm van door de lidstaten of door de EU verstrekte begrotingsgaranties kunnen aannemen, zoals is gedaan in het kader van InvestEU in de huidige programmeringsperiode. In het volgende meerjarig financieel kader wordt dit ook voorgesteld als onderdeel van het Europees Fonds voor concurrentievermogen (het “InvestEU-instrument van het EFC”), of als financiële instrumenten zoals in het kader van de plannen voor nationaal en regionaal partnerschap, waaronder instrumenten met hoog risico voor zeer innovatieve technologieën. Nationale stimuleringsbanken en particuliere investeerders kunnen een cruciale rol spelen door te voorzien in financiële steun en innovatieve financiële structurering voor nieuwkomers (zie voorbeelden in kader 2). Dit kan risico’s rond transacties met rollend materieel helpen beperken, met name in verband met inkomstenstromen (bv. met behulp van AssetCo- of Rosco-regelingen en diverse financieringsvormen zoals obligaties, aandelen, quasi-eigenvermogensinstrumenten en beleggingsfondsen).
De ratificatie door de lidstaten van het Protocol van Luxemburg bij het Verdrag van Kaapstad, een kader voor de identificatie van spoorwegactiva, zou de investeringen in rollend materieel verder kunnen stimuleren.
De aanschaf van tweedehands rollend materieel kan een snelle en kostenefficiënte oplossing zijn voor nieuwkomers, maar is afhankelijk van de bereidheid van gevestigde exploitanten om treinen die zij niet langer gebruiken aan toekomstige concurrenten te verkopen. Om de ontwikkeling van een markt voor tweedehands rollend materieel te stimuleren, zal de Commissie komen met wetgevingsvoorstellen om de concurrentieverstorende sloop van werkend en veilig rollend materieel te verbieden en transparante voorwaarden voor de doorverkoop en het gebruik ervan in alle lidstaten te scheppen.
Kader 2: Voorbeelden van particuliere financiering voor de aanschaf van rollend materieel
Voorbeelden in Italië en Frankrijk laten zien dat particuliere financiering inderdaad nieuwe marktspelers kan ondersteunen. De eerste particuliere exploitant van hogesnelheidstreinen die de Italiaanse markt heeft betreden, is opgericht door ondernemers die een aanzienlijk bedrag aan particulier kapitaal ophaalden om in 2012 de eerste passagiersdienst te lanceren.
In 2024 profiteerde een nieuwe exploitant in Frankrijk van een particuliere investering van 1 miljard EUR van een in infrastructuur gespecialiseerd beleggingsfonds. Het doel is om tegen 2028 de eerste particuliere en onafhankelijke hogesnelheidstreindienst tussen Parijs en Rennes, Nantes, Angers en Bordeaux in gebruik te nemen. De aankoop van twaalf hogesnelheidstreinen alleen al vertegenwoordigde een transactie van 850 miljoen EUR, met positieve gevolgen voor activiteiten en banen in de sector.
3.3.Aanmoediging van billijke en evenredige heffingen voor toegang tot het spoor
In elke lidstaat hangt de hoogte van de infrastructuurheffingen (bv. voor de toegang tot het spoor) af van de omvang van de overheidsfinanciering voor vernieuwing en onderhoud van infrastructuur. Wanneer de overheidsfinanciering laag is, verminderen de daaruit resulterende hoge spoortoegangsheffingen het totale spooraanbod en worden prijzen voor reizigers hoger, wat vaak een suboptimaal gebruik van het netwerk tot gevolg heeft. In plaats daarvan moet, in overeenstemming met de nieuwe richtsnoeren van de Commissie inzake spoortoegangsrechten
en het recente arrest van het Hof van Justitie, bij de vaststelling van spoortoegangsheffingen worden gestreefd naar het bevorderen van een volledig en optimaal gebruik van het netwerk. Hierdoor zullen langeafstandsspoordiensten en nachttreinen betaalbaar kunnen blijven en kunnen concurreren met andere vervoerswijzen. Dit kan worden bereikt door een adequate marktsegmentatie en tijdelijke kortingen voor nieuwkomers, waarbij de staatssteunregels in acht moeten worden genomen.
