Straatsburg, 6.2.2024

COM(2024) 60 final

2024/0035(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (herschikking)

{SEC(2024) 57 final} - {SWD(2024) 32 final} - {SWD(2024) 33 final} - {SWD(2024) 34 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In juli 2020 presenteerde de Commissie een EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (hierna “de strategie” genoemd). Deze strategie omvat acht initiatieven die gericht zijn op de volledige uitvoering en, waar nodig, de verdere ontwikkeling van het rechtskader ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen. Tegelijkertijd werd ernaar gestreefd de rechtshandhavingsrespons te versterken en de inspanningen van de verschillende belanghebbenden op het gebied van preventie en onderzoek, en inzake bijstand aan slachtoffers en overlevers te katalyseren.

In de strategie werd met name erkend dat, gelet op de maatschappelijke en technologische veranderingen in het afgelopen decennium, moet worden nagegaan of het huidige strafrechtelijk kader van de EU, namelijk Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (hierna “de richtlijn” genoemd) geschikt is voor het beoogde doel. De richtlijn is aangenomen om minimumnormen vast te stellen ter preventie en bestrijding van deze bijzonder ernstige vormen van criminaliteit, die gericht zijn tegen kinderen, zijnde slachtoffers die recht hebben op bijzondere bescherming en zorg. De richtlijn bevat minimumvoorschriften voor de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van seksuele uitbuiting van kinderen, alsook minimumnormen voor doeltreffend onderzoek en doeltreffende vervolging, bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers, en preventie van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen.

In 2022 heeft de Commissie de uitvoering van de richtlijn geëvalueerd, waarbij er mogelijke lacunes in de wetgeving, beste praktijken en prioritaire acties op EU-niveau in kaart werden gebracht. Uit de studie bleek dat de tekst vatbaar is voor verbetering: er werd gewezen op de dubbelzinnigheid van bepaalde definities in de richtlijn en op problemen in verband met het onderzoek naar en de vervolging van daders. In de studie werd de alarmbel geluid over de exponentiële groei van het online delen van materiaal van seksueel misbruik van kinderen en over de toegenomen mogelijkheden voor daders om, met name online, hun identiteit (en hun illegale activiteiten) te verbergen, waardoor ze ontsnappen aan onderzoek en vervolging. In de studie werd geconcludeerd dat zowel de verhoogde aanwezigheid van kinderen op het internet als de meest recente technologische ontwikkelingen problemen met zich meebrengen voor de rechtshandhaving en zorgen voor nieuwe mogelijkheden voor misbruik die niet volledig door de huidige richtlijn worden gedekt.

Voorts werd geconcludeerd dat de verschillende rechtskaders in de lidstaten met betrekking tot onderzoek en vervolging geen doeltreffende bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de hele EU mogelijk maken, met name vanwege de ontoereikende strafbaarstelling van misdrijven in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen die worden gepleegd door het gebruik van nieuwe en opkomende technologieën. Tot slot werd benadrukt dat de inspanningen van de lidstaten om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en slachtoffers bij te staan, nog steeds een beperkt karakter hebben en onvoldoende worden gecoördineerd en dat de doeltreffendheid ervan onduidelijk is. Om de gebrekkige uitvoering aan te pakken, heeft de Commissie handhavingsmaatregelen genomen en, waar nodig, inbreukprocedures ingeleid. Tegelijkertijd bleek uit de evaluatie duidelijk dat er op EU-niveau nood is aan een nieuw wetgevingskader.

Tegen deze achtergrond is een gerichte herziening van de richtlijn noodzakelijk teneinde:

·ervoor te zorgen dat alle vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van die welke worden mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt door technologische ontwikkelingen, strafbaar worden gesteld;

·ervoor te zorgen dat de nationale regels inzake onderzoek en vervolging een doeltreffende bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen mogelijk maken door rekening te houden met recente technologische ontwikkelingen;

·de preventie en slachtofferhulp te verbeteren, en

·te zorgen voor een betere coördinatie bij de preventie en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen in de lidstaten en, op nationaal niveau, tussen alle betrokken partijen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel houdt een ontwikkeling in van de bestaande bepalingen van de richtlijn en wordt gepresenteerd in het kader van de EU-strategie van 2020 voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.

Het voorstel vormt een aanvulling op andere EU-initiatieven waarmee, direct of indirect, aspecten van de uitdagingen in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen worden aangepakt. Deze initiatieven omvatten:

Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten;

Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan;

Verordening (EU) 2021/1232 betreffende een tijdelijke afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG ten aanzien van het gebruik van technologieën door aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten voor de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens ten behoeve van de bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen, en het onlangs aangenomen voorstel voor een beperkte verlenging in de tijd van de tijdelijke afwijking 1 , en

het voorstel voor een verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.

Krachtens het laatstbedoelde voorstel zouden aanbieders van onlinediensten de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen om kinderen die hun diensten gebruiken te beschermen tegen online seksueel misbruik. De voorgestelde verordening is, wat de definitie van strafbare feiten betreft, gebaseerd op de richtlijn, aangezien ze betrekking heeft op materiaal van seksueel misbruik van kinderen en het benaderen van kinderen. De richtlijn vormt de strafrechtelijke basis voor de voorgestelde verordening.

De twee instrumenten zouden elkaar versterken en samen een alomvattender aanpak mogelijk maken van offline en online seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen. Met name het op grond van de voorgestelde verordening op te richten EU-centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, zou in het kader van het onderhavige voorstel ook een belangrijke rol moeten spelen bij de ondersteuning van de acties van de lidstaten op het gebied van preventie en slachtofferhulp. Het EU-centrum zou de rechtshandhavingsinstanties en de gerechtelijke autoriteiten moeten helpen betere verslagen op te stellen, zonder evenwel afbreuk te doen aan de huidige verdeling van verantwoordelijkheden tussen Europol, Eurojust en de nationale rechtshandhavingsinstanties en gerechtelijke autoriteiten.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met het daaraan gerelateerde beleid van de Unie, zoals blijkt uit het onderstaande.

Het vormt een aanvulling op het EU-rechtskader voor digitale diensten, met name de onlangs aangenomen digitaledienstenverordening 2 , die betrekking heeft op de verantwoordelijkheid van aanbieders van onlinediensten voor illegale inhoud die op hun diensten worden verspreid. Dit voorstel zorgt ervoor dat de definitie van een specifiek soort illegale inhoud, namelijk online seksueel misbruik van kinderen, wordt geactualiseerd en geschikt is om doeltreffend op te treden in de digitale wereld van vandaag en morgen, waarbij de nadruk ook wordt gelegd op bewustmaking en onderwijs. Op die manier is het voorstel ook volledig complementair aan de EUstrategie voor een beter internet voor kinderen (BIK+).

Het voorstel is in overeenstemming met en vormt een aanvulling op het voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Dat voorstel heeft tot doel minimumnormen vast te stellen met betrekking tot: de definitie van strafbare feiten en sancties betreffende geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld in de hele EU; de bescherming van slachtoffers van deze misdrijven en de toegang tot de rechter; slachtofferhulp en preventie, en de coördinatie en samenwerking tussen alle relevante belanghebbenden.

Het voorstel is in overeenstemming met het voorstel voor de herziening van de richtlijn slachtofferrechten, dat voorziet in gerichte wijzigingen die ervoor moeten zorgen dat slachtoffers zich in de EU ten volle op hun rechten kunnen beroepen.

Het voorstel strookt, vooral wat de bewustmakings- en onderwijscomponenten ervan betreft, met de EU-strategie voor jongeren 2019-2027, waarin wordt erkend dat jongeren in de EU met specifieke uitdagingen worden geconfronteerd en dat hun empowerment, onder meer via onderwijs, van cruciaal belang is om hen te helpen deze uitdagingen met succes het hoofd te bieden.

Het voorstel is ook in overeenstemming met de alomvattende EU-strategie voor de rechten van het kind, waarvan de aanneming in 2021 een overkoepelend EUbeleidskader voor kinderrechten en kinderbescherming tot stand heeft gebracht. De Commissie is voornemens het voorstel aan te vullen met een aanbeveling over geïntegreerde kinderbeschermingssystemen.

Het voorstel is ook in overeenstemming met de Europese kindergarantie, die tot doel heeft sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden door kinderen in nood (met inbegrip van kinderen in precaire en gewelddadige gezinssituaties waarbij er sprake is van misbruik) effectieve toegang te garanderen tot een aantal belangrijke diensten, zoals onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.

Het voorstel is in overeenstemming met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, volgens hetwelk er geen economische activiteiten worden ondersteund of uitgevoerd die ernstig afbreuk doen aan, voor zover relevant, milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 3 , aangezien de richtlijn geen negatieve gevolgen heeft voor deze doelstellingen. Het is ook in overeenstemming met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit die is vastgesteld in de Europese klimaatwet 4 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel betreft een herschikking van Richtlijn 2011/93/EU. Het voorstel is derhalve gebaseerd op artikel 82, lid 2, en artikel 83, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die de rechtsgrondslagen van Richtlijn 2011/93/EU vormen. Krachtens deze twee rechtsgrondslagen kunnen het Europees Parlement en de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen die nodig zijn ter bevordering van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie, en minimumvoorschriften betreffende de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van seksuele uitbuiting van kinderen.

·Variabele geometrie

Wat de variabele geometrie betreft, volgt dit voorstel een soortgelijke aanpak als de huidige richtlijn.

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan Ierland te kennen geven dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit voorstel en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.

·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het grensoverschrijdende karakter van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, dat de vaststelling van de richtlijn rechtvaardigde, is de afgelopen tien jaar nog prominenter geworden, met een toenemend gebruik van onlinetechnologieën, die het plegen van dergelijke strafbare feiten mogelijk maken en vergemakkelijken en de gevolgen ervan vergroten. Om te zorgen voor doeltreffende vervolging van daders en bescherming van slachtoffers overal in de EU, wordt met dit voorstel beoogd gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen voor de definitie van strafbare feiten en de strafniveaus - een doelstelling die door de lidstaten afzonderlijk niet kan worden verwezenlijkt en alleen door optreden op EU-niveau kan worden bereikt. Bovendien zouden de lidstaten, gezien de steeds belangrijkere onlinedimensie van deze misdrijven, zonder gemeenschappelijke regels niet in staat zijn om op doeltreffende wijze: i) het plegen van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik van kinderen op hun grondgebied te voorkomen; ii) misdrijven in verband met seksueel misbruik van kinderen met een grensoverschrijdende dimensie te onderzoeken en te vervolgen, en iii) slachtoffers te identificeren en hen passende bijstand te verlenen. Het voorstel is derhalve volledig in overeenstemming met het in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

De wijzigingen van de richtlijn in het kader van dit voorstel zijn beperkt en gericht, en hebben tot doel een doeltreffende aanpak van de belangrijkste tekortkomingen die bij de uitvoering en evaluatie van de richtlijn aan het licht zijn gekomen, aan te pakken. Volgens de effectbeoordeling blijven de voorgestelde wijzigingen beperkt tot de problemen die de lidstaten zelf niet op bevredigende wijze het hoofd kunnen bieden. Met name moeten de definities van strafbare feiten op EU-niveau worden aangepast om de doelstelling van het bestrijden van grensoverschrijdend seksueel misbruik en grensoverschrijdende seksuele uitbuiting van kinderen te verwezenlijken. De wijzigingen met betrekking tot preventie, slachtofferhulp, onderzoek en vervolging bieden een antwoord op specifieke lacunes en uitdagingen die de afgelopen tien jaar bij het toezicht op de uitvoering van Richtlijn 2011/93/EU aan het licht zijn gekomen. De extra administratieve lasten die uit deze actualisering kunnen voortvloeien, worden evenredig geacht in het licht van de langetermijnvoordelen, waaronder kostenbesparingen, die voor slachtoffers en de samenleving in het algemeen verband houden met de preventie en vroegtijdige opsporing van dit soort strafbare feiten. Bovendien zouden dergelijke administratieve lasten dankzij de ondersteuning die het EU‑centrum zal bieden op het gebied van preventie en slachtofferhulp, tot een minimum worden beperkt. Gezien het bovenstaande gaat het voorstel niet verder dan wat nodig is om de genoemde doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Dit voorstel heeft tot doel gerichte wijzigingen aan te brengen in de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, teneinde de lacunes, inconsistenties en tekortkomingen die bij de uitvoering en evaluatie van de richtlijn aan het licht zijn gekomen, aan te pakken. Aangezien dit voorstel een herschikking van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen betreft, is het passend om voor hetzelfde rechtsinstrument te kiezen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In de loop van 2022 heeft de Commissie, zoals aangekondigd in de 2020-strategie, een studie verricht om de uitvoering van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen te evalueren en lacunes in de wetgeving, beste praktijken en prioritaire acties op EU-niveau in kaart te brengen. De conclusie van de studie 5 luidde dat de richtlijn geen volledig antwoord kan bieden op de uitdagingen die voortvloeien uit de grote maatschappelijke en technologische veranderingen van de afgelopen decennia. Er werd met name bezorgdheid geuit over de exponentiële groei van online delen, de toegenomen mogelijkheden voor daders om hun identiteit (en hun illegale activiteiten) te verbergen en het gemak waarmee daders kunnen samenspannen om hun verantwoordelijkheid te ontlopen en verdere misdrijven te plegen. In de studie werd ook gewezen op onduidelijkheden in sommige bepalingen van de richtlijn en op hardnekkige problemen met betrekking tot het onderzoek naar en de vervolging van daders. Daarnaast werd opgemerkt dat de zeer grote manoeuvreerruimte op nationaal niveau met betrekking tot preventie en slachtofferhulp in veel lidstaten heeft geleid tot uitvoeringsproblemen en onbevredigende resultaten. De conclusie luidde dat zelfs een volledige en coherente omzetting van de richtlijn in haar huidige vorm niet zou volstaan om de uitdagingen met betrekking tot het aangeven, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen aan te pakken, en evenmin zou leiden tot de vaststelling in de hele EU van voldoende deugdelijke maatregelen op het gebied van preventie en slachtofferhulp.

Raadpleging van belanghebbenden

Er is een brede raadpleging gehouden in het kader van de back-to-backevaluatie van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen en de effectbeoordeling van mogelijke initiatieven om de bij die evaluatie vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. Dit omvatte de publicatie van de gecombineerde routekaart voor evaluatie/aanvangseffectbeoordeling op de portaalsite “Geef uw mening” van de Commissie (van 28 september tot en met 26 oktober 2021), waarop 17 belanghebbenden hebben gereageerd. Gerichte raadplegingen met meer technische vragen over de herziening van de richtlijn, vonden plaats in de eerste helft van 2022 en werden uitgevoerd door de Commissie zelf alsook in het kader van een studie waartoe opdracht werd gegeven aan een externe contractant. De belangrijkste geraadpleegde belanghebbenden waren onder meer:

nationale autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij de uitvoering en omzetting van de richtlijn (bijvoorbeeld rechtshandhavingsinstanties; gevangenis-, detentie- en reclasseringsdiensten; administratieve, kinderbeschermings- en justitiële autoriteiten) en regionale en lokale autoriteiten;

relevante EU-agentschappen (waaronder Europol, Eurojust en het Bureau voor de grondrechten (FRA));

relevante organisaties in niet-EU-landen, waaronder het U.S. National Centre for Missing and Exploited Children (NCMEC) en het Canadian Centre for Child Protection (C3P);

relevante internationale organisaties, waaronder de Raad van Europa;

relevante belanghebbenden uit de sector;

meldpunten, waaronder het door de EU gefinancierde Inhope-netwerk, en andere maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van kinderbescherming, kinderrechten, preventie en privacy, en

onderzoekers en academici die betrokken zijn bij de strijd tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen.

De Commissie heeft ook een openbare raadpleging gehouden die gericht was op het grote publiek om informatie, bewijsmateriaal en standpunten te verzamelen over de betrokken kwesties en om input te krijgen voor het evaluatie- en effectbeoordelingsproces. In het kader van de studie werd er in alle officiële talen van de EU een vragenlijst over de evaluatie van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen beschikbaar gesteld, en werd er tussen 20 april 2022 en 13 juli 2022 via het EU-Surveytool van de Commissie een eerste discussie gevoerd over de doelstellingen van een beleidsinitiatief ter herziening van de richtlijn. In totaal werden er negenenveertig antwoorden ontvangen van belanghebbenden in drieëntwintig landen, waaronder achttien lidstaten (AT, BE, CZ, DE, DK, EE, EL, ES, FI, FR, HR, HU, IT, MT, NL, PT, SE en SI). In dit verband heeft de Commissie, naast de antwoorden, ook eenentwintig schriftelijke bijdragen ontvangen, waaronder elf bijdragen van maatschappelijke organisaties, drie bijdragen van vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties, vier bijdragen van ICT‑bedrijven, één bijdrage van een vertegenwoordiger van een nationaal ministerie van Justitie, één bijdrage van een juridisch deskundige en één bijdrage van een EU-burger.

Uit het raadplegingsproces is in het algemeen naar voren gekomen dat kinderen negatieve gevolgen ondervinden van de tekortkomingen van de huidige richtlijn in verband met opkomende trends die worden mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt door technologische ontwikkelingen en de toegenomen online aanwezigheid van zowel kinderen als kinderlokkers. Er werd bevestigd dat deze nieuwe trends nieuwe onderzoeksuitdagingen met zich meebrengen, die moeten worden aangepakt. Er werd ook benadrukt dat er beter rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van de uitdagingen waarmee slachtoffers worden geconfronteerd bij het doen van aangifte en de noodzaak van gerichte preventie en slachtofferhulp, en dat de problemen als gevolg van fenomenen zoals reizende seksuele delinquenten moeten worden aangepakt.

Het voorstel houdt rekening met en voorziet in een aanpak van alle belangrijke problemen die tijdens de raadplegingen naar voren zijn gekomen.

   Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De evaluatie en effectbeoordeling werden ondersteund door een door een externe contractant uitgevoerde studie. Voorts heeft de Commissie van 17 januari 2018 tot en met 6 september 2019 zes workshops voor deskundigen georganiseerd om informatie te verzamelen over uitdagingen en nieuwe problemen op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, en om de belangrijkste problemen bij de uitvoering van de richtlijn en de relevantie ervan in het licht van nieuwe en verwachte trends en ontwikkelingen te bespreken. Zoals nader toegelicht in bijlage 2 bij de effectbeoordeling bij het voorstel voor een richtlijn (herschikking), werd aanvullende externe expertise verzameld door middel van de volgende methoden voor raadpleging van belanghebbenden: verkennende interviews, deskresearch, online-enquête, openbare raadpleging, gerichte interviews, casestudy-interviews en workshops.

Effectbeoordeling

In de effectbeoordeling die ter voorbereiding van het voorstel is uitgevoerd, werden er drie beleidsopties geëvalueerd, met een reeks steeds ambitieuzere beleidsmaatregelen om de hieronder vermelde drie oorzaken van problemen aan te pakken.

De toegenomen online aanwezigheid van kinderen en de meest recente technologische ontwikkelingen brengen uitdagingen voor de rechtshandhaving met zich mee en creëren nieuwe mogelijkheden voor misbruik.

De uiteenlopende rechtskaders in de lidstaten met betrekking tot onderzoek en vervolging hebben tot gevolg dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen niet op doeltreffende wijze kan worden bestreden.

Er is sprake van tekortkomingen bij de inspanningen van de lidstaten om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en slachtoffers bij te staan, in het bijzonder het beperkte karakter en de twijfelachtige doeltreffendheid ervan en het gebrek aan coördinatie tussen relevante belanghebbenden.

De drie onderzochte beleidsopties worden hieronder vermeld.

Optie A: gerichte aanpassingen van de wetgeving om onduidelijkheden in het huidige kader op te helderen, de samenhang met nieuwe instrumenten te waarborgen en de kwantiteit en kwaliteit van beschikbare informatie te verbeteren.

Optie B: optie A plus wetgevingswijzigingen om de definities van misdrijven aan te passen aan de huidige en verwachte technologische ontwikkelingen.

Optie C: optie B plus wetgevingswijzigingen om ervoor te zorgen dat preventie, slachtofferhulp en onderzoek en vervolging doeltreffender worden, met aandacht voor de grensoverschrijdende dimensie van het fenomeen.

Op basis van de beoordeling van de sociale en economische effecten en van de doeltreffendheid en efficiëntie werd de voorkeur gegeven aan optie C. De voorkeursoptie omvat een breder pakket beleidsmaatregelen, van preventie tot vervolging en slachtofferhulp, waarmee de oorspronkelijke onduidelijkheden en tekortkomingen die in de richtlijn zijn vastgesteld, zouden worden aangepakt en er zou worden tegemoet gekomen aan de noodzaak om de richtlijn aan te passen aan nieuwe en opkomende trends en er tegelijkertijd zou worden gezorgd voor efficiëntere grensoverschrijdende samenwerking. Met optie C worden de nationale regels inzake onderzoek en vervolging verder gestroomlijnd teneinde er onder meer voor te zorgen dat de bestaande instrumenten ten volle worden ingezet om te voorkomen dat zedendelinquenten misdrijven in het buitenland plegen en dat er in alle lidstaten doeltreffende onderzoeksmethoden beschikbaar zijn. Tot slot worden de preventiemaatregelen en verplichtingen inzake slachtofferhulp beter omschreven en wordt de coördinatie tussen de lidstaten verbeterd, onder meer door de werkzaamheden van een netwerk van nationale autoriteiten en door een beroep te doen op het EU-centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.

De mogelijke toename van het aantal vervolgingen en onderzoeken in verband met seksueel misbruik van kinderen als gevolg van doeltreffendere onderzoeksinstrumenten en een betere coördinatie binnen en tussen de lidstaten zou kunnen leiden tot hogere administratieve kosten voor de lidstaten. Dit zou echter ook aanzienlijke voordelen moeten opleveren met betrekking tot het beperken van de kosten van seksueel kindermisbruik voor de samenleving. Met name wordt verwacht dat het initiatief de kosten als gevolg van seksueel misbruik van kinderen aanzienlijk zal terugdringen en besparingen zal opleveren met betrekking tot: i) daders en slachtoffers (door bijvoorbeeld te voorkomen dat er misdrijven worden gepleegd, kan er worden bespaard op de kosten voor strafprocedures en op de kosten voor slachtofferhulp op korte en lange termijn), en ii) de samenleving in het algemeen (bijvoorbeeld door productiviteitsverlies als gevolg van seksueel misbruik van kinderen en de daarmee verband houdende trauma’s te voorkomen).

