3.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 80/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU

(2023/C 80/01)

Sinds de vaststelling van de verordening tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (1) (“RRF-verordening”) is de geopolitieke context aanzienlijk veranderd. De niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne heeft de energie-unie van de EU voor enorme uitdagingen gesteld, waardoor de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis zijn verergerd. Om deze uitdagingen aan te pakken, en op verzoek van de Europese Raad, heeft de Commissie op 18 mei 2022 voorgesteld de slagkracht van de herstel- en veerkrachtfaciliteit te versterken in het kader van het REPowerEU-plan.

De RRF-verordening, zoals gewijzigd bij de verordening betreffende REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen, die binnenkort in werking zal treden (“de REPowerEU-verordening”), zal ervoor zorgen dat het met de herstel- en veerkrachtfaciliteit beter mogelijk wordt om de doelstellingen van het REPowerEU-plan effectief te verwezenlijken en bij te dragen tot de energiezekerheid, de diversificatie van de energievoorziening van de Unie, een groter gebruik van hernieuwbare energiebronnen, een hogere energie-efficiëntie, een grotere energieopslagcapaciteit en de noodzakelijke vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen vóór 2030. De REPowerEU-verordening biedt het noodzakelijke kader om ervoor te zorgen dat investeringen en hervormingen die de veerkracht van de EU op energiegebied versterken, zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd. In de REPowerEU-verordening zijn specifieke REPowerEU-doelstellingen vastgesteld die moeten worden verwezenlijkt met de investeringen en hervormingen die in de bestaande herstel- en veerkrachtplannen moeten worden opgenomen als onderdeel van specifieke REPowerEU-hoofdstukken. Daarnaast voorziet de verordening in specifieke financieringsbronnen om de desbetreffende maatregelen te financieren.

De herstel- en veerkrachtfaciliteit en de nieuwe REPowerEU-component ervan zullen ook een belangrijke rol spelen bij de versterking van het concurrentievermogen van de EU-industrie. Zij biedt aanzienlijke extra financieringsmogelijkheden om de overgang van de EU-industrie naar koolstofvrije of koolstofarme technologieën op weg naar CO2-neutraliteit te versnellen en de investeringen in nieuwe productiecapaciteit voor schone technologie te stimuleren. De in de REPowerEU-verordening vastgelegde beleidsdoelstellingen omvatten uitdrukkelijk doelstellingen die rechtstreeks relevant zijn voor de versnelde en eerlijke industriële transitie naar klimaatneutraliteit, waaronder de decarbonisatie van de industrie, de bevordering van groene vaardigheden en de ontwikkeling van waardeketens in technologieën die van strategisch belang zijn voor de groene transitie. Gezien de dringende noodzaak om deze uitdagingen aan te pakken en rekening houdend met de algemene afweging van REPowerEU-prioriteiten, wordt de lidstaten verzocht maatregelen ter ondersteuning van het huidige en toekomstige concurrentievermogen van cleantechsectoren in hun gewijzigde plannen op te nemen. Zoals uiteengezet in de door de Commissie goedgekeurde mededeling (2), moet dit in de eerste plaats bestaan uit regelgevende maatregelen om de vergunningsprocedures voor schone-technologieprojecten te versnellen, belastingvoordelen of andere vormen van financiële steun om de uitrol van schone-technologieprojecten te stimuleren en een hernieuwde inspanning om de beroepsbevolking bij te scholen op het gebied van schone technologieën.

In het kader van de programmeringsperiode 2014-2020 voor het cohesiebeleid zal de REPowerEU-verordening de lidstaten ook extra flexibiliteit bieden via de SAFE-maatregelen (Supporting Affordable Energy). De lidstaten zullen dus niet-bestede middelen kunnen gebruiken om rechtstreekse steun te verlenen aan kwetsbare huishoudens en kleine en middelgrote ondernemingen teneinde hen te helpen de gestegen energiekosten het hoofd te bieden. Deze maatregelen vallen niet onder deze richtsnoeren.

In deze richtsnoeren wordt uitgelegd hoe bestaande plannen moeten worden gewijzigd en hoe de REPowerEU-hoofdstukken moeten worden opgesteld. In deel 1 van deze richtsnoeren worden de rechtsgronden voor het wijzigen van goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen toegelicht, terwijl deel 2 betrekking heeft op het opstellen en de inhoud van het REPowerEU-hoofdstuk. Er wordt ook gespecificeerd welke informatie de lidstaten de Commissie moeten verstrekken over de redenen voor, en de doelstellingen en aard van, de wijzigingen van hun herstel- en veerkrachtplannen. Deze richtsnoeren vervangen de door de Commissie in mei 2022 gepubliceerde richtsnoeren, terwijl de richtsnoeren van januari 2021 (3) voor de opstelling van herstel- en veerkrachtplannen over het algemeen geldig blijven.

Bij het opstellen van wijzigingen in hun herstel- en veerkrachtplannen om de REPowerEU-hoofdstukken erin op te nemen, is het belangrijk de volgende beginselen te benadrukken:

De eerste prioriteit blijft de snelle uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen. De lidstaten moeten alles in het werk blijven stellen om betalingsverzoeken tijdig in te dienen en ervoor te zorgen dat er vooruitgang wordt geboekt met hervormingen en investeringen, zodat de middelen tijdig kunnen worden uitbetaald.

Met het oog op een snelle uitrol van REPowerEU-maatregelen moeten de lidstaten hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen met REPowerEU-hoofdstukken uiterlijk op 30 april 2023 indienen. De lidstaten moeten elke herziening van hun herstel- en veerkrachtplan indienen als onderdeel van één addendum. In de REPowerEU-hoofdstukken moeten de uitdagingen waarmee lidstaten worden geconfronteerd, uitvoerig worden behandeld.

Om de REPowerEU-doelstellingen snel te bereiken, moeten de lidstaten voorrang geven aan maatregelen waarvan de uitvoering al aan de gang is en die tot 2026 kunnen worden uitgevoerd. De lidstaten moeten zich ook bewust zijn van de mogelijke gevolgen voor het uitbetalingsprofiel van wijzigingen in hun bestaande herstel- en veerkrachtplan. In het algemeen moeten de lidstaten ook het schema voor de uitvoering van bestaande maatregelen beoordelen om ervoor te zorgen dat deze volgens het overeengekomen tijdschema worden uitgevoerd.

De resterende leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit bieden aanvullende financiering voor de hervormingen en investeringen in REPowerEU-hoofdstukken. Met het oog op een optimale toewijzing van deze leningen moeten de lidstaten zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 dagen na de inwerkingtreding van de REPowerEU-verordening aangeven dat zij interesse hebben om leningen op te nemen.

De wijzigingen die krachtens de artikelen 18 en 21 in de herstel- en veerkrachtplannen worden aangebracht, mogen de algemene ambitie ervan niet verminderen, met name wat betreft maatregelen die gericht zijn op landspecifieke aanbevelingen en die bijdragen tot de verwezenlijking van groene en digitale doelstellingen.- De aanvullende investeringen en hervormingen in de herziene herstel- en veerkrachtplannen moeten gericht zijn op de REPowerEU-doelstellingen.

De lidstaten wordt ook verzocht de balans op te maken en hun ervaring met de uitvoering van de faciliteit te bespreken met de Commissie om na te gaan of wijzigingen in hun nationale uitvoeringskaders de uitvoering van hervormingen en investeringen kunnen helpen verbeteren.

Inhoud

DEEL I:

AANVULLENDE FINANCIERING EN WIJZIGING VAN HERSTEL- EN VEERKRACHTPLANNEN 4

I.

Inleiding 4

II.

Aanvullende financiering 4

III.

Voorfinanciering 9

IV.

Een wijziging van het plan om rekening te houden met de bijgewerkte nieuwe maximale financiële bijdrage 9

V.

Een wijziging of vervanging van het plan omdat het plan of een deel ervan wegens objectieve omstandigheden niet langer haalbaar is 10

DEEL II:

RICHTSNOEREN VOOR DE ONTWIKKELING EN PRESENTATIE VAN ADDENDA 11

I.

Het REPowerEU-hoofdstuk 13

II.

Algemene leidraad voor de wijziging van herstel- en veerkrachtplannen 24

BIJLAGE I

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN 35

BIJLAGE II

MODEL VOOR DE INTENTIEVERKLARING BETREFFENDE LENINGEN IN HET KADER VAN DE HERSTEL- EN VEERKRACHTFACILITEIT 37

BIJLAGE III

MODEL VOOR DE INTENTIEVERKLARING BETREFFENDE OVERDRACHTEN UIT DE RESERVE VOOR AANPASSING AAN DE BREXIT 38

BIJLAGE IV

MODEL VOOR EEN ADDENDUM BIJ HET HERSTEL- EN VEERKRACHTPLAN 39

BIJLAGE V

MODEL VOOR HET REPOWEREU-HOOFDSTUK 44

DEEL I

AANVULLENDE FINANCIERING EN WIJZIGING VAN HERSTEL- EN VEERKRACHTPLANNEN

I.   Inleiding

Lidstaten die hun herstel- en veerkrachtplannen wijzigen, worden aangemoedigd om dat te doen op basis van een geconsolideerde versie van hun oorspronkelijke plan, waarin de tijdens de beoordelingsfase aangebrachte wijzigingen moeten zijn verwerkt en die volledig in overeenstemming moet zijn met de respectieve uitvoeringsbesluiten van de Raad. Lidstaten die hun oorspronkelijke plan niet hebben geconsolideerd, wordt verzocht dit te doen alvorens hun plan te wijzigen. De lidstaten moeten gewijzigde plannen indienen in de vorm van een addendum bij hun geconsolideerde plannen. Bijlage IV bij deze richtsnoeren bevat een specifiek model voor een dergelijk addendum.

Overeenkomstig artikel 19 van de RRF-verordening is voor elke wijziging van de plannen een nieuwe beoordeling door de Commissie vereist. Overeenkomstig artikel 20 van de RRF-verordening is een uitvoeringsbesluit van de Raad tot goedkeuring van een positieve beoordeling van het plan op voorstel van de Commissie vereist. Dit wordt zo nodig gevolgd door de ondertekening van een nieuwe of gewijzigde financierings- en/of leningsovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken lidstaat en, voorafgaand aan elke betaling, de ondertekening van operationele regelingen.

De lidstaten wordt verzocht een informele dialoog met de diensten van de Commissie aan te gaan alvorens gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen in te dienen. Deze dialoog, zoals die welke vóór de indiening van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen plaatsvond, is bedoeld om de lidstaten te helpen bij het opstellen van de wijzigingen van de herstel- en veerkrachtplannen.

De lidstaten worden sterk aangemoedigd om uiterlijk in april 2023 gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen in te dienen, vóór de wettelijke deadline van 31 augustus 2023 voor de indiening van gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen met een leningaanvraag. Aangezien de deadline voor het vastleggen van de bedragen die beschikbaar zijn in het kader van de resterende 30 % van de subsidietoewijzing, eind 2023 is, worden de lidstaten, ongeacht of ze een lening aanvragen, sterk aangemoedigd om na augustus 2023 geen gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen in te dienen omdat er geen garantie is dat het beoordelings- en goedkeuringsproces tijdig kan worden afgerond om de financierings- en/of leningsovereenkomsten nog in 2023 te ondertekenen. In dat geval loopt de lidstaat het risico 30 % van zijn subsidietoewijzing en zijn toegang tot leningen te verliezen.

II.   Aanvullende financiering

Met de inwerkingtreding van de REPowerEU-verordening moet elk gewijzigd herstel- en veerkrachtplan dat aanvullende financiële steun inhoudt in de vorm van leningen, middelen uit het emissiehandelssysteem (ETS) uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en/of overdrachten uit de bij Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde reserve voor aanpassing aan de brexit, een REPowerEU-hoofdstuk bevatten, overeenkomstig artikel 21 quater van de RRF-verordening. De aanvullende financiële steun in verband met het REPowerEU-hoofdstuk wordt samen met de rest van de financiële bijdrage uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en, in voorkomend geval, de steun via leningen uitbetaald volgens een gemeenschappelijk tijdschema voor de tranches.

ETS-middelen voor REPowerEU

Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie van niet-terugbetaalbare financiële steun ingevoerd. Deze middelen mogen alleen worden gebruikt voor de financiering van hervormingen en investeringen die zijn opgenomen in het REPowerEU-hoofdstuk als bedoeld in artikel 21 quater, lid 1, van de RRF-verordening (zie de specifieke afdeling in deel II) – met uitzondering van de maatregelen die onder de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” vallen. Voor de toegang tot deze aanvullende niet-terugbetaalbare financiële steun zijn aanvullende mijlpalen en streefdoelen nodig, die in het tijdschema voor de tranches van elk uitvoeringsbesluit van de Raad moeten worden opgenomen. Voor het uitbetalingsprofiel wordt geen onderscheid gemaakt tussen de financieringsbronnen.

