EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 14.10.2025
COM(2025) 632 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
Vijfde jaarverslag over de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie
{SWD(2025) 296 final}
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 14.10.2025
COM(2025) 632 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
Vijfde jaarverslag over de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie
{SWD(2025) 296 final}
INLEIDING
Dit verslag is het vijfde jaarverslag van de Europese Commissie over de toepassing van de EU-verordening inzake de screening van buitenlandse directe investeringen (BDI) (de “BDI-screeningverordening” of “de verordening”).
Het verslag gaat over het jaar 2024 en biedt transparantie over de werking van BDI-screening in de EU en over ontwikkelingen in de nationale screeningmechanismen. Het draagt bij tot de verantwoordingsplicht van de EU op een gebied waar, gezien de veiligheidsbelangen die op het spel staan, transparantie met betrekking tot afzonderlijke transacties mogelijk noch passend is.
Het is gebaseerd op verslagen van de 27 lidstaten en andere bronnen, en bestaat uit vier hoofdstukken:
§Hoofdstuk 1 over trends en cijfers met betrekking tot BDI in de EU;
§Hoofdstuk 2 over ontwikkelingen in de wetgeving van de lidstaten;
§Hoofdstuk 3 over BDI-screeningactiviteiten die door de lidstaten worden uitgevoerd;
§Hoofdstuk 4 over het EU-samenwerkingsmechanisme voor de screening van BDI.
Dit jaarverslag is een belangrijk instrument voor strategische handels- en investeringscontroles om de veiligheid in de EU te waarborgen.
HOOFDSTUK 1 – BUITENLANDSE DIRECTE INVESTERINGEN IN DE EUROPESE UNIE
1.Algemene tendensen
De BDI 1 zijn tussen 2023 en 2024 met 7,5 % gestegen. Meer in het bijzonder vertoonden buitenlandse fusies en overnames (M&A) en greenfields een jaarlijkse cumulatieve stijging van respectievelijk 10 % (van 20 329 tot 22 302) en 6,0 % (van 28 405 tot 30 108) (figuur 1, kolommen). Deze stijging is in overeenstemming met de trends die sinds 2015 zijn waargenomen, waarbij de BDI in de EU-27 in deze periode van 10 jaar voortdurend met gemiddeld bijna 5 250 BDI per jaar toenemen. Wat deze trend per BDI-type betreft, ontving de EU-27 elk jaar tussen 2015 en 2024 gemiddeld 2 230 buitenlandse M&A en 3 011 buitenlandse greenfieldinvesteringen. Deze positieve cumulatieve trends bevestigen de openheid van de EU-lidstaten voor buitenlandse investeringen en onderstrepen het feit dat zij aantrekkelijk zijn voor internationale investeerders.
Figuur 1 — 2015-2024 jaarlijkse BDI en BDI-stromen naar de EU-27 (aantal transacties en projecten)
Bron: Berekeningen van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 26 maart 2025 uit Orbis M&A en Orbis Crossborder Investment. De gegevens voor 2015 komen overeen met de BDI-stromen in 2015, terwijl de gegevens voor de staven in de daaropvolgende jaren overeenkomen met de gecumuleerde som van de jaarlijkse stromen.
De totale BDI-instroom (figuur 1, lijnen) vertoonde de afgelopen twee jaar een neerwaartse trend, met een daling van respectievelijk 23 % van 2022 tot 2023 en 8,4 % van 2023 tot 2024. In vergelijking met het aantal BDI, evolueerden de M&A en greenfieldinvesteringen anders. Meer in het bijzonder daalde de stroom van buitenlandse M&A-transacties, die in 2021 een krachtig herstel had doorgemaakt, met 3,6 % in 2022 en met 15 % in 2023, alvorens zich te herstellen met een stijging van 2,7 % in 2024. De greenfieldinvesteringsstromen daarentegen stegen in 2021 met 23 % en in 2022 met 13 %. Deze positieve trend werd echter gevolgd door twee opeenvolgende jaren van daling (29 % in 2023 en 19 % in 2024). De neerwaartse trend op jaarbasis van de BDI-stromen die werd geobserveerd in 2023 en gedeeltelijk werd geobserveerd in 2024 (voor greenfields) kan worden toegeschreven aan persistente, nog steeds aanhoudende onzekerheden 2 die van invloed zijn op de economie van de EU en de risicoperceptie van beleggers.
2.Belangrijkste landen van herkomst van buitenlandse investeerders
Uit een vergelijking van de buitenlandse M&A-transacties per rechtsgebied van herkomst in 2023 en 2024 (figuur 2, links) blijkt een algemene stijging in 2024 ten opzichte van 2023 voor alle topjurisdicties, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, offshore financiële centra (OFC’s) en Canada. De daling van het totale aantal greenfieldinvesteringen in 2024 weerspiegelde daarentegen een daling van het aantal projecten uit alle rechtsgebieden, met uitzondering van Canada, waar het aantal ongewijzigd bleef (figuur 2, rechts).
Figuur 2 — Aantal verwervingen van deelnemingen (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in de EU volgens buitenlands rechtsgebied (top 10 investeerders) in 2023 en 2024
|
|
|
Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 26 maart 2025 uit Orbis M&A en Orbis Crossborder Investment. OFC’s: Offshore financiële centra 3 . RvdW: Rest van de wereld.
De VS bleven in 2024 de belangrijkste buitenlandse investeerder in de EU, goed voor 30 % van alle verwervingen (597 overeenkomsten) en 37 % van de greenfieldinvesteringen (626 projecten). Terwijl uit de Verenigde Staten afkomstige M&A-overeenkomsten in 2024 met 7 % toenamen ten opzichte van 2023, vertoonden de greenfieldinvesteringen in 2024 een tweede opeenvolgende jaarlijkse daling van 17 %.
Investeerders uit het Verenigd Koninkrijk waren goed voor 23 % (451 overeenkomsten) van alle verwervingen in 2024 en 24 % (412 transacties) van de greenfieldprojecten in de EU-27, waarmee zij op de tweede plaats stonden in de ranglijst van buitenlandse rechtsgebieden. In dit verband daalde zowel het aantal M&A-overeenkomsten als het aantal greenfieldprojecten in 2024 ten opzichte van 2023, met respectievelijk 8,9 % en 13 %. De OFC’s en Canada vertoonden tussen 2023 en 2024 een negatieve trend voor M&A-overeenkomsten, met respectievelijke dalingen van 8,9 % en 19 %. De rechtsgebieden met de grootste jaarlijkse toename van buitenlandse M&A-overeenkomsten in 2024 waren Singapore (85 %), gevolgd door Noorwegen (34 %). Ten slotte steeg het aantal M&A-overeenkomsten van oorsprong uit China en Hongkong in 2024 met 23 % op jaarbasis, na de jaarlijkse daling van 20 % in 2023.
Voor greenfieldinvesteringen daalde het aantal BDI uit de tien belangrijkste rechtsgebieden van oorsprong, met uitzondering van Canada, in 2024 ten opzichte van 2023, met jaarlijkse dalingen variërend van 46 % voor Noorwegen tot 2,5 % voor China en Hongkong.