Het initiatief zal een positief effect hebben op de grondrechten van kinderen, waaronder hun recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid en hun recht op de bescherming en zorg die nodig zijn voor hun welzijn. Het initiatief zal ook een positief effect hebben op de rechten van volwassen overlevers van seksueel kindermisbruik, door de schadeloosstelling en ondersteuning van en de bijstand aan slachtoffers te verbeteren.

Op 13 december 2022 werd de effectbeoordeling voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing, die daarover op 18 januari 2023 heeft vergaderd. De raad heeft op 20 januari 2023 een positief advies met voorbehoud uitgebracht. De Raad voor regelgevingstoetsing wees op een aantal elementen van de effectbeoordeling dat voor verbetering vatbaar was. Meer bepaald verzocht de raad om nadere verduidelijking over het dynamische basisscenario dat is beschreven als uitgangspunt voor de beoordeling van de verschillende opties, en met name over de rol die de voorgestelde verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen in dit basisscenario speelt. Hij verzocht om nadere bijzonderheden over de analysemethode en de aannames die ten grondslag liggen aan de kosten-batenanalyse, en over de rol van de voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen bevoegde nationale autoriteiten in het kader van het voorstel. Tot slot verzocht de raad de Commissie om in de definitieve versie een meer gedetailleerde uitleg op te nemen over de onderliggende afwegingen die de context vormen van de beleidsopties en een meer systematisch overzicht te geven van de standpunten van de verschillende categorieën belanghebbenden.

Deze en andere meer gedetailleerde opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn verwerkt in de definitieve versie van de effectbeoordeling. Met name wordt de wisselwerking met de voorgestelde verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen duidelijker beschreven, wordt de methode voor de beoordeling van de kosten en baten beter uiteengezet en wordt dieper ingegaan op de beleidsopties en de standpunten van belanghebbenden. Ook in de voorgestelde herschikking van de richtlijn is er rekening gehouden met de opmerkingen van de raad.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Conform het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van de Commissie moeten alle initiatieven die tot doel hebben de bestaande EU-wetgeving te herzien erop gericht zijn de administratieve lasten voor de lidstaten te vereenvoudigen en te verminderen. In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de voorkeursoptie inderdaad administratieve lasten met zich mee zou brengen, maar dat deze zouden worden gecompenseerd door het positieve effect van de maatregelen op de preventie en bestrijding van kindermisbruik en de bescherming van de slachtoffers van dit misdrijf.

De gerichte wijzigingen van de richtlijn hebben tot doel de lidstaten beter in staat te stellen criminaliteit doeltreffend te bestrijden, rekening houdend met dreigingen en trends die de afgelopen jaren zijn ontstaan en zich hebben ontwikkeld en met nieuwe technologische ontwikkelingen. Verwacht wordt dat de voor de lidstaten geldende nieuwe regels de grensoverschrijdende samenwerking zullen verbeteren, zowel op het gebied van onderzoek en vervolging als op het gebied van bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers.

Het initiatief schept in alle lidstaten meer duidelijkheid over het juridische landschap voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen. De regeldruk in verband met het voorstel is beperkt, aangezien het voorstel vooral verbeteringen van bestaande normen behelst en dus niet de invoering van volledig nieuwe verplichtingen. Momenteel onderzoeken, vervolgen en bestraffen de lidstaten reeds misdrijven in verband met seksueel misbruik van kinderen. Het voorstel voert slechts een beperkt aantal definities en op zichzelf staande strafbare feiten in verband met seksueel misbruik van kinderen in, wat een zeer groot effect zal hebben op de bestrijding van dat soort criminaliteit; sommige, maar niet alle lidstaten hebben deze aanpassingen reeds zelf doorgevoerd. De meeste regelgevende en administratieve lasten voor de lidstaten zouden voortvloeien uit verplichtingen inzake coördinatie, de vaststelling van duidelijke benchmarks en wijzigingen in de gegevensverzameling. De lidstaten verzamelen echter al gegevens over kindermisbruik en het voorstel heeft tot doel te zorgen voor meer consistentie en transparantie bij de bestaande processen en voor betere rapportage.

Er wordt geen effect verwacht op kmo’s en het concurrentievermogen. Alle onderzochte beleidsopties zouden leiden tot kosten voor overheidsinstanties in de lidstaten en niet tot kosten voor EU-burgers en -bedrijven.

Grondrechten

Dit initiatief is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het draagt ook bij tot de versterking van specifieke grondrechten, in het bijzonder: het recht op menselijke waardigheid (artikel 1); het recht op menselijke integriteit (artikel 3); het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (artikel 4), en de rechten van het kind (artikel 24).

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezien op de correcte en doeltreffende omzetting van de herschikte richtlijn in de nationale wetgeving van alle deelnemende lidstaten. Tijdens de hele uitvoeringsfase zal de Commissie regelmatig vergaderingen van het contactcomité organiseren met alle lidstaten. Op gezette tijden zal de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin de uitvoering, de werking en het effect van de herschikte richtlijn worden geëvalueerd.

Om het fenomeen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te monitoren en te evalueren, moeten de lidstaten beschikken over mechanismen voor gegevensverzameling of contactpunten. Daartoe wordt artikel 31 ingevoerd, dat de lidstaten verplicht een systeem te hebben voor het verzamelen, ontwikkelen, produceren en verspreiden van statistieken over de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten. De lidstaten moeten om de drie jaar een bevolkingsonderzoek uitvoeren volgens de geharmoniseerde methode van de Commissie (Eurostat) teneinde gegevens te verzamelen over het aantal slachtoffers van de onder de richtlijn vallende strafbare feiten. Op basis hiervan moeten zij de prevalentie van en de trends voor alle onder de richtlijn vallende strafbare feiten beoordelen. De lidstaten moeten de gegevens aan de Commissie (Eurostat) toezenden. Om ervoor te zorgen dat de administratieve gegevens in de hele EU vergelijkbaar zijn, moeten de lidstaten administratieve gegevens verzamelen op basis van gemeenschappelijke uitsplitsingen die in samenwerking met het EU-centrum zijn ontwikkeld, en moeten zij die gegevens jaarlijks aan het EU-centrum toezenden. Het EU‑centrum zou de lidstaten ondersteunen bij het verzamelen van gegevens over strafbare feiten in de zin van de artikelen 3 tot en met 9, onder meer door gemeenschappelijke normen vast te stellen voor teleenheden, telregels, gemeenschappelijke uitsplitsingen, rapportageformaten en de classificatie van strafbare feiten. De door de lidstaten verzamelde statistieken moeten aan het EU-centrum en de Commissie worden toegezonden en jaarlijks ter beschikking van het publiek worden gesteld. Tot slot moeten de lidstaten met betrekking tot de onder het voorstel vallende vormen van criminaliteit onderzoek ondersteunen naar onderliggende oorzaken, gevolgen, prevalentie, doeltreffende preventiemaatregelen, doeltreffende maatregelen voor slachtofferhulp en veroordelingspercentages.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Aangezien het voorstel een groter aantal wettelijke verplichtingen bevat dan de bestaande richtlijn, moet de kennisgeving van de omzettingsmaatregelen vergezeld gaan van toelichtende stukken, waaronder een concordantietabel met daarin het verband tussen de nationale bepalingen en de richtlijn. Dit moet ervoor zorgen dat de omzettingsmaatregelen die de lidstaten aan de bestaande wetgeving hebben toegevoegd, duidelijk herkenbaar zijn.

De maatregelen ter omzetting van dit voorstel zullen waarschijnlijk niet beperkt blijven tot één enkele wettekst. Daarom moeten de lidstaten de Commissie een toelichtend stuk verstrekken waarin zij haar in kennis stellen van de tekst van de bepalingen die zijn vastgesteld ter omzetting van deze richtlijn. Daarin moet ook worden aangegeven hoe deze bepalingen zich verhouden tot de bepalingen die reeds zijn vastgesteld ter omzetting van Richtlijn 2011/93/EU en tot bepalingen die onder ander relevant EU-beleid vallen.

De Commissie werkt momenteel aan richtsnoeren voor de uitvoering van de verplichtingen inzake preventie en slachtofferhulp, die te zijner tijd ter beschikking van de lidstaten zullen worden gesteld. Om de EU-lidstaten en andere landen meer in het algemeen te ondersteunen bij het opzetten van doeltreffende preventie-initiatieven ten behoeve van personen die vrezen dat zij misdrijven tegen kinderen zouden kunnen plegen, heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie onlangs het verslag “Help Seeker and Perpetrator Prevention Initiatives – Child Sexual Abuse and Exploitation 6 gepubliceerd. Dit werk vormt de basis voor stappen in de richting van de ontwikkeling van een IT-platform van de EU, dat initiatieven ter preventie van seksueel misbruik van kinderen zal bundelen en de EU-lidstaten en andere belanghebbenden zal helpen een preventiebeleid op maat te ontwerpen en uit te voeren, dat is afgestemd op hun culturele en maatschappelijke omgeving en behoeften.

Artikelsgewijze toelichting

In de hele richtlijn is de gebruikte terminologie in overeenstemming gebracht met erkende internationale normen, zoals de terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, die op 28 januari 2016 is aangenomen door de interdepartementale werkgroep in Luxemburg 7 .

Er wordt voorgesteld de hieronder vermelde wijzigingen door te voeren.

Artikel 2: toegang tot materiaal van seksueel misbruik van kinderen is vaak de eerste stap richting hands-on misbruik, ongeacht of dat materiaal echte dan wel realistische misbruik- en uitbuitingssituaties weergeeft 8 . De ontwikkelingen op het gebied van aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit en de mogelijkheid om artificiële intelligentie te gebruiken om “deepfakes” te genereren, d.w.z. synthetisch gecreëerd levensecht materiaal van seksueel misbruik van kinderen, hebben de definitie van “afbeelding” al opgerekt, aangezien dergelijk materiaal gebruik kan maken van avatars met sensorische feedback, bijvoorbeeld via apparaten die een gevoel van aanraking creëren. De wijzigingen van artikel 2, lid 3, punt d), moeten zorgen voor een voldoende technologieneutrale en dus toekomstbestendige definitie van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, die deze technologische ontwikkelingen bestrijkt. Daarnaast zijn er handboeken in omloop met adviezen over het vinden, groomen en misbruiken van kinderen en met adviezen over de wijze waarop identificatie, onderzoek en vervolging kan worden voorkomen en over de beste manier om materiaal te verbergen. Deze handboeken, die bekend staan als “handboeken voor pedofielen”, verlagen drempels en bieden toegang tot de nodige knowhow, waardoor ze daders aanmoedigen tot en ondersteunen bij het plegen van seksueel misbruik. Bijgevolg moeten ook dergelijke handboeken strafbaar worden gesteld. Artikel 2 bevat ook een definitie van gelijken, d.w.z. personen - zowel kinderen als volwassenen - die ongeveer dezelfde leeftijd en dezelfde psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit hebben.

Artikel 3: de wijzigingen van artikel 3 hebben tot doel te zorgen voor samenhang tussen de strafmaat waarin het voorstel voorziet en de strafmaat voor soortgelijke strafbare feiten in Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld]. Dit omvat een wijziging om ook de handeling te bestrijken waarbij een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, wordt aangezet tot seksuele handelingen met een andere persoon in situaties waarin er geen sprake is van dwang, geweld of bedreigingen.

Artikel 4: de sancties voor het aangaan van seksuele handelingen met een kind waarbij een beroep wordt gedaan op kinderprostitutie (artikel 4, lid 7) worden verhoogd tot acht jaar wanneer het een kind betreft dat nog niet seksueel meerderjarig is, en tot vier jaar wanneer het kind seksueel meerderjarig is. Deze verhoging is noodzakelijk om te zorgen voor samenhang met het recente acquis, waaronder Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld].

Artikel 5: het is in het algemeen belang het werk te ondersteunen van organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, zoals de Inhope‑meldpunten, die meldingen van het publiek over materiaal van seksueel misbruik van kinderen in ontvangst nemen en de verwijdering van dergelijk materiaal en het onderzoek naar strafbare feiten vergemakkelijken. Wanneer deze organisaties, handelend in het algemeen belang, materiaal dat afbeeldingen of video’s van seksueel misbruik van kinderen bevat, beoordelen en analyseren of anderszins verwerken met het oog op verwijdering of onderzoek, mag een dergelijke verwerking niet strafbaar worden gesteld. Daarom moet de definitie van de desbetreffende strafbare feiten dienovereenkomstig worden beperkt door te verduidelijken dat een dergelijke verwerking niet als “wederrechtelijk” wordt beschouwd wanneer deze organisaties daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar zij zijn gevestigd.

Artikel 6: de wijzigingen van artikel 6 zorgen ervoor dat alle vormen van online benaderen, met inbegrip van het benaderen van kinderen met het oog op het plegen van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting in een onlinecontext, in alle lidstaten strafbaar worden gesteld.

Artikel 7: het nieuwe artikel 7 moet ervoor zorgen dat alle lidstaten het livestreamen van seksueel misbruik van kinderen strafbaar stellen en doeltreffend onderzoeken en vervolgen. Dit fenomeen is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen en brengt specifieke onderzoeksuitdagingen met zich mee, die verband houden met het feit dat het gestreamde misbruik een tijdelijk karakter heeft en er dus geen concreet bewijsmateriaal beschikbaar is voor de onderzoeksinstanties.

Artikel 8: het nieuwe artikel 8, dat het exploiteren van een online-infrastructuur met als doel seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen mogelijk te maken of aan te moedigen strafbaar stelt, heeft tot doel om de rol van het darkweb bij het creëren van gemeenschappen van daders of potentiële daders en bij de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen terug te dringen.

Artikel 10: de wijzigingen van artikel 10 hebben tot doel de huidige onduidelijkheden in de tekst van de richtlijn weg te nemen, onder meer door ervoor te zorgen dat de vrijstelling van strafbaarstelling voor consensuele seksuele handelingen correct wordt begrepen als zijnde alleen van toepassing op materiaal dat wordt geproduceerd en in bezit wordt gehouden tussen kinderen of tussen gelijken, en niet tussen een seksueel meerderjarig kind en een volwassene van om het even welke leeftijd.

Artikel 12: de wijzigingen van artikel 12 hebben tot doel om het risico tegen te gaan dat daders via werk of vrijwilligersactiviteiten opnieuw toegang krijgen tot kinderen. De wijzigingen houden in dat werkgevers die personeel aanwerven voor beroeps- en vrijwilligersactiviteiten die nauw contact met kinderen met zich meebrengen of die personeel aanwerven voor organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, het eventuele strafblad van de aan te werven personen moeten opvragen. Ook worden de lidstaten verplicht om in antwoord op dergelijke verzoeken zo volledig mogelijke gegevens uit het strafregister te verstrekken, waarbij in voorkomend geval gebruik wordt gemaakt van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en andere geschikte informatiebronnen.

Artikel 14: dit artikel betreffende sancties die aan rechtspersonen kunnen worden opgelegd, werd gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met het recente acquis. In dit verband werd de lijst van voorbeelden van mogelijke sancties uitgebreid met een expliciete verwijzing naar de uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering en werd er een geharmoniseerde methode voor de berekening van minimumboetes opgenomen. Meer bepaald moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen die profiteren van het plegen door anderen van strafbare feiten die in strijd zijn met beperkende maatregelen van de Unie, kunnen worden bestraft met geldboetes, waarvan het maximumbedrag moet worden vastgesteld in verhouding tot de ernst van het strafbare feit, zoals gedefinieerd door het minimumniveau van de maximumstraf; deze geldboetes mogen niet minder bedragen dan 1 % of 5 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van de geldboete. De aansprakelijkheid van rechtspersonen sluit niet uit dat natuurlijke personen die de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten plegen, strafrechtelijk worden vervolgd.

Artikel 15: de aangebrachte wijzigingen vormen een aanvulling op en een verduidelijking van de situaties waarin de lidstaten gerechtigd zijn af te zien van de vervolging of bestraffing van kindslachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting die betrokken zijn bij criminele activiteiten die zij gedwongen werden te plegen, waaronder ook het verspreiden, aanbieden, leveren of ter beschikking stellen van materiaal van seksueel misbruik van kinderen. De overeenkomstige overweging is gewijzigd teneinde te verduidelijken dat onder “gedwongen” ook het lokken zonder gebruik van geweld of druk moet worden verstaan.

Artikel 16: de wijzigingen van artikel 16, lid 2, moeten ervoor zorgen dat de verjaringstermijnen pas beginnen te lopen wanneer het slachtoffer meerderjarig is en dat er minimumverjaringstermijnen worden vastgesteld die slachtoffers daadwerkelijk in staat stellen hun recht te halen. De wijzigingen leggen de volgende minimumnormen op met betrekking tot de duur van de verjaringstermijnen:

voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste drie jaar, bedraagt de verjaringstermijn ten minste twintig jaar. Aangezien het uitgangspunt de meerderjarigheid is, betekent dit dat de verjaringstermijn pas verstrijkt wanneer het slachtoffer ten minste achtendertig jaar oud is;

voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste vijf jaar, bedraagt de verjaringstermijn ten minste vijfentwintig jaar. Aangezien het uitgangspunt de meerderjarigheid is, betekent dit dat de verjaringstermijn pas verstrijkt wanneer het slachtoffer ten minste drieënveertig jaar oud is;

voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste acht jaar, bedraagt de verjaringstermijn ten minste dertig jaar. Aangezien het uitgangspunt de meerderjarigheid is, betekent dit dat de verjaringstermijn pas verstrijkt wanneer het slachtoffer ten minste achtenveertig jaar oud is.

De logica achter de voorgestelde benadering van de verjaringstermijnen is als volgt:

onderzoek heeft aangetoond dat slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen vaak pas tientallen jaren nadat het misbruik heeft plaatsgevonden in staat zijn daarvan aangifte te doen. De noodzaak om gevoelens van schaamte, schuld en zelfverwijt te overwinnen, die onder meer verband kunnen houden met het sociale en culturele stigma dat nog steeds aan seksueel misbruik kleeft, het heimelijke karakter van het misbruik, bedreigingen of beschuldigingen van de dader en/of trauma’s, leidt ertoe dat de meeste slachtoffers gedurende tientallen jaren niet in staat zijn om over het misdrijf te praten, laat staan het te melden bij de autoriteiten 9 ;

uit een lopende studie blijkt dat het gemiddeld 17,2 tot 21,4 jaar duurt voordat overlevers van seksueel kindermisbruik iemand vertellen over hun ervaringen. Ongeveer 60-70 % van de overlevers vertelt pas iets als ze volwassen zijn, en 27,8 % van de overlevers vertelt het nooit 10 . Leeftijd en geslacht zijn belangrijke factoren bij het bepalen of en wanneer een slachtoffer iemand in vertrouwen neemt, waarbij trends erop wijzen dat jongere kinderen en jongens minder vaak iemand in vertrouwen nemen 11 ;

momenteel lopen de verjaringstermijnen sterk uiteen van lidstaat tot lidstaat. Sommige lidstaten hebben de strafrechtelijke verjaringstermijnen volledig afgeschaft voor alle of de meeste van de onder de richtlijn vallende misdrijven. Andere lidstaten voorzien in zeer korte verjaringstermijnen, die voor alle of de meeste van de onder de richtlijn vallende misdrijven verstrijken voordat het slachtoffer de leeftijd van veertig jaar bereikt. Nog een andere groep lidstaten voorziet in verjaringstermijnen die voor alle of de meeste van de onder de richtlijn vallende misdrijven verstrijken nadat het slachtoffer de leeftijd van veertig jaar heeft bereikt;

deze verschillen tussen de lidstaten hebben tot gevolg dat slachtoffers in de hele EU niet dezelfde toegang tot de rechter hebben, wat betreft de mogelijkheid om de betrokken misdrijven te laten vervolgen en om schadeloosstelling te krijgen. Bovendien kunnen daders misbruik maken van het systeem en aan vervolging ontsnappen door te verhuizen naar een plaats waar de verjaringstermijnen korter zijn en dus reeds zijn verstreken. Hierdoor ontstaat het risico dat potentiële daders vervolging kunnen ontlopen en nog tientallen jaren een gevaar blijven voor kinderen;

in het licht van het bovenstaande lijkt het duidelijk dat een doeltreffend onderzoek naar en een doeltreffende vervolging van misdrijven in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, en het verlenen van passende bijstand en ondersteuning aan slachtoffers, alleen kunnen worden gewaarborgd als de verjaringstermijnen slachtoffers de mogelijkheid bieden om ook op latere leeftijd aangifte te doen en hun dus niet wordt belet om ook later een onderzoek te laten instellen.

De wijzigingen van artikel 16, leden 3, 4 en 5, hebben tot doel om onderzoeksuitdagingen aan te pakken, met name in verband met het gebruik van onlinetechnologieën, die naar voren zijn gekomen bij de evaluatie van de richtlijn en de desbetreffende raadplegingen van belanghebbenden. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat personen, eenheden of diensten die de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten onderzoeken en vervolgen, beschikken over voldoende personeel, deskundigheid en doeltreffende onderzoeksinstrumenten, waaronder de mogelijkheid om op het darkweb undercoveronderzoeken uit te voeren.

Artikel 17: onderrapportage van seksueel misbruik van kinderen blijft een groot probleem bij de inspanningen om seksueel misbruik van kinderen een halt toe te roepen en verder seksueel misbruik te voorkomen, onder meer omdat opvoeders en zorgaanbieders, alsook andere beroepsbeoefenaars die in nauw contact staan met kinderen, terughoudend kunnen zijn om iemand — mogelijk een collega of een peer — te beschuldigen van seksueel misbruik van kinderen. Artikel 17, lid 3, werd gewijzigd om een meldingsplicht in te voeren en dergelijke beroepsbeoefenaars dus rechtszekerheid te bieden, terwijl artikel 17, lid 4, waarborgt dat beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg die werken met daders of personen die vrezen dat zij een strafbaar feit zouden kunnen plegen, worden vrijgesteld van deze meldingsplicht.