Zoals reeds gedaan voor de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen, zal de Commissie een deel van de aanvullende niet-terugbetaalbare financiële steun uit de ETS-middelen aftrekken om administratieve uitgaven te dekken, overeenkomstig artikel 21 bis, lid 3, van de RRF-verordening.

Tabel 1

Aanvullende REPowerEU-subsidies per lidstaat

Lidstaat

Aandeel (% van het totaal)

Bedrag (in EUR, huidige prijzen)

België

1,41 %

282 138 922

Bulgarije

2,40 %

480 047 020

Tsjechië

3,41 %

681 564 712

Denemarken

0,65 %

130 911 150

Duitsland

10,45 %

2 089 555 318

Estland

0,42 %

83 422 597

Ierland

0,45 %

89 598 110

Griekenland

3,85 %

769 221 929

Spanje

12,93 %

2 586 147 350

Frankrijk

11,60 %

2 320 955 407

Kroatië

1,35 %

269 441 467

Italië

13,80 %

2 760 000 000

Cyprus

0,26 %

52 487 457

Letland

0,62 %

123 982 817

Litouwen

0,97 %

194 020 453

Luxemburg

0,15 %

30 000 000

Hongarije

3,51 %

701 565 457

Malta

0,15 %

30 000 000

Nederland

2,28 %

455 041 644

Oostenrijk

1,05 %

210 620 057

Polen

13,80 %

2 760 000 000

Portugal

3,52 %

704 419 725

Roemenië

7,00 %

1 399 326 315

Slovenië

0,58 %

116 909 535

Slowakije

1,83 %

366 959 257

Finland

0,56 %

112 935 884

Zweden

0,99 %

198 727 417

Overdrachten en andere financieringsmogelijkheden in verband met EU-middelen

Fondsen in gedeeld beheer die onder de verordening gemeenschappelijke bepalingen 2021-2027 vallen

Artikel 7, lid 1, van de RRF-verordening voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om tot 5 % van hun initiële toewijzing uit elk fonds – met uitzondering van het Fonds voor een rechtvaardige transitie – dat onder Verordening (EU) 2021/1060 (de verordening gemeenschappelijke bepalingen 2021-2027, GB-verordening) valt, over te dragen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden van de GB-verordening. Overeenkomstig artikel 26 van de GB-verordening kan maximaal 5 % van de fondsen die onder de GB-verordening vallen voor de begrotingsperiode 2021-2027, worden overgedragen naar andere EU-instrumenten die direct of indirect worden beheerd, uitsluitend ten behoeve van de betrokken lidstaat. De regels van het EU-instrument waarnaar de middelen worden overgedragen, zijn volledig van toepassing. Deze bepaling stelt een lidstaat in staat zijn middelen die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit beschikbaar zijn, te verhogen.

De lidstaten kunnen om dergelijke overdrachten verzoeken als onderdeel van de wijziging van een programma. Krachtens artikel 26, lid 3, van de GB-verordening 2021-2027 moeten verzoeken om een dergelijke overdracht via een wijziging van het programma afdoende worden gemotiveerd in het licht van de te bereiken complementariteit en het te bereiken effect.

Deze mogelijkheid om krachtens artikel 26 van de GB-verordening 2021-2027 tot 5 % van de fondsen over te dragen, kan worden gebruikt ter compensatie van een verlaging van de financiële toewijzing in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in verband met een maatregel in het bestaande herstel- en veerkrachtplan. Zij kan ook worden gebruikt voor hervormingen en investeringen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen (4).

Daarnaast kunnen de lidstaten, overeenkomstig artikel 26 bis van de GB-verordening, zoals gewijzigd bij de REPowerEU-verordening, tot 7,5 % van hun initiële nationale toewijzing in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus en het Cohesiefonds gebruiken om de REPowerEU-doelstellingen te ondersteunen, in overeenstemming met de fondsspecifieke voorschriften, door middel van een wijziging van een programma overeenkomstig artikel 24 van de GB-verordening.

Tabel 2

Bedragen beschikbaar voor overdrachten krachtens artikel 26 van de GB-verordening

In miljoenenEUR, afgerond

Potentiële bedragen die beschikbaar zijn voor overdrachten overeenkomstig artikel 26 van de GB-verordening 2021-2027 (per december 2022)  (*1)

BE

134,7

BG

363,4

CZ

910,2

DK

25,9

DE

865,9

EE

153,7

IE

59,9

EL

412,8

ES

1 769,4

FR

842,6

HR

435,4

IT

2 104,9

CY

45,2

LV

214,6

LT

305,1

LU

2,9

HU

1 086,4

MT

24,9

NL

64,9

AT

57,5

PL

3 609,0

PT

1 112,6

RO

1 461,0

SI

152,9

SK

617,9

FI

65,1

SE

96,3

Reserve voor aanpassing aan de brexit

Een lidstaat kan ook zijn voorlopige toewijzing in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit geheel of gedeeltelijk overdragen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit ter financiering van de investeringen en hervormingen van zijn REPowerEU-hoofdstuk, uitsluitend ten behoeve van de betrokken lidstaat. In het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit wordt 80 % van deze voorlopige toewijzing als voorfinanciering aan de lidstaten uitbetaald, onderverdeeld in drie tranches van 40 % (in 2021), 30 % (in 2022) en 30 % (in 2023); het resterende bedrag van de voorlopige toewijzing zou in 2025 worden uitbetaald na documentatie van voldoende subsidiabele uitgaven.

De jaarlijkse voorfinanciering in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit voor de jaren 2022 en 2023 moet uiterlijk eind april worden uitbetaald. Om rekening te kunnen houden met eventuele voornemens tot overdracht voorafgaand aan de uitbetaling van de voorfinancieringstranche voor 2023 uit de reserve voor aanpassing aan de brexit, hebben de lidstaten tot 1 maart 2023 de tijd om de Commissie in kennis te stellen van hun voornemen om middelen van de reserve voor aanpassing aan de brexit naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit over te dragen. Dit moet gebeuren in de vorm van een e-mail volgens het model in bijlage III. Dit verzoek moet een algemene toelichting bevatten van de gemeenschappelijke doelstellingen van zowel de reserve voor aanpassing aan de brexit als het REPowerEU-hoofdstuk, waaruit blijkt dat beide gericht zijn op het versterken van de economische, sociale en territoriale cohesie. Van de lidstaten wordt niet verwacht dat zij elke maatregel afzonderlijk motiveren. Zodra de Commissie de informatie ontvangt, wordt de betaling van de voorfinancieringstranche van 2023 opgeschort.

Afhankelijk van het bedrag dat de lidstaat besluit naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit over te dragen, is een van de volgende procedures van toepassing:

Indien het overgedragen bedrag lager is dan het resterende bedrag van de voorlopige toewijzing dat nog niet in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit is uitbetaald (als voorfinanciering), vindt de overdracht plaats met gebruikmaking van de bedragen in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit die anders in 2023 en 2025 zouden zijn uitbetaald.

Indien het overgedragen bedrag hoger is dan het deel van de voorlopige toewijzing in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit dat nog niet is uitbetaald, worden eerst de nog niet uitbetaalde bedragen in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit overgedragen. Het verschil wordt dan (geheel of gedeeltelijk) gefinancierd uit de bedragen die in 2021 en 2022 reeds zijn betaald als voorfinanciering in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit, die eerst van de betrokken lidstaat zou moeten worden teruggevorderd. De lidstaten kunnen er de voorkeur aan geven dat een dergelijke terugvordering, voor zover mogelijk, door de Commissie wordt gecompenseerd door een passende toekomstige uitbetaling, onder meer in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, te verlagen.

Tabel 3

Toewijzing in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit en uitbetaalde voorfinanciering in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit

In miljoenen EUR, afgerond

Toewijzing in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit

Uitbetaalde voorfinanciering in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit

BE

386,6

211,8

BG

15,4

8,4

CZ

54,9

 

DK

275,0

150,7

DE

646,6

354,2

EE

6,6

3,6

IE

1 165,2

638,3

EL

38,6

21,2

ES

272,4

149,3

FR

735,6

403,0

HR

7,2

3,9

IT

146,8

80,4

CY

52,1

28,5

LV

10,9

6,0

LT

12,2

6,7

LU

128,5

70,4

HU

57,2

31,3

MT

44,3

24,3

NL

886,3

485,5

AT

27,7

15,2

PL

173,6

95,1

PT

81,4

44,6

RO

43,2

23,6

SI

5,3

 

SK

36,3

19,9

FI

23,2

 

SE

137,4

75,3

EU27

5 470,4

 

Aanvraag van een lening in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit

Ter ondersteuning van nieuwe hervormingen en investeringen die in de gewijzigde plannen worden voorgesteld, kunnen de lidstaten in aanmerking komen voor financiering onder de zeer gunstige financieringsvoorwaarden van de leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De lidstaten worden sterk aangemoedigd om een beroep te doen op deze bron van financiering, die de Commissie tot eind 2023 kan toekennen ter financiering van aanvullende hervormingen en investeringen. Dergelijke leningen zijn bijzonder geschikt om de grotere financiële behoeften te dekken in verband met de uitvoering van hervormingen en investeringen die nodig zijn om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken.

De uiterste datum voor het indienen van leningaanvragen door de lidstaten, met inbegrip van die welke overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de RRF-verordening worden toegewezen, is 31 augustus 2023, zoals bepaald in artikel 14, lid 2, van de RRF-verordening. Binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van de REPowerEU-verordening moeten de lidstaten via een brief volgens het model in bijlage II de Commissie in kennis stellen van hun voornemen om een lening aan te vragen. Deze verplichting geldt ook voor lidstaten die reeds leningen hebben opgenomen tot het in artikel 14, lid 5, van de RRF-verordening genoemde maximum (6,8 % van hun bruto nationaal inkomen (bni)) (5). Deze kennisgeving moet, indien mogelijk, reeds eerder worden ingediend en een indicatie bevatten van het bedrag van de aan te vragen steun via leningen, samen met een eerste lijst van investeringen en hervormingen die met deze leningen zullen worden ondersteund. Dit moet de begroting voorspelbaarder maken en de lidstaten verdere stimulansen bieden om dergelijke steun via leningen aan te vragen, met toepassing van de beginselen van gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie, zonder dat dit afbreuk doet aan de in artikel 14, lid 2, van de RRF-verordening gestelde uiterste datum, namelijk 31 augustus 2023.

Op basis van de informatie van alle lidstaten zal de Commissie onverwijld bij het Parlement en de Raad een overzicht van de kenbaar gemaakte voornemens indienen en een voorstel voor de verdeling van de beschikbare middelen doen, rekening houdend met onder meer de behoeften van de verzoekende lidstaten en de reeds door andere lidstaten ingediende of geplande verzoeken om steun via leningen. Indien de leningaanvragen de beschikbare bedragen overschrijden, zou de Commissie, in overeenstemming met de noodzaak om ervoor te zorgen dat de herstel- en veerkrachtplannen een alomvattende en voldoende evenwichtige respons op de economische en sociale situatie van de lidstaten vormen, er rekening mee houden of de gevraagde aanvullende financiering boven het plafond van 6,8 % al dan niet bijdraagt aan de REPowerEU-hoofdstukken.

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de RRF-verordening kan tot en met 31 december 2023 steun via leningen worden verleend. Bijgevolg moeten alle leningsovereenkomsten uiterlijk 31 december 2023 in werking treden. Vóór die datum moeten de Commissie en de betrokken lidstaten dus de leningsovereenkomsten ondertekenen en moet de Commissie de juridische adviezen ontvangen waarin wordt bevestigd dat aan alle grondwettelijke en wettelijke vereisten in verband met de inwerkingtreding van deze overeenkomsten is voldaan.

Een verzoek om steun via leningen moet zorgvuldig worden gemotiveerd en moet met name het volgende omvatten:

de reden waarom de financiële behoeften zijn toegenomen;

een lijst van aanvullende hervormingen en investeringen, met de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen;

kostenramingen voor het herziene herstel- en veerkrachtplan.

Hogere financiële behoeften kunnen het gevolg zijn van:

aanvullende hervormingen en investeringen, met name om de landspecifieke aanbevelingen en de REPowerEU-uitdagingen aan te pakken;

een verlaging van de maximale financiële bijdrage van de betrokken lidstaat, waardoor een deel van de maatregelen wordt verschoven van niet-terugbetaalbare steun naar leningen teneinde het algemene ambitieniveau van zijn plan niet te verlagen; er zouden geen aanvullende hervormingen of investeringen nodig zijn om dergelijke leningaanvragen te rechtvaardigen;

het aanvragen van een lening ter financiering van maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk.