3.4.Waarborgen van de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten
Dienst- en onderhoudsvoorzieningen, zoals stations, depots, opslagplaatsen en tankpunten, spelen een cruciale rol bij de exploitatie van hogesnelheidstreinen. Spoorwegondernemingen moeten niet-discriminerend toegang tot dergelijke voorzieningen hebben, in overeenstemming met de toepasselijke regels. De geografische spreiding van specifieke hogesnelheidsvoorzieningen is echter ongelijk, en bepaalde regio’s beschikken niet over voldoende infrastructuur om nieuwkomers op het spoor te ondersteunen. Bovendien zijn gegevens over de beschikbaarheid en geschiktheid van deze voorzieningen schaars, wat de markttransparantie en -planning hindert.
Exploitanten van hogesnelheidstreinen moeten ook gelijke toegang tot de diensten binnen deze dienstvoorzieningen hebben, zoals ticketsystemen, passagiersinformatieborden en bagageafhandelingsdiensten. Gevestigde spoorwegexploitanten zijn vaak eigenaar van deze voorzieningen of beheren deze diensten en kunnen hun positie gebruiken om een concurrentievoordeel te behouden. In het geval van discriminerende praktijken moeten de toezichthoudende instanties gebruik maken van hun bevoegdheid om op te treden. Bovendien zal de Commissie de uitvoeringsverordening betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten aanscherpen om niet-discriminerende toegang voor nieuwe marktspelers te waarborgen.
3.5.Verbeteren van ticketsystemen
Het kopen van een treinkaartje voor landsgrensoverschrijdende reizen over verschillende segmenten van verschillende exploitanten blijft problematisch voor passagiers. Reizen zijn soms moeilijk te vinden en te combineren en reizigers zijn vaak onvoldoende beschermd als ze een aansluiting missen door een geannuleerde of vertraagde trein. Nieuwe spoorwegexploitanten stuiten op grote obstakels bij het betreden en ontwikkelen van een markt, als gevolg van een gebrek aan toegang tot belangrijke distributiekanalen, wat de lancering van nieuwe diensten en de ontwikkeling van concurrentie vertraagt. In verschillende concurrentiezaken is gebleken dat de voorwaarden waaronder grote spoorwegexploitanten platforms toestaan hun treinkaartjes te verkopen, de ontwikkeling van nieuwe distributiekanalen kunnen belemmeren en de concurrentie op de markt voor treinkaartjes negatief kunnen beïnvloeden.
Om dit probleem op te lossen, zal de Commissie begin 2026 een initiatief voor ticketverkoop lanceren. Het doel van dat initiatief zal zijn om het voor passagiers gemakkelijker te maken om multimodale tickets en tickets voor door meerdere exploitanten verzorgde reizen te boeken, met name op het spoor, via digitale platforms, en om tegelijkertijd de rechten van treinreizigers te verbeteren. De Commissie heeft ook een reeks geharmoniseerde normen voor de uitwisseling van spoorweggegevens voorgesteld.
3.6.Treinreizen betaalbaarder maken
Treinreizen over hogesnelheidsspoor moeten concurrerend en betaalbaar zijn. Uit een recente Eurobarometer-enquête bleek dat voor 61 % van de passagiers de prijs de belangrijkste factor is bij het plannen van langeafstandsreizen, gevolgd door de totale reistijd, die voor 47 % een belangrijke factor is.
Concurrentie vereist een goed gefinancierde en goed onderhouden infrastructuur. De markt voor passagiersvervoer per spoor is sinds 2020 volledig open, wat heeft geleid tot lagere prijzen en meer dienstopties in gebieden met een netwerk van hoge kwaliteit en sterke concurrentie.
Daarom moeten de lidstaten zorgen voor voldoende financiering voor hoogwaardige infrastructuur, in overeenstemming met de regelgevingsverplichtingen uit hoofde van de TEN-T-, cohesie- en spoorvervoerswetgeving. Ook moeten ze de regels over de openstelling van commerciële diensten voor de concurrentie en de aanbesteding van openbare diensten volledig uitvoeren. Zo zullen infrastructuurbeheerders plaats kunnen bieden aan verschillende exploitanten met een verscheidenheid aan diensten, waaronder landsgrensoverschrijdende, goedkope en nachttreinreizen en innovatieve toeristische producten.