Artikel 18: dit artikel bouwt voort op de rechten van slachtoffers uit hoofde van de artikelen 5 en 5 bis van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers (richtlijn slachtofferrechten) [, zoals gewijzigd bij het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers], wat betreft het aangeven van misdrijven teneinde ervoor te zorgen dat er gemakkelijk toegankelijke en kindvriendelijke aangiftekanalen beschikbaar zijn.

Artikel 21: dit artikel breidt de beschikbaarheid van bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers uit overeenkomstig de richtlijn slachtofferrechten [, zoals gewijzigd bij het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers] om ervoor te zorgen dat kinderen de nodige en aan hun leeftijd aangepaste zorg krijgen. Om de ontwikkeling en uitbreiding van beste praktijken in de lidstaten te stimuleren, zou het EU‑centrum, zodra het is opgericht, de inspanningen van de lidstaten ondersteunen door informatie te verzamelen over de beschikbare maatregelen en programma’s en deze informatie op grote schaal beschikbaar te stellen.

Artikel 22: dit artikel wordt gewijzigd teneinde ervoor te zorgen dat medische onderzoeken van een kindslachtoffer ten behoeve van de strafprocedure, die het kind opnieuw kunnen traumatiseren, beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke en worden uitgevoerd door adequaat opgeleide beroepsbeoefenaars.

Artikel 23: dit nieuwe artikel versterkt de positie van slachtoffers en overlevers van seksueel kindermisbruik door hun recht om te verzoeken om vergoeding van de schade die is geleden in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te versterken, met inbegrip van de schade als gevolg van de online verspreiding van materiaal over het misbruik. Er wordt voorzien in een versterking van de EU-minimumnormen inzake de termijn voor het aanvragen van een schadevergoeding en de elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van het bedrag van de schadevergoeding. Wat betreft de EU‑minimumnormen in het kader van de richtlijn slachtofferrechten wordt ook het aantal personen en entiteiten dat verantwoordelijk moet worden geacht voor de betaling van die schadevergoeding uitgebreid, met inbegrip van rechtspersonen en, in voorkomend geval, van nationale schadeloosstellingsregelingen die zijn opgezet ten behoeve van slachtoffers van misdrijven.

Artikel 24: met dit nieuwe artikel wordt er tegemoet gekomen aan de uitdagingen in verband met het gebrek aan coördinatie van de nationale inspanningen om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen en te bestrijden, door de lidstaten te verplichten nationale autoriteiten op te richten die belast zijn met deze coördinatie en met het verzamelen van gegevens in elke lidstaat.

Artikel 25: krachtens dit nieuwe artikel moeten de lidstaten de nodige mechanismen invoeren om te zorgen voor samenwerking en coördinatie tussen alle instanties en belanghebbenden die op nationaal niveau betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen om online en offline seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en te bestrijden.

Artikel 26: de titel van dit artikel en de bijbehorende overwegingen zijn bijgewerkt teneinde de terminologie te gebruiken die wordt aanbevolen in de terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik 12 , wat betreft de voorheen gebruikte term “kindersekstoerisme”.

Artikel 27: de wijzigingen in het eerste lid verduidelijken dat de preventieprogramma’s voor personen die vrezen dat zij een strafbaar feit zouden kunnen plegen, specifiek op die groep personen moeten worden gericht en dat de lidstaten deze programma’s toegankelijk moeten maken. Het nieuwe lid 2 heeft tot doel de toegankelijkheid van deze programma’s te waarborgen en er met name voor te zorgen dat ze in overeenstemming zijn met de nationale gezondheidszorgnormen.

Artikel 28: de aangebrachte wijzigingen hebben tot doel om verder te verduidelijken welke soorten preventieprogramma’s er in aanmerking kunnen komen om het risico te verminderen dat een kind slachtoffer wordt (lid 1) en dat een persoon een strafbaar feit pleegt (lid 2). Aan de bijbehorende overwegingen zijn er extra voorbeelden toegevoegd. Krachtens het artikel moeten de lidstaten regelmatige opleiding bevorderen, niet alleen voor eerstelijnspolitieagenten die mogelijk in aanraking komen met kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting, maar ook voor rechters en andere relevante beroepsbeoefenaars, teneinde een kindvriendelijke justitie te waarborgen. De lidstaten worden verplicht zowel online als offline seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en moeten specifieke preventieprogramma’s vaststellen voor kinderen in gemeenschapsomgevingen, gezien de bijzondere kwetsbaarheid van die kinderen. Tot slot wordt in de wijzigingen een belangrijke rol toebedeeld aan het toekomstige EU-centrum als coördinatie- en kennishub op dit gebied.

Artikel 31: krachtens dit nieuwe artikel moeten de lidstaten op gezette tijden statistieken over de in de richtlijn opgenomen strafbare feiten verzamelen volgens een gemeenschappelijke methode die in samenwerking met het EU-centrum wordt ontwikkeld, deze statistieken delen met het EU-centrum en de Commissie, en deze statistieken openbaar maken. Het EU-centrum moet op zijn beurt alle ontvangen statistieken compileren en deze compilatie openbaar maken.

Artikel 32: dit nieuwe artikel over rapportage vervangt het vorige artikel en bepaalt dat de Commissie om de vijf jaar verslag moet uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad van de EU over de toepassing van de richtlijn.

Artikel 33: de wijzigingen in dit artikel verduidelijken de bepalingen die door de lidstaten moeten worden omgezet, d.w.z. de bepalingen die zijn gewijzigd ten opzichte van Richtlijn 2011/93/EU.

Artikel 34: dit nieuwe artikel trekt Richtlijn 2011/93/EU in en verduidelijkt de omzettingsverplichtingen van de voorgestelde richtlijn ten opzichte van Richtlijn 2011/93/EU.

Artikel 35: in dit nieuwe artikel wordt de datum van inwerkingtreding van de richtlijn vastgesteld. Het bevat ook de datum van toepassing van de meeste bepalingen van de richtlijn en de datum van toepassing van de bepalingen die verwijzen naar het EU-centrum, die afhangt van de datum van oprichting van het EU-centrum, die momenteel wordt besproken in het kader van de interinstitutionele onderhandelingen over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.

Artikel 36: de wijziging van dit artikel is beperkt tot het openlaten van de plaats en de datum van aanneming, die in een later stadium moeten worden gespecificeerd.

 nieuw

2024/0035 (COD)

🡻 2011/93/EU

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 2, en artikel 83, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 nieuw

(1)Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad 13 moet op verscheidene punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

🡻 2011/93/EU overweging 1 (aangepast)

(2)Seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen , vormen ernstige schendingen van de grondrechten, in het bijzonder van de rechten van kinderen op de voor hun welzijn noodzakelijke bescherming en zorg, die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 14 .

🡻 2011/93/EU overweging 2 (aangepast)

 nieuw

(3)Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie erkent de Unie de rechten, vrijheden en beginselen die zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin artikel 24, lid 2, bepaalt dat bij alle handelingen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of private instellingen, de belangen van het kind voorop moeten staan. Bovendien maakt  geeft  het Programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger  (4)    de EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen 15    duidelijk prioriteit aan het opvoeren van de strijd tegen  de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van kinderpornografie tot een duidelijke prioriteit.  tegen materiaal van seksueel misbruik van kinderen, onder meer door acties die erop gericht zijn de doeltreffendheid van de bestaande Uniewetgeving te blijven garanderen, indien nodig door deze te actualiseren. Dit wordt ook ondersteund door de EU-strategie voor de rechten van het kind, met haar doelstelling om geweld tegen kinderen te bestrijden en te zorgen voor een kindvriendelijke justitie. 

🡻 2011/93/EU overweging 3 (aangepast)

(4)Kinderpornografie, bestaande uit beelden van seksueel misbruik van kinderen,  Materiaal van seksueel misbruik van kinderen  en andere zeer ernstige vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen nemen toe en raken steeds meer verspreid door het gebruik van nieuwe technologieën en het internet.

🡻 2011/93/EU overweging 4 (aangepast)

 nieuw

(5)Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie [5] zorgt voor een onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten, om aldus de ernstigste vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen strafbaar te stellen, de nationale rechtsmacht uit te breiden en een minimaal niveau van bijstand voor de slachtoffers te waarborgen. Bij Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure wordt een reeks rechten van slachtoffers in strafprocedures vastgesteld, met inbegrip van het recht op bescherming en schadevergoeding.  In Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad 16 is een reeks rechten vastgesteld voor alle slachtoffers van strafbare feiten, en dus ook voor kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Deze rechten omvatten het recht op informatie, het recht op ondersteuning en bescherming overeenkomstig de individuele behoeften van het slachtoffer, een reeks procedurele rechten en het recht op een beslissing inzake de vergoeding van schade door de dader. Het voorstel tot wijziging van de richtlijn slachtofferrechten versterkt de rechten van slachtoffers van strafbare feiten in de Unie, met inbegrip van het recht op ondersteuning en bescherming van kindslachtoffers van strafbare feiten 17 . Deze richtlijn bouwt voort op en is van toepassing naast de richtlijn slachtofferrechten.  Bovendien zal  wordt  de coördinatie van de vervolging van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie  van gevallen betreffende materiaal van seksueel misbruik van kinderen  worden vergemakkelijkt door de uitvoering van Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures 18 . Wanneer een dergelijke vervolging onder de rechtsmacht van meer dan één lidstaat valt, moeten de betrokken lidstaten samenwerken om te bepalen welke lidstaat het best in staat is om vervolging in te stellen. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, na samenwerking of rechtstreeks overleg uit hoofde van Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad 19 , besluiten de strafvervolging in één lidstaat te centraliseren door middel van de overdracht van strafvervolging, moet voor een dergelijke overdracht Verordening (EU) .../... [voorstel voor een verordening betreffende de overdracht van strafvervolging] 20 worden toegepast.

🡻 2011/93/EU overweging 5

(6)Overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind verbinden de verdragspartijen zich ertoe kinderen tegen alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik te beschermen. Het Facultatief Protocol van de Verenigde Naties van 2000 inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en in het bijzonder het Verdrag van de Raad van Europa van 2007 inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik vormen cruciale stappen in het proces van versterking van de internationale samenwerking op dit gebied.

🡻 2011/93/EU overweging 6 (aangepast)

 nieuw

(7)Ernstige misdrijven zoals de seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  vergen een integrale benadering waarbij aandacht wordt besteed aan de vervolging van daders, de bescherming van kindslachtoffers en de preventie van de bewuste praktijken  , met inbegrip van de recente en de te verwachten ontwikkelingen en trends, waarbij steeds meer gebruik wordt gemaakt van onlinetechnologieën. Daartoe moet het huidige rechtskader worden geactualiseerd teneinde ervoor te zorgen dat het doeltreffend blijft . Bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van deze misdrijven moeten overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind de belangen van het kind voorop staan. Om dat doel te bereiken dient Kaderbesluit 2004/68/JBZ te worden vervangen door een nieuw instrument dat in een dergelijk alomvattend rechtskader voorziet.

🡻 2011/93/EU overweging 7 (aangepast)

(8)Deze richtlijn dient ter volledige aanvulling op Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad 21 , aangezien bepaalde slachtoffers van mensenhandel ook kinderen zijn die het slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting.

🡻 2011/93/EU overweging 8 (aangepast)

(9)In het kader van de strafbaarstelling van handelingen met betrekking tot pornografische voorstellingen  van seksueel misbruik van kinderen  wordt in deze richtlijn verwezen naar die handelingen die bestaan uit een georganiseerde live voorstelling bedoeld voor een publiek; persoonlijke rechtstreekse communicatie met wederzijds goedvinden tussen gelijken of tussen kinderen die de leeftijd van seksuele meerderjarigheid hebben bereikt en hun partners valt niet onder de definitie.

🡻 2011/93/EU overweging 9 (aangepast)

 nieuw

(10)Kinderpornografie  Materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevat vaak beeldopnamen van seksueel misbruik van kinderen door volwassenen. Kinderpornografie  Dat materiaal  kan tevens afbeeldingen omvatten van kinderen die betrokken zijn bij expliciete seksuele gedragingen of van hun geslachtsorganen, waarbij dergelijke afbeeldingen worden vervaardigd of gebruikt voor primair seksuele doeleinden en, met of zonder medeweten van het kind, worden geëxploiteerd. Voorts heeft het concept van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  ook betrekking op realistische afbeeldingen van een kind dat deelneemt of wordt afgebeeld alsof het deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen, voor primair seksuele doeleinden  , en op zogenaamde “handboeken voor pedofielen” .

 nieuw

(11)Uit onderzoek is gebleken dat het beperken van de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen niet alleen van cruciaal belang is om revictimisatie als gevolg van de circulatie van beelden en video’s van het misbruik te voorkomen, maar ook dat dit een belangrijke vorm van dadergerichte preventie is, aangezien toegang tot materiaal van seksueel misbruik van kinderen vaak de eerste stap is richting hands-on misbruik, ongeacht of dat materiaal echte of louter realistische misbruik- en uitbuitingssituaties weergeeft. Als gevolg van de voortdurende ontwikkeling van artificiële intelligentie-toepassingen, die realistische beelden kunnen genereren die niet te onderscheiden zijn van echte beelden, zal het aantal zogenaamde “deepfake”beelden en video’s van seksueel misbruik van kinderen de komende jaren naar verwachting exponentieel toenemen. Bovendien worden de ontwikkelingen op het gebied van aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit, waarbij gebruik wordt gemaakt van avatars met sensorische feedback, bijvoorbeeld via apparaten die een gevoel van aanraking creëren, niet volledig gedekt door de bestaande definitie. De opname van een expliciete verwijzing naar “reproducties of weergaven” moet ervoor zorgen dat de definitie van materiaal van seksueel misbruik van kinderen deze en toekomstige technologische ontwikkelingen op een voldoende technologieneutrale en dus toekomstbestendige wijze bestrijkt.

(12)Om strafbare feiten in verband met seksueel misbruik van kinderen te voorkomen, moet de definitie van materiaal van seksueel misbruik van kinderen ook zogenaamde “handboeken voor pedofielen” omvatten. In handboeken voor pedofielen wordt advies gegeven over het vinden, groomen en misbruiken van kinderen en over het voorkomen van identificatie en vervolging. Deze handboeken verlagen drempels en bieden toegang tot de nodige knowhow, waardoor ze daders aanmoedigen tot en ondersteunen bij het plegen van seksueel misbruik. De online verspreiding ervan heeft er al toe geleid dat sommige lidstaten hun strafrecht hebben aangepast en het bezit en de verspreiding van dergelijke handboeken expliciet strafbaar hebben gesteld. Het gebrek aan harmonisatie heeft tot gevolg dat het niveau van bescherming binnen de Unie niet overal gelijk is.

🡻 2011/93/EU overweging 10

(13)Een handicap op zichzelf leidt niet automatisch tot een onmogelijkheid om in te stemmen met seksuele betrekkingen. Niettemin moet het misbruik maken van een dergelijke handicap teneinde deel te nemen aan seksuele handelingen met een kind, strafbaar worden gesteld.

🡻 2011/93/EU overweging 11 (aangepast)

(14)Bij het vaststellen van wetgeving inzake materieel strafrecht dient de Unie de samenhang van deze wetgeving te waarborgen, in het bijzonder voor wat betreft de strafmaat. In het licht van het Verdrag van Lissabon dient rekening te worden gehouden met de conclusies van de Raad van 24 en 25 april 2002 met betrekking tot de te volgen methode voor de harmonisatie van straffen, waarin vier strafniveaus worden aangegeven. Deze richtlijn bevat een uitzonderlijk hoog aantal verschillende strafbare feiten en vereist bijgevolg een grotere differentiatie in de strafmaat dan gebruikelijk in rechtsinstrumenten van de Unie, teneinde de ernst van de verschillende strafbare feiten te weerspiegelen.

🡻 2011/93/EU overweging 12 (aangepast)

 nieuw

(15)Ernstige vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen dienen te worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen. Dit geldt met name voor diverse vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen die worden vergemakkelijkt door het gebruik van informatie- en communicatietechnologie, zoals het online benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden via sociale netwerksites en chatrooms. Voorts dient de definitie van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te worden verduidelijkt en beter in overeenstemming te worden gebracht met de in internationale instrumenten gehanteerde definitie.  Meer in het algemeen dient de in deze richtlijn gebruikte terminologie in overeenstemming te worden gebracht met erkende internationale normen, zoals de terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, die op 28 januari 2016 is aangenomen door de interdepartementale werkgroep in Luxemburg. 

🡻 2011/93/EU overweging 13

(16)De in deze richtlijn vastgelegde maximumgevangenisstraf voor de in deze richtlijn vermelde strafbare feiten moet ten minste gelden voor de meest ernstige vormen van deze strafbare feiten.

🡻 2011/93/EU overweging 14 (aangepast)

(17)Om de in deze richtlijn vastgestelde maximumgevangenisstraf voor strafbare feiten met betrekking tot seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te bereiken, mogen de lidstaten, met inachtneming van hun nationaal recht, de in de nationale wetgeving voorziene gevangenisstraffen voor die strafbare feiten, combineren.

🡻 2011/93/EU overweging 15 (aangepast)

 nieuw

(18)Bij deze richtlijn worden  moeten de  lidstaten  worden  verplicht strafrechtelijke straffen in hun nationale wetgeving op te nemen met betrekking tot de bepalingen van het Unierecht inzake de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie  van materiaal van seksueel misbruik van kinderen . Deze richtlijn schept geen  mag geen  verplichtingen  scheppen  met betrekking tot de toepassing van dergelijke straffen of enig ander beschikbaar rechtshandhavingsysteem in individuele gevallen.

🡻 2011/93/EU overweging 16

(19)In het bijzonder wanneer de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten worden gepleegd met het oogmerk van financieel gewin, worden de lidstaten verzocht de mogelijkheid te overwegen om in aanvulling op gevangenisstraf tevens geldelijke straffen op te leggen.

🡻 2011/93/EU overweging 17 (aangepast)

 nieuw

(20)In de context van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  biedt de term  “niet worden geacht  wederrechtelijk  te zijn gepleegd  de lidstaten de mogelijkheid een verweer te bieden ten aanzien van handelswijzen met betrekking tot “pornografisch materiaal”  materiaal dat materiaal van seksueel misbruik van kinderen zou kunnen zijn  die bijvoorbeeld medische, wetenschappelijke of vergelijkbare doeleinden dienen. De term staat tevens de verrichting van onder nationale juridische bevoegdheden ressorterende activiteiten toe, zoals het rechtmatige bezit van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  door de autoriteiten teneinde strafprocedures in te stellen of misdrijven te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken  , of zoals activiteiten van organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, mits deze organisaties daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar zij zijn gevestigd. Deze activiteiten omvatten met name het in ontvangst nemen, analyseren en genereren van meldingen inzake vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen die bij hen worden ingediend door onlinegebruikers of andere organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, met inbegrip van het bepalen van de locatie waar het in de meldingen bedoelde materiaal wordt gehost, alsook het uitvoeren van zoekopdrachten om de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen op te sporen . Voorts kan deze term juridische verweermiddelen of vergelijkbare relevante beginselen omvatten die een persoon onder specifieke omstandigheden van aansprakelijkheid kunnen vrijwaren , bijvoorbeeld wanneer telefonische of internetmeldpunten activiteiten uitvoeren om dergelijke gevallen te melden.

🡻 2011/93/EU overweging 18 (aangepast)

(21)Het zich, door middel van informatie- en communicatietechnologie, welbewust toegang verschaffen tot kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen , moet strafbaar worden gesteld. De betrokkene is pas aansprakelijk wanneer hij van plan is een  online locatie  website te bezoeken waarop kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  beschikbaar is en tevens weet dat dergelijke  materiaal  afbeeldingen daar te vinden  is  zijn. Er moeten geen straffen worden opgelegd wanneer iemand onopzettelijk op een website  online locaties  met kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  terechtkomt. De opzettelijke aard van het strafbare feit kan met name worden afgeleid uit de omstandigheid dat het feit zich herhaaldelijk voordoet of dat het feit tegen betaling via een dienst werd gepleegd.

🡻 2011/93/EU overweging 19 (aangepast)

 nieuw

(22)In het kader van het internet vormt het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden een bedreiging met specifieke kenmerken, aangezien internet de gebruiker een ongekende anonimiteit biedt omdat hij zijn identiteit en persoonlijke kenmerken, zoals zijn leeftijd, kan verhullen.  In het afgelopen decennium heeft het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën het voor daders steeds gemakkelijker gemaakt om toegang te krijgen tot kinderen, waarbij het contact vaak begint met de dader die het kind in compromitterende situaties lokt, bijvoorbeeld door zich voor te doen als een gelijke of met ander bedrieglijk of vleierig gedrag. Deze verhoogde toegang tot kinderen heeft geleid tot een snelle groei van fenomenen zoals “sextortion” (d.w.z. het dreigen met het delen van intiem materiaal waarop het slachtoffer wordt weergegeven teneinde geld, materiaal van seksueel misbruik van kinderen of enig ander voordeel te verkrijgen), waarvan zowel seksueel minderjarige als seksueel meerderjarige kinderen het slachtoffer zijn. De afgelopen jaren is er sprake van een sterke toename van financieel gemotiveerde sextortion door georganiseerde criminele groepen die zich vooral richten op tienerjongens, wat er meerdere malen toe heeft geleid dat kinderen zich van het leven hebben beroofd. Daarom is het van essentieel belang dat al deze fenomenen op passende wijze worden aangepakt in de wetgeving van de lidstaten.  Tegelijkertijd erkennen de lidstaten dat het van groot belang is de benadering van kinderen voor seksuele doeleinden buiten de context van internet eveneens te bestrijden, in het bijzonder wanneer een dergelijke benadering plaatsvindt zonder gebruik van informatie- en communicatietechnologie. De lidstaten worden aangespoord om gedragingen waarbij de benadering van een kind om de dader te ontmoeten voor seksuele doeleinden plaatsvindt in de aanwezigheid of de nabijheid van het kind, strafbaar te stellen, bijvoorbeeld in de vorm van een strafbare voorbereiding van een misdrijf, een poging tot het plegen van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten of een bijzondere vorm van seksueel misbruik. Ongeacht welke juridische oplossing wordt gekozen om het offline benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden („offline grooming”) strafbaar te stellen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de plegers van dergelijke strafbare feiten op enigerlei wijze worden vervolgd.

 nieuw

(23)In het licht van de recente technologische ontwikkelingen en met name de ontwikkelingen op het gebied van aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit, mag de strafbaarstelling van het benaderen van kinderen niet beperkt blijven tot spraak-, tekst- of mailgesprekken, maar moet zij ook contacten of uitwisselingen in een aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit-omgeving omvatten, alsook het op grote schaal benaderen van kinderen door middel van daartoe getrainde chatbots, aangezien dit fenomeen waarschijnlijk nog zal toenemen als gevolg van de te verwachten ontwikkeling van toepassingen op het gebied van artificiële intelligentie. Daarom moet de term “door middel van informatie- en communicatietechnologie” zodanig ruim worden opgevat dat hij al deze technologische ontwikkelingen bestrijkt.