3.Belangrijkste EU-bestemmingen voor buitenlandse verwervingen
Het aantal buitenlandse M&A-overeenkomsten in de EU was ongelijk verdeeld over de lidstaten van bestemming (figuur 3, links). De meeste landen ontvingen in 2024 meer overeenkomsten dan in 2023, met uitzondering van Denemarken, Frankrijk, Ierland en Spanje, die minder overeenkomsten ontvingen. Daarentegen volgde het aantal buitenlandse greenfieldinvesteringen in de EU (figuur 3, rechts) in 2024 een andere trend, waarbij slechts twee landen (Zweden en Finland) een stijging vertoonden ten opzichte van 2023.
Figuur 3 — Aantal verwervingen van deelnemingen* (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2023 en 2024 — Opgesplitst naar lidstaat van bestemming (top tien van ontvangende lidstaten in de EU-27)
|
|
|
Bron: Berekeningen van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 26 maart 2025 uit Orbis M&A en Orbis Crossborder Investment. RvdEU27 staat voor “de rest van de EU-27”.
Duitsland en Frankrijk waren in 2024 de belangrijkste bestemmingen voor buitenlandse M&A-transacties, goed voor respectievelijk 21 % (412 transacties) en 13 % (264 transacties) van het totale aantal transacties. Hun jaar-op-jaar trends in 2024 verschilden echter met een toename van het aantal transacties in Duitsland (17 %) en een daling in Frankrijk (1,1 %). Ondanks deze lichte daling heeft Frankrijk Spanje als ontvanger van BDI ingehaald en in 2024 de tweede plaats ingenomen. Spanje heeft in 2024 de derde plaats gehaald met een aandeel van 12 % (230 transacties). Naast Frankrijk en Spanje ontvingen twee andere lidstaten, Ierland (-26 %) en Denemarken (-9,1 %), in 2024 minder buitenlandse M&A-transacties dan in 2023. Ondertussen registreerde Polen in 2024 de sterkste stijging in M&A-activiteit (39 %), gevolgd door Nederland (30 %).
De twee grootste ontvangers van buitenlandse greenfieldinvesteringen in 2024 waren Spanje en Duitsland, die respectievelijk 24 % (412 transacties) en 12 % (212 transacties) van alle projecten ontvingen. Frankrijk volgde op de voet (11 %, 191 transacties). De daling van het aantal projecten op jaarbasis was met name merkbaar voor Ierland (36 %) en Polen (35 %), terwijl in twee lidstaten, Zweden (22 %) en Finland (140 %), het aantal ontvangen buitenlandse greenfieldprojecten op jaarbasis groeide.
4.Sectorspecifieke informatie
Bijna elke van de vijf belangrijkste sectoriële categorieën 4 vertoonde in 2024 een toename van het aantal buitenlandse M&A-transacties in vergelijking met 2023, met uitzondering van overeenkomsten inzake professionele, wetenschappelijke en technische activiteiten (PST) (figuur 4, links). Omgekeerd steeg het aantal buitenlandse greenfieldtransacties in 2024 slechts voor een van de vijf belangrijkste sectorcategorieën (accommodatie) (figuur 4, rechts).
Figuur 4 — Aantal deelnemingen (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2023 en 2024 — Opgesplitst naar NACE Rev. 2-sector (top vijf-categorieën)
|
|
|
Bron: Berekeningen van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 26 maart 2025 uit Orbis M&A en Orbis Crossborder Investment. PST staat voor “professionele, wetenschappelijke en technische activiteiten” (NACE Rev. 2, sectie M) en omvat faciliteiten voor onderzoek en ontwikkeling (O&O). ICT staat voor “informatie en communicatie” (NACE Rev. 2, sectie J). De be- en verwerkende industrie komt overeen met NACE Rev. 2, sectie C. Finance komt overeen met NACE Rev. 2, sectie K (financiële en verzekeringsactiviteiten). De detailhandel komt overeen met NACE Rev. 2, sectie G (groothandel en detailhandel). Accommodatie komt overeen met NACE Rev. 2, sectie I (diensten in verband met accommodatie en maaltijden).
In 2024 bleef de be- en verwerkende industrie de belangrijkste sector voor het afsluiten van transacties, met 27 % van de buitenlandse M&A (526 transacties). Informatie en communicatie (ICT) bleef op de tweede plaats met 24 % (467 transacties). Beide sectoren vertoonden een toename van de transactie-activiteit, waarbij de be- en verwerkende industrie in 2024 met 3,3 % steeg en ICT met 5,4 % ten opzichte van 2023. PST, waar de transacties met 14 % daalden ten opzichte van 2023, stonden op de derde plaats met 10 %, gevolgd door finance (8,1 %) en detailhandel (7,3 %).
Wat buitenlandse greenfieldinvesteringen betreft, waren detailhandelgerelateerde activiteiten goed voor bijna een derde (31 %) van de projecten in 2024 (523 transacties). PST was in 2024 met een aandeel van 15 % de op één na grootste sector. In 2024 werd de be- en verwerkende industrie, met een aandeel van 13 %, de op twee na grootste sector voor greenfieldinvesteringen, terwijl de ICT-sector, met een aandeel van 10 %, op de vierde plaats kwam. Greenfieldinvesteringen in de ICT-sector en de detailhandel vertoonden de grootste daling op jaarbasis — het aantal projecten daalde in 2024 met respectievelijk 27 % en 21 %. Accommodatie was de enige sector in de top vijf met een toename van het aantal projecten (1,2 %) in dezelfde periode.
5.Conclusies
De BDI-voorraden in de EU-27 zijn tussen 2015 en 2024 gestaag toegenomen, met een jaarlijks gemiddelde van 5 250 BDI. De afgelopen jaren is de instroom van BDI echter vertraagd, met jaarlijkse dalingen in 2023 (23 %) en 2024 (8,4 %). De daling van de instroom in 2024 was toe te schrijven aan een daling van de buitenlandse greenfieldinvesteringen (19 %), terwijl er sprake was van een M&A-herstel op jaarbasis (2,7 %).
In 2024 zijn de VS en het VK de grootste buitenlandse investeerders gebleken. De VS hebben het voortouw genomen met 30 % van het totale aantal M&A en 37 % van de greenfields, op de voet gevolgd door het Verenigd Koninkrijk met 23 % van de M&A en 24 % van de greenfields. Wat betreft de lidstaten die BDI ontvingen, was Duitsland de voorkeursbestemming voor M&A (21 %), terwijl Spanje de meeste greenfieldinvesteringen ontving (24 %). Wat ten slotte de sectorale distributie betreft, was de be- en verwerkende industrie de belangrijkste sector voor M&A-transacties (27 %), terwijl de detailhandel de greenfieldbeleggingsactiviteiten leidde (31%).
De jaarlijkse daling van greenfieldprojecten in 2024 had gevolgen voor bijna alle rechtsgebieden van herkomst, lidstaten van bestemming en sectoren. De over het geheel genomen gematigde jaarlijkse verbetering van de M&A-investeringen die in 2024 werd waargenomen, lijkt ongelijkmatiger te zijn verdeeld over rechtsgebieden van herkomst, bestemmingen en sectoren.