Ten slotte vereist de ontwikkeling van een pan-Europees aanbod van hogesnelheidstreinreizen gelijke concurrentievoorwaarden met meer koolstofintensieve vervoerswijzen, waaronder op het gebied van belastingen. De lidstaten hebben volledige zeggenschap over de btw-tarieven voor personenvervoer. Gegeven het beginsel van fiscale neutraliteit, moeten de lidstaten deze flexibiliteit gebruiken om eerlijke concurrentie tussen concurrerende vervoerswijzen tot stand te brengen. Daarnaast moeten de lidstaten onderzoeken hoe een gelijk speelveld tot stand kan worden gebracht door subsidies en belastingvoordelen voor koolstofintensievere vervoerswijzen te beperken.
3.7.Versterken van verbindingen met andere vervoerswijzen
Betere verbindingen, met name die tussen hogesnelheidsspoordiensten en andere vervoerswijzen, zouden het spoor versterken als alternatief voor korteafstandsvluchten en mogelijk ook voor langere vluchten binnen Europa. Luchthavens als Frankfurt en Paris Charles de Gaulle zijn goed verbonden met het hogesnelheidsspoor en fungeren als belangrijke passagiershubs, maar veel andere luchthavens zijn maar beperkt verbonden.
De Commissie zal de connectiviteit van veertig grote luchthavens analyseren, waaronder de connectiviteit met hogesnelheidstreindiensten over lange afstanden, om investeringslacunes in kaart te brengen en beste praktijken voor het verbeteren van de luchthavenconnectiviteit voor het voetlicht te brengen. De Commissie zal ook bestaande multimodale passagiershubs in stedelijke gebieden analyseren om beste praktijken voor de integratie van langeafstands- en hogesnelheidsspoornetten met openbaar vervoer, fietsen en gedeelde mobiliteit in kaart te brengen en te bevorderen.
Bovendien is een voorstel van de Commissie inzake multimodale passagiersrechten voor de bescherming van passagiers die tijdens hun reis van vervoerswijze overstappen, momenteel in behandeling bij het Europees Parlement en de Raad.
4.Een concurrerende, geharmoniseerde en innovatieve spoorwegsector in de EU
Een krachtige, bloeiende, concurrerende en innovatieve Europese toeleveringssector is cruciaal voor het succes van het Europese hogesnelheidsnet. Europese spoorwegondernemingen zijn wereldleiders in hun marktsegment, bieden werk aan 650 000 personen en dragen 0,35 % bij aan het bbp van de EU, met een jaarlijks groeipercentage van 3 %
. De toeleveringssector voor de spoorwegen in de EU is cruciaal voor Europese klanten en is een pijler van het mondiale concurrentievermogen van de EU, aangezien deze sector wereldwijd systemen en oplossingen exporteert, terwijl er ook ambitieuze plannen bestaan voor hogesnelheidsspoornetten in bijvoorbeeld Egypte, Marokko en Saoedi-Arabië.
Mondiale concurrenten zijn echter bezig met een snelle inhaalslag, betreden de EU-markt en breiden uit op hun eigen en andere markten, terwijl EU-spelers de efficiëntiewinsten die de interne markt van de EU biedt nog niet ten volle hebben benut. Om dit te verbeteren, moeten spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en overheidsinstanties in de EU het aantal uiteenlopende eisen van hun individuele aanbestedingsprojecten verder verminderen en zich meer richten op de aanschaf van kant-en-klare spoorwegproducten die zijn geproduceerd met behulp van geïndustrialiseerde, gestandaardiseerde processen. Dit zal gemakkelijker zijn als de lidstaten gefragmenteerde nationale regels en standaarden afschaffen en overeenstemming bereiken over EU-brede regels en standaarden. Tegelijkertijd kan samenwerking tussen particuliere actoren in het spoorwegsysteem helpen om beter gebruik te maken van schaarse middelen en om schaalvoordelen te realiseren, met volledige inachtneming van de concurrentieregels en als aanvulling op concurrerende markten, en tegelijkertijd nieuwe, landsgrensoverschrijdende diensten met open toegang ondersteunen. Een dergelijke samenwerking moet leiden tot een echte gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte waarin spoorwegondernemingen landsgrensoverschrijdend kunnen concurreren.
4.1.Verbeteren van de interoperabiliteit van spoorweginfrastructuur en rollend materieel
Nationale technische en operationele vereisten verhogen de kosten als gevolg van meervoudige vergunningsprocedures en de complexiteit van tests om aan de vereisten te voldoen. Dit vertraagt de toegang tot nieuwe diensten op de markt en is een last voor productie-, retrofitting- en onderhoudsactiviteiten.