🡻 2011/93/EU overweging 20 (aangepast)

 nieuw

(24)Deze richtlijn is niet van toepassing op het beleid van de lidstaten betreffende seksuele handelingen met onderlinge instemming waarbij kinderen betrokken kunnen zijn en die kunnen worden beschouwd als uiting van de normale ontdekking van de seksualiteit in het kader van de persoonlijke ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met verschillende culturele en juridische tradities en met nieuwe vormen van het aanknopen en onderhouden van betrekkingen tussen kinderen en adolescenten, onder meer via informatie- en communicatietechnologie. Deze kwesties vallen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn. Lidstaten die gebruikmaken van de in deze richtlijn geboden mogelijkheden, zullen dit doen in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden.  Meer in het bijzonder moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om consensuele seksuele handelingen waarbij uitsluitend seksueel meerderjarige kinderen betrokken zijn en consensuele seksuele handelingen waarbij gelijken betrokken zijn, uit te sluiten van strafbaarstelling. De wijzigingen van het betrokken artikel hebben tot doel de werkingssfeer van de afwijking te verduidelijken, aangezien sommige lidstaten blijkbaar een te ruime interpretatie hebben gegeven aan de oorspronkelijke formulering (bijvoorbeeld door consensuele handelingen tussen seksueel meerderjarige minderjarigen en volwassenen van om het even welke leeftijd  die zelfs in het geval van een aanzienlijk leeftijdsverschil als “gelijken” worden beschouwd  uit te sluiten van strafbaarstelling). 

🡻 2011/93/EU overweging 21

(25)De lidstaten moeten in hun nationaal recht verzwarende omstandigheden opnemen overeenkomstig de toepasselijke regels in hun rechtsstelsels inzake verzwarende omstandigheden. Zij dienen ervoor te zorgen dat rechters deze verzwarende omstandigheden bij de veroordeling van daders kunnen laten meewegen, ofschoon rechters niet tot de toepassing ervan verplicht zijn. De lidstaten hoeven verzwarende omstandigheden niet in hun recht op te nemen wanneer zij, gezien de aard van het specifieke strafbare feit, irrelevant zijn. De relevantie van de diverse in deze richtlijn vastgelegde verzwarende omstandigheden moet op nationaal niveau worden beoordeeld voor elk van de in deze richtlijn genoemde strafbare feiten.

🡻 2011/93/EU overweging 22

(26)In het kader van deze richtlijn dient onder lichamelijk of geestelijk onvermogen tevens het lichamelijk of geestelijk onvermogen te worden verstaan dat wordt veroorzaakt door de invloed van drugs en alcohol.

🡻 2011/93/EU overweging 23 (aangepast)

 nieuw

(27)Bij de bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen dient ten volle gebruik te worden gemaakt van bestaande instrumenten inzake de inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van misdrijven, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad 22 en de protocollen daarbij, het Verdrag van de Raad van Europa van 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven 23 , en Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen 24   en Richtlijn […/…/…] van het Europees Parlement en de Raad 25  . Het in deze richtlijn bedoelde gebruik van in beslag genomen en geconfisqueerde hulpmiddelen en de opbrengsten van strafbare feiten om slachtoffers bij te staan en te beschermen, moet worden aangemoedigd.

🡻 2011/93/EU overweging 24 (aangepast)

 nieuw

(28)Secundaire victimisatie moet worden vermeden bij slachtoffers van in deze richtlijn genoemde strafbare feiten.  Bijvoorbeeld, en zonder afbreuk te doen aan de waarborgen van Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad 26 , dient het in  In lidstaten waar prostitutie of het verschijnen in pornografie op grond van het nationale strafrecht strafbaar is, dient het mogelijk te zijn niet tot vervolging over te gaan of geen straffen op te leggen conform dat recht, wanneer het kind in kwestie deze daden heeft gepleegd omdat het een slachtoffer was van seksuele uitbuiting of omdat het gedwongen was deel te nemen aan kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen. De term “gedwongen” moet in dit geval zo worden opgevat dat hij ook situaties omvat waarin het kind, zonder gebruik van geweld of druk, werd aangezet tot handelen, naast situaties waarin het kind middels geweld of druk tot handelen werd gebracht. 

🡻 2011/93/EU overweging 25

(29)Als instrument voor de onderlinge afstemming van het strafrecht voorziet deze richtlijn in strafmaten die moeten gelden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het specifieke strafrechtelijke beleid van de lidstaten jegens kinderen die strafbare feiten plegen.

🡻 2011/93/EU overweging 26

(30)Het onderzoek naar strafbare feiten en het instellen van de strafvordering dienen te worden ondersteund, in aanmerking genomen hoe moeilijk het voor kindslachtoffers is om seksueel misbruik aan te geven en hoe gemakkelijk daders in cyberspace anoniem kunnen blijven. Met het oog op het slagen van het onderzoek en de vervolging van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, mag het instellen ervan in principe niet afhankelijk zijn van een aangifte of klacht van het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger. De duur van een voldoende lange periode voor vervolging dient te worden vastgesteld overeenkomstig het nationale recht.

 nieuw

(31)Slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen zijn ook tientallen jaren na het plegen van de feiten vaak nog niet in staat om daarvan aangifte te doen en dat vanwege gevoelens van schaamte, schuld en zelfverwijt, die onder meer verband kunnen houden met het sociale en culturele stigma dat nog steeds aan seksueel misbruik kleeft, het heimelijke karakter van het misbruik, bedreigingen of beschuldigingen van de dader en/of trauma’s. Plegers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen blijven, in tegenstelling tot daders van andere geweldsdelicten, vaak tot op hoge leeftijd actief en blijven dus lang een bedreiging vormen voor kinderen. Doeltreffend onderzoek naar en doeltreffende vervolging van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en passende bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers, zijn dus alleen mogelijk indien de verjaringstermijnen slachtoffers de mogelijkheid bieden om gedurende een aanzienlijk lange periode aangifte te doen van de betrokken feiten.

🡻 2011/93/EU overweging 27 (aangepast)

 nieuw

(32)De personen die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten moeten kunnen beschikken over doeltreffende onderzoeksmiddelen. Het kan daarbij onder meer gaan om het onderscheppen van gesprekken, geheime observatie, onder meer met elektronische middelen, toezicht op bankrekeningen of andere financiële onderzoeken, daarbij rekening houdend met, onder andere, het evenredigheidsbeginsel en de aard en ernst van de onderzochte strafbare feiten. Wanneer dit gepast is, en overeenkomstig  Overeenkomstig  het nationale recht moeten dergelijke onderzoeksmiddelen de rechtshandhavingsinstanties tevens de mogelijkheid bieden om een verhulde identiteit te gebruiken op internet  en om, onder gerechtelijk toezicht, materiaal van seksueel misbruik van kinderen te verspreiden. De lidstaten ertoe verplichten om het gebruik van deze onderzoekstechnieken mogelijk te maken, is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen doeltreffend worden onderzocht en vervolgd. Aangezien deze strafbare feiten in de meeste gevallen worden gefaciliteerd of mogelijk worden gemaakt door onlineinstrumenten en zij daarom per definitie een grensoverschrijdend karakter hebben, zijn undercoveroperaties en het gebruik van zogenaamde “honeypots” in dit verband bijzonder doeltreffende onderzoeksinstrumenten gebleken. Om doeltreffend onderzoek en doeltreffende vervolging mogelijk te maken, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ook samenwerken via en met Europol en Eurojust, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en conform het toepasselijke rechtskader. Deze bevoegde autoriteiten moeten ook onderling en met de Commissie informatie uitwisselen over kwesties die zich voordoen bij onderzoeken en vervolgingen. 

 nieuw

(33)Sommige vormen van online seksueel misbruik van kinderen, zoals het livestreamen van kindermisbruik, dat, op verzoek van betalende daders in de Unie, fysiek vaak wordt gepleegd door personen in derde landen, brengen bijzondere onderzoeksuitdagingen met zich mee, aangezien het gestreamde misbruik doorgaans geen beelden of geregistreerde sporen achterlaat. Samenwerking met financiële diensten in de zin van artikel 2, punt b), van Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad 27 en andere relevante dienstverleners kan van cruciaal belang zijn om de uitdagingen bij het onderzoeken en vervolgen van dergelijke strafbare feiten aan te pakken. Met het oog op doeltreffend onderzoek en doeltreffende vervolging moeten de lidstaten dan ook overwegen kaders te bieden voor nauwe samenwerking tussen financiële diensten en andere relevante dienstverleners, zoals aanbieders van livestreamingdiensten. Dit zou leiden tot minder straffeloosheid en ervoor zorgen dat alle onder deze richtlijn vallende strafbare feiten doeltreffend kunnen worden onderzocht, met behulp van gerichte en passende instrumenten en middelen.

🡻 2011/93/EU overweging 28

 nieuw

(34)De lidstaten moeten iedere persoon die op de hoogte is of een vermoeden heeft van het seksuele misbruik of de seksuele uitbuiting van een kind, aanmoedigen dit te melden bij de bevoegde diensten.  Met name moeten de lidstaten informatie beschikbaar stellen aan kinderen over de mogelijkheid om misbruik te melden, onder meer bij hulplijnen.  Het is de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om te bepalen bij welke bevoegde autoriteiten dergelijke vermoedens kunnen worden gemeld. Die bevoegde autoriteiten mogen niet beperkt zijn tot diensten voor kinderbescherming of relevante sociale diensten. De vereiste dat een melding te goeder trouw moet gebeuren, heeft tot doel te voorkomen dat de bepaling wordt ingeroepen om met kwade opzet zuiver denkbeeldige of niet op waarheid berustende feiten aan te geven.

🡻 2011/93/EU overweging 29 (aangepast)

(35)De regels inzake rechtsmacht dienen te worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat personen uit de Unie die kinderen seksueel misbruiken of uitbuiten worden vervolgd, zelfs wanneer zij hun misdrijven buiten de Unie plegen, met name in het kader van het zogeheten sekstoerisme. Onder  “seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme”  “kindersekstoerisme” moet de seksuele uitbuiting van kinderen worden verstaan door een persoon of personen die vanuit hun gebruikelijke omgeving naar een bestemming in het buitenland reizen waar zij seksuele contacten met kinderen hebben. Wanneer kindersekstoerisme  seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme  buiten de Unie plaatsvindt, worden de lidstaten aangemoedigd ernaar te streven de samenwerking met derde landen en internationale organisaties te intensiveren door middel van de beschikbare nationale en internationale instrumenten, met inbegrip van bilaterale of multilaterale verdragen inzake uitlevering, wederzijdse bijstand of overdracht van procedures, teneinde sekstoerisme te bestrijden. De lidstaten moeten een open dialoog en communicatie met landen buiten de Unie bevorderen, teneinde op grond van de relevante nationale wetgeving daders te kunnen vervolgen die met het oog op  seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme  kindersekstoerisme buiten de grenzen van de Unie reizen.

🡻 2011/93/EU overweging 30 (aangepast)

 nieuw

(36)Bij maatregelen om kindslachtoffers  op een alomvattende manier  te beschermen moeten de belangen van het kind voorop staan en moet rekening worden gehouden met hun behoeften.  Voor een doeltreffende bescherming van kinderen is een maatschappijbrede aanpak nodig. Alle relevante autoriteiten en diensten moeten het kind centraal stellen en samenwerken om het te beschermen en te ondersteunen, met inachtneming van de belangen van het kind. Het “Barnahus”-model, waarbij met medewerking van specialisten uit alle relevante disciplines een kindvriendelijke omgeving wordt gecreëerd, is momenteel het meest geavanceerde voorbeeld van een kindvriendelijke benadering van justitie en van het voorkomen van revictimisatie. De desbetreffende bepalingen van deze richtlijn zijn gebaseerd op de beginselen van dat model. Dat model heeft tot doel ervoor te zorgen dat alle kinderen die betrokken zijn bij onderzoeken naar seksueel misbruik of seksuele uitbuiting worden onderworpen aan een kwalitatief hoogwaardige beoordeling in een kindvriendelijke omgeving, passende psychosociale ondersteuning krijgen en een beroep kunnen doen op diensten voor kinderbescherming. Met deze richtlijn wordt beoogd ervoor te zorgen dat alle lidstaten deze beginselen in acht nemen, hoewel de lidstaten niet verplicht zijn om het Barnahus-model als zodanig toe te passen. Wanneer het kind medisch moet worden onderzocht ten behoeve van het strafonderzoek, bijvoorbeeld om bewijs van misbruik te verzamelen, moet dit medisch onderzoek beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke teneinde hertraumatisering zoveel mogelijk te beperken. Deze verplichting mag geen belemmering vormen voor andere medische onderzoeken die nodig zijn voor het welzijn van het kind.  Kindslachtoffers dienen gemakkelijk toegang te hebben tot  een kindvriendelijke justitie en tot  rechtsmiddelen en maatregelen voor het oplossen van belangenconflicten in het geval van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van een kind in het gezin of de familie. Wanneer in een strafonderzoek of een strafproces een bijzondere vertegenwoordiger voor een kind moet worden aangewezen, kan deze rol ook door een rechtspersoon, een instelling of een autoriteit worden vervuld. Kindslachtoffers moeten ook worden beschermd tegen straffen, bijvoorbeeld krachtens de nationale wetgeving inzake prostitutie, wanneer zij hun situatie bij de bevoegde instanties onder de aandacht brengen. Voorts mag de deelname van kindslachtoffers aan een strafprocedure, voor zover mogelijk, geen verdere trauma’s veroorzaken door ondervragingen of oogcontact met daders.  Alle bij de procedure betrokken autoriteiten moeten worden opgeleid op het gebied van kindvriendelijke justitie.  Een goed begrip van kinderen en de manier waarop zij reageren op traumatische ervaringen maakt het mogelijk de kwaliteit van de bewijsverzameling te waarborgen en ervoor te zorgen dat het kind zo weinig mogelijk onder druk staat wanneer de noodzakelijke maatregelen worden genomen.  Wanneer kindslachtoffers deelnemen aan de strafprocedure, moet de rechter bij het voeren van de procedure ten volle rekening houden met hun leeftijd en maturiteit en ervoor zorgen dat de procedure toegankelijk en begrijpelijk is voor het kind. 

🡻 2011/93/EU overweging 31

 nieuw

(37)Lidstaten moeten overwegen om kindslachtoffers zowel op korte als lange termijn  op maat gesneden en alomvattende  bijstand te verlenen. Elk leed als gevolg van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van een kind is aanzienlijk en moet  zo snel mogelijk na het eerste contact van het slachtoffer met de autoriteiten  worden aangepakt.  Onmiddellijke bijstand aan slachtoffers vóór en tijdens strafrechtelijke onderzoeken en procedures is van essentieel belang om langdurige trauma’s als gevolg van het ondergane misbruik zoveel mogelijk te beperken. Om de snelle verlening van bijstand, met inbegrip van het in kaart brengen van relevante ondersteuningsdiensten, te vergemakkelijken, moeten de lidstaten richtsnoeren en protocollen opstellen voor beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg, het onderwijs en de sociale dienstverlening, met inbegrip van het personeel van hulplijnen.  Gezien de aard van het leed ten gevolge van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting, moet dergelijke bijstand zo lang worden voortgezet als nodig is voor het lichamelijke en psychische herstel van het kind en kan hij indien noodzakelijk worden gecontinueerd wanneer het kind volwassen is. Er moet worden overwogen bijstand en advies uit te breiden tot ouders  , verzorgers  of voogden van kindslachtoffers indien zij niet van deelname aan het misdrijf worden verdacht, om hen in staat te stellen kindslachtoffers tijdens de procedure te kunnen bijstaan.

 nieuw

(38)Trauma’s als gevolg van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen blijven vaak tot ver in de volwassenheid doorwerken, met langdurige gevolgen die slachtoffers er vaak jarenlang of zelfs decennialang van weerhouden aangifte te doen van het misdrijf en bijstand en ondersteuning te zoeken. Daarom moeten de lidstaten zowel op korte als op lange termijn op maat gesneden en alomvattende bijstand verlenen, niet alleen aan kindslachtoffers, maar ook aan volwassen overlevers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen.

🡻 2011/93/EU overweging 32 (aangepast)

 nieuw

(39)Kaderbesluit 2001/220/JBZ  Richtlijn 2012/29/EU  stelt een aantal rechten van het slachtoffer in de strafprocedure vast, waaronder het recht op bescherming en het recht op een beslissing inzake  schadevergoeding  door de dader .  Het voorstel tot herziening van de richtlijn slachtofferrechten voorziet in gerichte wijzigingen van de rechten van alle slachtoffers.  Voorts  Naast de in die richtlijn vastgestelde rechten,  dienen kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting en kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik  toegang te krijgen tot juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het toepasselijke rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, tot vertegenwoordiging in rechte, ook voor het vorderen van een schadevordering. Dit juridische advies en deze vertegenwoordiging zouden ook door de bevoegde autoriteiten kunnen worden verleend in het geval de schadevergoeding van de staat wordt gevorderd. Het juridische advies heeft ten doel slachtoffers in staat te stellen informatie en advies te krijgen over de verschillende mogelijkheden waarover zij beschikken. Juridisch advies dient te worden verstrekt door iemand die een passende juridische opleiding heeft genoten, maar dit hoeft niet noodzakelijk een jurist te zijn. Juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het toepasselijke rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, vertegenwoordiging in rechte moeten kosteloos zijn, in elk geval wanneer het slachtoffer over onvoldoende financiële middelen beschikt, en conform de nationale procedures van de lidstaten beschikbaar zijn.

 nieuw

(40)Het EU-centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (“EU-centrum”), dat is opgericht bij Verordening [.../.../EU tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen] 28 , moet de inspanningen van de lidstaten op het gebied van preventie en bijstand aan slachtoffers ondersteunen en moet de lidstaten helpen hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn na te komen. Het moet de uitwisseling van beste praktijken in de Unie en daarbuiten vergemakkelijken. Het EU-centrum moet de dialoog tussen alle relevante belanghebbenden aanmoedigen teneinde de ontwikkeling van geavanceerde preventieprogramma’s te bevorderen. Door samen te werken met de lidstaten en bij te dragen tot de standaardisering van het verzamelen van gegevens over seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de hele Unie, moet het EU-centrum bovendien een waardevol instrument zijn ter ondersteuning van empirisch onderbouwd beleid inzake preventie en bijstand aan slachtoffers. De lidstaten moeten, op de wijze die volgens hen het best beantwoordt aan hun interne organisatie en rekening houdend met de behoefte aan een minimale structuur met welomschreven taken, nationale autoriteiten of gelijkwaardige entiteiten oprichten die in staat zijn trends op het gebied van seksueel misbruik van kinderen te beoordelen, statistieken te verzamelen, de resultaten van acties ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen te meten, en regelmatig verslag uit te brengen over dergelijke trends, statistieken en resultaten. Deze nationale autoriteiten moeten fungeren als nationaal contactpunt en moeten bij hun werkzaamheden kiezen voor een geïntegreerde aanpak waarbij diverse belanghebbenden zijn betrokken. Daarnaast moeten de lidstaten op nationaal niveau de nodige mechanismen vaststellen om te zorgen voor doeltreffende coördinatie en samenwerking tussen alle relevante publieke en private actoren bij de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen om online en offline seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen en te bestrijden, en om de samenwerking met het EU-centrum en de Commissie te vergemakkelijken.

 nieuw

(41)De lidstaten kunnen ervoor kiezen bestaande instanties of entiteiten, zoals de nationale coördinerende autoriteiten die reeds zijn aangewezen op grond van Verordening [.../.../EU de voorgestelde verordening ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen], aan te wijzen als nationale autoriteiten of gelijkwaardige structuren in het kader van deze richtlijn, voor zover dit verenigbaar is met de noodzaak ervoor te zorgen dat de hun krachtens deze richtlijn toegewezen taken doeltreffend en volledig worden uitgevoerd.