HOOFDSTUK 2 – ONTWIKKELINGEN IN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN IN 2024
1.De BDI-screeningverordening van de EU en de mechanismen voor BDI-screening van de EU-lidstaten
In 2024 is de Europese Commissie alle lidstaten blijven aanmoedigen om nationale screeningmechanismen voor BDI vast te stellen en uit te voeren om ervoor te zorgen dat de Commissie en alle lidstaten over de passende instrumenten beschikken om risico’s voor de veiligheid en de openbare orde in verband met BDI in kaart te brengen en aan te pakken.
De Commissie heeft ook de onderlinge afstemming van nationale mechanismen voor de screening van buitenlandse directe investeringen en screeningpraktijken aangemoedigd. De Commissie heeft de lidstaten geholpen met technische en beleidsrichtsnoeren, vergaderingen en informatie-uitwisseling, met name over beste praktijken. Er zijn echter nog steeds duidelijke verschillen tussen de nationale screeningmechanismen, met name betreffende: i) de vraag wat een formele screening van een BDI uitmaakt (die aanleiding geeft tot de melding van een BDI bij het samenwerkingsmechanisme), ii) de tijdschema’s van de nationale screeningprocedure, iii) de sectorale dekking van nationale screeningmechanismen, en iv) meldingsverplichtingen van de partijen bij de transactie bij de nationale autoriteiten. Het aanpakken van deze verschillen was een van de redenen voor het wetgevingsvoorstel van de Commissie van januari 2024 voor de herziening van het samenwerkingsmechanisme, dat momenteel door de Raad en het Europees Parlement wordt afgerond.
2.Overzicht van de BDI-screeningmechanismen en wetgevingsontwikkelingen van de lidstaten
De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de onzekerheid over geopolitieke ontwikkelingen hebben de noodzaak om kritieke (geavanceerde) technologieën en infrastructuur veilig te stellen, nog meer onder de aandacht gebracht. Bijgevolg hebben sommige lidstaten zonder screeningmechanismen verdere stappen ondernomen om nationale screeningmechanismen vast te stellen of bestaande screeningmechanismen te actualiseren en uit te breiden in reactie op de veranderende omstandigheden.
In 2024 hebben drie lidstaten activiteiten ontplooid met het oog op de vaststelling van een screeningmechanisme, hebben twee lidstaten hun onlangs aangenomen screeningmechanismen voor buitenlandse directe investeringen operationeel gemaakt en hebben tien lidstaten wijzigingen in hun bestaande screeningwetgeving ingevoerd.
Eind 2024 beschikten 24 EU-lidstaten over wetgeving voor de screening van BDI.
De onderstaande kaart geeft een overzicht van de bestaande wetgeving in de EU-lidstaten in 2024.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de wetgevingssituatie en de ontwikkelingen in alle lidstaten per 31 december 2024 5 .
|
Bestaand nationaal BDI-screeningmechanisme (geen wijzigingen in de wetgeving) |
België, Duitsland, Estland, Finland, Italië, Letland, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Spanje |
|
Wijziging van een bestaand mechanisme |
Denemarken, Frankrijk, Hongarije, Litouwen, Nederland, Polen, Roemenië, Slowakije, Tsjechië, Zweden |
|
Inwerkingtreding van een nieuw nationaal BDI-screeningmechanisme |
Bulgarije, Ierland |
|
Lopende overleg- of wetgevingsprocedure die naar verwachting tot de invoering van een nieuw mechanisme leidt |
Cyprus, Griekenland, Kroatië |
Inwerkingtreding van nieuwe BDI-screeningmechanismen
In Bulgarije is het in 2023 door het parlement voorgestelde nationale screeningmechanisme goedgekeurd op 22 februari 2024, werd dit afgekondigd op 8 maart 2024, en zal het op enig moment operationeel worden wanneer de nodige uitvoeringsverordeningen zijn vastgesteld 6 . In Ierland is de wet inzake de screening van transacties met derde landen, die in oktober 2023 is aangenomen, op 6 januari 2025 in werking getreden.
Lopende overleg- of wetgevingsprocedures die naar verwachting tot de invoering van een nieuw mechanisme leiden
Op 31 december 2024 had Cyprus nog geen nationaal BDI-screeningmechanisme opgezet. In maart 2024 is bij het Huis van Afgevaardigden een wetsontwerp ingediend. Na verschillende amendementen werd het wetsontwerp begin 2025 opnieuw voorgelegd aan het bureau voor juridische controle van de Republiek Cyprus. De tekst zal op een bepaald moment opnieuw ter goedkeuring aan het Huis van Afgevaardigden worden voorgelegd.
In Kroatië is in oktober 2023 een werkgroep opgericht om een wetgevingsvoorstel op te stellen om een BDI-screeningmechanisme in te stellen. Op 31 december 2024 was het ontwerpproces nog aan de gang.
In Griekenland heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken de opstelling van wetgeving voor de instelling van een nationaal screeningmechanisme voltooid.
Actualisering van bestaande BDI-screeningmechanismen
In Tsjechië zijn voorbereidende werkzaamheden gestart om zowel het algemene screeningmechanisme voor buitenlandse directe investeringen (Wet nr. 34/2021) als het sectorale screeningmechanisme in het kader van de energiewet (Wet nr. 458/2000) te wijzigen. Wijzigingen van het algemene BDI-screeningmechanisme hebben tot doel de screening van investeringen en het onderzoek naar buitenlandse subsidies te koppelen en nieuwe regels voor communicatie met bepaalde buitenlandse investeerders in te voeren.
Denemarken heeft zijn BDI-screeningmechanisme gewijzigd bij Wet nr. 674 van 11 juni 2024, waarbij de mogelijkheid werd ingevoerd om speciale financiële overeenkomsten met betrekking tot aanbestedingen voor offshore-windenergie of andere grote openbare energieprojecten eerder te screenen. Deze nieuwe bepalingen zijn op 1 juli 2024 in werking getreden.
In Frankrijk is de herziene lijst van O&O-activiteiten op het gebied van kritieke technologieën die onder het mechanisme voor de screening van investeringen vallen, in 2024 in werking getreden, na de vaststelling van een administratieve handeling op 28 december 2023. De herziene lijst bevat nu fotonica en een nieuwe beschrijving van schone energie.
In Hongarije konden met twee reeksen wijzigingen van de BDI-screeningwetgeving een aantal bepalingen van Richtlijn (EU) 2022/2555 betreffende cyberbeveiliging en Richtlijn (EU) 2022/2557 betreffende de veerkracht van kritieke entiteiten in nationaal recht worden omgezet.
Litouwen heeft twee lijsten bijgewerkt die relevant zijn voor BDI-screeningactiviteiten: i) de lijst van uitrusting en activa die belangrijk zijn voor de nationale veiligheid in juli en oktober 2024, en ii) de lijst van economische activiteiten die van strategisch belang worden geacht voor de nationale veiligheid op 13 november 2024. Het toepassingsgebied van subsectoren werd uitgebreid tot cryptovaluta en asset-referenced tokens.
Nederland heeft op 1 januari 2024 een uitvoeringsverordening inzake offshorewindenergie aangenomen. De verordening maakt het mogelijk deelnemers aan aanbestedingen voor offshore-windmolenparken te screenen en de zeggenschap over te dragen voordat een windmolenpark operationeel wordt.