Daarom moeten de certificering van en vergunningverlening voor rollend materieel worden vereenvoudigd en moet de werkingssfeer van certificeringen en vergunningen worden verbreed. De “systeemcompatibiliteitstoets” voor nieuwe of gemoderniseerde locomotieven en treinstellen moet minder tijdrovend en arbeidsintensief worden gemaakt. De Commissie zal streven naar standaardisering van vergunningen voor hogesnelheidstreinen die gelden voor het hele EU-netwerk. Dit zal de opkomst van een volwassen lease- en tweedehandsmarkt voor rollend materieel van hogesnelheidstreinen op EU-niveau bevorderen, de flexibiliteit voor nieuwkomers vergroten, investeerders aantrekken en het gebruik van rollend materieel voor militair vervoer vergemakkelijken.
Een belangrijke motor voor de standaardisering van rollend materieel is een snellere en geharmoniseerde uitrol van het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS), dat zowel van civiel als militair strategisch belang is. Een niet-geharmoniseerde aanpak met een veelheid aan systemen van de lidstaten heeft er echter toe geleid dat de kosten van ERTMS-producten de afgelopen vijf jaar zijn verdubbeld. De TEN-T-wetgeving schrijft voor dat de nationale signaleringssystemen op het TEN-T-netwerk tegen 2040 moeten worden uitgefaseerd ten gunste van het ERTMS. Enkele lidstaten, waaronder België, Tsjechië en Denemarken, hebben besloten om van het ERTMS het enige signaleringssysteem in hun netwerken te maken, en Spanje, Oostenrijk en Polen investeren fors in de invoering van radiografisch ERTMS. Andere lidstaten raken echter achterop.
In de nationale implementatieplannen voor het ERTMS voor 2024-2025 wordt gewezen op de noodzaak om de ERTMS-productiecapaciteit in Europa te verdrievoudigen. De totale marktkansen voor de toeleveringssector voor de spoorwegen worden geraamd op meer dan 18,2 miljard EUR voor het ERTMS op alleen al het TEN-T-kernnetwerk. Om voort te bouwen op deze efficiëntiewinsten en om voorspelbaarheid te bieden aan de ERTMS-toeleveringssector, zal de Commissie de verplichtingen inzake de uitrol van het ERTMS strikt handhaven en de coördinatie tussen de lidstaten versterken. Dit zal gebeuren door middel van een herzien Europees implementatieplan voor het ERTMS in 2026. De uitvoering moet de aansluiting van hogesnelheidslijnen op stadscentra en omleidingsroutes omvatten, ook om ervoor te zorgen dat deze kunnen worden gebruikt voor landsgrensoverschrijdend militair vervoer.
Om beroepen in de spoorwegsector aantrekkelijker te maken, het scheppen van banen te stimuleren en onderwijs, opleiding en beroepsvaardigheden af te stemmen op de behoeften en kansen van deze strategische sector, zal de Commissie, na overleg met de sociale partners, de EU-regels inzake certificering van machinisten hervormen. Dit zal zorgen voor vereenvoudiging en voor uniforme beroepsvereisten en certificering, waardoor machinisten zullen kunnen rijden op alle treinen en op alle spoorweginfrastructuur in het hele hogesnelheidsnet van de EU.
4.2.Onderzoek en coördinatie voor concurrentievermogen, veiligheid en beveiliging
Hogesnelheidstechnologieën zijn zeer geavanceerde technologieën, waarbij veiligheid op de eerste plaats komt. Verdere ontwikkeling en cocreatie van geharmoniseerde digitale en automatiseringstechnologieën in de EU, zoals zelfrijdende treinen en moderne ERTMS-signalerings-, communicatie- en verkeersbeheersystemen, kan de capaciteit van de bestaande hogesnelheidsinfrastructuur vergroten, de veiligheid verbeteren en voorzien in een grotere flexibiliteit en veerkracht voor diensten en militair vervoer. Systemen moeten ook worden beschermd tegen verstoringen en cyberaanvallen. Om deze technologieën naar de markt te brengen, moeten de toeleveringssector voor de spoorwegen, infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen doorgaan met het verrichten van gezamenlijk onderzoek in het kader van Horizon Europa 2028-2034 en het voorgestelde Europees Fonds voor concurrentievermogen. Om gezamenlijk onderzoek op het gebied van hogesnelheidspoorwegen te stimuleren, zal de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” in 2026 een specifieke oproep publiceren. De lidstaten moeten gebruikmaken van nationale financieringsinstrumenten, waaronder belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, in overeenstemming met de staatssteunregels.