🡻 2011/93/EU overweging 33 (aangepast)

 nieuw

(42)De lidstaten dienen maatregelen te nemen om handelingen die verband houden met de bevordering van seksueel misbruik van kinderen en  seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme  kindersekstoerisme te voorkomen of te verbieden. Er kan aan verschillende preventiemaatregelen worden gedacht, zoals de opstelling en aanscherping van een gedragscode en zelfreguleringsmechanismen in de toeristische sector, het invoeren van een ethische code of “kwaliteitslabels”  of het ontwikkelen van uitdrukkelijk beleid  voor toeristische organisaties die  teneinde seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme te  kindersekstoerisme bestrijden of het ontwikkelen van uitdrukkelijk beleid om kindersekstoerisme aan te pakken De lidstaten moeten de instrumenten die hen ter beschikking staan op grond van het Unierecht, het nationale recht en internationale overeenkomsten benutten om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme via of naar hun grondgebied te voorkomen, met name door passende maatregelen te nemen na ontvangst van relevante informatie uit derde landen, waaronder het verrichten van verdere controles of het weigeren van toegang op grond van Verordening (EU) 2018/1861 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles 29

🡻 2011/93/EU overweging 34 (aangepast)

 nieuw

(43)De lidstaten moeten beleid ontwikkelen en/of hun beleid aanscherpen om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen, onder meer met maatregelen om de vraag die de voedingsbodem is voor alle vormen van seksuele uitbuiting van kinderen, te ontmoedigen en te doen afnemen, en maatregelen om het risico dat kinderen slachtoffer worden in te perken door middel van informatie- en bewustmakingscampagnes,  ook ten behoeve van ouders en verzorgers en de samenleving in het algemeen,  en onderzoeks- en educatieve programma’s. Bij dergelijke initiatieven dienen de lidstaten oog te hebben voor de bevordering van de rechten van het kind. Er dient met name voor te worden gezorgd dat bewustmakingscampagnes die op kinderen zijn gericht, geschikt en eenvoudig te begrijpen zijn  , en afgestemd zijn op de specifieke behoeften van kinderen in verschillende leeftijdsgroepen, waaronder kinderen in de voorschoolse leeftijd. Bij preventiemaatregelen moet het fenomeen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen holistisch worden benaderd door zowel de online- als de offlinedimensie ervan aan te pakken en alle relevante belanghebbenden te mobiliseren. Wat meer bepaald de onlinedimensie betreft, moeten de maatregelen de ontwikkeling van digitale geletterdheid omvatten, met inbegrip van een kritische omgang met de digitale wereld, teneinde gebruikers te helpen pogingen tot online seksueel misbruik van kinderen te herkennen en ermee om te gaan, ondersteuning te zoeken en misbruik te voorkomen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de preventie van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen die worden verzorgd in een groepsomgeving in plaats van in een gezinsomgeving .  Voor zover dit nog niet is gebeurd, moet  Ook  ook  de instelling van  specifieke  hulplijnen of meldpunten moet worden overwogen.

🡻 2011/93/EU overweging 35 (aangepast)

(44)Wat betreft het stelsel voor het doen van een aangifte van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en het bijstaan van kinderen in nood, moet het gebruik van de telefonische meldpunten onder de nummers 116 000 voor vermiste kinderen, 116 006 voor slachtoffers van een misdrijf en 116 111  voor hulplijnen  voor kinderen, zoals ingevoerd bij Beschikking van de Commissie 2007/116/EG van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met 116 voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde 30 , worden bevorderd en moet rekening worden gehouden met de ervaringen met het functioneren van deze nummers.

 nieuw

(45)Organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, zoals de leden van het Inhope-netwerk van meldpunten, zijn al jaren actief in verschillende lidstaten en werken samen met rechtshandhavingsinstanties en dienstverleners om de verwijdering en melding van online materiaal van seksueel misbruik van kinderen te vergemakkelijken. Aldus wordt revictimisatie tegengegaan door de online verspreiding van illegaal materiaal te beperken, en kan aan de rechtshandhavingsinstanties bewijs worden verstrekt over gepleegde misdrijven. Het rechtskader waarbinnen deze organisaties opereren, verschilt echter aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat en vertoont talrijke lacunes wat betreft de omschrijving van de taken die deze organisaties rechtmatig kunnen uitvoeren en de bijbehorende voorwaarden. De lidstaten moeten in staat zijn deze organisaties te machtigen om relevante taken uit te voeren, met name de verwerking van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, in welk geval de verwerking niet als “wederrechtelijk” mag worden beschouwd. Het verlenen van dergelijke machtigingen wordt aangemoedigd omdat dit de rechtszekerheid vergroot, zorgt voor optimale synergieën tussen nationale autoriteiten en andere actoren die betrokken zijn bij de strijd tegen seksueel misbruik van kinderen, en de rechten van slachtoffers ondersteunt door materiaal van seksueel misbruik van kinderen te verwijderen uit de openbare digitale ruimte.

🡻 2011/93/EU overweging 36 (aangepast)

 nieuw

(46)Professionele dienstverleners die mogelijk in contact komen met kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting, dienen adequaat te worden opgeleid om dergelijke slachtoffers te herkennen en met hen om te gaan.  Om bij het onderzoeken en vervolgen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te zorgen voor een kindvriendelijke justitie, moet dergelijke  Dergelijke opleiding moet worden aangemoedigd voor leden van de onderstaande categorieën die met kindslachtoffers in aanraking kunnen komen: politiebeambten, openbare aanklagers, advocaten, leden van de rechterlijke macht en gerechtsambtenaren, kinderverzorgings- en gezondheidswerkers,  beroepsbeoefenaars in de onderwijssector, met inbegrip van voor- en vroegschoolse educatie en opvang, sociale diensten, diensten voor slachtofferhulp en diensten voor herstelrecht , maar ook andere groepen mensen die in het kader van hun werkzaamheden mogelijk met kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting te maken kunnen krijgen.

🡻 2011/93/EU overweging 37

(47)Om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen, moeten zedendelinquenten specifieke interventieprogramma’s of op hen toegespitste maatregelen krijgen aangeboden. Die interventieprogramma’s of -maatregelen moeten berusten op een brede, flexibele aanpak die is gericht op de medische en psychosociale aspecten en zij moeten een niet-verplicht karakter hebben. Genoemde interventieprogramma’s of -maatregelen laten de door de bevoegde gerechtelijke autoriteiten opgelegde interventieprogramma’s of -maatregelen onverlet.

🡻 2011/93/EU overweging 38

 nieuw

(48)Interventieprogramma’s of -maatregelen worden niet als automatisch recht verleend. Het is aan de lidstaat om te bepalen welke interventieprogramma’s of -maatregelen geschikt zijn.  In het geval van personen die vrezen dat zij een misdrijf zouden kunnen plegen, moeten deze programma’s of maatregelen toegankelijk zijn conform de nationale gezondheidszorgnormen

🡻 2011/93/EU overweging 39 (aangepast)

 nieuw

(49)Om recidive te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, moeten daders worden beoordeeld op het gevaar dat zij vormen en het mogelijke risico op herhaling van zedendelicten tegen kinderen. De bijzonderheden van een dergelijke beoordeling, zoals het soort autoriteit dat bevoegd is om de beoordeling te gelasten en te verrichten of het moment tijdens of na de strafprocedure waarop die beoordeling moet plaatsvinden, alsook de bijzonderheden van doeltreffende interventieprogramma’s of maatregelen die naar aanleiding van die beoordeling worden aangeboden, moeten stroken met de nationale procedures van de lidstaten. Eveneens ter voorkoming en beperking van recidive moeten daders ook op vrijwillige basis kunnen deelnemen aan doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen. Die interventieprogramma’s of -maatregelen mogen geen afbreuk doen aan nationale regelingen die zijn opgezet met het oog op de behandeling van personen die lijden aan een geestesziekte  mentale stoornis en moeten toegankelijk en betaalbaar zijn conform de nationale gezondheidszorgnormen, bijvoorbeeld wat betreft het in aanmerking komen voor vergoeding uit hoofde van de gezondheidsstelsels van de lidstaten .

🡻 2011/93/EU overweging 40 (aangepast)

 nieuw

(50)Wanneer dit wenselijk is vanwege het gevaar dat daders vormen en het mogelijke risico op herhaling van de strafbare feiten, dient aan veroordeelde daders tijdelijk of permanent een verbod te worden opgelegd dat ten minste betrekking heeft op het uitoefenen van beroepsactiviteiten waarbij zij rechtstreeks en geregeld in aanraking komen met kinderen  of binnen organisaties die met kinderen werken of die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen . Werkgevers die personeel aanwerven voor een baan die rechtstreeks en regelmatig contact met kinderen behelst, hebben het recht op de hoogte te worden gebracht  moeten informatie vragen over  van in het strafregister opgenomen bestaande veroordelingen voor zedendelicten ten koste van kinderen, of van reeds opgelegde verboden. Voor de toepassing van deze richtlijn dient het begrip “werkgevers” tevens personen te omvatten die een organisatie leiden op het gebied van vrijwilligerswerk dat in verband staat met het toezicht op en/of de verzorging van kinderen en waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen  , met inbegrip van gemeenschapsomgevingen zoals scholen, ziekenhuizen, sociale zorgdiensten, sportclubs of religieuze gemeenschappen . De wijze van informatieverstrekking, bijvoorbeeld via de betrokken persoon, en de exacte inhoud van die informatie, de definitie van georganiseerde vrijwilligersactiviteiten en van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, moeten overeenkomstig het nationale recht worden bepaald.  Informatie die door de ene bevoegde autoriteit aan de andere wordt doorgegeven, moet echter ten minste alle relevante gegevens bevatten die door de lidstaten zijn opgeslagen in hun nationale strafregisters en alle relevante gegevens die gemakkelijk uit derde landen kunnen worden verkregen, zoals gegevens die van het Verenigd Koninkrijk kunnen worden verkregen via het kanaal dat is ingesteld overeenkomstig deel drie, titel IX, van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds 31  

🡻 2011/93/EU overweging 41

 nieuw

(51) Op het gebied van seksueel misbruik van kinderen is het fenomeen van daders die na een veroordeling of een opgelegd verbod opnieuw toegang krijgen tot kinderen door naar een ander rechtsgebied te verhuizen, bijzonder wijdverbreid en verontrustend. Daarom is het van cruciaal belang alle nodige maatregelen te nemen om dit te voorkomen.  Met inachtneming van de verschillende rechtstradities van de lidstaten wordt in de bepalingen van deze richtlijn rekening gehouden met het feit dat toegang tot strafregisters uitsluitend is voorbehouden aan de bevoegde autoriteiten ofwel aan de betrokken persoon. Deze richtlijn stelt geen verplichting in om de nationale regelingen met betrekking tot strafregisters of de wijze van toegang tot deze registers aan te passen. 

🡻 2011/93/EU overweging 42

 nieuw

(52) Voor informatie die niet of nog niet beschikbaar is in Ecris, bijvoorbeeld informatie over delinquente onderdanen van derde landen, moeten de lidstaten, in afwachting van de volledige uitvoering van Verordening (EU) 2019/816 van het Europees Parlement en de Raad 32 , gebruikmaken van andere kanalen om alle relevante informatie te verstrekken aan werkgevers die personeel aanwerven voor functies die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen.  Deze richtlijn beoogt geen harmonisatie van de regels inzake de toestemming van de betrokkene bij uitwisseling van informatie uit strafregisters, d.w.z. inzake de vraag of deze toestemming vereist is of niet. Met betrekking tot de vraag of toestemming krachtens het nationale recht vereist is of niet wordt in deze richtlijn geen enkele nieuwe verplichting opgelegd om het nationale recht en de nationale procedures in dit opzicht aan te passen.

🡻 2011/93/EU overweging 43 (aangepast)

(53)De lidstaten kunnen overwegen aanvullende bestuursrechtelijke maatregelen te nemen met betrekking tot daders, zoals opname van personen die veroordeeld zijn wegens in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten in registers van zedendelinquenten. De toegang tot deze registers moet worden beperkt overeenkomstig de nationale grondwettelijke beginselen en de vigerende normen voor gegevensbescherming, bijvoorbeeld door de toegang te beperken tot leden van de rechterlijke macht en/of rechtshandhavinginstanties.

🡻 2011/93/EU overweging 44 (aangepast)

 nieuw

(54)De lidstaten worden aangemoedigd  moeten de nodige maatregelen nemen om  mechanismen voor gegevensverzameling tot stand te brengen of contactpunten te creëren, op nationaal, of lokaal  of regionaal  niveau en in samenwerking met het maatschappelijk middenveld, voor de observatie en evaluatie van het verschijnsel van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen  en waarbij ook wordt voortgebouwd op de bredere verplichtingen inzake gegevensverzameling die zijn vastgesteld in Richtlijn [.../...] [richtlijn slachtofferrechten, herschikking] en Verordening (EU) [verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen] . Om de resultaten van acties ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie  van materiaal van seksueel misbruik van kinderen  naar behoren te kunnen beoordelen, dient de Unie de ontplooiing voort te zetten van haar werkzaamheden op het gebied van methodologieën en methoden voor gegevensverzameling om vergelijkbare statistieken te produceren.  Het EU-centrum, als centrale kennishub inzake seksueel misbruik van kinderen in de Unie, moet op dat gebied een belangrijke rol spelen. 

🡻 2011/93/EU overweging 45

(55)De lidstaten dienen passende maatregelen te nemen om voorlichtingsdiensten te voorzien teneinde informatie te verstrekken over hoe de signalen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting kunnen worden herkend.

🡻 2011/93/EU overweging 46 (aangepast)

(56)Kinderpornografie bestaat uit beelden van het seksuele misbruik van kinderen  Materiaal van seksueel misbruik van kinderen is materiaal met een bepaald soort inhoud  en kan onder geen enkele voorwaarde worden beschouwd als een meningsuiting. Om kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te bestrijden moet de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen worden beperkt door het voor daders moeilijker te maken om de inhoud op het publiek toegankelijke internet te uploaden. Er moet derhalve worden opgetreden om de desbetreffende inhoud te verwijderen en degenen die zich schuldig maken aan het vervaardigen, verspreiden of downloaden van beelden  materiaal  van seksueel misbruik van kinderen aan te houden. Om de inspanningen van de Unie met betrekking tot de bestrijding van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te ondersteunen, dienen de lidstaten zo goed mogelijk samen te werken met derde landen teneinde ervoor te zorgen dat dergelijke inhoud van de op hun grondgebied opererende servers wordt verwijderd.

 nieuw

(57)De inspanningen van de lidstaten om de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen in te perken, onder meer door in het kader van deze richtlijn samen te werken met derde landen, mogen geen afbreuk doen aan Verordening (EU) 2022/2065, Verordening (EU) 2021/1232 en [Verordening .../.../ tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen]. Online-inhoud die een strafbaar feit in de zin van deze richtlijn vormt of faciliteert, is onderworpen aan de maatregelen die overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad 33 zijn vastgesteld met betrekking tot illegale inhoud.

🡻 2011/93/EU overweging 47 (aangepast)

 nieuw

(58)Ondanks deze inspanningen  van de lidstaten  is het evenwel vaak niet mogelijk de inhoud met kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bij de bron te verwijderen wanneer het originele materiaal zich buiten de Unie bevindt, hetzij omdat de staat waar de servers worden gehost weigert mee te werken, hetzij omdat het bekomen van de verwijdering van het materiaal door de betrokken staat bijzonder lang blijkt te duren. Er mogen tevens mechanismen worden gecreëerd om toegang vanaf het grondgebied van de Unie tot webpagina’s waarvan is vastgesteld dat ze kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden, te blokkeren. De maatregelen die door de lidstaten in overeenstemming met deze richtlijn worden genomen om websites die kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten te verwijderen of, indien nodig, te blokkeren, kunnen worden gebaseerd op verschillende soorten overheidsoptreden zoals wetgevend, niet-wetgevend, gerechtelijk en ander optreden. In die context doet deze richtlijn geen afbreuk aan vrijwillige maatregelen die door de internetindustrie worden genomen om verkeerd gebruik van haar diensten te voorkomen, noch aan de eventuele steun voor dergelijke maatregelen van de lidstaten. Ongeacht de rechtsgrond of methode die wordt gekozen, dienen de lidstaten te zorgen voor een adequaat niveau van rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor gebruikers en dienstverleners. Om inhoud met kindermisbruik te verwijderen en te blokkeren moet samenwerking tussen de overheidsinstanties tot stand worden gebracht en versterkt, vooral om ervoor te zorgen dat nationale lijsten van webpagina’s die kinderpornografisch materiaal  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten zo volledig mogelijk zijn en om dubbele inspanningen te voorkomen. Bij al deze ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de rechten van de eindgebruikers, moeten de bestaande wettelijke en gerechtelijke procedures, het Europese Verdrag voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden nageleefd. Als onderdeel van het Actieplan voor een veiliger internet is een netwerk van telefonische meldpunten opgezet voor het verzamelen van informatie en het opstellen en uitwisselen van verslagen over de belangrijkste vormen van illegale inhoud online.  Het door de Unie medegefinancierde netwerk van meldpunten 34 behandelt meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen die anoniem door het publiek worden gedaan en werkt samen met rechtshandhavingsinstanties en de industrie op nationaal, Europees en mondiaal niveau om ervoor te zorgen dat dit soort inhoud snel wordt verwijderd. 

🡻 2011/93/EU overweging 48

48. Deze richtlijn beoogt de bepalingen van Kaderbesluit 2004/68/JBZ te wijzigen en uit te breiden. Aangezien de aan te brengen wijzigingen talrijk en ingrijpend zijn, dient het kaderbesluit, met het oog op de duidelijkheid, volledig te worden vervangen voor wat de lidstaten betreft die deelnemen aan de vaststelling van deze richtlijn.

🡻 2011/93/EU overweging 49 (aangepast)

(59)Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de bestrijding van seksueel misbruik,  en  seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie  van materiaal van seksueel misbruik van kinderen , niet voldoende kan worden verwezenlijkt door lidstaten en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen  van het optreden  dus beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. In overeenstemming met het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

🡻 2011/93/EU overweging 50

(60)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en is in overeenstemming met de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, inzonderheid het recht op bescherming van de menselijke waardigheid, het verbod op folteringen en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, de rechten van het kind, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, alsmede het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake misdrijven en straffen. Deze richtlijn beoogt de volledige eerbiediging van die rechten en beginselen te waarborgen en zij moet dienovereenkomstig worden toegepast.

🡻 2011/93/EU overweging 51

51. Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens om aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn deel te nemen.

 nieuw

(61)[Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland [, bij brief van …,] te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn wenst deel te nemen.]

OF    

[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn en is het dus niet gebonden door, noch onderworpen aan de toepassing van deze richtlijn.]

🡻 2011/93/EU overweging 52

(62)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn en is het dus niet gebonden door, noch onderworpen aan de toepassing van deze richtlijn,.

 nieuw

(63)De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

 nieuw

(64)Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

🡻 2011/93/EU (aangepast)

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze richtlijn stelt minimumregels vast voor de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  en het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden. Zij voert tevens bepalingen in om de preventie van die misdrijven  strafbare feiten  en de bescherming van slachtoffers daarvan te versterken.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)kind: een persoon die jonger is dan achttien jaar;

(2)seksuele meerderjarigheid: de leeftijd beneden dewelke het overeenkomstig het nationale recht verboden is met een kind seksuele handelingen aan te gaan;

(3)kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen :

a)alle materiaal dat de visuele weergave behelst van een kind dat deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele handelingen;

b)elke weergave voor primair seksuele doeleinden van de geslachtsorganen van een kind;

c)alle materiaal dat de visuele weergave behelst van een persoon die er als een kind uitziet en die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen of elke weergave voor primair seksuele doeleinden van de geslachtsorganen van een persoon die er als een kind uitziet,; of

d)realistische afbeeldingen  , reproducties of weergaven  van een kind dat deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen, of realistische afbeeldingen  , reproducties of weergaven  voor primair seksuele doeleinden van de geslachtsorganen van een kind;

 nieuw

e)alle materiaal, ongeacht de vorm ervan, dat bedoeld is om advies, richtsnoeren of instructies te geven over hoe kinderen seksueel kunnen worden misbruikt of uitgebuit of over hoe kinderen kunnen worden benaderd;

🡻 2011/93/EU (aangepast)

(4)kinderprostitutie  uitbuiting van kinderen in de prostitutie : het gebruiken van een kind voor seksuele handelingen, waarbij geld of een andere vorm van beloning of vergoeding wordt gegeven of beloofd in ruil voor seksuele handelingen van het kind, ongeacht of die betaling, belofte of vergoeding aan het kind of aan een derde wordt gegeven of gedaan;

(5)pornografische voorstelling  van seksueel misbruik van kinderen : het live vertonen, bedoeld voor een publiek, onder meer door gebruikmaking van informatie- en communicatietechnologie:

a)van een kind dat deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of

b)van de geslachtsorganen van een kind voor primair seksuele doeleinden;

(6)rechtspersoon: een entiteit met rechtspersoonlijkheid krachtens het toepasselijke recht, met uitzondering van staten of overheidsinstanties bij de uitoefening van hun openbare macht en van publiekrechtelijke internationale organisaties;.

 nieuw

(7)dienst van de informatiemaatschappij: een dienst in de zin van artikel 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535 35 ;

(8)gelijken: personen die nabij zijn in leeftijd en in psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 3

Strafbare feiten op het gebied van seksueel misbruik

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 2 tot en met 6  8  bedoelde opzettelijke gedragingen strafbaar worden gesteld.

2.Het voor seksuele doeleinden bewerkstelligen dat een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, getuige is van seksuele handelingen, ook zonder dat het daaraan hoeft deel te nemen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.

3.Het voor seksuele doeleinden bewerkstelligen dat een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, getuige is van seksueel misbruik, ook zonder dat het daaraan hoeft deel te nemen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar.

4.Het aangaan van seksuele handelingen met een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is  of een kind ertoe brengen seksuele handelingen aan te gaan met een andere persoon , wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste vijf  acht  jaar.

5.Het aangaan van seksuele handelingen met een kind, waarbij:

a)misbruik wordt gemaakt van een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van het kind wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht  tien  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste drie  zes  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is;

b)misbruik wordt gemaakt van de bijzonder kwetsbare situatie van het kind, in het bijzonder als gevolg van een geestelijke of lichamelijke handicap of een situatie van afhankelijkheid, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht  tien  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste drie  zes  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is, of

c)gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien  twaalf  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf  zeven  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

6.Een kind middels dwang, geweld of bedreigingen aanzetten tot seksuele handelingen met een derde wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien  twaalf  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf  zeven  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

 nieuw

7.De volgende opzettelijke gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twaalf jaar:

a)met een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, handelingen stellen waarbij het lichaam op seksuele wijze vaginaal, anaal of oraal wordt binnengedrongen met een lichaamsdeel of object;

b)een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, ertoe brengen met een andere persoon handelingen te stellen waarbij het lichaam op seksuele wijze vaginaal, anaal of oraal wordt binnengedrongen met een lichaamsdeel of object.