In Polen is bij de verordening van de ministerraad van 18 december 2024 de lijst van beschermde entiteiten (ondernemingen die activa in kritieke infrastructuur bezitten of actief zijn in strategische sectoren) en de overeenkomstige autoriteiten die daarop toezicht houden, gewijzigd.
In Roemenië heeft de vaststelling van noodverordening nr. 152/2024 het begrip “investeerder uit de Europese Unie” verduidelijkt en nieuwe bepalingen inzake wettelijke termijnen ingevoerd. Daarnaast werd het secretariaat van de BDI-commissie rechtstreeks onder de voorzitter van de BDI-commissie geplaatst, in plaats van de voorzitter van de mededingingsautoriteit.
Zweden heeft de lijst van “essentiële diensten” die onder de BDI-screeningswet (2023:560) vallen, op 1 oktober 2024 uitgebreid tot nieuwe activiteiten. Het belangrijkste amendement is dat er een aantal beschermingswaardige activiteiten zijn toegevoegd met betrekking tot vitale maatschappelijke functies op het gebied van informatie en communicatie.
In Slowakije leidde de vaststelling van Wet nr. 367/2024 inzake kritieke infrastructuur en tot wijziging en aanvulling van bepaalde handelingen tot een beperkte wijziging met betrekking tot de toegang tot informatie over BDI-screeningactiviteiten.
Nadere details over de ontwikkelingen in de nationale screeningsmechanismen van de lidstaten zijn te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie. Een actuele lijst van nationale screeningmechanismen is beschikbaar op de website van de Europese Commissie 7 .
HOOFDSTUK 3 – ACTIVITEITEN VAN DE LIDSTATEN OP HET GEBIED VAN BDI-SCREENING
De BDI-screeningverordening biedt de lidstaten een kader waarbinnen zij de mogelijkheid hebben om BDI op hun grondgebied te beoordelen om redenen van veiligheid en openbare orde en om maatregelen te nemen teneinde specifieke risico’s aan te pakken. Het besluit over het al dan niet screenen van een bepaalde BDI blijft de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaat waar de investering plaatsvindt. Bij de verordening is ook een samenwerkingsmechanisme tussen de Commissie en de screeningautoriteiten van de lidstaten ingesteld om de risico’s van individuele BDI-transacties te beoordelen. Dit mechanisme maakt het mogelijk informatie uit te wisselen en stelt zowel de Commissie als andere lidstaten in staat mogelijke risico’s voor de veiligheid of de openbare orde in verband met een BDI te signaleren aan andere lidstaten of aan programma’s of projecten op EU-niveau. Dit maakt het mogelijk deze risico’s te beoordelen en te beperken. Hoewel het samenwerkingsmechanisme de lidstaat waar de investering plaatsvindt, helpt bij het beoordelen en beperken van risico’s voor de veiligheid of de openbare orde, bepaalt die lidstaat welke investeringen worden gescreend, welke worden goedgekeurd, aan welke voorwaarden worden gesteld en welke worden geblokkeerd.
Dit hoofdstuk bevat geaggregeerde informatie over de nationale screeningactiviteiten die zijn uitgevoerd in 2024 op basis van de jaarverslagen van de lidstaten aan de Commissie overeenkomstig artikel 5 van de verordening. Al met al behandelden lidstaten met nationale screeningmechanismen in totaal 3 136 verzoeken om toestemming en zaken die door de autoriteiten zelf werden ingeleid (ambtshalve zaken) 8 , een stijging ten opzicht van de 1 808 in 2023 en 1 444 in 2022. 41 % daarvan werd formeel gescreend, terwijl ongeveer 59 % werd geacht niet onder de regeling te vallen of niet formeel hoefde te worden gescreend (figuur 5) 9 .
Figuur 5 — Activiteiten van de lidstaten op het gebied van BDI-screening
Bron: rapportage door de lidstaten.
Van de BDI die in 2024 formeel zijn gescreend en waarvoor de lidstaten een besluit hebben gemeld, werd de overgrote meerderheid (86 %) zonder voorwaarden goedgekeurd (figuur 6). Dit betekent dat de investering is goedgekeurd zonder dat er aanvullende maatregelen van de investeerder nodig waren. In vergelijking met het voorgaande jaar hebben de lidstaten een iets hoger percentage formeel gescreende BDI zonder voorwaarden toegestaan (dit cijfer bedroeg 85 % in 2023).
Tegelijkertijd betrof 9 % van de besluiten een goedkeuring met voorwaarden of verzachtende maatregelen, wat iets lager is dan de 10 % in 2023. In deze gevallen hebben de nationale autoriteiten voor de screening van BDI bepaalde maatregelen, garanties en toezeggingen van de investeerders geëist alvorens een BDI goed te keuren.
De nationale autoriteiten hebben uiteindelijk middels een besluit investeringen geblokkeerd in ongeveer 1 % van alle zaken (evenveel als in voorgaande jaren). Ten slotte werd 4 % van de aanvragen door de partijen ingetrokken voordat een formeel besluit werd genomen.
Figuur 6 — Aangemelde besluiten over BDI-zaken
Bron: verslagen van de lidstaten aan de Commissie.
Conclusies over de screeningactiviteiten van de lidstaten
§Het percentage formeel gescreende BDI bedroeg 41 % van alle vergunningsaanvragen die door de investeerders/partijen bij de transactie bij de nationale autoriteiten voor BDI-screening werden ingediend of door de nationale autoriteiten op eigen initiatief werden onderzocht. Deze ontwikkeling wordt sterk aangedreven door Zweden, dat voor het verslagjaar een zeer groot aantal BDI-zaken meldde.
§De meeste gescreende BDI werden zonder voorwaarden toegestaan (86 %), wat iets hoger is dan in 2023 (85 %). Hieruit blijkt dat de screening van BDI in de EU-lidstaten niet heeft geleid tot een restrictiever investeringsklimaat, maar zorgt voor een groter bewustzijn onder de lidstaten en de Commissie van BDI die de risico’s voor de veiligheid of de openbare orde kunnen vergroten.
§Wat vergunningen met voorwaarden betreft, is het percentage gevallen waarin risicobeperkende maatregelen werden opgelegd (9 %) iets lager dan in 2023 (10 %).
§Het aandeel van de door de lidstaten geblokkeerde BDI bleef rond 1 %, wat overeenkomt met het gemiddelde van de afgelopen jaren.
§Over het algemeen laten deze cijfers een stabiele trend zien, wat bevestigt dat de EU open is gebleven voor buitenlandse investeringen en dat de lidstaten alleen BDI blokkeren die een zeer ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid of de openbare orde.
HOOFDSTUK 4 – EU-SAMENWERKINGSMECHANISME VOOR DE SCREENING VAN BDI
1.Kennisgevingen uit hoofde van de BDI-screeningverordening
1.1. overzicht van de activiteiten in 2024
In 2024 hebben 21 lidstaten in totaal 477 kennisgevingen overeenkomstig artikel 6 van de BDI-screeningverordening ingediend, tegenover 488 kennisgevingen door 18 lidstaten in 2023 10 . Vier lidstaten (Spanje, Oostenrijk, Italië, Frankrijk) waren verantwoordelijk voor 76 % van de kennisgevingen en zeven lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Italië, Litouwen, Nederland, Oostenrijk en Spanje) waren verantwoordelijk voor 84 % van die kennisgevingen 11 . De aangemelde transacties varieerden sterk, onder meer wat betreft het sectorale toepassingsgebied, de waarde van de transactie en de herkomst van de uiteindelijke beleggers, naast andere parameters.