Om schaalvoordelen te realiseren en de vruchten van het mondiale concurrentievermogen te plukken, moet de verwachte vraag naar geavanceerde hogesnelheidstreinen en spoorwegen gepaard gaan met overeenkomstige inspanningen aan de aanbodzijde om de benodigde technologie op de meest gestandaardiseerde manier aan te bieden. Een mogelijke manier om dit doel te bereiken is door het cocreëren van de volgende generatie geharmoniseerde, slimme treinen die op meerdere netwerken kunnen rijden, die tegen lagere kosten moeten worden geproduceerd en sneller moeten worden uitgerold. In zo’n geharmoniseerde aanpak zouden ook signalerings- en infrastructuurcomponenten worden gerationaliseerd, zou het projectrisico kleiner en het aantrekken van particuliere investeringen gemakkelijker worden, en zouden fabrikanten hun productiecapaciteit kunnen vergroten en levertijden kunnen verkorten.
5.Een doeltreffende EU-governance voor het hogesnelheidsspoorwegsysteem
Hoewel de in deze mededeling gepresenteerde visie steunt op de verwachting dat marktdeelnemers hun hogesnelheidsaanbod zullen vergroten en verbeteren, is een doeltreffende EU-governance nodig om de noodzakelijke voorwaarden voor een groeiend en sneller EU-hogesnelheidsspoorwegsysteem te scheppen, waaronder de netwerkinfrastructuur. Deze sterkere governance moet zowel op EU-niveau als specifiek op individuele hogesnelheidslijnen worden toegepast.
Daarom zal de Commissie in 2026 wetgeving voorstellen om de rol van het ERA bij de toelating van voertuigen en het afschaffen van nationale regels te versterken. De Commissie zal de doeltreffende uitrol van het ERTMS ook ondersteunen door een sterke Europese implementatiebeheerder aan te stellen. Door overbodige nationale regels efficiënt af te schaffen, voertuigvergunningen en unieke veiligheidscertificaten af te geven aan spoorwegexploitanten en goedkeuringen voor ERTMS-baanuitrusting te verlenen, draagt het ERA bij tot de kostenefficiëntie van de innovatiecyclus. Om de spoorwegsector in de EU op managementniveau bij de besprekingen te betrekken, zal de Commissie de lopende discussies in haar deskundigengroep over het concurrentievermogen van de toeleveringssector naar een politiek niveau tillen.
Om het gebruik van de spoorweginfrastructuurcapaciteit beter te coördineren in het kader van de voorgestelde verordening inzake het gebruik van spoorweginfrastructuurcapaciteit, zullen infrastructuurbeheerders de bevoegdheid krijgen en wettelijk verplicht zijn om samen te werken om voorspelbare en aantrekkelijke landsgrensoverschrijdende capaciteit voor langeafstandsdiensten aan te bieden. Bovendien zal de betrouwbaarheid worden versterkt met behulp van een gemeenschappelijk kader voor prestatiebeheer.
Om obstakels voor de totstandbrenging van landsgrensoverschrijdende diensten op specifieke corridors weg te nemen, zoals technische belemmeringen, de (on)beschikbaarheid van dienstvoorzieningen en capaciteitsbeperkingen, zal de Commissie rondetafelgesprekken met belanghebbenden organiseren over geselecteerde interstedelijke verbindingen, met name tussen hoofdsteden en belangrijke knooppunten. De Europese coördinatoren zullen, in nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten (ministeries, infrastructuurbeheerders en nationale veiligheidsinstanties), de verdere ontwikkeling en functionaliteit van het netwerk bij het toepassen van de gekozen oplossingen blijven bevorderen.
De functionaliteit van het Europese hogesnelheidsspoornet zal worden gemonitord binnen het versterkte governancekader zoals vastgesteld bij de komende capaciteitsbeheerverordening. Het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders zal samen met de entiteiten die belast zijn met de evaluatie van de prestaties zorgen voor een gecoördineerde monitoring en rapportage van belemmeringen voor het hogesnelheidsverkeer. Deze structuren zullen verstoringen van het hogesnelheidsverkeer, zoals werkzaamheden, incidenten of knelpunten, opsporen, erop anticiperen en gecoördineerde reacties vergemakkelijken om de impact ervan tot een minimum te beperken.