III.   Voorfinanciering

Om ervoor te zorgen dat de financiële steun vervroegd beschikbaar wordt gesteld en wordt gebruikt om sneller op de huidige energiecrisis te reageren, kunnen de lidstaten verzoeken om een voorfinanciering van maximaal 20 % van de aanvullende financiering die nodig is om de maatregelen in hun REPowerEU-hoofdstukken te financieren. Deze vereiste aanvullende financiering kan de volgende bronnen omvatten:

nieuwe ETS-inkomsten, overeenkomstig artikel 21 bis;

overgedragen middelen uit de reserve voor aanpassing aan de brexit, overeenkomstig artikel 21 ter;

overgedragen middelen uit de programma’s van het cohesiebeleid, overeenkomstig artikel 7;

leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, overeenkomstig artikel 14;

aanvullende niet-terugbetaalbare steun na de bijwerking van juni 2022 overeenkomstig artikel 18.

De voorfinanciering wordt in maximaal twee tranches uitbetaald; de eerste betaling binnen twee maanden na de vaststelling door de Commissie van de in artikel 23 van de RRF-verordening bedoelde juridische verbintenis en de tweede binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van de Raad tot goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan met een REPowerEU-hoofdstuk.

Betalingen in verband met voorfinanciering zijn afhankelijk van de beschikbare middelen, met name van de beschikbaarheid van middelen van de NextGenerationEU-rekening, de daadwerkelijke voorafgaande overdracht van middelen uit programma’s onder gedeeld beheer en de in de jaarlijkse EU-begroting goedgekeurde kredieten, alsook de inkomsten uit hoofde van artikel 21 bis. Elk van de twee tranches van voorfinancieringsbetalingen voor krachtens artikel 26 van de GB-verordening overgedragen middelen bedraagt voor alle lidstaten samen niet meer dan 1 miljard EUR. De voorfinanciering wordt betaald na beoordeling van alle door de lidstaten ingediende verzoeken en, indien nodig, pro rata om het totale maximum van 1 miljard EUR in acht te nemen. De financiële bijdrage en, in voorkomend geval, het bedrag van de te betalen steun via leningen worden evenredig aangepast om rekening te houden met deze aanvullende voorfinanciering voor REPowerEU-hoofdstukken.

IV.   Een wijziging van het plan om rekening te houden met de bijgewerkte nieuwe maximale financiële bijdrage

Krachtens artikel 18, lid 2, van de RRF-verordening kunnen de lidstaten hun herstel- en veerkrachtplannen bijwerken om rekening te houden met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage op basis van de in artikel 11, lid 2, bedoelde berekening. De Commissie heeft op 30 juni 2022 de bijgewerkte maximale financiële bijdrage voor alle lidstaten bekendgemaakt (6).

Het is belangrijk op te merken dat de gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen even ambitieus moeten blijven als de oorspronkelijke plannen (of nog ambitieuzer moeten zijn) en aan alle beoordelingscriteria van de RRF-verordening moeten blijven voldoen. De lidstaten moeten met name alle of een aanzienlijk deel van de in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen vastgestelde uitdagingen alsook de prioriteiten van de groene en de digitale transitie doeltreffend blijven aanpakken.

Krachtens artikel 18, lid 2, van de RRF-verordening kunnen de lidstaten voorstellen om maatregelen en de mijlpalen en streefdoelen ervan aan te passen teneinde rekening te houden met de herziene maximale financiële bijdrage. Bij de beoordeling van deze wijzigingen (in voorkomend geval in combinatie met artikel 14 voor aanvullende maatregelen in verband met de steun via leningen) zal de Commissie:

nagaan of de lidstaat heeft aangetoond dat er een verband bestaat tussen de voorgestelde wijzigingen en de wijziging van de maximale financiële bijdrage;

de algemene effecten van alle voorgestelde wijzigingen in het herziene herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van nieuwe en opgeschaalde maatregelen in REPowerEU-hoofdstukken, bezien in het licht van alle beoordelingscriteria waaraan het plan moet voldoen.

De bijwerking van de herstel- en veerkrachtplannen om rekening te houden met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de RRF-verordening kan slechts eenmaal en vóór eind 2023 worden uitgevoerd. Om rekening te houden met de bijwerking van de maximale financiële bijdrage en om het bedrag dat overeenkomt met 30 % van de financiële bijdrage berekend overeenkomstig bijlage III bij de RRF-verordening juridisch vast te leggen, moet de financieringsovereenkomst in 2023 worden gewijzigd. Om het proces te optimaliseren, worden de lidstaten sterk aangemoedigd om uiterlijk op 30 april 2023 één gewijzigd plan in te dienen dat zowel de wijzigingen van artikel 18, lid 2, als de invoering van het REPowerEU-hoofdstuk omvat.

Voorbeelden van de soorten wijzigingen die op grond van artikel 18, lid 2, binnen de bovengenoemde overwegingen zouden kunnen worden voorgesteld, zijn:

het verhogen van het bedrag van de steun via leningen of overdrachten ter compensatie van een daling van de financiële bijdrage;

het opwaarts of neerwaarts bijstellen van doelstellingen, of een samenhangende reeks doelstellingen, samen met een evenredige wijziging van de geraamde kosten van de betrokken maatregel(en);

het toevoegen of schrappen van maatregelen in verband met de wijziging van de financiële bijdrage;

het wijzigen van het tijdschema van mijlpalen en streefdoelen of het aanpassen van de beschrijvingen van de maatregel en mijlpaal/doelstelling waarvoor de wijziging van de financiële bijdrage gevolgen heeft.

De lidstaten kunnen ook wijzigingen van mijlpalen en streefdoelen van verscheidene gekoppelde maatregelen voorstellen om rekening te houden met de wijziging van de financiële bijdrage, bijvoorbeeld door verschillende kleine, gerelateerde maatregelen in een enkele maatregel te stroomlijnen. In dat geval zou de lidstaat specifieke mijlpalen en streefdoelen moeten vervangen en de ambitie van andere mijlpalen en streefdoelen dienovereenkomstig moeten toevoegen of verhogen, mits de totale geraamde kosten van het plan gelijk zijn aan of hoger liggen dan de bijgewerkte financiële bijdrage en de lidstaat het verband aantoont tussen de wijziging van de toewijzing en de voorgestelde wijzigingen van het plan. Er kan worden overwogen de financiële bijdrage te verlagen of te wijzigen bij rechtvaardiging van de verlaging van de ambitie en geraamde kosten van sommige maatregelen in een component, terwijl de geraamde kosten en ambitie van andere maatregelen worden verhoogd.

Neerwaartse herziening

Zelfs als hun uiteindelijke maximale financiële bijdrage is verlaagd, worden de lidstaten aangemoedigd om hun herstel- en veerkrachtplannen verder uit te voeren en daarbij een beroep te doen op alternatieve financieringsbronnen. Binnen het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit vormen leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit overeenkomstig artikel 14 een belangrijk alternatief, evenals overdrachten uit andere EU-fondsen of uit nationale bronnen. De lidstaten kunnen ook, overeenkomstig artikel 21 quater, lid 2, de verlaging van de maximale financiële bijdrage compenseren met aanvullende financiering voor het REPowerEU-hoofdstuk door bestaande subsidiabele maatregelen in hun REPowerEU-hoofdstukken op te nemen, tot een bedrag aan geraamde kosten dat gelijk is aan de verlaging van de maximale financiële bijdrage, overeenkomstig artikel 11, lid 2. Deze verlaging zal worden berekend door het verschil tussen de maximale financiële bijdrage op basis van de bbp-prognose voor 2020 en 2021 (minus de administratieve kosten) en de uiteindelijke maximale financiële bijdrage zoals door de Commissie bekendgemaakt na de bekendmaking van de definitieve bbp-gegevens (minus de administratieve kosten) te vergelijken. In de praktijk zal de Commissie voor de berekening van de geraamde kosten gebruikmaken van de geraamde kosten van delen van maatregelen die reeds in de vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad zijn opgenomen en die naar het REPowerEU-hoofdstuk zouden worden overgeheveld (behalve voor nieuwe maatregelen, in welk geval nieuwe kostenramingen nodig zijn).

Opwaartse herziening

Lidstaten die na de bijwerking een hogere maximale financiële bijdrage hebben, kunnen gebruikmaken van de aanvullende beschikbare middelen door relevante hervormingen en investeringen voor te stellen of de reeds geplande hervormingen en investeringen op te schalen. Zij worden sterk aangemoedigd om de extra inkomsten volledig toe te wijzen aan de REPowerEU-doelstellingen, rekening houdend met de landspecifieke aanbevelingen voor 2022 en, indien van toepassing, 2023. Om ten volle te kunnen profiteren van de verhoogde maximale financiële bijdrage, moeten de geraamde kosten van hun gewijzigde plannen ten minste overeenkomen met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage.

Lidstaten met een hogere maximale financiële bijdrage kunnen artikel 18 van de RRF-verordening gebruiken om te verzoeken bestaande maatregelen te wijzigen, mits de gerechtvaardigde wijzigingen noodzakelijk zijn om de invoering van nieuwe of opgeschaalde maatregelen, met name die in de REPowerEU-hoofdstukken, mogelijk te maken.

V.   Een wijziging of vervanging van het plan omdat het plan of een deel ervan wegens objectieve omstandigheden niet langer haalbaar is

Krachtens artikel 21 van de RRF-verordening kunnen de lidstaten om een wijziging van hun plan verzoeken indien een of meer mijlpalen en streefdoelen in hun herstel- en veerkrachtplan wegens objectieve omstandigheden niet langer haalbaar zijn. In het gewijzigde plan moeten echter nog steeds alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen en alle andere beoordelingscriteria waarin de RRF-verordening voorziet, aan bod komen.

De Russische agressie tegen Oekraïne heeft de prijzen van energie en bouwmaterialen fors doen stijgen en heeft de mondiale toeleveringsketens nog meer onder druk gezet. De ernst van deze ontwikkelingen was niet te voorzien op het moment dat de faciliteit werd ingesteld, noch op het moment dat de meeste lidstaten hun herstel- en veerkrachtplannen indienden. Deze ontwikkelingen kunnen directe gevolgen hebben voor de uitvoering van sommige investeringen die in de plannen zijn opgenomen, en kunnen als objectieve omstandigheden worden aangevoerd ter ondersteuning van een verzoek overeenkomstig artikel 21.

Objectieve omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een maatregel niet langer haalbaar is met het geraamde kosten- of efficiëntieniveau of dat een beter alternatief wordt gevonden waarmee beter kan worden voldaan aan dezelfde doelstellingen van de RRF-verordening of de elf beoordelingscriteria. In dergelijke gevallen moet de lidstaat aangeven welke objectieve elementen ten grondslag liggen aan de onverwachte inefficiënties die voortvloeien uit de uitvoering van de oorspronkelijke maatregel zoals oorspronkelijk gepland, en aantonen dat het voorgestelde alternatief beter geschikt is om de beoogde doelstellingen van die maatregel te verwezenlijken. De lidstaat zou bijvoorbeeld kunnen aantonen dat de alternatieve maatregel kostenefficiënter is of meer bijdraagt tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de hervorming of investering.

Gezien het belang van de REPowerEU-doelstellingen voor het aanpakken van de huidige uitdagingen, wordt in de gewijzigde RRF-verordening uitdrukkelijk vermeld dat ook een potentieel conflict tussen een bestaande maatregel in het uitvoeringsbesluit van de Raad en de doelstellingen van REPowerEU kan worden aangevoerd als objectieve omstandigheid in de zin van artikel 21. De Commissie zal per geval beoordelen of een lidstaat in dat verband objectief verifieerbare feiten heeft aangetoond.

Wanneer de lidstaten voor hun planwijziging een beroep doen op artikel 21, moeten zij een passende motivering van de voorgestelde wijzigingen geven en kunnen zij het soort bewijsmateriaal en informatie kiezen die zij ter ondersteuning van hun motivering willen overleggen. Het soort en de aard van de wijzigingen en de aangevoerde objectieve omstandigheden zijn bepalend voor de omvang van de te verstrekken informatie. De lidstaten hoeven bijvoorbeeld niet aan te tonen dat zich algemeen bekende omstandigheden voordoen (bv. tekorten in toeleveringsketens), maar moeten specifieke informatie verstrekken over het effect van die gebeurtenissen op de maatregelen en de concrete mijlpalen en streefdoelen.

De volgende scenario’s kunnen dienen als voorbeelden van de soorten wijzigingen die uit hoofde van artikel 21 kunnen worden aangebracht en van het soort informatie dat de lidstaten moeten indienen (7):

Een lidstaat stelt voor een doelstelling met betrekking tot het aantal te renoveren gebouwen of de te renoveren vloeroppervlakte te wijzigen wegens een sterke stijging van de prijzen van bouwmaterialen. Ter ondersteuning van zijn verzoek verstrekt de lidstaat informatie over de inflatie in de bouwsector in zijn economie en past hij zijn doelstelling evenredig aan de gestegen kosten aan, schrapt hij de maatregel of verzoekt hij om aanvullende financiering om de hogere geraamde kosten te dekken (in elk van deze gevallen verstrekt de lidstaat de nodige bewijsstukken van de kosten).

Een lidstaat stelt voor een investering in de aankoop van een supercomputer te schrappen wegens tekorten in de toeleveringsketen voor halfgeleiders. Het verzoek gaat vergezeld van een beknopt overzicht van de pogingen van de autoriteiten om het betrokken product aan te schaffen en, indien beschikbaar, bewijs van de mislukte aanbestedingsprocedure.