Bron: rapportage door de lidstaten.
Bovenstaande kaart geeft het aantal BDI weer dat door de lidstaten aan andere lidstaten en de Commissie is gemeld in het kader van het EU-samenwerkingsmechanisme voor de screening van BDI. In 2024 hebben van de 21 lidstaten met een nationaal screeningmechanisme zeven lidstaten meer dan tien kennisgevingen ingediend, zes lidstaten zes à tien kennisgevingen en acht lidstaten minder dan vijf kennisgevingen.
In vergelijking met het voorgaande jaar is het aantal kennisgevingen in 2024 met 2 % gedaald, van 488 naar 477. Afgezien van deze kleine daling is het aantal kennisgevingen de afgelopen jaren voortdurend toegenomen. Er waren 414 kennisgevingen in 2021, 421 in 2022 en 488 in 2023, en het aantal lidstaten dat BDI heeft gemeld, steeg van 13 in 2021 tot 21 in 2024.
1.2Belangrijkste BDI-sectoren 12 die bij het samenwerkingsmechanisme zijn aangemeld
De vijf sectoren met het hoogste aantal transacties in 2023 waren de be- en verwerkende industrie 13 (25 % van alle transacties), ICT 14 (22 %), groot- en detailhandel 15 (14 %), financiële activiteiten 16 (10 %) en professionele activiteiten 17 (9 %). Dit is zeer vergelijkbaar met vorig jaar, toen dezelfde vijf sectoren de topplaatsen in dezelfde volgorde bezetten. Kennisgevingen met betrekking tot activiteiten van de be- en verwerkende industrie zijn nog belangrijker geworden dan in 2023, toen hun aandeel 23 % bedroeg. Ten slotte waren kennisgevingen met betrekking tot de sectoren energie en vervoer goed voor respectievelijk 6 % en 5 % van het totale aantal kennisgevingen in 2024, en waren andere sectoren 18 goed voor 9 %.
Figuur 7 — Sectorale uitsplitsing van alle kennisgevingen in 2024
Bron: kennisgevingen van de lidstaten.
1.3Totale waarde van de BDI die bij het samenwerkingsmechanisme zijn aangemeld
Wat de waarde van de transacties betreft, had 58 % van de aangemelde BDI een waarde 19 van minder dan 500 miljoen EUR, een stijging met 5 procentpunt ten opzichte van 53 % in 2023. Bij 30 % van de transacties ging het om een waarde van 500 miljoen EUR of meer (29 % in 2023).
Figuur 8 — Respectieve waarde per aangemelde BDI-transactie in 2024 20
Bron: kennisgevingen van de lidstaten.
1.4Procedures voor en snelheid van het afsluiten van BDI-zaken
Overeenkomstig de BDI-screeningverordening worden door de lidstaten aangemelde BDI-transacties in twee fasen door de Commissie beoordeeld. Alle aangemelde transacties worden onderworpen aan een voorlopige beoordeling (fase 1), waarna slechts een beperkt doorgaat naar fase 2.
Fase 2 impliceert een meer gedetailleerde beoordeling van gevallen die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde in meer dan één lidstaat, of die risico’s kunnen opleveren voor projecten of programma’s van EU-belang. Zaken in fase 2 kunnen worden afgesloten met een advies van de Commissie, zoals bepaald in de BDI-screeningverordening. Dergelijke adviezen blijven op grond van artikel 10 van de verordening echter vertrouwelijk. Het advies kan: i) meedelen dat de Commissie van oordeel is dat de BDI waarschijnlijk negatieve gevolgen zullen hebben voor de veiligheid of de openbare orde in meer dan één lidstaat of voor een project of programma van Uniebelang, ii) passende maatregelen ter overweging aanbevelen, of iii) relevante informatie delen over de BDI die worden gescreend om de beoordeling en het definitieve besluit van de kennisgevende lidstaat te onderbouwen.
In 2024 heeft de Commissie 92 % van de 477 zaken in fase 1 afgesloten, d.w.z. binnen 15 kalenderdagen na de kennisgeving door de screenende lidstaten (hetzelfde aandeel als in 2023). De overige 8 % van de transacties ging door naar fase 2, waarbij de kennisgevende lidstaat om aanvullende informatie werd verzocht 21 . In 2024 waren vijf lidstaten goed voor meer dan 66 % van de fase 2-zaken, wat neerkomt op een stijging ten opzichte van 2023, toen de vijf belangrijkste lidstaten die zaken aanmeldden die voor de Commissie tot fase 2 hebben geleid, goed waren voor 60 % van de fase 2-zaken. Net als in 2023 heeft de Commissie in minder dan 2 % van de aangemelde transacties een advies uitgebracht.
Figuur 9 — In fase 1 en fase 2 afgesloten zaken
Bron: kennisgevingen van de lidstaten.
Bij de opening van fase 2 verzoekt de Commissie de kennisgevende lidstaat om aanvullende informatie, die varieert naargelang van de transactie en de gedetailleerdheid van de informatie die bij de kennisgeving is verstrekt 22 . Deze informatie omvat vaak vragen over de intenties en het bedrijfsplan van de investeerder met betrekking tot de doelonderneming of de klanten van de doelonderneming in gevoelige sectoren. Deze informatie wordt gevraagd om beter te kunnen beoordelen hoe kritiek de doelonderneming is en om de potentiële dreigingen van de buitenlandse investeerder te beoordelen.
In 2024 namen de lidstaten onder meer deel aan het samenwerkingsmechanisme door in ongeveer 10 % van de gevallen vragen te stellen en opmerkingen te maken over BDI-transacties die in een andere lidstaat plaatsvonden. Het aandeel van de gevallen waarop de lidstaten opmerkingen hebben gemaakt, bedroeg ongeveer 3 %; aanzienlijk lager dan het aandeel van 6 % in 2023 23 . Het aandeel van lidstaten dat opmerkingen aan andere lidstaten doet toekomen, bleef ongewijzigd op ongeveer een derde 24 .
1.5Belangrijkste BDI-sectoren die onderworpen zijn aan een gedetailleerde risicobeoordeling van de Commissie met betrekking tot de veiligheid of de openbare orde
De belangrijkste sector voor fase 2-zaken was de be- en verwerkende industrie, die goed was voor 50 % van alle transacties – ruim boven het aandeel van 39 % in 2023 lag (figuur 10). De op een na grootste sector was ICT, goed voor bijna een vijfde van alle fase 2-zaken (tegenover 24 % in 2023). Fase 2-zaken met betrekking tot financiële activiteiten stonden op de derde plaats, met een aandeel van 8 %, ongewijzigd ten opzichte van vorig jaar.
Figuur 10 — Belangrijkste doelsectoren in fase 2 in 2024
Bron: kennisgevingen van de lidstaten.