6.Conclusie: Sneller, dichterbij, sterker
Deze mededeling zal voor de Commissie sturend zijn bij haar inspanningen om alle belanghebbenden te betrekken bij de succesvolle uitvoering van de gepresenteerde visie. Om de algehele voortgang te meten, zal de Commissie een scorebord voor het hogesnelheidsspoorsysteem opzetten, op basis van een reeks indicatoren voor de belangrijkste maatregelen van dit plan. De indicatoren zullen onder meer betrekking hebben op het aantal kilometers aan hogesnelheidsspoor en tendensen in de ontwikkeling ervan, gemiddelde snelheden, passagiersvolumes en de uitrol van het ERTMS. De Commissie zal ook jaarlijks een enquête over het hogesnelheidsspoorsysteem houden om de perceptie van de voortgang in de richting van de doelstellingen van het plan te peilen. Deze enquête zal de Commissie in staat stellen om de vorderingen te monitoren en verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de lidstaten op ministerieel niveau, en zal dienen als input voor bredere discussies met de sector.
BIJLAGE: Overzicht van de maatregelen
Pijler I – Het hogesnelheidsspoornet van de EU – noodzaak van versnelling en harmonisatie
De Commissie zal:
Øuiterlijk midden 2026, op basis van een raadplegingsproces onder leiding van de Europese coördinatoren, de werkplannen voor de Europese vervoerscorridors vaststellen, waarin de belangrijkste landsgrensoverschrijdende en nationale infrastructuurknelpunten op het TEN-T-spoornet in kaart zullen worden gebracht en maatregelen en aanbevelingen zullen worden voorgesteld voor het tijdig en gecoördineerd wegnemen ervan;
Øtegen 2027 bindende tijdschema’s vaststellen in uitvoeringsbesluiten voor de corridors om belangrijke landsgrensoverschrijdende en nationale infrastructuurknelpunten voor elke Europese vervoerscorridor weg te nemen, en te ontwikkelen trajecten voor zeer hoge snelheden langs deze corridors aanwijzen;
Øin 2026 de uitvoering van de stroomlijningsrichtlijn evalueren om de doeltreffendheid ervan bij het versnellen van landsgrensoverschrijdende vergunningverlening en aanbestedingsprocedures te verbeteren;
Øin 2026, op basis van een strategische dialoog, een financieringsstrategie voor de uitrol van het hogesnelheidsspoornet coördineren, die zou kunnen worden ondersteund door de EU-begroting, nationale en particuliere financiering en belanghebbenden in het kader van een “High-Speed Rail Deal”;
Øin 2026 prioriteit geven aan hogesnelheidsspoorprojecten in het kader van de CEF-oproep voor teruggevloeide middelen van 2026;
Øvanaf 2026 samen met de EIB de toegang tot adviesdiensten voor projectontwikkelaars en voor ondersteuning van de hogesnelheidsinvesteringsplannen van de lidstaten vergemakkelijken;
Øvanaf 2026 EU-financiering gebruiken om de toepassing van klimaatbestendigheidsmaatregelen te stimuleren, de milieueffecten van de aanleg van vervoersinfrastructuur te verminderen en beste praktijken op het gebied van groene overheidsopdrachten te bevorderen;
Øvanaf 2025 de lidstaten ondersteunen bij het uitvoeren van de mededeling van de Commissie over innovatieve technologieën en vormen van gebruik van hernieuwbare energie en bij het opstellen van hun actieplannen inzake geluidshinder;
Øtegen 2028 geharmoniseerde levenscyclusbeoordeling en klimaatbestendigheidsmethoden voor vervoersinfrastructuurprojecten ontwikkelen.
De TEN-T-coördinatoren zullen:
Øtegen midden 2026 in hun werkplannen voor corridors speciale hoofdstukken over hogesnelheidsspoorlijnen opnemen, met een focus op de voltooiing van het landsgrensoverschrijdende hogesnelheidsspoornet.
De EU-lidstaten worden verzocht om:
Øde voorgestelde CEF-verordening 2028-2034 te steunen, met de bijbehorende financiering;
Øverder te gaan dan de minimumsnelheidsvereisten van de TEN-T-verordening en te streven naar hogere ontwerpsnelheden;
Øten volle gebruik te maken van de flexibiliteit bij de vergunningverlening in het kader van de stroomlijningsrichtlijn;
Øprioriteit te geven aan landsgrensoverschrijdende projecten om hogesnelheidsspoorprojecten te versnellen.