Een lidstaat stelt voor de voorwaarden van een mijlpaal in verband met de vervanging van verwarmingsketels in huishoudens te wijzigen om gasketels uit te sluiten van het toepassingsgebied van de steun, aangezien de aankoop ervan indruist tegen de REPowerEU-doelstellingen, wat volgens de REPowerEU-verordening objectieve omstandigheden vormt.

Een lidstaat vindt een aanzienlijk kostenefficiëntere manier om een vervoersknooppunt te bouwen en wil de relevante technische specificaties in de desbetreffende mijlpaal wijzigen. Dit verzoek gaat vergezeld van een toelichting over het soort analyse dat is uitgevoerd om te bepalen of de nieuwe methode kostenefficiënter zou zijn en tot dezelfde algemene resultaten zou leiden.

Een lidstaat wil de specificaties van een waterkrachtcentrale wijzigen omdat die wijziging zou kunnen resulteren in een aanzienlijk hogere energieproductie, zij het tegen iets hogere kosten. De lidstaat verstrekt een korte analyse van de wijze waarop de nieuwe specificaties van de waterkrachtcentrale de algemene prestaties ervan zouden verbeteren, alsmede een bijgewerkte raming van de kosten van de maatregel.

De voorgestelde wijzigingen mogen de algemene ambitie van de herstel- en veerkrachtplannen niet verlagen, moeten ervoor zorgen dat de plannen aan de landspecifieke aanbevelingen blijven voldoen en mogen er niet toe leiden dat de uitvoering naar de laatste jaren van de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt verschoven. Voorts moeten maatregelen ter vervanging van de onhaalbaar geachte maatregelen voor zover mogelijk bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen (bv. overschakeling van gasketels op warmtepompen).

Scenario

Rechtsgrondslag

Toevoeging van een REPowerEU-hoofdstuk aan het herstel- en veerkrachtplan

Artikel 21 quater

Aanpassing van maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan naar aanleiding van de bijgewerkte maximale financiële bijdrage

Artikel 18, lid 2

Wijziging van maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan als gevolg van objectieve omstandigheden waardoor die maatregelen niet langer haalbaar zijn

Artikel 21

Toevoeging van maatregelen aan het herstel- en veerkrachtplan om aanvullende leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit op te nemen

Artikel 14

Een combinatie van twee of meer van de bovenstaande scenario’s

Artikel 14, artikel 18, lid 2, artikel 21 of artikel 21 quater

DEEL II

RICHTSNOEREN VOOR DE ONTWIKKELING EN PRESENTATIE VAN ADDENDA

Deze afdeling bevat algemene richtsnoeren voor de ontwikkeling en presentatie van een addendum bij een herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van de opstelling van het REPowerEU-hoofdstuk. In dit deel wordt de term “wijziging” gebruikt voor alle wijzigingen van het herstel- en veerkrachtplan, ongeacht de rechtsgrondslag. Bij de wijziging van hun plannen moeten de lidstaten bewijsstukken indienen met betrekking tot de beoordelingscriteria uit de RRF-verordening, alsmede bijgewerkte informatie als bedoeld in de artikelen 18 en 21 quater van de RRF-verordening.

De omvang van de nieuwe verstrekte informatie moet in verhouding staan tot de in het addendum voorgestelde wijzigingen. Als de voorgestelde wijzigingen geen gevolgen hebben voor een bepaalde afdeling, hoeft het desbetreffende deel van het model niet te worden ingevuld. De indiening van het REPowerEU-hoofdstuk moet de vorm aannemen van de indiening van een aanvullende component voor deze specifieke hervormingen en investeringen. De structuur van het reeds goedgekeurde plan hoeft niet te worden aangepast en herhalingen moeten worden vermeden.

Deel II is verdeeld in twee grote afdelingen: ten eerste handvatten voor het opstellen van REPowerEU-hoofdstukken, en ten tweede handvatten voor de informatie die moet worden ingediend als onderdeel van de algemene wijziging van de herstel- en veerkrachtplannen.

I.   Het REPowerEU-hoofdstuk

1.    Hervormingen en investeringen

De maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken zijn ofwel nieuwe hervormingen en investeringen die vanaf 1 februari 2022 van start gaan, ofwel het opgeschaalde deel van hervormingen en investeringen die in de reeds vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad zijn opgenomen (met een begindatum vanaf 1 februari 2020). In het laatste geval zou alleen het opgeschaalde deel van de bestaande maatregel in het REPowerEU-hoofdstuk worden opgenomen. Lidstaten die overeenkomstig artikel 11, lid 2, onderworpen zijn aan een verlaging van de maximale financiële bijdrage, kunnen ook maatregelen opnemen in reeds vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad zonder deze te laten opschalen, tot een bedrag aan geraamde kosten dat gelijk is aan de verlaging van de maximale financiële bijdrage. In de praktijk betekent dit dat het REPowerEU-hoofdstuk in deze gevallen delen van maatregelen zou bevatten die in reeds vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad zijn opgenomen en waarvan de totale kosten lager zijn dan of gelijk zijn aan de verlaging van de maximale financiële bijdrage.

Een opgeschaalde maatregel moet het ambitieniveau van de oorspronkelijke maatregel aanzienlijk verbeteren. Dit moet tot uiting komen in het ontwerp of een niveau van de overeenkomstige mijlpalen en streefdoelen. Een lidstaat kan bijvoorbeeld een maatregel in een bestaande component van het herstel- en veerkrachtplan handhaven maar het streefdoel in het REPowerEU-hoofdstuk aanzienlijk verhogen om in aanmerking te komen voor de nieuw beschikbare financiering. Bijvoorbeeld een verhoging van de capaciteit voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen van 1 000 MW naar 1 300 MW zou worden gepresenteerd als een opschaling met 300 MW; een verhoging van het aantal gerenoveerde gebouwen (en het bereiken van een energiebesparing van meer dan 30 %) van 20 000 tot 30 000 woningen zou worden beschouwd als een opschaling van de maatregel met 10 000 woningen.

Er zij aan herinnerd dat de hervormingen en investeringen ook moeten bijdragen tot een doeltreffende aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen worden genoemd, met inbegrip van de landspecifieke aanbevelingen die de Raad in het kader van de semestercyclus 2022 heeft aangenomen en in de semestercyclus 2023 en daaropvolgende semestercycli zal aannemen, voordat een lidstaat zijn herziene herstel- en veerkrachtplan indient. In de landspecifieke aanbevelingen van 2022 wordt onder meer verwezen naar de energie-uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd. Herstel- en veerkrachtplannen, ook die met een REPowerEU-hoofdstuk, die niet op bevredigende wijze aan de beoordelingscriteria voldoen, kunnen niet positief worden beoordeeld en er kan geen aanvullende financiering beschikbaar worden gesteld.

Gezien de urgentie van de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, en het verkorte tijdschema voor de voltooiing van maatregelen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (de laatste mijlpalen/streefdoelen moeten uiterlijk in augustus 2026 zijn voltooid), worden de lidstaten aangemoedigd zoveel mogelijk voort te bouwen op de maatregelen die reeds in de vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad zijn opgenomen, teneinde tijdig bij te dragen aan de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen.

2.    Voorbeelden van maatregelen die in de REPowerEU-hoofdstukken kunnen worden opgenomen

a)   Verbetering van de energie-infrastructuur en -voorzieningen om te voldoen aan de onmiddellijke behoeften inzake continuïteit van de voorziening van gas, met inbegrip van lng, met name om diversificatie van de voorziening mogelijk te maken in het belang van de Unie als geheel

Deze doelstelling geldt voor energie-infrastructuur en -voorzieningen die de diversificatie van de gasvoorziening van de lidstaten mogelijk maken om te voldoen aan de onmiddellijke behoeften inzake voorzieningszekerheid, zonder evenwel de verwezenlijking van de energie- en klimaatdoelstellingen van de EU op lange termijn in het gedrang te brengen. Dit omvat lng-terminals zoals drijvende installaties voor opslag en hervergassing van lng, gaspijpleidingen alsook andere onderdelen van het gasnet zoals meetstations, compressorstations of gasopslag.

Daarnaast mogen maatregelen met betrekking tot olie-infrastructuur en -faciliteiten die nodig zijn om te voldoen aan onmiddellijke behoeften inzake voorzieningszekerheid, alleen worden opgenomen in het REPowerEU-hoofdstuk van lidstaten die door hun geografische ligging specifiek afhankelijk zijn van Russische ruwe olie en die een uitzonderlijke tijdelijke afwijking van de verbodsbepalingen van artikel 3 quaterdecies, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 833/2014 hebben gekregen.

De investeringen in gasinfrastructuur, en in olie-infrastructuur voor de betrokken lidstaten, moeten zoveel mogelijk worden afgestemd op de resultaten van de beoordeling van extra behoeften aan energie-infrastructuur zoals uiteengezet in de REPowerEU-mededeling van de Commissie van 8 maart 2022 en de besprekingen met de lidstaten in de regionale groepen op hoog niveau die actief zijn in het kader van het TEN-E-beleid, waarvan het resultaat is weergegeven in bijlage III bij het REPowerEU-plan van 18 mei 2022.

Vanwege de nadruk op onmiddellijke behoeften inzake voorzieningszekerheid en onder voorbehoud van een positieve beoordeling door de Commissie kunnen maatregelen ter verbetering van energie-infrastructuur en -voorzieningen die essentieel zijn om aan de behoeften inzake voorzieningszekerheid te voldoen, in aanmerking komen voor een afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Daartoe moeten de lidstaten relevante informatie verstrekken om aan te tonen dat zij voor deze afwijking in aanmerking komen (zie punt B) hieronder).

Voor maatregelen die bijdragen tot de energievoorzieningszekerheid, wordt de lidstaten ook verzocht aandacht te besteden aan de cyberbeveiliging van projecten, teneinde de risico’s op verstoring van de energievoorziening zoveel mogelijk te beperken.

b)   Verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen en kritieke energie-infrastructuur, decarbonisatie van de industrie, bevordering van de productie en het gebruik van duurzaam biomethaan en hernieuwbare of fossielvrije waterstof, vergroting van het aandeel van hernieuwbare energie en versnelling van de uitrol van hernieuwbare energie

1)

Dit omvat maatregelen zoals de renovatie van gebouwen met het oog op het verbeteren van de energie-efficiëntie, met inbegrip van de integratie van hernieuwbare energiebronnen, of de decarbonisatie van verwarmings- en koelsystemen, of energie-efficiëntiemaatregelen in efficiënte systemen voor stadsverwarming en -koeling, of kosteneffectieve energie-efficiëntieverbeteringen voor ondernemingen, namelijk die om de uit energieaudits voortvloeiende aanbevelingen uit te voeren. Dergelijke maatregelen zouden de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en de uitrol van hernieuwbare energie ondersteunen. De doelstelling zou bijvoorbeeld worden bereikt door:

steun te verlenen voor renovaties en technologieën die de energieprestaties van gebouwen met bijvoorbeeld gemiddeld ten minste 30 % verbeteren (met preferentiële toegang voor gebouwen met de slechtste prestaties en voor huishoudens met een laag inkomen);

verwarmings- en koelsystemen koolstofvrij te maken om er efficiënte systemen van te maken, zoals warmtepompen (met inbegrip van hybride warmtepompen), zeer energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling op hernieuwbare energie, fotovoltaïsche systemen, systemen voor opslag voor hernieuwbare energie ter plaatse, slimme thermostaten enz.;

specifieke financieringsinstrumenten in te zetten of bij te dragen aan de InvestEU-garantie ter ondersteuning van investeringen in energierenovatie van gebouwen (zoals de renovatie van residentiële en niet-residentiële gebouwen met de slechtste prestaties, de decarbonisatie van verwarmingssystemen en de installatie van hernieuwbare energiebronnen ter plaatse);

nationale of regionale faciliteiten voor technische bijstand op te zetten ter ondersteuning van de ontwikkeling van een groot aantal financieel gezonde energie-efficiëntie- en bouwrenovatieprojecten die particuliere investeerders aantrekken;

bestaande nationale fondsen voor energie-efficiëntie op te richten of te versterken met specifieke financieringsinstrumenten voor het verbeteren van de energie-efficiëntie en voor het renoveren van gebouwen;

bouwwetgeving en wetgeving met betrekking tot gebouwen bijwerken om te eisen dat nieuwbouw- en renovatieprojecten energie-efficiënter zijn;

wetgevingsmaatregelen die de installatie van slimme energiemeters in gebouwen verplicht stellen.

2)

De doelstelling om de industrie koolstofvrij te maken wordt meer specifiek behandeld in het onderstaande kader.