Gezien het belang van de be- en verwerkende industrie geeft figuur 11 een overzicht van de factoren 25 die zijn gebruikt om het kritieke karakter van de transacties in de be- en verwerkende industrie met betrekking tot de veiligheid en de openbare orde te beoordelen. De meest gebruikte factor is het voorkomen van een buitenlandse investering in kritieke technologieën bij de transactie, wat in 2024 goed was voor 49 % van het totaal (tegenover 51 % in 2023). De op een na grootste factor, goed voor een aandeel van 26 % (34 % in 2023), hield verband met BDI in kritieke infrastructuur, gevolgd door de levering van kritieke inputs met 20 % (13 % in 2023). Tot slot was de toegang tot gevoelige informatie (met inbegrip van persoonsgegevens) goed voor 5 % van het totaal, een stijging van 3 procentpunt ten opzichte van 2 % in 2023.
Figuur 11 — Factoren die leiden tot fase 2-zaken in de be- en verwerkende industrie
Bron: kennisgevingen van de lidstaten
Uit een nadere beschouwing van kennisgevingen met betrekking tot kritieke technologieën die aan fase 2 worden onderworpen (figuur 12) blijkt dat defensiegerelateerde activiteiten goed waren voor 37 % van deze gevallen, een stijging van 11 procentpunt ten opzichte van 26 % in 2023, gevolgd door halfgeleiders met 21 % en lucht- en ruimtevaart met 16 %. Deze laatste twee technologieën zijn van plaats gewisseld in de ranglijst in vergelijking met 2023, toen halfgeleiders goed waren voor 17 % en lucht- en ruimtevaart voor 22 %. De andere kritieke technologieën, waaronder artificiële intelligentie en robotica, vertegenwoordigden 26 % van het totaal.
Figuur 12 — Soorten kritieke technologieën in fase 2-zaken
Bron: kennisgevingen van de lidstaten
1.6Oorsprong van bij het samenwerkingsmechanisme aangemelde uiteindelijke investeerders in BDI
Van de 477 zaken waarvan in 2024 kennis is gegeven, waren de zes belangrijkste rechtsgebieden van oorsprong de VS, het VK, China (met inbegrip van Hongkong), Japan, Canada en de Verenigde Arabische Emiraten. Ten opzichte van 2023 is het aandeel BDI van Amerikaanse investeerders die bij het samenwerkingsmechanisme zijn aangemeld aanzienlijk gestegen, met zeven procentpunt, van 33 % in 2023 tot 40 % van alle transacties in 2024. Het aandeel van de beleggers uit het Verenigd Koninkrijk daalde daarentegen marginaal van 12 % in 2023 tot 11 % in 2024. Een andere belangrijke ontwikkeling was de toename van transacties vanuit China, waarvan het aandeel met 50 % steeg van 6 % in 2023 tot 9 % in 2024. BDI uit Japan stonden in 2024 op de vierde plaats wat betreft het totale aantal transacties, met een aandeel van 4 % (ongewijzigd ten opzichte van 2023). Tot slot hadden BDI van investeerders uit Canada en de Verenigde Arabische Emiraten elk een aandeel van 3 % (een daling ten opzichte van respectievelijk 5 % en 6 % in 2023).
Van de aangemelde gevallen was 30 % 26 afkomstig uit andere rechtsgebieden dan de top zes, terwijl dit aandeel in 2023 nog 33 % bedroeg. Dit is een lichte toename van de concentratie van investeringen uit de belangrijkste landen van herkomst. In 2023 waren de zes grootste investeerders goed voor 66 % van de aangemelde zaken, tegenover 70 % in 2024.
Figuur 13 — Landen van herkomst van uiteindelijke investeerders in 2024
Bron: kennisgevingen van de lidstaten.
1.7Kennisgevingen met meerdere rechtsgebieden aan het samenwerkingsmechanisme en de belangrijkste sector ervan
Van alle in 2024 aangemelde gevallen had 19 % van de kennisgevingen betrekking op transacties die in twee of meer lidstaten werden gescreend (tegenover 29 % in het eerste jaarverslag, 28 % in het tweede, 20 % in het derde en 36 % in het vierde) 27 . De belangrijkste sectoren waarop dergelijke kennisgevingen betrekking hadden, waren: i) be- en verwerkende industrie met een aandeel van 26 % (23 % in 2023), ii) ICT met een aandeel van 20 % (21 % in 2023), iii) groothandel en detailhandel met een aandeel van 14 % (19 % in 2023), iv) professionele activiteiten met een aandeel van 7 % (13 % in 2023), en v) energie met een aandeel van 6 % (5 % in 2023) (tabel 1). Bouwnijverheid en gezondheidszorg waren goed voor 6 % van de transacties met meerdere jurisdicties. Tot slot waren andere sectoren, waaronder vervoer en water, goed voor 7 % van het totale aantal zaken met meerdere rechtsgebieden.
Tabel 1 — Belangrijkste sectoren van BDI met meerdere rechtsgebieden
|
Be- en verwerkende industrie |
26 % |
|
ICT |
20 % |
|
Groot- en detailhandel |
14 % |
|
Financiële activiteiten |
10 % |
|
Professionele activiteiten |
7 % |
|
Bouwnijverheid |
6 % |
|
Energie |
6 % |
|
Gezondheidszorg |
6 % |
|
Andere |
7 % |
Bron: kennisgevingen van de lidstaten
1.8Niet-aangemelde zaken
De BDI-screeningverordening biedt de lidstaten en de Commissie de mogelijkheid informatie uit te wisselen over BDI die niet bij het samenwerkingsmechanisme zijn aangemeld en indien de andere lidstaten of de Commissie risico’s voor de veiligheid of de openbare orde vaststellen, kunnen opmerkingen of een advies worden verstrekt. In 2024 maakte de Commissie beperkt gebruik van deze procedure om te informeren naar transacties die niet aan screening werden onderworpen.
Conclusies over het EU-samenwerkingsmechanisme voor de screening van BDI
§In de eerste plaats bleef de screening van BDI een onmisbaar instrument dat bijdraagt tot de collectieve veiligheid van de EU tegen investeringen uit derde landen die risico’s voor de veiligheid of de openbare orde kunnen vormen.
§Ten tweede blijft het EU-samenwerkingsmechanisme voor de screening van BDI zeer relevant. Dit komt tot uiting in het aantal kennisgevingen, dat ongeveer op hetzelfde niveau bleef als in 2023 (477 kennisgevingen in 2024 tegenover 488 in 2023). Tegelijkertijd was 84 % van alle kennisgevingen afkomstig uit zeven lidstaten: Duitsland, Frankrijk, Italië, Litouwen, Nederland, Oostenrijk en Spanje. Hoewel 24 lidstaten nu over operationele screeningmechanismen beschikken, werden door 21 van hen transacties aangemeld (tegenover 13 in 2021). De opwaartse trend weerspiegelt de toenemende vertrouwdheid met het samenwerkingsmechanisme. Daarnaast hadden de lidstaten de gelegenheid om op technisch niveau besprekingen te voeren tijdens vergaderingen van de deskundigengroep over de screening van BDI en op de jaarlijkse “Screeners’ Academy”, die in 2024 werd georganiseerd door de Roemeense autoriteit voor de screening van BDI.