8.Wanneer het kind seksueel meerderjarig is en niet instemt met de handeling, worden de in lid 7 bedoelde gedragingen gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien jaar.

9.Voor de toepassing van lid 8 zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)onder een niet-consensuele handeling wordt verstaan een handeling die wordt verricht zonder de vrijwillige instemming van het kind, waarbij de vrije wil van het kind wordt beoordeeld in het licht van de omringende omstandigheden, of een handeling waarbij het kind wegens omstandigheden als bedoeld in lid 5 of wegens andere omstandigheden, waaronder de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van het kind, niet uit vrije wil kan beslissen, zoals in het geval van bewusteloosheid, intoxicatie, verlamming door angst, ziekte of lichamelijk letsel;

b)de instemming op elk moment vóór en tijdens de handeling kan worden ingetrokken;

c)het ontbreken van instemming niet uitsluitend kan worden weerlegd aan de hand van het stilzwijgen van het kind, de afwezigheid van verbaal of fysiek verzet van zijn kant of zijn seksuele gedrag in het verleden.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 4

Strafbare feiten op het gebied van seksuele uitbuiting

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 2 tot en met 7 genoemde opzettelijke gedragingen strafbaar worden gesteld.

2.Het bewerkstelligen van de deelname van een kind aan pornografische voorstellingen  voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen , of het werven van een kind hiervoor of het profiteren of anderszins uitbuiten van een kind voor dergelijke doeleinden, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste vijf jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste twee jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

3.Het onder dwang of met geweld bewerkstelligen dat een kind deelneemt aan pornografische voorstellingen  voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen  of het bedreigen van een kind voor dergelijke doeleinden, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is of van ten minste vijf jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

4.Het welbewust bijwonen van pornografische voorstellingen  voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen  waaraan een kind deelneemt, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste één jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

5.Het bewerkstelligen dat een kind deelneemt aan  uitbuiting in de prostitutie  kinderprostitutie, het werven van een kind voor dit doel of het profiteren of anderszins uitbuiten van een kind voor dergelijke doeleinden, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

6.Een kind dwingen tot  uitbuiting in de  prostitutie of het kind met dat doel bedreigen wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

7.Het aangaan van seksuele handelingen met een kind, waarbij een beroep wordt gedaan op  uitbuiting in de prostitutie  kinderprostitutie, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste vijf  acht  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste twee  vier  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

Artikel 5

Strafbare feiten op het gebied van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen 

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 2 tot en met 6 genoemde opzettelijke gedragingen, indien wederrechtelijk gepleegd, strafbaar worden gesteld.

2.Het verwerven of in bezit hebben van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.

3.Het zich door middel van informatie- en communicatietechnologie welbewust toegang verschaffen tot kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.

4.De distributie, verspreiding of uitzending van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar.

5.Het aanbieden, leveren of ter beschikking stellen van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar.

6.Het vervaardigen van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste drie jaar.

 nieuw

7.Voor de toepassing van lid 1 worden de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde gedragingen niet geacht wederrechtelijk te zijn gepleegd wanneer zij met name worden gesteld door of namens en onder de verantwoordelijkheid van een in een lidstaat gevestigde organisatie die in het algemeen belang optreedt tegen seksueel misbruik van kinderen en die daartoe was gemachtigd door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat, mits dergelijke acties werden uitgevoerd overeenkomstig de in de betrokken machtiging vastgestelde voorwaarden.

Deze voorwaarden kunnen onder meer inhouden dat de organisaties die dergelijke machtigingen krijgen over de nodige deskundigheid en onafhankelijkheid moeten beschikken, dat er passende rapportage- en toezichtmechanismen moeten zijn om ervoor te zorgen dat de organisaties snel, zorgvuldig en in het algemeen belang handelen, en dat de organisaties gebruik moeten maken van beveiligde communicatiekanalen om de onder de machtiging vallende acties uit te voeren.

8.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 7 bedoelde machtigingen voor organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, alle of sommige van de volgende activiteiten toestaan:

a)het in ontvangst nemen en analyseren van meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen, die bij hen worden ingediend door slachtoffers, onlinegebruikers of organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen;

b)de relevante rechtshandhavingsinstantie van de lidstaat waar het materiaal wordt gehost, onverwijld in kennis stellen van gemelde illegale inhoud;

c)samenwerken met organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen en die gemachtigd zijn om conform punt a) meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen in ontvangst te nemen in de lidstaat of het derde land waar het materiaal wordt gehost;

d) zoekopdrachten uitvoeren in openbaar toegankelijk materiaal op hostingdiensten om de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen op te sporen, zulks op grond van de in punt a) bedoelde meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen of op verzoek van een slachtoffer.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

9.Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of dit artikel van toepassing is op gevallen van kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  als bedoeld in artikel 2,  , punt 3, c),  onder c), punt iii), waarin de persoon die op een kind lijkt, in werkelijkheid 18 jaar of ouder was op het moment dat de weergave werd gemaakt.

10.Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of de leden 2 en 6 van dit artikel van toepassing zijn op gevallen waarin is vastgesteld dat pornografisch materiaal volgens de definitie van artikel 2, onder c), punt iv), door de maker uitsluitend voor eigen gebruik is vervaardigd en in bezit gehouden, mits voor de vervaardiging ervan geen gebruik is gemaakt van pornografisch materiaal zoals bedoeld in artikel 2, onder c), punten i), ii) of iii), en op voorwaarde dat de handeling geen gevaar inhoudt dat het materiaal wordt verspreid.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 6

Benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende opzettelijke  , door een volwassene gepleegde  gedragingen  als volgt  strafbaar worden gesteld:

a)het doen van een voorstel door middel van informatie- en communicatietechnologie , door een volwassene aan  om een kind  dat nog niet seksueel meerderjarig is,  online of in persoon te ontmoeten  tot ontmoeting met het oogmerk om een van de in artikel 3, lid 4,  leden 4, 5, 6 en 7,  en artikel 5, lid 6, genoemde strafbare feiten te plegen, wordt, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden, gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar;.

 nieuw

b)de in de eerste alinea bedoelde gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar indien er gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een poging door middel van informatie- en communicatietechnologie om de in artikel 5, leden 2 en 3, genoemde strafbare feiten te plegen, door een volwassene die een kind benadert dat nog niet seksueel meerderjarig is met het oogmerk kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te verschaffen waarin dat kind wordt afgebeeld strafbaar wordt gesteld  , wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste zes maanden .

 nieuw

De in de eerste alinea bedoelde gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar indien er gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen. 

3.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een poging door middel van informatie- en communicatietechnologie om de in artikel 4, leden 2 en 5, genoemde strafbare feiten te plegen, door een volwassene die een kind ertoe brengt deel te nemen aan voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen en uitbuiting van kinderen in de prostitutie, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste zes maanden.

De in de eerste alinea bedoelde gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar indien er gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen.

 nieuw

Artikel 7

Benadering met het oog op seksueel misbruik

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het opzettelijk beloven of aanbieden van geld of andere vormen van beloning of vergoeding om een persoon ertoe te brengen een van de in artikel 3, leden 4, 5, 6, 7 en 8, artikel 4, leden 2 en 3, en artikel 5, lid 6, genoemde strafbare feiten te plegen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste drie jaar.

 nieuw

Artikel 8

Exploitatie van een onlinedienst met het oog op seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het opzettelijk exploiteren of beheren van een dienst van de informatiemaatschappij die is opgezet om het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde strafbare feiten te faciliteren of aan te moedigen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 9

Uitlokking, hulp en aanzetting, en poging

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uitlokking van of de hulp bij en de aanzetting tot het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met 6  8  genoemde strafbare feiten strafbaar worden gesteld.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een poging tot het plegen van één van de strafbare feiten genoemd in artikel 3, leden 4, 5 en  ,  6,  7 en 8,  artikel 4, leden 2, 3, 5, 6 en 7, en artikel 5, leden 4, 5 en 6,  en de artikelen 7 en 8  strafbaar wordt gesteld.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 10

Consensuele seksuele handelingen

1.Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 3, leden 2 en 4, van toepassing is op consensuele seksuele handelingen tussen gelijken , nabij in leeftijd en in psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit, mits de handelingen niet met misbruik gepaard gingen.

2.Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 4, lid 4, van toepassing is op een pornografische voorstelling die plaatsvindt in de context van een consensuele relatie waarbij het kind seksueel meerderjarig is of tussen gelijken , nabij in leeftijd en in psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit, mits de handelingen niet met misbruik of uitbuiting gepaard gingen en er geen geld of andere vormen van beloning of vergoeding worden gegeven als betaling in ruil voor de pornografische voorstelling.

3.Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 5, leden 2  , 3, 4  en 6, van toepassing is op het vervaardigen, verwerven, of in bezit hebben van  of toegang hebben tot  materiaal waarbij kinderen zijn betrokken  waarbij uitsluitend: 

 a) kinderen betrokken zijn  die seksueel meerderjarig zijn,  of 

 b)kinderen betrokken zijn die seksueel meerderjarig zijn en hun gelijken, 

wanneer dit materiaal is vervaardigd en in bezit wordt gehouden met de toestemming van die  de betrokken  kinderen en uitsluitend voor persoonlijk gebruik van de betrokkenen, voor zover het niet met misbruik gepaard ging.

 nieuw

4.Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 6 van toepassing is op voorstellen, gesprekken, contacten of uitwisselingen tussen gelijken.

5.Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 kan een kind dat seksueel meerderjarig is, alleen worden geacht met een handeling te hebben ingestemd als de instemming vrijwillig is gegeven, waarbij de vrije wil van het kind wordt beoordeeld in het licht van de omringende omstandigheden.

De instemming kan te allen tijde worden ingetrokken.

Het ontbreken van instemming kan niet uitsluitend worden weerlegd aan de hand van het stilzwijgen van het kind, de afwezigheid van verbaal of fysiek verzet van zijn kant of zijn gedrag in het verleden.

6.Het op consensuele basis delen van iemands intieme beelden of video’s kan niet worden opgevat als instemming voor het verder delen of verspreiden van die beelden of video’s.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 11

Verzwarende omstandigheden

Voor zover de hierna genoemde omstandigheden niet reeds tot de wezenlijke bestanddelen van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten behoren, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende omstandigheden, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het nationale recht, kunnen worden beschouwd als verzwarende omstandigheden met betrekking tot de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde relevante strafbare feiten:

a)het strafbare feit werd gepleegd jegens een kind in een bijzonder kwetsbare situatie, zoals een kind met een geestelijke of lichamelijke handicap, in een toestand van afhankelijkheid of in een staat van lichamelijk of geestelijk onvermogen;

b)het strafbare feit werd gepleegd door een gezins- of familielid van het kind, een persoon die met het kind samenwoont of een persoon die misbruik heeft gemaakt van een erkende positie van vertrouwen  ,  of gezag  of invloed ten aanzien van het kind ;

c)het strafbare feit werd gepleegd door meerdere personen samen;

d)het strafbare feit werd gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad; van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit 36 ;

e)de dader is al eerder voor soortgelijke strafbare feiten veroordeeld;

f)de dader heeft het leven van het kind opzettelijk of door roekeloosheid in gevaar gebracht,; of

g)het strafbare feit ging gepaard met ernstige geweldpleging of heeft het kind ernstige schade berokkend ;  .

 nieuw

h)het strafbare feit werd herhaaldelijk gepleegd;

i)bij het plegen van het strafbare feit werd er een wapen gebruikt of werd er gedreigd met het gebruik van een wapen;

j)het strafbare feit werd gepleegd door het slachtoffer drugs, alcohol of andere intoxicerende stoffen te doen innemen of gebruiken, of onder invloed daarvan te brengen.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 12

Verbod voortvloeiend uit een veroordeling

1.Om het risico op herhaling van strafbare feiten te voorkomen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan een natuurlijk persoon die voor een van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten is veroordeeld, een tijdelijk of permanent verbod kan worden opgelegd dat ten minste betrekking heeft op het uitoefenen van beroepsactiviteiten waarbij hij rechtstreeks en geregeld in aanraking komt met kinderen.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat werkgevers bij de aanwerving van personeel voor beroepsactiviteiten of georganiseerde vrijwilligersactiviteiten die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen,  en organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen en die personeel aanwerven  het recht hebben  verplicht zijn  om overeenkomstig het nationale recht op passende wijze, zoals toegang op verzoek of via de betrokken persoon, informatie te vragen met betrekking tot het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen voor één van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten die zijn opgenomen in het strafregister, of van verboden tot het uitoefenen van activiteiten die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen, als gevolg van dergelijke strafrechtelijke veroordelingen.

3.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, met het oog op toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel, informatie met betrekking tot het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen voor één van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten of van verboden tot het uitoefenen van activiteiten die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen als gevolg van dergelijke strafrechtelijke veroordelingen,   op verzoek van de bevoegde autoriteiten,  wordt doorgegeven overeenkomstig Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten [13], wanneer daartoe op grond van artikel 6 van dat kaderbesluit een verzoek wordt ingediend met instemming van de betrokkene.  en dat de doorgegeven informatie zo volledig mogelijk is en ten minste de gegevens bevat die door de lidstaten worden bijgehouden over strafrechtelijke veroordelingen of verboden als gevolg van strafrechtelijke veroordelingen. Daartoe wordt deze informatie doorgegeven via Ecris of via het mechanisme voor de uitwisseling van strafregisterinformatie dat met derde landen is opgezet. 

🡻 2011/93/EU

Artikel 11

Inbeslagneming en confiscatie

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten hulpmiddelen en opbrengsten van de in de artikelen 3, 4 en 5 genoemde strafbare feiten in beslag kunnen nemen en kunnen confisqueren.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 13

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor elk van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten wanneer die feiten tot hun voordeel zijn gepleegd door een persoon die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreedt en bij de rechtspersoon een leidende functie bekleedt op grond van:

a)de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;

b)de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

c)de bevoegdheid om bij de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

2.De lidstaten nemen tevens de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer als gevolg van gebrekkig toezicht of gebrekkige controle door een in lid 1 bedoelde persoon een van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten kon worden gepleegd, ten voordele van die rechtspersoon door een persoon die onder diens gezag staat.

3.De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging niet uit van natuurlijke personen die de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten plegen, daartoe aanzetten of daaraan medeplichtig zijn.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 14

Sancties tegen rechtspersonen

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen een rechtspersoon die uit hoofde van artikel  13  12, lid 1, aansprakelijk is gesteld, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties kunnen worden getroffen, waaronder strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke geldboetes en eventueel andere sancties, zoals:

a)uitsluiting van door de overheid verleende voordelen of steun;

b) uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies; 

c)een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;

d)plaatsing onder toezicht van de rechter;

e)gerechtelijke ontbinding, of

f)tijdelijke of permanente sluiting van vestigingen die zijn gebruikt voor het plegen van het strafbare feit.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen een rechtspersoon die uit hoofde van artikel 12, lid 2, aansprakelijk is gesteld, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties of maatregelen kunnen worden getroffen.

 nieuw

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, ingeval rechtspersonen aansprakelijk zijn gesteld uit hoofde van artikel 13, strafbare feiten waarop voor natuurlijke personen een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar is gesteld, worden gestraft met geldboetes waarvan het maximumbedrag niet minder mag bedragen dan 1 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een geldboete.

3.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, ingeval rechtspersonen aansprakelijk zijn gesteld uit hoofde van artikel 13, strafbare feiten waarop voor natuurlijke personen een maximumgevangenisstraf van ten minste drie jaar is gesteld, worden gestraft met geldboetes waarvan het maximumbedrag niet minder mag bedragen dan 5 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een geldboete.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 15

Niet-vervolging of niet-bestraffing van het slachtoffer

De lidstaten nemen, in overeenstemming met de grondbeginselen van hun rechtsorde, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde nationale autoriteiten gerechtigd zijn kindslachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting niet te vervolgen of te bestraffen wegens gedwongen betrokkenheid bij criminele activiteiten, wanneer deze betrokkenheid rechtstreeks voortvloeit uit het feit dat ze slachtoffer zijn van een van de in artikel 4, leden 2, 3, 5 en 6 en in artikel 5, leden 4, 5 en  lid 6, bedoelde handelingen.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 16

Onderzoek, en vervolging  en verjaringstermijnen 

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat onderzoek naar of vervolging van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten niet afhankelijk is van de door het slachtoffer of diens vertegenwoordiger gedane aangifte of klacht, en dat de strafprocedure kan worden voortgezet zelfs wanneer die persoon zijn verklaring intrekt.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om vervolging gedurende een voldoende lange periode nadat het slachtoffer de meerderjarigheid heeft bereikt, en die in verhouding staat tot de ernst van het strafbare feit, mogelijk te maken voor een van de in artikel 3, artikel 4, leden 2, 3, 5, 6 en 7, bedoelde strafbare feiten en  ,  voor een van de in artikel 5, lid 6, bedoelde ernstige strafbare feiten wanneer kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  zoals bedoeld in artikel 2,  punt 3, a) en b),  onder c), punten i) en ii), is gebruikt  en voor de in de artikelen 7 en 8 bedoelde strafbare feiten . 

 nieuw

Deze in de eerste alinea bedoelde periode bedraagt:

a)ten minste twintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste drie jaar gevangenisstraf;

b)ten minste vijfentwintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste vijf jaar gevangenisstraf;

c)ten minste dertig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste acht jaar gevangenisstraf.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

3.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende onderzoekmiddelen, zoals die welke worden gebruikt bij georganiseerde of andere zware criminaliteit, ter beschikking staan van personen, eenheden of diensten die bevoegd zijn voor het onderzoeken of vervolgen van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten. 

 nieuw

4.De lidstaten zorgen ervoor dat personen, eenheden of diensten die de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten onderzoeken en vervolgen, over voldoende personeel, deskundigheid en doeltreffende onderzoeksmiddelen beschikken om deze strafbare feiten, met inbegrip van die welke zijn gepleegd met behulp van informatie- en communicatietechnologie, doeltreffend te onderzoeken en te vervolgen, overeenkomstig de toepasselijke regels van het Unierecht en het nationale recht. In voorkomend geval omvatten deze onderzoeksmiddelen speciale onderzoeksmiddelen, zoals die welke worden gebruikt bij de bestrijding van georganiseerde of andere zware criminaliteit, bijvoorbeeld de mogelijkheid om undercover-onderzoeken uit te voeren.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

5.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om onderzoekeenheden en -diensten in staat te stellen de slachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten te identificeren, in het bijzonder door de analyse van kinderpornografisch materiaal  materiaal van seksueel misbruik van kinderen , zoals foto’s en audiovisuele opnames die door middel van informatie- en communicatietechnologie worden doorgegeven of ter beschikking gesteld.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 17

Aangifte van een vermoeden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vertrouwelijkheidsregels die op grond van het nationale recht gelden voor bepaalde beroepsbeoefenaars die als hoofdtaak hebben met kinderen te werken, voor die beroepsbeoefenaars geen belemmering vormen om bij de diensten voor kinderbescherming melding te maken van iedere situatie waarin ze redelijke gronden hebben om aan te nemen dat een kind het slachtoffer is van een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ieder persoon die op de hoogte is van of te goeder trouw het vermoeden heeft van het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten, aan te moedigen om dit bij de bevoegde diensten te melden  , onverminderd artikel 18 van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad 37 en artikel 12 van Verordening (EU) .../...… 38 [tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen]. 

 nieuw

3.De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste beroepsbeoefenaars die in de kinderbeschermings-, onderwijs-, kinderopvang- en gezondheidszorgsector in nauw contact komen met kinderen, verplicht zijn bij de bevoegde autoriteiten melding te doen van gevallen waarin zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat er een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit is gepleegd of dat er waarschijnlijk een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.

4.De lidstaten stellen beroepsbeoefenaars die in de gezondheidszorgsector werkzaam zijn in het kader van specifieke programma’s voor personen die zijn veroordeeld voor een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit of voor personen die vrezen dat zij een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit zouden kunnen plegen, vrij van de in lid 3 bedoelde meldingsplicht.

5.De lidstaten, bijgestaan door het EU-centrum, zodra dat is opgericht, vaardigen ten behoeve van de in lid 3 bedoelde personen richtsnoeren uit over de wijze waarop kan worden vastgesteld of een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit is gepleegd dan wel of het waarschijnlijk is dat er een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd en over de wijze waarop daarvan melding kan worden gedaan bij de bevoegde autoriteiten. In deze richtsnoeren wordt ook aangegeven hoe tegemoet kan worden gekomen aan de specifieke behoeften van slachtoffers.

 nieuw

Artikel 18

Melding van een vermoeden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting

1.Naast de rechten van slachtoffers bij het doen van aangifte uit hoofde van artikel 5 van Richtlijn 2012/29/EU en artikel 5 bis van Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten], zorgen de lidstaten ervoor dat slachtoffers de in de artikelen 3 tot en met 9 van deze richtlijn bedoelde strafbare feiten op een eenvoudige en toegankelijke wijze bij de bevoegde autoriteiten kunnen melden. Dit omvat de mogelijkheid om met behulp van gemakkelijk toegankelijke en gebruiksvriendelijke informatie- en communicatietechnologieën melding te doen van die strafbare feiten en, indien mogelijk, bewijs over te leggen.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde meldingsprocedures veilig en vertrouwelijk zijn en op kindvriendelijke wijze zijn ontworpen, in een taal die is aangepast aan de leeftijd en maturiteit van de kinderen. De lidstaten zorgen ervoor dat het doen van een melding niet afhankelijk is van de ouderlijke toestemming.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat het voor de bevoegde autoriteiten die in contact komen met slachtoffers die strafbare feiten in verband met seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen melden, verboden is persoonsgegevens over de verblijfsstatus van het slachtoffer door te geven aan de bevoegde migratieautoriteiten, zulks ten minste totdat de eerste individuele beoordeling van de beschermingsbehoeften van het slachtoffer als bedoeld in artikel 22 van Richtlijn 2012/29/EU is voltooid.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 19

Rechtsmacht en coördinatie van vervolging

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om hun rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten die:

a)geheel of gedeeltelijk op hun grondgebied zijn gepleegd, of

b)zijn gepleegd door een eigen onderdaan.