3)

De doelstelling om de uitrol van duurzaam biomethaan en duurzame waterstof te ondersteunen heeft betrekking op investeringen om de productiecapaciteit en het gebruik van duurzaam biomethaan (met inbegrip van verbindingen om het mengen ervan in de gasinfrastructuur mogelijk te maken) te verhogen en om de productiecapaciteit van hernieuwbare waterstof (8) (met inbegrip van de overeenkomstige capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie die nodig is voor de productie van hernieuwbare waterstof) te verhogen. De doelstellingen hebben ook betrekking op investeringen in de productiecapaciteit van fossielvrije waterstof (9) en in specifieke waterstofinfrastructuur, met inbegrip van pijpleidingen, opslagfaciliteiten en haventerminals.

De overeenkomstige hervormingen kunnen bestaan uit stimulansen voor investeringen in de productie of het gebruik van duurzaam biomethaan en biogas (quota, contract for differences) of hervormingen waarbij passende wet- en regelgevingskaders voor de productie, het gebruik, het vervoer en de opslag van hernieuwbare of fossielvrije waterstof worden uitgewerkt, met de nadruk op sectoren die moeilijk koolstofvrij kunnen worden gemaakt, in overeenstemming met de waterstofstrategie van de EU.

4)

De doelstelling om het aandeel van hernieuwbare energie te vergroten en de uitrol ervan te versnellen omvat maatregelen om de capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie te vergroten, maatregelen om het net dat nodig is voor de integratie van hernieuwbare energiebronnen en de bijbehorende opslag, te versterken of te moderniseren alsook hervormingen om de vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten, met inbegrip van de aansluiting ervan op het net, te versnellen.

De hervormingen moeten gericht zijn op het vereenvoudigen en versnellen van de vergunningverlening voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie, met inbegrip van bijvoorbeeld de digitalisering van procedures of de invoering van een eenloketsysteem voor milieuvergunningen, of op het verbeteren van de (ruimtelijke) ordening, met inbegrip van het aanwijzen van gebieden die bijzonder geschikt zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Hervormingen moeten gepaard gaan met de nodige bijscholing en versterking van het administratief personeel om de versnelling van de vergunningverlening en de toename van het aantal vergunningsaanvragen aan te kunnen, en met andere maatregelen ter verbetering van de administratieve capaciteit, zoals betere instrumenten en gestroomlijnde workflows.

Wat specifiek de verwarmingssector betreft, kan de doelstelling worden bereikt door:

specifieke financieringsinstrumenten of andere steun, op subsidies gebaseerde of fiscale stimulansen voor investeringen in zeer energie-efficiënte verwarming en stadsverwarming op hernieuwbare energie, met inbegrip van stimulansen voor consumenten om warmtepompen en thermische systemen op zonne-energie te installeren of om aan te sluiten op moderne efficiënte stadsverwarming en -koeling op hernieuwbare energie en afvalwarmte;

geplande regelingen om verwarmingssystemen op fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare-energietechnologieën (hernieuwbare warmte, stadsverwarming op hernieuwbare energie, gebruik van afvalwarmte van bedrijven en koelingsnetten);

modernisering van stadsverwarmingssystemen ter vervanging van systemen op fossiele brandstoffen door warmtepompen of systemen op hernieuwbare energie, optimalisering van bedrijfstemperaturen, vermindering van warmteverliezen in stadsnetten, modernisering van onderstations, toepassing van slimme besturing en uitbreiding van de mogelijkheden voor warmteopslag.

ba)   energiearmoede aanpakken

In overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten kunnen de REPowerEU-hoofdstukken ook maatregelen omvatten om de onderliggende oorzaken van energiearmoede structureel aan te pakken door middel van duurzame investeringen en hervormingen, onder meer op het gebied van energie-efficiëntie, maatregelen voor de renovatie van gebouwen en maatregelen ter bescherming en versterking van de positie van de consument. Deze hervormingen en investeringen moeten zorgen voor voldoende financiële steun om de vraag naar energie structureel te verminderen voor huishoudens met een laag inkomen (tot 100 % van de kosten) en kwetsbare ondernemingen, waaronder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en ondernemingen in energie-intensieve industrieën, die ernstige moeilijkheden ondervinden als gevolg van de hoge energierekeningen.

Maatregelen waarmee deze doelstellingen kunnen worden bereikt, zijn onder meer (10):

financiële steun voor energie-efficiëntieregelingen, onder meer via specifieke financieringsinstrumenten;

regelingen om de vraag naar elektriciteit te verminderen voor huishoudens en bedrijven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, die het moeilijk hebben als gevolg van hoge elektriciteitsrekeningen;

financiële aanvullingen op andere regelingen in de herstel- en veerkrachtplannen om de intensiteit van de steun aan kwetsbare huishoudens te verhogen, bijvoorbeeld voor renovaties gericht op het verhogen van de energie-efficiëntie;

regelingen ter subsidiëring van energierenovaties of de installatie van verwarmingsoplossingen;

ondersteuning en bevordering van energiegemeenschappen;

energie-educatieprogramma’s om mensen meer bewust te maken van energiebesparing, met name gericht op patronen en consumenten die veel energie verbruiken;

uitrol van eenloketsystemen die daadwerkelijk advies en bijstand (niet beperkt tot informatie) bieden over mogelijkheden voor renovatie van gebouwen, energieprestatiecertificaten en aanbevelingen van energie-audits;

hervormingen die rekening houden met het niveau van de energie-efficiëntieprestaties in het kader van de vaststelling van huurprijzen voor woningen en handelspanden.

bb)   de vermindering van de vraag naar energie stimuleren

De doelstelling om de vermindering van de vraag naar energie te stimuleren is van toepassing op maatregelen die gericht zijn op productieprocessen/dienstverlening door bedrijven en houdt verband met de kwesties die in de specifieke afdeling hieronder (Versterking van de industriële basis van Europa) worden geschetst. Een voorbeeld van een combinatie van relevante energiekosten met structurele maatregelen kan zijn een tijdelijke financiële compensatie voor productieverliezen als gevolg van een vermindering van de vraag naar elektriciteit op korte termijn, vergezeld van de eis tot investering(en) met langdurige effecten die voldoen aan de REPowerEU-doelstellingen (bv. vermindering van de broeikasgasintensiteit van de productie van de onderneming (11) tegen medio 2026, bijvoorbeeld door over te schakelen op hernieuwbare energie of door energiebesparende maatregelen).

De investeringen in het verminderen van de vraag naar energie zouden ook kunnen worden aangevuld met hervormingen die regelgevende stimulansen bieden voor duurzame verbeteringen van de energie-efficiëntie, namelijk:

uitrol van eenloketsystemen die advies en bijstand (niet beperkt tot informatie) bieden over mogelijkheden voor renovatie van gebouwen, energieprestatiecertificaten en aanbevelingen van energie-audits;

regelingen ter stimulering van de energierenovatie van gebouwen of de installatie van verwarmingsoplossingen zoals beschreven onder b), punt 1.

c)   Aanpak van knelpunten in de interne en grensoverschrijdende energietransmissie en -distributie, ondersteuning van elektriciteitsopslag, versnelling van de integratie van hernieuwbare energiebronnen, en ondersteuning van emissievrij vervoer (met inbegrip van het spoorvervoer) en de bijbehorende infrastructuur

Voorbeelden van maatregelen in verband met energietransmissie, -distributie en -opslag zijn:

faciliteiten voor elektriciteitsopslag, met name om de uitrol van hernieuwbare energiebronnen te ondersteunen en/of congestie tot een minimum te beperken;

ontwikkeling van nationale netwerken voor elektriciteitsdistributie en -transmissie, met name om knelpunten aan te pakken en de verdere integratie van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen;

aanleg van elektriciteitsinterconnectoren;

hervorming van tarieven en facilitering van netwerkconnectiviteitsprojecten;

hervormingen om de flexibiliteit van het energiesysteem te vergroten;

opstelling van transparante tijdschema’s voor de modernisering van distributie- en transmissienetten en veilingen van hernieuwbare energie.

Voorbeelden van maatregelen in verband met emissievrij vervoer zijn investeringen of hervormingen met het oog op de uitrol van:

emissievrije voertuigen zoals 100 % elektrische of waterstofvoertuigen en emissievrije vaartuigen/vliegtuigen;

vernieuwing van en ombouw naar infrastructuur voor emissievrije voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen;

emissievrij rollend materieel voor het spoor en spoorweginfrastructuur en bijbehorende subsystemen voor emissievrij rollend materieel; elektrische oplaadpunten, verbeteringen van de aansluiting op het elektriciteitsnet, waterstoftankstations of elektrische wegsystemen;

hervormingen van het regelgevingskader om de ombouw van kleine auto’s met verbrandingsmotor naar elektrische voertuigen te bevorderen door de procedure voor typegoedkeuring te versnellen; stimulansen voor de industrie die zich richt op de ombouw, en voor consumenten die willen ombouwen (fiscale prikkels, gunstige leningen of subsidies voor initiële investeringen); ontwikkeling van een bewustmakingscampagne; en

investeringen in de productie van vliegtuigbrandstoffen uit hernieuwbare waterstof en hervormingen om de productie te stimuleren.

d)   Ondersteuning van de doelstellingen in de punten a), b), ba), bb) en c) door een versnelde om- en bijscholing van de beroepsbevolking naar groene vaardigheden en de bijbehorende digitale vaardigheden, en ondersteuning van de waardeketens van voor de groene transitie kritieke grondstoffen en technologieën

Wat groene vaardigheden en daarmee verband houdende digitale vaardigheden betreft, draagt deze doelstelling ertoe bij de beroepsbevolking toe te rusten met de vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de verwezenlijking van de energie- en klimaatdoelstellingen, en met name voor belangrijke industriële sectoren voor de transitie naar een netto-nuluitstoot. De maatregelen kunnen bijvoorbeeld het volgende omvatten:

bij- en omscholing van de beroepsbevolking door middel van opleidingen en prognose-instrumenten, onder meer door bijzondere aandacht te besteden aan ondervertegenwoordigde groepen;

leercontracten, stages en kijkstages (“job shadowing”) , onder meer in partnerschap met relevante bedrijven;

aanpassing van onderwijs- en opleidingscurricula en het dienovereenkomstig verstrekken van onderwijs en loopbaanbegeleiding;

stimulansen om de beroepsbevolking bij te scholen en geschoolde vakmensen op te leiden in de sector hernieuwbare energie en de bouwsector.

Wat betreft de ondersteuning van waardeketens in kritieke grondstoffen en technologieën die verband houden met de groene transitie, met name de “nettonulindustrie”-technologieën, kan deze doelstelling worden verwezenlijkt met maatregelen ter versterking van de technologische en productiecapaciteit van de Unie voor cleantechmaterialen en -onderdelen om de veerkracht en soevereiniteit van de strategische waardeketens van de EU te vergroten, onder meer door de circulaire economie te versterken (zie het specifieke kader hieronder).

Versterking van de industriële basis van Europa tegen de achtergrond van hoge energieprijzen

In zijn conclusies van 15 december 2022 heeft de Europese Raad benadrukt hoe belangrijk het is dat de economische, industriële en technologische basis van Europa behouden blijft tegen de achtergrond van hoge energieprijzen en de toenemende wereldwijde concurrentie. Om deze uitdagingen aan te pakken en de economische veerkracht en het concurrentievermogen van Europa te versterken, heeft de Europese Raad opgeroepen tot een gecoördineerde respons waarbij alle relevante nationale en EU-instrumenten worden ingezet.

In de REPowerEU-verordening wordt de rol erkend die de industrie speelt bij het stimuleren van de transitie van de EU van afhankelijkheid van fossiele brandstoffen naar een meer gediversifieerde en duurzame energievoorziening. Ten eerste heeft de verwerkende industrie het grootste aandeel in de broeikasgasemissies van de EU (22 %), en daarom is een snelle decarbonisatie van industriële processen essentieel voor de verwezenlijking van zowel de klimaat- als REPowerEU-doelstellingen. Ten tweede is een sterke en innovatieve productie-, industriële en technologische basis in de EU in belangrijke waardeketens voor schone technologie belangrijk om ervoor te zorgen dat de EU, naarmate zij overschakelt van fossiele brandstoffen op hernieuwbare energiebronnen, niet te afhankelijk wordt van derde landen voor apparatuur, onderdelen en materialen die essentieel zijn voor een klimaatneutrale economie.

In dit verband worden de lidstaten binnen hun algemene afweging van de REPowerEU-prioriteiten aangemoedigd om in hun REPowerEU-hoofdstukken maatregelen en investeringen voor te stellen die de transitie van de EU-industrie naar koolstofvrije of koolstofarme technologieën op weg naar CO2-neutraliteit ondersteunen, het huidige en toekomstige concurrentievermogen van belangrijke cleantechsectoren in de EU in stand houden, de uitbreiding van hun productie- en innovatiecapaciteit ondersteunen, ook in belangrijke segmenten van hun toeleveringsketens, en meer in het algemeen de wereldwijde aantrekkingskracht van de EU als investeringslocatie in strategische cleantechsectoren in stand houden. Dergelijke investeringssteun (bv. belastingvoordelen of andere vormen van steun) moet worden gecombineerd met aanvullende hervormingen die het effect van de financiële steun versterken.