§Ten derde blijft het samenwerkingsmechanisme van de EU, tegen de achtergrond van de sterke inzet van de Unie voor een open investeringsklimaat, een beperkt en gericht instrument vormen voor uitzonderlijke gevallen waarin een BDI waarschijnlijk negatieve gevolgen zal hebben voor de veiligheid of de openbare orde in de Unie. Van de 477 zaken die in 2024 werden aangemeld, is de overgrote meerderheid (92 %) in fase 1 afgesloten (d.w.z. binnen 15 kalenderdagen na de kennisgeving door de screenende lidstaten), terwijl slechts 8 % aan een gedetailleerde veiligheidsrisicobeoordeling door de Commissie werd onderworpen. Ten opzichte van 2023 is dit aandeel ongewijzigd gebleven. Net als in 2023 heeft de Commissie in 2024 in minder dan 2 % van de gevallen adviezen uitgebracht.
§Ten vierde is de leidende rol van de be- en verwerkende industrie in fase 2-zaken zelfs nog verstevigd, van 39 % in 2023 tot 50 % in 2024. Als we van naderbij kijken naar de bepalende factoren die ten grondslag liggen aan de behoefte aan diepgaande veiligheidsrisicobeoordelingen van fase 2, blijkt dat de relevantie van de factor “kritieke technologieën” in 49 % van de gevallen (tegenover 51 % in 2023) aanleiding gaf tot verdere beoordeling. Uit de kennisgevingen met betrekking tot kritieke technologieën die onder fase 2 vallen, blijkt dat defensiegerelateerde activiteiten belangrijker zijn geworden. Zij zijn namelijk goed voor 37 % van het totaal, tegenover 26 % in 2023. Bovendien hebben halfgeleiders (21 %) ten opzichte van 2023 de tweede plaats overgenomen van de lucht- en ruimtevaartsector (16 %).
§Tot slot waren de meeste investeerders nog steeds afkomstig uit dezelfde top twee jurisdicties van herkomst: de VS en het VK waren samen goed voor 51 % van alle investeringen die bij het samenwerkingsmechanisme van de EU zijn aangemeld. Het aandeel van Amerikaanse investeerders steeg echter aanzienlijk, van 33 % in 2023 tot 40 % in 2024. Het aandeel van de Britse beleggers daalde daarentegen licht van 12 % in 2023 tot 11 % in 2024. Een andere opmerkelijke ontwikkeling betreft investeerders uit China (samen met Hongkong), waarvan het aandeel met 50 % is gestegen van 6 % in 2023 tot 9 % in 2024. Ondertussen waren investeerders uit Canada en de Verenigde Arabische Emiraten goed voor een kleiner aandeel in de totale transacties, met elk 3 %, een daling ten opzichte van respectievelijk 5 % en 6 % in 2023.
2.Recente vooruitgang in BDI-screening en vooruitzichten: voorgestelde herziening van de BDI-screeningverordening
Als onderdeel van de Europese strategie voor economische veiligheid 28 heeft de Europese Commissie op 24 januari 2024 een wetgevingsvoorstel ingediend om de BDI-screeningverordening te herzien 29 . Het voorstel bouwt voort op de ervaring die is opgedaan met meer dan 1 200 BDI-zaken, een OESO-studie, een diepgaande evaluatie door de Commissie en een speciaal verslag van de Europese Rekenkamer.
Het voorstel heeft tot doel de belangrijkste tekortkomingen van het huidige kader aan te pakken, waaronder het ontbreken van screeningmechanismen in alle lidstaten, versnippering van de regelgeving en het ontbreken van een gestandaardiseerde aanpak van de transacties die alle lidstaten moeten screenen. Het doel is daarbij om:
§ervoor te zorgen dat alle lidstaten screeningmechanismen invoeren;
§een gemeenschappelijk minimumtoepassingsgebied en een minimale harmonisatie van nationale mechanismen in te voeren;
§in de EU gevestigde investeerders die uiteindelijk onder zeggenschap staan van entiteiten van buiten de EU, binnen het toepassingsgebied van de screening te brengen;
§de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie te versterken en vooruitgang te maken op het gebied van de verantwoordingsplicht.
3.Evaluatie van uitgaande investeringen — vaststelling van Aanbeveling (EU) 2025/63 van de Commissie
Op 15 januari 2025 heeft de Commissie een aanbeveling aangenomen over de evaluatie van uitgaande investeringen vanuit de EU. Het initiatief heeft tot doel de economische veiligheid van de EU te versterken, toekomstige beleidskeuzes te sturen en voort te bouwen op het open investeringsklimaat van de EU.
De aanbeveling is van toepassing op drie technologiegebieden van strategisch belang die geacht worden een hoog niveau van potentiële risico’s te vormen (halfgeleiders, artificiële intelligentie en kwantumtechnologieën) en roept de lidstaten op risico’s voor de economische veiligheid te beoordelen die mogelijk voortvloeien uit uitgaande investeringstransacties vanuit de EU. Meer in het bijzonder moeten de lidstaten:
§Eerdere en lopende uitgaande investeringen van ondernemingen in de drie technologiegebieden die op hun respectieve grondgebied zijn gevestigd, evalueren.
§Informatie verzamelen en samen met de Commissie mogelijke risico’s en veiligheidsproblemen met betrekking tot uitgaande investeringen beoordelen en passende beleidsreacties overwegen aan het einde van de voorgestelde evaluatieperiode van 15 maanden. Deze risico’s kunnen het gevolg zijn van het weglekken van technologie of knowhow als onderdeel van een uitgaande investering, waardoor de technologie kan worden gebruikt voor militaire of inlichtingendoeleinden tegen de EU of haar lidstaten of om de internationale vrede en veiligheid te ondermijnen.
§Overleg plegen en samenwerken met relevante belanghebbenden, waaronder het bedrijfsleven, de academische wereld en het maatschappelijk middenveld, om een volledig beeld te krijgen van het investeringsklimaat en potentiële veiligheidsrisico’s.
De aanbeveling is gebaseerd op besprekingen met de lidstaten in de deskundigengroep inzake uitgaande investeringen van de Commissie, die in juli 2023 is opgericht, en op de openbare raadpleging die is gehouden naar aanleiding van het in januari 2024 gepubliceerde witboek over uitgaande investeringen.
Follow-up en volgende stappen:
De lidstaten moesten uiterlijk op 15 maart 2025 een centraal contactpunt aanwijzen. Op het moment dat dit verslag werd opgesteld, hadden 25 lidstaten de Commissie in kennis gesteld van de autoriteiten die zijn aangeduid voor de evaluatie van uitgaande investeringen.
De lidstaten wordt ook verzocht het volgende te verstrekken: i) uiterlijk op 15 juli 2025 een voortgangsverslag en ii) uiterlijk op 30 juni 2026 een uitgebreid verslag over de uitvoering van deze aanbeveling en eventuele vastgestelde risico’s.
Transacties met buitenlandse directe investeringen kunnen worden uitgesplitst in greenfields en M&A. Internationale greenfieldinvesteringen bestaan doorgaans uit het oprichten van een nieuwe onderneming of het opzetten van structuren in het buitenland, terwijl het bij een internationale M&A gaat om de eigendomsoverdracht van bestaande activa in verband met een economische activiteit aan een eigenaar in het buitenland. Dergelijke overeenkomsten zijn inbegrepen indien zij betrekking hebben op de verwerving van deelnemingen van meer dan 10 % van het kapitaal van een bedrijf uit de EU-27.