2.Een lidstaat stelt de Commissie in kennis van zijn besluit om zijn rechtsmacht tevens te vestigen over een strafbaar feit in de zin van de artikelen 3 tot en met 7  9  dat buiten zijn grondgebied is gepleegd, onder andere indien:

a)het strafbare feit is gepleegd tegen een eigen onderdaan of tegen een persoon die zijn vaste woon- of verblijfplaats op het grondgebied ervan heeft;

b)het strafbare feit is gepleegd ten voordele van een rechtspersoon die is gevestigd op het grondgebied ervan, of

c)de dader zijn vaste woon- of verblijfplaats op het grondgebied ervan heeft.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat hun rechtsmacht zich uitstrekt tot situaties waarin een in de artikelen 5 en  ,  6  en 8  en, indien van toepassing, in de artikelen 3 en , 4, 7 en 9 genoemd strafbaar feit is gepleegd door middel van informatie- en communicatietechnologie waartoe toegang werd verkregen vanaf hun grondgebied, ongeacht of de informatie- en communicatietechnologie zich op hun grondgebied bevindt.

4.Met het oog op de vervolging van een van de in artikel 3, leden 4, 5  ,  en 6,  7 en 8 artikel 4, leden 2, 3, 5, 6 en 7, en artikel 5, lid 6,  , en de artikelen 7 en 8  genoemde strafbare feiten die buiten het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gepleegd, neemt elke lidstaat met betrekking tot lid 1,  punt  onder b), van dit artikel, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn rechtsmacht niet afhangt van de voorwaarde dat de handelingen een strafbaar feit vormen op de plaats waar ze zijn gepleegd.

5.Met het oog op de vervolging van een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten die buiten het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gepleegd, neemt elke lidstaat met betrekking tot lid 1,  punt  onder b), van dit artikel de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn rechtsmacht niet afhangt van de voorwaarde dat vervolging slechts kan worden ingesteld indien het slachtoffer aangifte heeft gedaan op de plaats waar het strafbare feit is gepleegd of na een aanklacht door de staat van de plaats waar het strafbare feit is gepleegd.

 nieuw

6.Wanneer een strafbaar feit in de zin van de artikelen 3 tot en met 9 onder de rechtsmacht van meer dan één lidstaat valt, werken deze lidstaten samen om te bepalen welke lidstaat de strafprocedure moet voeren. In voorkomend geval wordt de zaak overeenkomstig artikel 12 van Kaderbesluit 2009/948/JBZ naar Eurojust verwezen.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 20

Algemene bepalingen inzake bijstand aan en ondersteuning en bescherming van kindslachtoffers

1.Kindslachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten ontvangen overeenkomstig de artikelen 19 en 20  21 en 22  bijstand, ondersteuning en bescherming, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het kind.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een kind bijstand en ondersteuning ontvangt zodra de bevoegde autoriteiten over een op redelijke gronden gebaseerde aanwijzing beschikken dat een kind slachtoffer geworden zou kunnen zijn van een van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de leeftijd van een persoon die het slachtoffer is van een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten, niet vaststaat en er redenen zijn om aan te nemen dat het om een kind gaat, deze persoon als een kind wordt beschouwd en dus overeenkomstig de artikelen 19 en 20  21 en 22 . onmiddellijk toegang krijgt tot bijstand, ondersteuning en bescherming.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 21

Bijstand en ondersteuning van slachtoffers

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de slachtoffers voor, tijdens en gedurende een passende periode na de strafprocedure bijstand en  gespecialiseerde en passende  ondersteuning ontvangen zodat zij in staat worden gesteld de rechten uit te oefenen die bij Kaderbesluit 2001/220/JBZ  Richtlijn 2012/29/EU  ,  bij Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten en bij deze richtlijn zijn vastgesteld.  De lidstaten zorgen er met name voor dat slachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten toegang hebben tot gerichte en geïntegreerde ondersteuningsdiensten voor kinderen overeenkomstig artikel 9 bis van Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten].  De lidstaten nemen met name de nodige maatregelen om bescherming te waarborgen van kinderen die melding maken van gevallen van misbruik binnen hun familie.

 nieuw

2.Slachtoffers krijgen gecoördineerde, op leeftijd afgestemde medische zorg, emotionele, psychosociale, psychologische en educatieve ondersteuning, alsmede alle andere passende ondersteuning die met name is toegesneden op situaties van seksueel misbruik.

3.Als het nodig is om te voorzien in tijdelijke huisvesting worden kinderen bij voorrang bij andere familieleden geplaatst, zo nodig in tijdelijke of permanente huisvesting met ondersteunende diensten.

4.Slachtoffers van op grond van deze richtlijn strafbaar gestelde feiten hebben toegang tot de verwijzingscentra die zijn opgericht krachtens artikel 28 van Richtlijn [.../.../EU voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen] 39 .

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

5.2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verlening van bijstand en ondersteuning aan een kind niet afhangen van diens bereidheid om mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek, de vervolging of het proces.

6.3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de specifieke acties om kindslachtoffers bij te staan en te ondersteunen bij het uitoefenen van hun uit deze richtlijn voortvloeiende rechten, worden uitgevoerd op basis van een individuele beoordeling van de bijzondere omstandigheden van ieder individueel kindslachtoffer,  die wordt verricht overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten] en  waarbij rekening wordt gehouden met de meningen, behoeften en zorgen van het kind.

7.4. Kinderen die slachtoffer zijn van een van de in de artikelen 3 tot 7  9  genoemde strafbare feiten worden aangemerkt als bijzonder kwetsbare slachtoffers in de zin van artikel 2, lid 2, artikel 8, lid 4, en artikel 14, lid 1, van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad  artikel 22, lid 2, van Richtlijn 2012/29/EU en Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten.

8.5. De lidstaten nemen, indien passend en mogelijk, maatregelen om het gezin van het kindslachtoffer bij te staan en te ondersteunen bij de uitoefening van de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten, wanneer het gezin op het grondgebied van de lidstaten verblijft. Meer in het bijzonder nemen de lidstaten, indien passend en mogelijk, maatregelen om artikel 4 van Kaderbesluit 2001/220/JBZ  Richtlijn 2012/29/EU   en Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten]  op de familie van het kindslachtoffer toe te passen.

 nieuw

9.Zodra het EU-centrum is opgericht, ondersteunt het proactief de inspanningen van de lidstaten op het gebied van bijstand aan slachtoffers door: 

a)andere instellingen, organen en instanties van de Unie alsook relevante autoriteiten, organen en instanties van de lidstaten te verzoeken om, waar passend en ten minste eenmaal per jaar, met het EU-centrum informatie uit te wisselen over bijstand aan slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen;

b)op eigen initiatief informatie te verzamelen over maatregelen en programma’s op het gebied van bijstand aan slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van maatregelen en programma’s die in derde landen worden uitgevoerd;

c)de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen te faciliteren door een openbare databank bij te houden van maatregelen en programma’s voor bijstand aan slachtoffers die in alle lidstaten en in derde landen worden uitgevoerd; deze databank bevat geen persoonsgegevens;

d)de ontwikkeling van de in lid 10 bedoelde richtsnoeren en protocollen te faciliteren.

10.De lidstaten, bijgestaan door het EU-centrum, zodra dat is opgericht, vaardigen richtsnoeren uit voor beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg, het onderwijs en de sociale dienstverlening over het verlenen van passende ondersteuning aan slachtoffers van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen, onder meer wat betreft het doorverwijzen van slachtoffers naar de relevante ondersteuningsdiensten en wat betreft de desbetreffende taken en verantwoordelijkheden. In deze richtsnoeren wordt ook aangegeven hoe tegemoet kan worden gekomen aan de specifieke behoeften van slachtoffers.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 22

Bescherming van kindslachtoffers tijdens het strafonderzoek en het strafproces

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, overeenkomstig de rol die het desbetreffende rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, de bevoegde autoriteiten met het oog op het strafonderzoek en het strafproces een bijzondere vertegenwoordiger van het kindslachtoffer aanwijzen, wanneer de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, het kind krachtens het nationale recht niet mogen vertegenwoordigen omdat tussen hen en het kindslachtoffer een belangenconflict bestaat, of wanneer het kind niet begeleid is of van zijn gezin is gescheiden.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat kindslachtoffers, onverwijld, toegang hebben tot juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het desbetreffende rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, vertegenwoordiging in rechte, onder meer om schadevergoeding te eisen. Juridisch advies en vertegenwoordiging in rechte moeten kosteloos zijn wanneer het slachtoffer niet over voldoende financiële middelen beschikt.

3.Onverminderd de rechten van de verdediging nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafonderzoek met betrekking tot een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten:

a)ondervragingen van het kindslachtoffer plaatsvinden zonder ongerechtvaardigde vertraging nadat de feiten bij de bevoegde autoriteiten zijn aangegeven;

b)ondervragingen van het kindslachtoffer indien nodig plaatsvinden in lokalen die daarvoor zijn ontworpen of aangepast;

c)ondervragingen van het kindslachtoffer worden verricht door beroepsmensen die daarvoor zijn opgeleid;

d)indien mogelijk en wenselijk, alle ondervragingen van het kindslachtoffer door dezelfde personen worden verricht;

e)het aantal ondervragingen zo beperkt mogelijk wordt gehouden en ondervragingen alleen plaatsvinden wanneer ze strikt noodzakelijk zijn voor het strafonderzoek en de strafprocedure;

f)het kindslachtoffer steeds vergezeld mag worden door zijn wettelijke vertegenwoordiger of, in voorkomend geval, een volwassene van zijn keuze, tenzij met betrekking tot die persoon een gemotiveerde beslissing in tegengestelde zin is genomen.;

 g)medische onderzoeken van het kindslachtoffer in het kader van de strafprocedure tot een minimum worden beperkt en worden uitgevoerd door beroepsmensen die daarvoor zijn opgeleid. 

4.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafonderzoek naar een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten, van alle ondervragingen van het kindslachtoffer of, in voorkomend geval, van een kindgetuige audiovisuele opnamen kunnen worden gemaakt en dat deze audiovisuele opnamen in overeenstemming met het nationale recht als bewijs in het strafproces kunnen worden aanvaard.

5.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafproces over een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten, de rechter kan bevelen dat:

a)de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt;

b)het kindslachtoffer in de rechtszaal kan worden gehoord zonder daar aanwezig te zijn, met name door middel van geschikte communicatietechnologieën.

6.De lidstaten nemen, wanneer dit in het belang is van de kindslachtoffers en rekening houdend met andere doorslaggevende belangen, de nodige maatregelen om hun privacy, hun identiteit en hun beeltenis te beschermen, en om de publieke verspreiding van elke informatie die tot hun identificatie zou kunnen leiden, te voorkomen.

 nieuw

7.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, wanneer de deelname van een kind aan een strafproces over een van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten noodzakelijk is, de rechter in dat strafproces rekening houdt met de leeftijd en de maturiteit van het kind.

 nieuw

Artikel 23

Recht van slachtoffers op schadevergoeding

1.De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 9 van deze richtlijn bedoelde strafbare feiten recht hebben op vergoeding van de geleden schade. De lidstaten zorgen ervoor dat er schadevergoeding kan worden geëist van de plegers van een van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten, van de rechtspersonen die uit hoofde van de artikelen 13 en 14 aansprakelijk zijn voor dergelijke strafbare feiten, en, in voorkomend geval, overeenkomstig nationale schadeloosstellingsregelingen die zijn ingesteld ten behoeve van slachtoffers van misdrijven.

2.Naast hun rechten uit hoofde van artikel 16 bis van Richtlijn (EU).../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten], moeten slachtoffers, nadat zij meerderjarig zijn geworden, in het kader van strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures vergoeding kunnen eisen van de schade die zij hebben geleden als gevolg van een op grond van deze richtlijn strafbaar gesteld feit, en zulks gedurende een voldoende lange periode die in verhouding staat tot de ernst van het betrokken strafbare feit.

3.De in de eerste alinea bedoelde periode bedraagt:

a)ten minste twintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste drie jaar gevangenisstraf;

b)ten minste vijfentwintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste vijf jaar gevangenisstraf;

c)ten minste dertig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste acht jaar gevangenisstraf.

4.Teneinde een toereikende schadeloosstelling te waarborgen voor slachtoffers van de ingevolge deze richtlijn strafbaar gestelde feiten, zorgen de lidstaten ervoor dat er rekening wordt gehouden met alle relevante elementen, waaronder:

a)alle lichamelijke of geestelijke pijn en leed veroorzaakt door het strafbare feit, met inbegrip van pijn en leed in verband met de online verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen dat betrekking heeft op het betrokken slachtoffer;

b)alle zorgkosten in verband met het genezen van die pijn en het herstel van dat leed, met inbegrip van kosten in verband met de geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg en alle eventueel gemaakte reiskosten om toegang te krijgen tot dergelijke zorg, en

c)de inkomstenderving als gevolg van het strafbare feit.

 nieuw

Artikel 24

Nationale autoriteiten of gelijkwaardige entiteiten

De lidstaten richten nationale autoriteiten of gelijkwaardige entiteiten op om de volgende activiteiten uit te voeren:

(1)het faciliteren en, waar nodig, coördineren van de inspanningen op nationaal niveau inzake preventie en bijstand aan slachtoffers;

(2)het beoordelen van trends op het gebied van online en offline seksueel misbruik van kinderen;

(3)het evalueren van de resultaten van preventieprogramma’s en -maatregelen, alsook van programma’s en maatregelen om slachtoffers bij te staan en te ondersteunen, met inbegrip van het verzamelen van statistieken in nauwe samenwerking met relevante maatschappelijke organisaties die op dit gebied actief zijn;

(4)het uitbrengen van verslag over deze trends, resultaten en statistieken.

De nationale autoriteiten zijn met name verantwoordelijk voor de in artikel 31 bedoelde verplichtingen inzake gegevensverzameling, onderzoek en rapportage.

 nieuw

Artikel 25

Coördinatie en samenwerking tussen meerdere instanties en belanghebbenden

De lidstaten voeren passende mechanismen in om te zorgen voor doeltreffende coördinatie en samenwerking met het oog op de ontwikkeling en uitvoering op nationaal niveau van maatregelen ter bestrijding van online en offline seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en zulks tussen relevante autoriteiten, instanties en organen, waaronder lokale en regionale autoriteiten, rechtshandhavingsinstanties, de rechterlijke macht, openbare aanklagers, aanbieders van ondersteuningsdiensten en aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, niet-gouvernementele organisaties, sociale diensten, met inbegrip van instanties voor kinderbescherming of kinderwelzijn, aanbieders van onderwijs en gezondheidszorg, sociale partners, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan hun autonomie, en andere relevante organisaties en entiteiten. In het kader van deze mechanismen wordt er ook gezorgd voor doeltreffende coördinatie en samenwerking met het EU-centrum en de Commissie.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 26

Maatregelen tegen het reclame maken voor de mogelijkheden tot misbruik en  tot seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme  kindersekstoerisme

De lidstaten nemen passende maatregelen om de volgende zaken te voorkomen of te verbieden:

a)de verspreiding van materiaal waarin reclame wordt gemaakt voor de mogelijkheid tot het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met  8  6 genoemde strafbare feiten, en

b)de organisatie voor anderen, al dan niet voor commerciële doeleinden, van reizen met het oog op het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met  , 4 en  5 genoemde strafbare feiten.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 27

Preventieve interventieprogramma’s of -maatregelen

 1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat personen die vrezen dat zij een van de in de artikelen 3 tot en met 7  9  genoemde strafbare feiten zouden kunnen plegen , in voorkomend geval toegang kunnen krijgen tot  specifieke en  doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen die erop zijn gericht het risico te beoordelen en te voorkomen dat dergelijke strafbare feiten worden gepleegd.

 nieuw

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde programma’s of maatregelen zonder onnodige beperkingen toegankelijk zijn conform de nationale gezondheidszorgnormen.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 28

Preventie

1. Om de vraag die de voedingsbodem is voor alle vormen van seksuele uitbuiting van kinderen, te ontmoedigen en te doen afnemen,  nemen de De lidstaten nemen passende maatregelen, onder meer op het gebied van onderwijs en opleiding,  voorlichtings- en bewustmakingscampagnes over de levenslange gevolgen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, het illegale karakter ervan en de mogelijkheid voor personen die vrezen dat zij daarmee verband houdende strafbare feiten zouden kunnen plegen, om toegang te krijgen tot specifieke en doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen  om de vraag die de voedingsbodem is voor alle vormen van seksuele uitbuiting van kinderen, te ontmoedigen en te doen afnemen.

2.De lidstaten nemen passende maatregelen, onder meer via het internet, zoals het opzetten, in voorkomend geval in samenwerking met relevante organisaties uit het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, van informatie- en bewustwordingscampagnes en onderzoeks-  , onderwijs-  en opleidingsprogramma’s  of -materiaal  die erop zijn gericht het bewustzijn te vergroten en het risico dat kinderen slachtoffer worden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting, te beperken.

3.Elke lidstaat bevordert regelmatige opleiding  , onder meer over kindvriendelijke justitie voor beroepsbeoefenaars, rechters en  voor ambtenaren , met inbegrip van eerstelijnspolitieagenten, die mogelijk in aanraking komen met kinderen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting  , met inbegrip van maar niet beperkt tot beroepsbeoefenaars op het gebied van kinderbescherming, juridische beroepsbeoefenaars, leerkrachten en opvoeders, rechters van familierechtbanken en eerstelijnspolitieagenten ; deze opleiding moet hen in staat stellen kinderen die slachtoffer zijn of kunnen worden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting, te herkennen en met hen om te gaan.

 nieuw

4.De lidstaten nemen passende maatregelen om de preventie van seksueel misbruik van kinderen in gemeenschapsomgevingen, waaronder scholen, ziekenhuizen, sociale zorgdiensten, sportclubs of religieuze gemeenschappen, te verbeteren.

Deze maatregelen omvatten:

a)specifieke opleidings- en bewustmakingsactiviteiten voor personeel dat in dergelijke omgevingen werkt;

b)specifieke richtsnoeren, interne protocollen en normen voor het in kaart brengen van goede praktijken, zoals het instellen van mechanismen voor toezicht en verantwoording voor personeel dat in dergelijke omgevingen in nauw contact staat met kinderen;

c)het creëren van veilige plekken, geleid door specifiek en adequaat opgeleid personeel, waar kinderen, ouders, verzorgers en leden van de gemeenschap ongepast gedrag kunnen melden.

Bij de preventiemaatregelen wordt bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak om bijzonder kwetsbare kinderen, waaronder kinderen met een geestelijke of lichamelijke handicap, te beschermen.

5.Zodra het EU-centrum is opgericht, ondersteunt het proactief de inspanningen van de lidstaten op het gebied van preventie, door:

a)andere instellingen, organen en instanties van de Unie, alsook relevante autoriteiten, organen of instanties van de lidstaten, te verzoeken om, waar passend en ten minste eenmaal per jaar, informatie uit te wisselen over preventiemaatregelen en -programma’s op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen;

b)informatie te verzamelen over preventiemaatregelen en -programma’s op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van maatregelen en programma’s die in derde landen worden uitgevoerd;

c)de uitwisseling van beste praktijken tussen lidstaten en derde landen te faciliteren door een openbare databank bij te houden van preventiemaatregelen en -programma’s die in alle lidstaten en in derde landen worden uitgevoerd.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 29

Interventieprogramma’s of -maatregelen op vrijwillige basis tijdens of na de strafprocedure

1. Zonder afbreuk te doen aan door de bevoegde gerechtelijke autoriteiten op grond van het nationale recht opgelegde interventieprogramma's of -maatregelen, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat  er specifieke en  doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen beschikbaar worden gesteld met het oog op het voorkomen en het tot een minimum terugbrengen van het risico op herhaling van zedendelicten tegen kinderen. Die programma’s of maatregelen dienen op elk ogenblik tijdens de strafprocedure zowel binnen als buiten de gevangenis  toegankelijk en  beschikbaar te zijn, overeenkomstig het nationale recht.

2.De in lid 1 bedoelde interventieprogramma’s of -maatregelen voldoen aan de specifieke ontwikkelingsbehoeften van kinderen die zedendelicten plegen.

3.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende personen toegang kunnen hebben tot de in lid 1 bedoelde interventieprogramma’s of -maatregelen:

a)personen tegen wie een strafprocedure loopt voor een van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten, onder voorwaarden die geen negatieve gevolgen hebben voor of in strijd zijn met de rechten van de verdediging of de vereisten van een eerlijk en onpartijdig proces, en in het bijzonder met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld, en

b)personen die voor een van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten zijn veroordeeld.

4.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 3 bedoelde personen worden beoordeeld met betrekking tot het gevaar dat zij inhouden en de mogelijke risico's op herhaling van een van de in de artikelen 3 tot en met  9  7 genoemde strafbare feiten, teneinde passende interventieprogramma's of -maatregelen vast te stellen.

5.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 3 bedoelde personen aan wie overeenkomstig lid 4 interventieprogramma’s of maatregelen zijn voorgesteld:

a)volledig worden geïnformeerd over de redenen voor het voorstel;

b)met volledige kennis van de feiten instemmen met hun deelname aan de programma’s of maatregelen;

c)het aanbod mogen weigeren en, in het geval van veroordeelde personen, op de hoogte worden gesteld van de mogelijke gevolgen van deze weigering.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

Artikel 30

Maatregelen tegen websites die kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te zorgen voor de onverwijlde verwijdering van webpagina’s die kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden en die op hun grondgebied worden gehost, en om de verwijdering te verkrijgen van dergelijke webpagina’s die buiten hun grondgebied worden gehost.