Er zij ook aan herinnerd dat de lidstaten de investeringen in duurzame activa en, onder specifieke voorwaarden, een deel van de tijdelijke exploitatiekosten in verband met die projecten kunnen financieren (zowel in bestaande herstel- en veerkrachtplannen als in REPowerEU-hoofdstukken). Om voor steun uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit in aanmerking te komen, moeten deze exploitatiekosten integraal deel uitmaken van de hervorming/investering die bijdraagt tot het voldoen aan de beoordelingscriteria van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en beperkt zijn en in verhouding staan tot het behalen van de beoogde langetermijnresultaten van de investering (zie bijvoorbeeld de praktische voorbeelden hieronder die geschikt kunnen zijn om door de lidstaten vastgestelde uitdagingen aan te pakken). Hieronder volgen enkele voorbeelden ter illustratie van de soorten maatregelen die de lidstaten kunnen overwegen op te nemen in de REPowerEU-hoofdstukken, in verband met de REPowerEU-doelstellingen.

Artikel 21 quater, lid 3, punt b) – de industrie koolstofvrij maken en het aandeel hernieuwbare energie vergroten en de uitrol ervan versnellen

Investeringen in het koolstofvrij maken van de staalproductie, bijvoorbeeld door productieprocessen op basis van hoogovens te vervangen door emissievrije of emissiearme productieprocessen op basis van elektrificatie of waterstof. Dit project zou ook de productie van hernieuwbare waterstof kunnen omvatten en de exploitatiekosten in verband met deze investering kunnen dekken. Een begeleidende hervorming zou kunnen bestaan in belastingvoordelen voor onderzoek en innovatie op het gebied van nieuwe emissievrije doorbraaktechnologieën.

Steun voor de productie van onderdelen voor windturbines (wieken, matten, turbines, kabels). Dit zou kunnen worden gecombineerd met een hervorming waarbij een bindende nationale doelstelling voor de windenergievoorziening wordt vastgesteld en met een meer voorspelbare planning van de ontwikkeling en veiling van windenergie.

Steun voor de productie van onderdelen van fotovoltaïsche systemen (polysilicium, ingot en wafer, cel, module, omvormer), met inbegrip van kapitaaluitgaven. Dit zou kunnen worden gecombineerd met een hervorming waarbij de plaatsing van zonnepanelen op daken van grote gebouwen boven een bepaalde oppervlakte (bv. kantoren, supermarkten, magazijnen, parkeerplaatsen) of de plaatsing van verticale, dubbelzijdige zonnepanelen langs snelwegen verplicht wordt gesteld.

Artikel 21 quater, lid 3, punt d) – stimulering van de vermindering van de vraag naar energie

Programma’s die de aankoop en installatie van warmtepompen subsidiëren, met inbegrip van industriële warmtepompen. De financiering zou ook betrekking kunnen hebben op elementen die verband houden met de bevordering van subsidies en bewustmakingscampagnes voor kmo’s over energieaudits. Een hervorming ter aanvulling van de investering zou kunnen inhouden dat een uitfaseringsdatum voor verwarming met fossiele brandstoffen in industriële installaties wordt vastgesteld of dat er op het niveau van elke industriële sector of installaties bindende decarbonisatieplannen worden vastgesteld.

Investeringen ter ondersteuning van de ontwikkeling en toepassing van de best presterende technologieën voor het gebruik van afvalwarmte in energie-intensieve industrieën. De steun zou zich ook kunnen uitstrekken tot bijkomende steun in verband met de installatie (ontwerp van het project, octrooilicenties, opleiding van het personeel). De steun zou ook de vorm van belastingvoordelen kunnen aannemen. De lidstaten zouden dit kunnen combineren met regelgevende stimulansen, zoals verplichtingen om bepaalde soorten installaties uit te rusten met systemen voor energieopwekking uit afvalwarmte bij lage temperaturen.

Artikel 21 quater, lid 3, punt e) – ondersteuning van de opslag van elektriciteit en versnelling van de integratie van hernieuwbare energiebronnen

Een energiehub die de productie van zonne-energie combineert met een grote energieopslag ter plaatse als onderdeel van een industriële installatie. De steun zou ook bepaalde kosten in verband met de investering kunnen dekken, zoals de levering van reserveonderdelen, arbeidskosten in verband met de bouw van de installaties en administratieve kosten. De begeleidende hervormingen zouden een vereenvoudiging van de vergunningsprocedures voor de bouw van de installaties en de aansluiting ervan op het net kunnen inhouden.

Een energieopslagsysteem dat batterijen (bijvoorbeeld van elektrische voertuigen) een tweede leven geeft. De investering zou de kosten in verband met de aankoop van hergebruikte of gerecyclede batterijen kunnen dekken. Deze investering zou kunnen worden aangevuld met een hervorming die de recyclingverplichtingen voor fabrikanten van elektrische auto’s verstrengt.

Artikel 21 quater, lid 3, punt f) – ondersteuning van de waardeketens van kritieke grondstoffen en technologieën in verband met de groene transitie

Een installatie voor fossielvrije lithiumproductie uit geothermische pekel (volgens het proces van directe lithiumwinning), met inbegrip van de kosten van de opbouwfase (bv. licenties voor relevante octrooien). Dit zou kunnen worden gecombineerd met een hervorming die het gebruik van fossielvrij lithium stimuleert, ook in de automobielsector en de hernieuwbare-energiesector.

Faciliteiten voor de productie van kathoden en anoden voor batterijen, met inbegrip van faciliteiten voor hergebruik en recycling van batterijen en de productie van productieapparatuur voor gigafabrieken. Dit zou kunnen worden gecombineerd met een vereenvoudiging van de vergunningsprocedures voor de bouw van fabrieken en met ambitieuze doelstellingen voor het gebruik van gerecyclede batterijen en normen op het gebied van hulpbronnenefficiëntie.

Technologische verbeteringen van koperraffinaderijen die het mogelijk maken voorbehandeld elektronisch schroot (of e-materiaal) te recyclen om hoofdzakelijk koper, tin, nikkel en edele metalen terug te winnen die verband houden met de groene transitie. Dit kan overgangskosten voor opleidingen om bestaand personeel om te scholen alsook kosten in verband met de inzameling en het vervoer van het e-afval omvatten. Een mogelijke aanvullende hervorming zou de vaststelling van hogere streefdoelen voor gescheiden inzameling en hergebruik/recycling van e-afval kunnen omvatten.

Welk steunmodel kunnen de lidstaten overwegen?

De opzet van een relevant instrument voor financiële steun moet ervoor zorgen dat de financiering snel kan worden opgenomen door de industrieën die daar behoefte aan hebben. In dit verband kan worden overwogen bestaande steunregelingen en -projecten op te schalen alvorens nieuwe financiële vehikels te creëren. De bestaande industriële allianties van de EU (met name op het gebied van batterijen, fotovoltaïsche zonne-energie, kritieke grondstoffen en waterstof) omvatten vaak ontwerpprojecten die in aanmerking zouden kunnen worden genomen voor financiering in het kader van dergelijke steunregelingen, indien dat nodig en evenredig is. Ook projecten die door het innovatiefonds positief werden beoordeeld maar onder de financieringsdrempel bleven, zouden kunnen worden gesteund.

Bovendien bieden de leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit concurrerende financieringsvoorwaarden. Er zijn verschillende oplossingen mogelijk om deze voordelige kapitaalkosten aan de bedrijven door te berekenen, bijvoorbeeld:

de leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit verstrekken via internationale financiële instellingen, multilaterale ontwikkelingsbanken en commerciële banken om ervoor te zorgen dat ze snel worden opgenomen; zonder een beroep te doen op middelen van de overheid;

leninggaranties verstrekken om het risico voor kredietverstrekkers te verminderen en het voor hen aantrekkelijker te maken financiering te verstrekken voor cleantechprojecten;

een fonds ontwikkelen dat overbruggingsfinanciering aanbiedt om bedrijven in staat te stellen de kloof te overbruggen tussen het moment waarop zij kosten maken en het moment waarop zij inkomsten ontvangen uit de investeringen op langere termijn.

3.    Beginsel “geen ernstige afbreuk doen”

Toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in het kader van REPowerEU

Het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” blijft van toepassing op door de faciliteit gesteunde hervormingen en investeringen, in overeenstemming met de RRF-verordening, met één gerichte afwijking om de onmiddellijke energiezekerheid van de EU te waarborgen.

Maatregelen ter ondersteuning van de REPowerEU-doelstellingen die al in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen, zijn reeds getoetst aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” . Daarom is een nieuwe beoordeling van opgeschaalde delen van dergelijke maatregelen niet nodig. Een herziene beoordeling kan alleen nodig zijn indien de aard van de wijzigingen van de maatregelen gevolgen dreigt te hebben voor de toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Voor nieuwe maatregelen moeten de lidstaten informatie verstrekken over de wijze waarop de maatregelen in overeenstemming zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”.

Daartoe moeten de lidstaten de zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” voor de REPowerEU-maatregelen indienen of wijzigen overeenkomstig afdeling II, punt 1 D), van deze richtsnoeren.

Het verdient de voorkeur om in het REPowerEU-hoofdstuk alleen maatregelen op te nemen die naar hun aard in overeenstemming zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, wat in de zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” kan worden aangetoond. Voor dergelijke maatregelen hoeven geen specifieke waarborgen in verband met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” te worden opgenomen in de beschrijving van de maatregelen en/of in overeenkomstige mijlpalen en streefdoelen.

Met andere woorden, de aard van de maatregelen zal bepalen of er al dan niet specifieke waarborgen in verband met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” nodig zijn, op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie.

Afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in het kader van REPowerEU

Onder voorbehoud van een positieve beoordeling door de Commissie is het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” niet van toepassing op maatregelen die naar verwachting zullen bijdragen tot de verbetering van de energie-infrastructuur en -voorzieningen om te voorzien in onmiddellijke behoeften inzake energievoorzieningszekerheid.

Bij de beoordeling of de maatregelen in aanmerking komen voor een afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” houdt de Commissie rekening met vier vereisten. De Commissie kan de lidstaten om relevante informatie verzoeken ter ondersteuning van haar beoordeling.

Of de maatregel noodzakelijk en evenredig is om te voldoen aan onmiddellijke behoeften inzake voorzieningszekerheid overeenkomstig artikel 21 quater, lid 3, punt a), rekening houdend met schonere haalbare alternatieven en de risico’s van lock-ineffecten.

Voor de beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel zal de Commissie rekening houden met ramingen van de vraag naar gas of olie in de betrokken lidstaat, de interconnectiecapaciteit, uitwisselingen met zijn buurlanden, de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 en de gevolgen van de verstoring van de invoer uit Rusland. Daarnaast zal de Commissie rekening houden met de extra capaciteit die, en het extra energievolume dat, de maatregel oplevert en met de rijpheid, het tijdschema en het bestaan van aanvullende projecten, ook in aangrenzende lidstaten.

De lidstaten wordt verzocht alle relevante informatie te verstrekken om de Commissie in staat te stellen haar beoordeling te maken. Op basis van de door de lidstaat verstrekte informatie zal de Commissie ook beoordelen of schonere alternatieven, met dezelfde capaciteit, een vergelijkbaar tijdschema en vergelijkbare kosten, technologisch en economisch haalbaar zijn. De Commissie kan bijvoorbeeld informatie inwinnen over alternatieve oplossingen die de lidstaat heeft overwogen, zoals de bouw van grootschalige projecten voor de opwekking van hernieuwbare energie met een gelijkwaardige energiecapaciteit. Bovendien moet aanvullende gasinfrastructuur waar mogelijk toekomstbestendig zijn om de duurzaamheid ervan op lange termijn te bevorderen door deze in de toekomst te herbestemmen voor duurzame brandstoffen. De lidstaten moeten bijvoorbeeld uitleggen of ervoor kan worden gezorgd dat de infrastructuur met 100 % zuivere waterstof of derivaten daarvan werkt, en mocht dit niet mogelijk zijn, moeten ze de redenen daarvoor opgeven.

De betrokken lidstaat heeft voldoende inspanningen geleverd om de mogelijke afbreuk aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 te beperken, voor zover haalbaar, en de afbreuk te beperken door middel van andere maatregelen, waaronder de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk.

Bij haar beoordeling zal de Commissie rekening houden met de algemene inspanningen die de lidstaat doet om de afbreuk die de maatregel doet aan de zes milieudoelstellingen van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852, te beperken, onder meer via maatregelen die in het REPowerEU-hoofdstuk worden ingediend.

De maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk moeten worden genomen in overeenstemming met het toepasselijke EU- en nationale milieurechtskader. Dit zal helpen de afbreuk te beperken, in het bijzonder door verontreiniging te beheersen en te voorkomen en de biodiversiteit en waterlichamen te beschermen, met name door middel van milieubeoordelingen. De inspanningen van de lidstaten moeten echter, indien mogelijk, elementen bevatten om potentiële afbreuk aan milieudoelstellingen te beperken. Met betrekking tot de doelstelling om de klimaatverandering te beperken, worden de lidstaten bijvoorbeeld aangemoedigd informatie te verstrekken over de geplande capaciteit en het verwachte gebruik van het project, om aan te tonen dat het project niet groter is dan nodig om op korte termijn te voldoen aan de behoeften van de EU inzake energievoorzieningszekerheid. Wat adaptatie betreft, zou een passende klimaatrisicobeoordeling kunnen worden uitgevoerd om het risico van klimaatgevaren voor de werking van het project te beperken. De lidstaten moeten inspanningen leveren om ernstige afbreuk aan de andere milieudoelstellingen te voorkomen.

De maatregel brengt de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 niet in gevaar, op basis van kwalitatieve overwegingen.

De Commissie zal bij haar beoordeling rekening houden met de capaciteit van het project en met de vraag of het zodanig is opgezet dat aan de noodzakelijke onmiddellijke behoeften inzake energievoorzieningszekerheid kan worden voldaan, in het licht van de algemene doelstelling om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit Rusland te verminderen en de energiebronnen te diversifiëren. Ook zal worden nagegaan of de maatregel in overeenstemming is met het bredere energie- en klimaatbeleid dat de lidstaat in zijn nationale energie- en klimaatplan heeft vastgesteld. Daarnaast zal de bredere reeks maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk en het herstel- en veerkrachtplan worden bekeken in het licht van hun bijdrage aan de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050.

Het is de bedoeling dat de maatregel uiterlijk op 31 december 2026 operationeel is.

De Commissie zal het tijdschema van elk ingediend project beoordelen om ervoor te zorgen dat de maatregel naar verwachting uiterlijk op 31 december 2026 operationeel is. Daartoe worden de lidstaten aangemoedigd informatie te verstrekken over de stand van de uitvoering van het project alsook een routekaart waaruit blijkt dat het haalbaar is om de maatregel tegen 2026 operationeel te krijgen.

Zoals vereist op grond van artikel 21 quater, lid 8, mogen de overeenkomstig artikel 10 sexies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG beschikbaar gestelde inkomsten niet bijdragen tot hervormingen en investeringen die onder de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” vallen. Daartoe zal de Commissie ervoor zorgen dat de geraamde kosten van hervormingen en investeringen die niet onder de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” vallen, ten minste overeenkomen met de toewijzing door de lidstaat van aanvullende niet-terugbetaalbare financiële steun voor REPowerEU op basis van artikel 21 bis van de RRF-verordening (de ETS-inkomsten).

Daarnaast mogen de totale geraamde kosten van maatregelen die onder de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” vallen, niet meer bedragen dan 30 % van de totale geraamde kosten van de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk. Deze drempel kan worden berekend door de som van de geraamde kosten van die maatregelen te delen door de som van de geraamde kosten van alle maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk.

Voorbeelden ter illustratie van het soort informatie dat de lidstaten zouden kunnen verstrekken:

Wat zal de Commissie beoordelen?

Wat kunnen de lidstaten verstrekken ter ondersteuning van de beoordeling?

Of de maatregel noodzakelijk en evenredig is om te voldoen aan onmiddellijke behoeften inzake voorzieningszekerheid.

Beschrijving van de gevolgen van de verstoring van de invoer van gas/olie uit Rusland en de geraamde capaciteit en het geschatte gebruik van de maatregel ter vervanging daarvan.

Prognoses van de vraag naar gas/olie, bijvoorbeeld op basis van werkzaamheden in het kader van de bijwerking van de nationale energie- en klimaatplannen.

Aandacht voor schonere alternatieve oplossingen die qua tijdschema, kosten en capaciteit vergelijkbaar zijn (bv. haalbare grootschalige projecten op het gebied van hernieuwbare energie, compatibiliteit van de pijpleidingen of installaties om met 100 % zuivere waterstof te werken teneinde lock-ineffecten te voorkomen, ontwerpkenmerken die herbestemming mogelijk maken).

Een toelichting van de bijdrage aan de energiezekerheid van de Unie als geheel of van verscheidene lidstaten. Een toelichting waarom de omvang van de maatregel niet groter is dan nodig om de doelstellingen van de maatregel te verwezenlijken.

De algemene inspanningen die de lidstaat heeft geleverd om de mogelijke afbreuk aan milieudoelstellingen te beperken.

Relevant bewijs van inspanningen om de mogelijke schade van de maatregel aan het milieu te beperken (bv. conclusies van een passende klimaatrisicobeoordeling, resultaten van milieubeoordelingen).

Toelichting over hoe andere maatregelen, waaronder die in het REPowerEU-hoofdstuk en het herstel- en veerkrachtplan, afbreuk aan milieudoelstellingen voorkomen.

Of de maatregel de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 niet in gevaar brengt.

Bijdrage van andere maatregelen, waaronder die in het REPowerEU-hoofdstuk en het herstel- en veerkrachtplan, aan de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen.

Afstemming op de Fit for 55-klimaatdoelstellingen en mogelijke integratie van de maatregel in de oorspronkelijke of bijgewerkte nationale energie- en klimaatplannen, waarbij wordt aangetoond dat de maatregel de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen en de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 niet in gevaar brengt.

Het is de bedoeling dat de maatregel uiterlijk op 31 december 2026 operationeel is.

Tijdschema en routekaart van het project, met inbegrip van de verwachte operationele status op 31 december 2026 (status van aanbestedingsprocedures en autorisaties voor de ingediende projecten, goedkeuringen en vergunningen).

4.    Grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect

Grensoverschrijdende infrastructuur en meerlandenprojecten zijn belangrijk voor de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen op middellange termijn en worden aangemoedigd in het kader van REPowerEU. Maatregelen worden geacht een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect te hebben indien zij bijdragen tot het veiligstellen van de energievoorziening in de Unie als geheel of indien zij de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en/of de vraag naar energie verminderen.

De REPowerEU-verordening bevat een aanvullende eis in artikel 18, lid 4, punt h), met betrekking tot grensoverschrijdende of meerlandenprojecten. De lidstaten moeten in hun REPowerEU-hoofdstukken aangeven welke maatregelen in het hoofdstuk, met inbegrip van, onder meer, maatregelen om de in de recentste behoeftenanalyse van de Commissie genoemde uitdagingen aan te pakken, geacht worden een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect te hebben. Daarnaast moeten de lidstaten aangeven of de totale geraamde kosten van deze maatregelen ten minste 30 % van de totale geraamde kosten van de maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken vertegenwoordigen. Indien de geraamde kosten van die maatregelen minder dan 30 % vertegenwoordigen, moeten de lidstaten de redenen daarvoor toelichten.

Grensoverschrijdende infrastructuurprojecten (overeenkomstig artikel 21 quater, lid 1, van de RRF-verordening)

Grensoverschrijdende projecten omvatten infrastructuurprojecten (transmissienetten, distributienetten en opslaginfrastructuur) die erop gericht zijn de energievoorziening veilig te stellen, teneinde bestaande knelpunten aan te pakken. Daartoe zal de Commissie rekening houden met haar recentste behoeftenanalyse van mei 2022.

Bij haar analyse zal de Commissie ook rekening houden met projecten met een meerlandendimensie, bv. projecten die tegelijkertijd in verschillende lidstaten worden uitgevoerd, projecten die deel uitmaken van een grotere corridor door verschillende lidstaten of projecten die op nationaal niveau worden uitgevoerd met een aanzienlijk effect op de aangrenzende lidstaten.-

Om de REPowerEU-doelstellingen binnen het beperkte tijdsbestek van de herstel- en veerkrachtfaciliteit zo goed mogelijk te verwezenlijken, zal de Commissie een evenredige aanpak hanteren en rekening houden met de geografische situatie en de onmiddellijke en langetermijnuitdagingen op energiegebied van elke lidstaat.

Maatregelen om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de vraag naar energie te verminderen

Het grensoverschrijdende of meerlandeneffect van maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk mag niet in enge zin worden opgevat als zijnde beperkt tot projecten waarbij grensoverschrijdende infrastructuur betrokken is.

Gezien de integratie van energiemarkten tussen de lidstaten en de verdere onderlinge koppeling tussen de energiemixen van de lidstaten, kunnen projecten met een aanzienlijk effect op de vraag naar en het aanbod van energie (met name gas en elektriciteit) worden geacht een effect te hebben op het evenwicht tussen vraag en aanbod in verschillende landen en op grensoverschrijdende stromen.

Maatregelen die bijdragen tot het verminderen van de afhankelijkheid van en/of de vraag naar fossiele brandstoffen, het wegnemen van knelpunten in interne energiestromen of het vergemakkelijken van de uitrol en integratie van hernieuwbare-energieprojecten (zoals elektriciteitstransmissie, distributienetten en opslagfaciliteiten) hebben doorgaans een grensoverschrijdend effect en moeten worden meegeteld voor het streefdoel van 30 %.

Daarom zal de Commissie met het oog op de beoordeling van grensoverschrijdende of meerlandeneffecten maatregelen in overweging nemen die verband houden met, maar niet beperkt zijn tot, de verbetering van de energie-efficiëntie, de uitrol van hernieuwbare energie, de uitrol van warmtepompen, de decarbonisatie van de industrie, distributienetten en waterstof uit hernieuwbare energie/ fossiele brandstoffen.-

Voor elke maatregel moet de lidstaat de grensoverschrijdende dimensie van de investering, met inbegrip van het verwachte effect op grensoverschrijdende energiestromen, kort toelichten.-

5.    Beoordeling van het REPowerEU-hoofdstuk

De door de herstel- en veerkrachtfaciliteit gefinancierde hervormingen en investeringen in het REPowerEU-hoofdstuk vormen een integrerend deel van de herstel- en veerkrachtplannen. Zij moeten voldoen aan alle voorwaarden van artikel 18 en zijn onderworpen aan de beoordelingscriteria van artikel 19 en bijlage V, tenzij anders bepaald, met name in verband met de digitale tagging overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt f), en afdeling 2.6 van bijlage V bij de RRF-verordening.

Beoordelingscriterium met betrekking tot de REPowerEU-doelstellingen

In de REPowerEU-hoofdstukken opgenomen hervormingen en investeringen worden beoordeeld aan de hand van een aanvullend beoordelingscriterium, uiteengezet in bijlage V, afdeling 2.12, bij de RRF-verordening, dat verband houdt met de effectieve bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen. Overeenkomstig bijlage V bij de RRF-verordening houdt de Commissie bij haar beoordeling rekening met de volgende elementen en beoordeelt zij of de maatregelen:

de energie-infrastructuur en -voorzieningen verbeteren om te voorzien in de onmiddellijke behoeften inzake continuïteit van de voorziening van gas, met inbegrip van vloeibaar aardgas (lng), met name om diversificatie van de voorziening mogelijk te maken in het belang van de Unie als geheel; indien de afwijking uit hoofde van artikel 21 quater, lid 3, punt a), van toepassing is, komen ook verbeteringen van olie-infrastructuur en -faciliteiten om te voorzien in de onmiddellijke behoeften inzake voorzieningszekerheid in aanmerking; of

de energie-efficiëntie van gebouwen en kritieke energie-infrastructuur verbeteren, de industrie koolstofvrij maken, de productie en het gebruik van duurzaam biomethaan en hernieuwbare of fossielvrije waterstof bevorderen, het aandeel van hernieuwbare energie vergroten en de uitrol van hernieuwbare energie versnellen; of

bijdragen tot het aanpakken van energiearmoede en, indien relevant, passende prioriteit geven aan de behoeften van mensen die met energiearmoede kampen en aan het verminderen van kwetsbaarheden in de komende winterseizoenen; of

de vermindering van de vraag naar energie stimuleren; of

knelpunten in de interne en grensoverschrijdende energietransmissie en -distributie aanpakken, de opslag van elektriciteit ondersteunen, de integratie van hernieuwbare energiebronnen versnellen of emissievrij vervoer (met inbegrip van het spoorvervoer) en de bijbehorende infrastructuur ondersteunen; of

de bovengenoemde doelstellingen ondersteunen door een versnelde omscholing van de beroepsbevolking naar groene en daarmee verband houdende digitale vaardigheden, alsook de waardeketens voor kritieke grondstoffen en technologieën die verband houden met de groene transitie ondersteunen.

Voorts moeten de lidstaten aantonen dat de REPowerEU-hoofdstukken coherent zijn met hun andere inspanningen om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken. De informatie die de lidstaten hierover verstrekken, moet een korte beschrijving bevatten van de belangrijkste hervormingen en investeringen die niet in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd en die gericht zijn op de REPowerEU-doelstellingen in het tijdskader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, alsook een toelichting over de samenhang van die inspanningen met de REPowerEU-doelstellingen.