De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne ging in februari 2025 zijn vierde jaar in. Bijkomende geopolitieke spanningen, zoals de verbreding en verdieping van het conflict in het Midden-Oosten of de dreiging van escalerende spanningen op het gebied van de wereldhandel, vormden ook een bron van risico’s in 2024.
De belangrijkste offshore financiële centra volgens aantal transacties in 2024 zijn (in alfabetische volgorde): Bermuda, de Britse Maagdeneilanden, de Kaaimaneilanden, Liechtenstein en Monaco. Zie voor de volledige lijst van offshore financiële centra bv. het werkdocument van de diensten van de Commissie — Follow-up van de mededeling van de Commissie “Buitenlandse directe investeringen verwelkomen, maar vitale belangen beschermen” — SWD(2019) 108 final van 13 maart 2019.
De gebruikte categorieën verwijzen naar de hoofdstructuur van NACE Rev. 2, zie: https://ec.europa.eu/eurostat/web/nace-rev2 .
Zie voor meer informatie het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.
Op 16 juni 2025 zijn de relevante uitvoeringsverordeningen voor het Bulgaarse screeningmechanisme nog niet vastgesteld.
De lijst van door de lidstaten aangemelde screeningmechanismen (de dato 8 januari 2025) is beschikbaar op:
https://circabc.europa.eu/rest/download/7e72cdb4-65d4-4eb1-910b-bed119c45d47 .
De lidstaten hebben verschillende screeningprocedures die verschillen in reikwijdte, processtappen, subsidiabiliteitscontroles vooraf of achteraf, tijdschema’s voor screening enz., die allemaal aan bod komen in de verslaglegging. Zo verklaren sommige lidstaten reeds voordat een formele screeningprocedure werd uitgevoerd dat investeringen niet onder de regeling vallen, terwijl andere de investeringen eerst formeel screenen en pas daarna verklaren dat zij erbuiten vallen. Daarom zijn de in dit hoofdstuk gerapporteerde grafieken en cijfers bedoeld om het gemiddelde gedrag van de screeningactiviteiten van de lidstaten voor het verslagjaar weer te geven en zijn ze gebaseerd op de door de lidstaten gerapporteerde gegevens.
De gerapporteerde gegevens worden sterk beïnvloed door de melding door Zweden van een zeer groot aantal gevallen in het eerste volledige werkingsjaar van zijn BDI-screeningmechanisme, dat veruit het jaarlijkse aantal door andere lidstaten gemelde gevallen overstijgt. Als Zweden van de berekening zou worden uitgesloten, zou het aandeel formeel gescreende zaken 67 % bedragen en zou het percentage gevallen waarvoor geen formele screening vereist is, 33 % bedragen.
Zie https://ec.europa.eu/transparency/documents-register/detail?ref=COM(2024)464&lang=nl .
In 2023 bedroeg dit aandeel respectievelijk 69 % en 85 %.
Volgens de mainstream-aanpak werd de primaire sector van activiteit geselecteerd als belangrijkste indicator. Dit stemt ook overeen met de informatie in alle sectorale grafieken in het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit jaarverslag.
Be- en verwerkende industrie omvat activiteiten van bedrijven die betrokken zijn bij de omzetting van materialen in nieuwe producten (bijvoorbeeld de vervaardiging van elektrische apparatuur en motoren, industriële machines en uitrusting, wapens en munitie, en farmaceutische producten).
ICT staat voor informatie- en communicatietechnologieën. Het omvat activiteiten van bedrijven die essentiële infrastructuur en instrumenten aanbieden voor het creëren, delen en verspreiden van kennis (bijvoorbeeld computerprogrammering, publicatie van software, gegevensverwerking en -hosting, draadloze telecommunicatie).
Groot- en detailhandel omvat groot- en detailhandelsactiviteiten in verband met geneesmiddelen, chemische producten, elektronische en telecommunicatieapparatuur en benodigdheden, computers, randapparatuur en software voor computers, metalen en metaalertsen.
Financiële activiteiten omvatten activiteiten van holdings, fondsen of soortgelijke actoren in de financiële sector die gericht zijn op het verwerven van een specifiek (eigen) belang of zeggenschap in een doelonderneming (bijvoorbeeld fondsbeheeractiviteiten, activiteiten van holdings, financiële diensten en verzekeringsactiviteiten).
Professionele activiteiten omvatten activiteiten van advocaten- en accountantskantoren, alsmede consultancy- en ingenieursactiviteiten (bijvoorbeeld activiteiten van hoofdkantoren, marktonderzoek en opiniepeilingen, consultancy en onderzoek en experimentele ontwikkeling op het gebied van biotechnologie).
De categorie “overige” omvat alle andere sectoren met minder dan 5 %, met name bouwnijverheid, gezondheidszorg en administratieve activiteiten.
De waarde, indien beschikbaar, heeft betrekking op de totale waarde van de transactie waarvan de aangemelde transactie deel uitmaakte.
“Niet beschikbaar/niet openbaar gemaakt” omvat blanco’s, niet beschikbaar/niet openbaar gemaakt en niet van toepassing (bijvoorbeeld omdat een transactie gepaard ging met een herstructurering of omdat er geen investering werd gedaan).
In dergelijke gevallen is de termijn voor het indienen van opmerkingen of het uitbrengen van een advies 20 kalenderdagen na ontvangst van de gevraagde informatie van de kennisgevende lidstaat.
Het kennisgevingsformulier: een verzoek om informatie van een investeerder met het oog op kennisgevingen overeenkomstig artikel 6 van de verordening dient om een zekere mate van uniformiteit en een minimumniveau van informatie over de transactie, de investeerder en de doelonderneming te waarborgen dat in de kennisgeving uit hoofde van de verordening wordt verstrekt. Het formulier is te vinden op https://policy.trade.ec.europa.eu/enforcement-and-protection/investment-screening_nl.
Verschillende landen kunnen opmerkingen maken over dezelfde transactie.
In de meeste gevallen waarin de lidstaten vragen hadden gesteld, heeft het door hen ontvangen antwoord de mogelijke bezwaren weggenomen, zodat er geen opmerkingen werden gemaakt.
Deze factoren zijn opgenomen in artikel 4 van de BDI-screeningverordening. Voor één transactie kunnen verschillende factoren worden gebruikt om het kritieke karakter van een bepaalde BDI voor de veiligheid en de openbare orde te beoordelen.
Tot de landen/rechtsgebieden met een niet-verwaarloosbaar aandeel behoren Jersey, India, Singapore en Zwitserland, met elk een aandeel van 2 %. BDI uit Rusland vertegenwoordigden een aandeel van 1 % van de totale investeringen die in 2024 bij het samenwerkingsmechanisme zijn aangemeld.
“BDI-transacties met meerdere rechtsgebieden” zijn in dit verband BDI-transacties waarbij de doelonderneming een groep ondernemingen is die aanwezig is in meer dan één lidstaat (en mogelijk ook derde landen), bv. via dochterondernemingen in meer dan één lidstaat. Dergelijke transacties kunnen door meer dan één lidstaat worden gemeld indien de transactie binnen het toepassingsgebied van hun screeningmechanisme valt en zij de formele screening ervan initiëren.
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:52023JC0020 .