2.De lidstaten kunnen maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat webpagina’s die kinderpornografie  materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden worden geblokkeerd voor internetgebruikers op hun grondgebied. Deze maatregelen moeten via transparante procedures worden vastgesteld en voldoende waarborgen bieden, met name om zeker te stellen dat de beperking niet verder gaat dan nodig en proportioneel is en dat gebruikers worden geïnformeerd over de reden van de beperking. Die waarborgen dienen tevens de mogelijkheid van een rechtsmiddel te bevatten.

 nieuw

Artikel 31

Gegevensverzameling

1.De lidstaten beschikken over een systeem voor het verzamelen, ontwikkelen, produceren en verspreiden van openbare statistieken over de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten.

2.De statistieken omvatten de volgende gegevens, uitgesplitst naar geslacht, leeftijd van slachtoffer en dader, relatie tussen slachtoffer en dader, en soort strafbaar feit:

a)het aantal personen dat gedurende de afgelopen twaalf maanden, de afgelopen vijf jaar en tijdens hun leven het slachtoffer is geweest van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten;

b)het jaarlijkse aantal personen dat is vervolgd en veroordeeld voor de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten, zoals verkregen uit nationale administratieve bronnen;

c)de resultaten van de uit hoofde van de artikelen 27, 28 en 29 genomen initiatieven op het gebied van preventie, wat betreft het aantal daders en potentiële daders dat toegang heeft gehad tot preventieprogramma’s en het percentage van deze daders en potentiële daders dat is veroordeeld voor een van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten nadat zij aan dergelijke programma’s hebben deelgenomen.

3.De lidstaten voeren om de drie jaar een bevolkingsonderzoek uit aan de hand van de geharmoniseerde methode van de Commissie (Eurostat) teneinde de in lid 2, punt a), bedoelde gegevens te helpen verzamelen en op basis daarvan de prevalentie van en de trends inzake alle in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten te beoordelen. De lidstaten dienen deze gegevens voor het eerst bij de Commissie (Eurostat) in uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn].

4.De lidstaten verzamelen administratieve gegevens overeenkomstig lid 2 op basis van gemeenschappelijke uitsplitsingen die in samenwerking met het EU-centrum zijn ontwikkeld. Zij zenden deze gegevens jaarlijks toe aan het EU-centrum. De toegezonden gegevens bevatten geen persoonsgegevens.

5.Het EU-centrum ondersteunt de lidstaten bij het verzamelen van de in lid 2 bedoelde gegevens, onder meer door het bevorderen van de ontwikkeling van gemeenschappelijke vrijwillige normen voor teleenheden, telregels, gemeenschappelijke uitsplitsingen, rapportageformaten en de classificatie van strafbare feiten.

6.De lidstaten zenden de statistieken toe aan het EU-centrum en de Commissie en stellen de verzamelde statistieken jaarlijks ter beschikking van het publiek. Het EUcentrum verzamelt de statistieken en maakt deze openbaar. De statistieken bevatten geen persoonsgegevens.

7.Met betrekking tot de in de artikelen 3 tot en met 9 van deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, ondersteunen de lidstaten onderzoek naar onderliggende oorzaken, gevolgen, prevalentie, doeltreffende preventiemaatregelen, doeltreffende maatregelen voor bijstand aan slachtoffers en veroordelingspercentages.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

Artikel 32

Rapportage

1.Uiterlijk op 18 december 2015 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

2.Uiterlijk op 18 december 2015 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de tenuitvoerlegging van de in artikel 25 genoemde maatregelen wordt beoordeeld.

 nieuw

De Commissie dient uiterlijk [vijf jaar na de toepassingsdatum] en vervolgens om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn [in de lidstaten] en stelt, zo nodig, wijzigingen voor.

🡻 2011/93/EU

Artikel 26

Vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ

Kaderbesluit 2004/68/JBZ wordt vervangen voor wat betreft de lidstaten die deelnemen aan de vaststelling van deze richtlijn, onverminderd de verplichtingen van die lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting van het kaderbesluit in het nationale recht.

Voor de lidstaten die aan de vaststelling van deze richtlijn deelnemen, gelden verwijzingen naar Kaderbesluit 2004/68/JBZ als verwijzingen naar deze richtlijn.

🡻 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 33

Omzetting

1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk  [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn]  op 18 december 2013 aan deze richtlijn te voldoen  aan artikel 2, lid 3, punt d), en leden 4, 5, 6, 8 en 9; artikel 3, lid 1, en leden 4 tot en met 9; artikel 4, leden 4 tot en met 7; artikel 5, leden 2 tot en met 10; de artikelen 6 tot en met 10; artikel 11, aanhef en punten b), h), i) en j); artikel 12; artikel 13; artikel 14, lid 1, aanhef en punt b), en leden 2 en 3; de artikelen 15 tot en met 20; artikel 21, leden 1 tot en met 4, en leden 6 tot en met 10; artikel 22, lid 3, aanhef en punt g), en leden 4, 5 en 7; de artikelen 23 tot en met 28; artikel 29, leden 1, 3 en 4, en de artikelen 30, 31 en 32 van deze richtlijn  Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.  

2.De lidstaten verstrekken de Commissie de tekst van de bepalingen waarmee zij hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen in nationaal recht omzetten.

2.3. Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen.  In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.  De regels voor een dergelijke verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

 nieuw

3.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, met inbegrip van een tabel ter weergave van het verband tussen die nationale bepalingen en de overeenkomstige verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn.

 nieuw

Artikel 34

Intrekking

Richtlijn 2011/93/EU wordt ingetrokken met ingang van [de dag na de in artikel 32, eerste alinea, vermelde tweede datum], onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

🡻 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 35

Inwerkingtreding  en toepassing 

Deze richtlijn treedt in werking op de  twintigste  dag  na die  van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

 nieuw

De in artikel 33, lid 1, bedoelde verplichtingen zijn van toepassing met ingang van [... dag na de in artikel 33, lid 1, bedoelde omzettingstermijn], met uitzondering van artikel 21, lid 9; artikel 28, lid 5, en artikel 31, leden 4, 5 en 6, die van toepassing zijn met ingang van [datum in overeenstemming te brengen met de verordening ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen].

🡻 2011/93/EU

Artikel 36

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1232 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een tijdelijke afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG ten behoeve van de bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen (COM(2023) 777 final van 30.11.2023).
(2)    Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).
(3)    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(4)    Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(5)    Studie ter ondersteuning van de evaluatie en effectbeoordeling van Richtlijn 2011/93/EU van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie en de effectbeoordeling van de mogelijke opties voor de wijziging ervan (afgerond op 30 november 2022).
(6)     Help seeker and Perpetrator Prevention Initiatives - Child Sexual Abuse and Exploitation , ISBN 978-92-76-60601-7, doi:10.2760/600662, JRC131323, 2023.
(7)     Terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik , 2016.
(8)    Protect Children, CSAM Users in the Dark Web: Protecting Children Through Prevention, 2021.
(9)    Zie bijvoorbeeld: McElvaney et al., Child sexual abuse disclosures: Does age make a difference?, Child Abuse & Neglect, 2020, Vol. 99 (2020), blz. 6; Australian Royal Commission into Institutional Responses to Child Sexual Abuse, Final Report Volume 4 - Identifying and disclosing child sexual abuse, 2017, blz. 77.
(10)    J.E. Halvorsen, E. Tvedt Solberg & S. Hjelen Stige, ‘‘To say it out loud is to kill your own childhood.” – An exploration of the first person perspective of barriers to disclosing child sexual abuse, Children and Youth Services Review Vol. 113 (2020), blz. 2.
(11)    R. Alaggia, D. Collin-Vézin & R. Lateef, Facilitators and Barriers to Child Sexual Abuse (CSA) Disclosures: A Research Update (2000--2016), Trauma, Violence & Abuse 2019, Vol. 2 (2020), blz. 276.
(12)     Terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik , aangenomen door de interdepartementale werkgroep in Luxemburg, 28 januari 2016.
(13)    Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dir/2011/93/oj 1).
(14)    PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
(15)    COM(2020) 607 final van 24 juli 2020.
(16)    Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57).
(17)    COM(2023) 424 final van 12 juli 2023.
(18)    Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 42, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec_framw/2009/948/oj ).
(19)    Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 42, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec_framw/2009/948/oj ).
(20)    COM(2023) 185 final.
(21)    Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1, ELI: https://eur-lex.europa.eu/eli/dir/2011/36/oj?locale=nl).
(22)    PB L 261 van 6.8.2004, blz. 70.
(23)    Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec_framw/2001/500/oj ).
(24)    Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen (PB L 68 van 15.3.2005, blz. 49, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec_framw/2005/212/oj ).
(25)    COM(2022) 245 final van 25 mei 2022.
(26)    Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dir/2016/800/oj ).
(27)    Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dir/2002/65/oj ).
(28)    COM(2022) 209 final van 11 mei 2022.
(29)    Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006 (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 14, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1861/oj ).
(30)    Beschikking 2007/116/EG van de Commissie van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met 116 voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde (PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/116(1)/oj).
(31)    PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10, ELI:  http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2021/689(1)/oj .
(32)    Verordening (EU) 2019/816 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PB L 135 van 22.5.2019, blz. 1, ELI: https://eur-lex.europa.eu/eli/reg/2019/816/oj?locale=nl).
(33)    Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).
(34)    Momenteel in het kader van het programma Digitaal Europa.
(35)    Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
(36)    Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).
(37)    Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1, ELI:  http://data.europa.eu/eli/reg/2022/2065/oj ).
(38)    Verordening (EU)
(39)    COM(2022) 105 final van 8 maart 2022.

Straatsburg, 6.2.2024

COM(2024) 60 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (herschikking)

{SEC(2024) 57 final} - {SWD(2024) 32 final} - {SWD(2024) 33 final} - {SWD(2024) 34 final}


BIJLAGE I

Termijn voor omzetting in intern recht
(bedoeld in artikel 35)

Richtlijn

Omzettingstermijn

2011/93/EU

18 december 2013

_____________

BIJLAGE II

Concordantietabel tussen de artikelen van Richtlijn 2011/93/EU en deze richtlijn

Richtlijn 2011/93/EU

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, punt a)

Artikel 2, punt 1

Artikel 2, punt b)

Artikel 2, punt 2

Artikel 2, punt c), aanhef

Artikel 2, punt 3, aanhef

Artikel 2, punt c), i)

Artikel 2, punt 3, a)

Artikel 2, punt c), ii)

Artikel 2, punt 3, b)

Artikel 2, punt c), iii)

Artikel 2, punt 3, c)

Artikel 2, punt c), iv)

Artikel 2, punt 3, d)

-

Artikel 2, punt 4

Artikel 2, punt d)    

Artikel 2, punt 5

Artikel 2, punt e), i)

Artikel 2, punt 6, a)

Artikel 2, punt e), ii)

Artikel 2, punt 6, b)

Artikel 2, punt f)

Artikel 2, punt 7

-

Artikel 2, punt 8

-

Artikel 2, punt 9

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 5, i)

Artikel 3, lid 5, a)

Artikel 3, lid 5, ii)

Artikel 3, lid 5, b)

Artikel 3, lid 5, iii)

Artikel 3, lid 5, c)

Artikel 3, lid 6

Artikel 3, lid 6

-

Artikel 3, lid 7

-

Artikel 3, lid 8

-

Artikel 3, lid 9, a)

-

Artikel 3, lid 9, b)

-

Artikel 3, lid 9, c)

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 6

Artikel 4, lid 6

Artikel 4, lid 7

Artikel 4, lid 7

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, lid 5

Artikel 5, lid 5

Artikel 5, lid 6

Artikel 5, lid 6

-

Artikel 5, lid 7

-

Artikel 5, lid 8, a)

-

Artikel 5, lid 8, b)

-

Artikel 5, lid 8, c)

-

Artikel 5, lid 8, d)

Artikel 5, lid 7

Artikel 5, lid 9

Artikel 5, lid 8

Artikel 5, lid 10

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2

-

Artikel 6, lid 3

-

Artikel 7

-

Artikel 8

Artikel 7, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 8, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 10, lid 2

Artikel 8, lid 3

Artikel 10, lid 3

-

Artikel 10, lid 4

-

Artikel 10, lid 5

-

Artikel 10, lid 6

Artikel 9, aanhef

Artikel 11, aanhef

Artikel 9, punt a)

Artikel 11, punt a)

Artikel 9, punt b)

Artikel 11, punt b)

Artikel 9, punt c)

Artikel 11, punt c)

Artikel 9, punt d)

Artikel 11, punt d)

Artikel 9, punt e)

Artikel 11, punt e)

Artikel 9, punt f)

Artikel 11, punt f)

Artikel 9, punt g)

Artikel 11, punt g)

-

Artikel 11, punt h)

-

Artikel 11, punt i)

-

Artikel 11, punt j)

Artikel 10, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 12, lid 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 11

-

Artikel 12, lid 1, punt a)

Artikel 13, lid 1, punt a)

Artikel 12, lid 1, punt b)

Artikel 13, lid 1, punt b)

Artikel 12, lid 1, punt c)

Artikel 13, lid 1, punt c)

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 3

Artikel 13, lid 1, aanhef

Artikel 14, lid 1, aanhef

Artikel 13, lid 1, punt a)

Artikel 14, lid 1, punt a)

-

Artikel 14, lid 1, punt b)

Artikel 13, lid 1, punt b)

Artikel 14, lid 1, punt c)

Artikel 13, lid 1, punt c)

Artikel 14, lid 1, punt d)

Artikel 13, lid 1, punt d)

Artikel 14, lid 1, punt e)

Artikel 13, lid 1, punt e)

Artikel 14, lid 1, punt f)

Artikel 13, lid 2

-

-

Artikel 14, lid 2

-

Artikel 14, lid 3

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15, lid 1

Artikel 16, lid 1

Artikel 15, lid 2

Artikel 16, lid 2

-

Artikel 16, lid 2, punt a)

-

Artikel 16, lid 2, punt b)

-

Artikel 16, lid 2, punt c)

Artikel 15, lid 3

Artikel 16, lid 3

-

Artikel 16, lid 4

Artikel 15, lid 4

Artikel 16, lid 5

Artikel 16, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 16, lid 2

Artikel 17, lid 2

-

Artikel 17, lid 3

-

Artikel 17, lid 4

-

Artikel 18, lid 1

-

Artikel 18, lid 2

-

Artikel 18, lid 3

Artikel 17, lid 1, aanhef

Artikel 19, lid 1, aanhef

Artikel 17, lid 1, punt a)

Artikel 19, lid 1, punt a)

Artikel 17, lid 1, punt b)

Artikel 19, lid 1, punt b)

Artikel 17, lid 2, aanhef

Artikel 19, lid 2, aanhef

Artikel 17, lid 2, punt a)

Artikel 19, lid 2, punt a)

Artikel 17, lid 2, punt b)

Artikel 19, lid 2, punt b)

Artikel 17, lid 2, punt c)

Artikel 19, lid 2, punt c)

Artikel 17, lid 3

Artikel 19, lid 3

Artikel 17, lid 4

Artikel 19, lid 4

Artikel 17, lid 5

Artikel 19, lid 5

-

Artikel 19, lid 6

Artikel 18, lid 1

Artikel 20, lid 1

Artikel 18, lid 2

Artikel 20, lid 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 20, lid 3

Artikel 19, lid 1

Artikel 21, lid 1

-

Artikel 21, lid 2

-

Artikel 21, lid 3

-

Artikel 21, lid 4

Artikel 19, lid 2

Artikel 21, lid 5

Artikel 19, lid 3

Artikel 21, lid 6

Artikel 19, lid 4

Artikel 21, lid 7

Artikel 19, lid 5

Artikel 21, lid 8

-

Artikel 21, lid 9, punt a)

-

Artikel 21, lid 9, punt b)

-

Artikel 21, lid 9, punt c)

-

Artikel 21, lid 9, punt d)

-

Artikel 21, lid 10

Artikel 20, lid 1

Artikel 22, lid 1

Artikel 20, lid 2

Artikel 22, lid 2

Artikel 20, lid 3, aanhef

Artikel 22, lid 3, aanhef

Artikel 20, lid 3, punt a)

Artikel 22, lid 3, punt a)

Artikel 20, lid 3, punt b)

Artikel 22, lid 3, punt b)

Artikel 20, lid 3, punt c)

Artikel 22, lid 3, punt c)

Artikel 20, lid 3, punt d)

Artikel 22, lid 3, punt d)

Artikel 20, lid 3, punt e)

Artikel 22, lid 3, punt e)

Artikel 20, lid 3, punt f)

Artikel 22, lid 3, punt f)

-

Artikel 22, lid 3, punt g)

Artikel 20, lid 4

Artikel 22, lid 4

Artikel 20, lid 5, aanhef

Artikel 22, lid 5, aanhef

Artikel 20, lid 5, punt a)

Artikel 22, lid 5, punt a)

Artikel 20, lid 5, punt b)

Artikel 22, lid 5, punt b)

Artikel 20, lid 6

Artikel 22, lid 6

-

Artikel 22, lid 7

-

Artikel 23, lid 1

-

Artikel 23, lid 2

-

Artikel 23, lid 3, aanhef

-

Artikel 23, lid 3, punt a)

-

Artikel 23, lid 3, punt b)

-

Artikel 23, lid 3, punt c)

-

Artikel 23, lid 4, aanhef

-

Artikel 23, lid 4, punt a)

-

Artikel 23, lid 4, punt b)

-

Artikel 23, lid 4, punt c)

-

Artikel 24

-

Artikel 25

Artikel 21, aanhef

Artikel 26, aanhef

Artikel 21, punt a)

Artikel 26, punt a)

Artikel 21, punt b)

Artikel 26, punt b)

Artikel 22

Artikel 27

-

Artikel 27, lid 2

Artikel 23, lid 1

Artikel 28, lid 1

Artikel 23, lid 2

Artikel 28, lid 2

Artikel 23, lid 3

Artikel 28, lid 3

-

Artikel 28, lid 4, aanhef

-

Artikel 28, lid 4, punt a)

-

Artikel 28, lid 4, punt b)

-

Artikel 28, lid 4, punt c)

-

Artikel 28, lid 5, aanhef

-

Artikel 28, lid 5, punt a)

-

Artikel 28, lid 5, punt b)

-

Artikel 28, lid 5, punt c)

Artikel 24, lid 1

Artikel 29, lid 1

Artikel 24, lid 2

Artikel 29, lid 2

Artikel 24, lid 3, aanhef

Artikel 29, lid 3, aanhef

Artikel 24, lid 3, punt a)

Artikel 29, lid 3, punt a)

Artikel 24, lid 3, punt b)

Artikel 29, lid 3, punt b)

Artikel 24, lid 4

Artikel 29, lid 4

Artikel 24, lid 5, aanhef

Artikel 29, lid 5, aanhef

Artikel 24, lid 5, punt a)

Artikel 29, lid 5, punt a)

Artikel 24, lid 5, punt b)

Artikel 29, lid 5, punt b)

Artikel 24, lid 4

Artikel 29, lid 4

Artikel 24, lid 5, aanhef

Artikel 29, lid 5, aanhef

Artikel 24, lid 5, punt a)

Artikel 29, lid 5, punt a)

Artikel 24, lid 5, punt b)

Artikel 29, lid 5, punt b)

Artikel 24, lid 5, punt c)

Artikel 29, lid 5, punt c)

Artikel 25, lid 1

Artikel 30, lid 1

Artikel 25, lid 2

Artikel 30, lid 2

-

Artikel 31, lid 1

-

Artikel 31, lid 2, aanhef

-

Artikel 31, lid 2, punt a)

-

Artikel 31, lid 2, punt b)

-

Artikel 31, lid 2, punt c)

-

Artikel 31, lid 3

-

Artikel 31, lid 4

-

Artikel 31, lid 5

-

Artikel 31, lid 6

-

Artikel 31, lid 7

Artikel 26

-

Artikel 27, lid 1

Artikel 33, lid 1

Artikel 27, lid 2

-

Artikel 27, lid 3

Artikel 33, lid 2

-

Artikel 33, lid 3

Artikel 28

Artikel 32

-

Artikel 34

Artikel 29

Artikel 35

Artikel 30

Artikel 36

_____________

BIJLAGE III

Concordantietabel tussen de overwegingen en de artikelen in deze richtlijn

Overwegingen

Artikelen

(1), (7)

Algemeen (nodig voor de herschikking)

(2), (3), (4)

Artikel 1

(5), (6), (8)

Algemeen (andere rechtsinstrumenten)

(9)

Artikelen 4 en 10

(10), (11), (12)

Artikel 2, punt c)

(13)

Artikel 3, lid 5, punt b); artikel 11, punt a)

(14), (16), (17), (18), (19), (29)

Artikelen 3 tot en met 9

(15)

Artikel 2, punt c); artikelen 3 tot en met 9

(20)

Artikel 5, leden 1 en 7

(21)

Artikel 5, lid 3

(22), (23)

Artikel 6

(24)

Artikel 10

(25), (26)

Artikel 11

(27)

Artikelen 21 en 23

(28)

Artikel 15

(30), (31), (32), (33)

Artikel 16

(34)

Artikelen 17 en 18

(35)

Artikel 19

(36), (37), (38)

Artikelen 20, 21 en 22

(39)

Artikel 23

(40)

Artikelen 21, 24, 25 en 28

(41)

Artikel 24

(42)

Artikel 26

(43)

Artikelen 27, 28 en 29

(44)

Artikelen 17 en 18

(45)

Artikel 5, leden 1, 7 en 8

(46)

Artikel 28, leden 3 en 4

(47), (48)

Artikelen 27, 28 en 29

(49)

Artikel 29

(50), (51), (52), (53)

Artikel 12

(54)

Artikel 31

(55)

Artikel 17

(56), (57), (58)

Artikel 30

(59), (60), (61), (62)

Algemeen (rechtsgrondslag, eerbiediging van het Handvest, deelnemende lidstaten)

(63), (64)

Artikel 33

_____________