Pijler II – Een aantrekkelijk en concurrerend kader voor spoorwegdiensten
De Commissie zal:
Øvanaf 2026 de aanschaf en leasing van rollend materieel vergemakkelijken (in overeenstemming met de EU-staatssteunregels) door middel van innovatieve financiële instrumenten;
Øde regels inzake toegang tot dienstvoorzieningen handhaven en, in 2026, beoordelen om deze vervolgens te herzien;
Øin 2026 voorstellen doen voor wetgeving inzake ticketverkoop en betere passagiersrechten voor reizen met verschillende vervoersmaatschappijen;
Øtegen 2026 investeringsprioriteiten voor een betere lucht-spoorconnectiviteit vaststellen op veertig grote luchthavens en multimodale passagiershubs opzetten voor een betere integratie met openbaar vervoer, fietsen en gedeelde mobiliteit.
De EU-lidstaten worden verzocht om:
Øinfrastructuurbeheerders te voorzien van voldoende en stabiele financiering, waardoor deze de heffingen voor toegang tot het spoor voor bepaalde marktsegmenten kunnen verlagen;
Øeen gelijk speelveld voor de verschillende vervoerswijzen te bevorderen, met name bij het vaststellen van btw-tarieven.
Pijler III – Een concurrerende, geharmoniseerde en innovatieve EU-toeleveringssector voor de spoorwegen
De Commissie zal:
Øin 2026 een ambitieus nieuw Europees implementatieplan voor het ERTMS vaststellen;
Øéén enkele reeks vereisten voor hogesnelheidstreinstellen vaststellen;
Øin 2026 een specifieke oproep van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” publiceren met het oog op de cocreatie van de volgende generatie Europees geharmoniseerd rollend materieel voor hogesnelheidsspoor met multinetwerkcapaciteit voor efficiënte en ononderbroken treinexploitatie op verschillende netwerken;
Øin 2026 herziene wetgeving inzake gemeenschappelijke opleiding en uniforme certificering voor machinisten van hogesnelheidstreinen en andere spoorwegdiensten in de EU voorstellen;
Øin 2027 wetgeving inzake de doorverkoop en ontmanteling van rollend materieel voorstellen.
De EU-lidstaten worden verzocht om:
Øde uitrol van het ERTMS op alle resterende trajecten van het hogesnelheidsspoornet te voltooien en prioriteit te geven aan het wegwerken van andere technische verschillen tussen hogesnelheidslijnen en toegangsroutes om een efficiënte en ononderbroken treinexploitatie te waarborgen;
Øte zorgen voor een efficiënt gebruik van overheidsmiddelen, met name EU-middelen, voor infrastructuurprojecten en de aanschaf van rollend materieel, door prioriteit te geven aan gestandaardiseerde oplossingen voor spoorwegsystemen en de meest recente systeemversies;
Øgebruik te maken, waar passend via hun relevante entiteiten, van het voorgestelde Europees Fonds voor concurrentievermogen en van staatssteun, inclusief belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, om de volgende generatie rollend materieel van het hogesnelheidsspoor te financieren;
Øhet Protocol van Luxemburg bij het Verdrag van Kaapstad te ratificeren.
De Europese toeleveringssector voor de spoorwegen wordt verzocht om:
Øte anticiperen op de vraag en de productiecapaciteit voor betaalbare, geharmoniseerde en hoogwaardige producten uit te breiden.
Pijler IV – Doeltreffende EU-governance voor het hogesnelheidsspoorsysteem
De Commissie zal:
Øtegen 2026 een herziene Spoorwegbureauverordening voorstellen om de veiligheid, digitalisering en kostenefficiëntie te versterken;
Øtegen 2026 een scorebord opzetten om de voortgang bij de ontwikkeling van het hogesnelheidsspoornet te monitoren;
Øvanaf 2026 de huidige besprekingen in de deskundigengroep van de Commissie inzake het concurrentievermogen van de toeleveringssector voor de spoorwegen naar het politieke niveau tillen;
Øvanaf 2026 rondetafelgesprekken organiseren met belanghebbenden over geselecteerde interstedelijke verbindingen om oplossingen te vinden voor uitdagingen bij de ontwikkeling van specifieke corridors, zoals technische belemmeringen, (on)beschikbaarheid van dienstvoorzieningen, capaciteitsbeperkingen en heffingen voor toegang tot het spoor.