Beoordeling van de grensoverschrijdende en meerlandendimensie of een soortgelijk effect

Overeenkomstig het gewijzigde artikel 19 zal de beoordeling door de Commissie van een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan een aanvullend beoordelingscriterium omvatten met betrekking tot de grensoverschrijdende of meerlandendimensie of het soortgelijke effect van hervormingen en investeringen in het REPowerEU-hoofdstuk. Overeenkomstig bijlage V zal de Commissie bij haar beoordeling rekening houden met de volgende elementen:

1)

of de maatregel bijdraagt tot de voorzieningszekerheid van de Unie door uitdagingen aan te pakken die in de recentste behoeftenanalyse van de Commissie zijn vastgesteld, en in overeenstemming is met de REPowerEU-doelstellingen, rekening houdend met de financiële bijdrage van de betrokken lidstaat en zijn geografische ligging;

OF

2)

of de uitvoering van de voorgenomen maatregel naar verwachting zal bijdragen tot een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen (in termen van vraag en aanbod) en tot een vermindering van de vraag naar energie (elektriciteit, gas, fossiele brandstoffen enz.).

Overeenkomstig het gewijzigde artikel 20, lid 5, neemt de Commissie in haar beoordeling van een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan met een REPowerEU-hoofdstuk een samenvatting op van de voorgestelde maatregelen van het REPowerEU-hoofdstuk die een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect hebben. Deze samenvatting wordt vastgelegd in het uitvoeringsbesluit van de Raad.

Indien de geraamde kosten van deze maatregelen minder dan 30 % van de geraamde kosten van alle maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk uitmaken, wordt in de samenvatting uitgelegd waarom deze indicatieve doelstelling niet wordt gehaald, bijvoorbeeld door aan te tonen dat andere maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk van de lidstaat beter aansluiten bij de REPowerEU-doelstellingen of dat er niet voldoende realistische projecten met een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect beschikbaar zijn, met name gezien de looptijd van de faciliteit.

Bijwerking van het beoordelingscriterium met betrekking tot de klimaatdoelstelling van 37 %

Naast de klimaatdoelstelling van ten minste 37 % van de totale toewijzing van het plan moet het REPowerEU-hoofdstuk zelf ook een klimaatdoelstelling van ten minste 37 % halen op basis van de totale geraamde kosten van de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk.

De drempel kan worden berekend door de som van de geraamde kosten van de in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen met een klimaatbijdrage te delen door de som van de geraamde kosten van alle maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk.

De vrijstelling van de verplichting om bij te dragen tot het digitale streefcijfer van 20 %

Overeenkomstig artikel 21 quater, lid 5, van de RRF-verordening zijn in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit te financieren hervormingen en investeringen in de REPowerEU-hoofdstukken onderworpen aan de digitale-taggingmethode die in artikel 19, lid 3, punt f), van de RRF-verordening en in bijlage VII daarbij is beschreven. De steun voor maatregelen in het kader van het REPowerEU-hoofdstuk wordt echter niet in aanmerking genomen bij de berekening of het digitale streefcijfer van 20 % is bereikt.

Hoewel de in de REPowerEU-hoofdstukken voorgestelde hervormingen en investeringen zijn vrijgesteld van de berekening van het digitale streefcijfer, moeten de lidstaten een kwalitatieve toelichting verstrekken over de wijze waarop de maatregelen in hun herstel- en veerkrachtplannen, met inbegrip van die in de REPowerEU-hoofdstukken, naar verwachting zullen bijdragen tot de digitale transitie en tot het aanpakken van de daaruit voortvloeiende uitdagingen. De lidstaten wordt verzocht digitale investeringen voor te stellen die relevant zijn voor de doelstellingen van REPowerEU. Dergelijke investeringen kunnen bijvoorbeeld het volgende omvatten:

digitalisering van energienetten, met inbegrip van slimme netten;

invoering van slimme meters, slimme oplaadsystemen, slimme beheersystemen en sensoren in combinatie met renovatiewerkzaamheden gericht op het verbeteren van de energie-efficiëntie;

klimaatneutraliteit van de datacentra en netten en hergebruik van de restwarmte ervan;

cyberbeveiliging voor het energiesysteem, wat van vitaal belang is voor de voorzieningszekerheid;

data-infrastructuur om een wijdverspreide ontwikkeling van vraagsturing (bv. met de gemeenschappelijke Europese ruimte voor energiedata) en energieopslag mogelijk te maken;

maatregelen voor de digitalisering van het vervoer die gedeeltelijk gericht zijn op de reductie van de uitstoot van broeikasgassen;

maatregelen voor de digitalisering van de verwerking van subsidies voor renovaties gericht op het verbeteren van de energie-efficiëntie;

maatregelen voor de digitalisering van socialezekerheidsstelsels die het mogelijk maken huishoudens met een armoederisico correct te bepalen en de intensiteit van de financiële steun te moduleren;

digitale vaardigheden of toepassingen om de positie van de energieconsument te versterken.

Om de digitale ambitie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit te ondersteunen, blijft digitale tagging van toepassing op alle maatregelen die in de herzieningen van de herstel- en veerkrachtplannen worden voorgesteld en die buiten het toepassingsgebied van artikel 21 quater, lid 1, van de REPowerEU-verordening vallen.

II.   Algemene leidraad voor de wijziging van herstel- en veerkrachtplannen

In de onderstaande afdelingen wordt een overzicht gegeven van de elementen die de lidstaten in hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen moeten opnemen. In deze leidraad wordt ingegaan op de meest gestelde vragen van lidstaten en worden praktische richtsnoeren gegeven voor het structureren van het addendum bij herstel- en veerkrachtplannen in overeenstemming met de eisen van artikel 18 van de RRF-verordening. Om de consistentie bij de presentatie van het addendum en het herstel- en veerkrachtplan te waarborgen, volgt de onderstaande structuur de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van januari 2021. De lidstaten worden aangemoedigd om voor hun herstel- en veerkrachtplannen dezelfde structuur te blijven gebruiken en wijzigingen in de bestaande afdelingen van de herstel- en veerkrachtplannen te beperken.

1.    Doelstellingen van de wijzigingen

Alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie / bijdrage aan de zes pijlers

Het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan moet een alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie blijven vormen en moet op passende wijze bijdragen aan alle zes pijlers van artikel 3 van de RRF-verordening. De wijzigingen in het oorspronkelijke plan moeten dit evenwicht behouden. Is dat niet het geval, dan moeten de wijzigingen worden gemotiveerd door aan te tonen dat ze een antwoord bieden op de nieuwe uitdagingen en/of gebaseerd zijn op de nieuwe financiële toewijzing van de lidstaat. Daartoe moeten de lidstaten beschrijven hoe het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan nog steeds een alomvattend en voldoende evenwichtig antwoord biedt op de economische en sociale situatie in de betrokken lidstaat. Als de wijzigingen in het plan miniem zijn, kunnen de lidstaten er gewoon van uitgaan dat de bijdrage aan de zes pijlers evenwichtig blijft en hoeven ze geen gedetailleerde nadere toelichting te verstrekken.

De lidstaten moeten de nieuwe maatregelen koppelen aan de desbetreffende pijlers door de passende bijdrage toe te lichten. Indien in het gewijzigde plan bepaalde maatregelen worden geschrapt of afgezwakt, moet worden uitgelegd hoe het plan voldoende zal blijven bijdragen aan de betrokken pijlers. In voorkomend geval moet in deze toelichting een verband worden gelegd tussen de geschrapte maatregelen en eventuele nieuwe maatregelen die ter vervanging van de geschrapte maatregelen worden voorgesteld, onder verwijzing naar de betrokken pijlers.

In de verstrekte toelichting moet terdege rekening worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen in de lidstaat of in het EU-beleid die van invloed zijn op de zes pijlers. De lidstaten worden met name aangemoedigd om na te gaan hoe het effect van de recentste geopolitieke ontwikkelingen zich vertaalt in de extra bijdrage van een plan aan de pijler “groene transitie”, met het oog op de doelstellingen van REPowerEU. In dit verband zijn addenda met aanvullende maatregelen die slechts één of twee van de pijlers betreffen, aanvaardbaar, voor zover dit gerechtvaardigd wordt door de nieuwe uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd.

Verband met de landspecifieke aanbevelingen en het Europees Semester

In de gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen die aanvullende hervormingen en investeringen omvatten en waarin meer middelen worden gevraagd, moet rekening worden gehouden met alle uitdagingen die in relevante landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, waaronder die welke door de Raad zijn vastgesteld in de cycli van het Europees Semester 2019 en 2020 en in latere semestercycli tot de datum van de beoordeling van de gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen (12). De landspecifieke aanbevelingen die in de cycli 2022 en 2023 zijn uitgebracht, zullen, zodra zij door de Raad zijn aangenomen, bijzonder relevant zijn, met name voor de opstelling van de REPowerEU-hoofdstukken. In de jaarlijkse landenverslagen wordt de balans opgemaakt van de vorderingen bij de uitvoering van de in de herstel- en veerkrachtplannen opgenomen maatregelen, worden voorbeelden gegeven van belangrijke hervormingen en investeringen in verband met bereikte mijlpalen in overeenstemming met eerdere landspecifieke aanbevelingen, en worden belangrijke onopgeloste of nieuwe uitdagingen genoemd die in de herstel- en veerkrachtplannen onvoldoende aan bod zijn gekomen, welke de basis vormen voor nieuwe landspecifieke aanbevelingen.

Bij de herziening van hun plannen moeten de lidstaten alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, effectief blijven aanpakken, met inbegrip van de landspecifieke aanbevelingen die de Raad heeft aangenomen in het kader van de semestercycli 2022 en (indien relevant) 2023 en in latere semestercycli tot de datum van de beoordeling van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan.

Neerwaartse herzieningen van de maximale financiële bijdrage doen niets af aan de noodzaak om alle of een aanzienlijk deel van de betrokken landspecifieke aanbevelingen aan te pakken, aangezien hervormingen over het algemeen niet duur zijn. Daarom zou een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan waarvoor geen aanvullende financiering nodig is, hetzelfde ambitieniveau moeten behouden als in het eerder aangenomen plan, met name wat betreft hervormingen die betrekking hebben op landspecifieke aanbevelingen.

Voor lidstaten die hun maximale financiële bijdrage uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit (substantieel) zien stijgen, moet bij toevoegingen aan de oorspronkelijke plannen rekening worden gehouden met de volledige reeks landspecifieke aanbevelingen voor 2019, 2020 en 2022. Dit geldt met name voor de aanvullende hervormings- en investeringsbehoeften die in het kader van het Europees Semester 2022 zijn vastgesteld, met inbegrip van die welke verband houden met de noodzaak om de energieafhankelijkheid te verminderen.

Voor lidstaten die hun leningen uitsluitend voor REPowerEU-doeleinden gebruiken en niet profiteren van een aanzienlijke verhoging van de subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal de Commissie met name rekening houden met de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen. Indien er na de goedkeuring van de landspecifieke aanbevelingen voor 2023 door de Raad aanvullingen op de plannen worden ingediend, moet hiermee ook rekening worden gehouden. De indiening van addenda is ook een gelegenheid om uitdagingen aan te pakken die in eerdere cycli van het Europees Semester zijn vastgesteld maar niet of slechts gedeeltelijk in de eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen aan bod komen.

Bij de opstelling van hun addenda moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het effect van voorgestelde wijzigingen op de budgettaire houdbaarheid in overeenstemming is met de recentste landspecifieke aanbevelingen met betrekking tot begrotings- en budgettair-structurele aangelegenheden, zoals die door de Raad zijn goedgekeurd. Daarnaast moeten de lidstaten van de eurozone ervoor zorgen dat de bijgewerkte maatregelen in overeenstemming zijn met de prioriteiten die zijn vastgesteld in de recentste aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone, met name de energiegerelateerde elementen, zoals aangenomen door de Raad.

Het algemene effect van het herstel- en veerkrachtplan

Overeenkomstig de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 moeten de lidstaten toelichten in welke mate de voorgestelde wijzigingen naar verwachting het algemene effect van hun herstel- en veerkrachtplannen zullen wijzigen. In deze toelichting moet het verwachte effect van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan als geheel worden gepresenteerd, rekening houdend met de toegevoegde of geschrapte maatregelen. De volgende elementen moeten in aanmerking worden genomen:

macro-economische en sociale vooruitzichten;

een toelichting van de macro-economische en sociale gevolgen van het herstel- en veerkrachtplan, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van de RRF-verordening;

duurzaamheid;

cohesie.

De lidstaten wordt verzocht bijgewerkte cijfers over het effect van hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen te verstrekken, voor zover de wijzigingen in de herstel- en veerkrachtplannen qua inhoud en/of omvang aanzienlijk zijn. De lidstaten kunnen zich daarbij baseren op de in hun nationale hervormingsprogramma’s verstrekte informatie en kunnen zo nodig gebruikmaken van kruisverwijzingen. De omvang van de nieuwe verstrekte informatie moet in verhouding staan tot de in de addenda voorgestelde wijzigingen.

Coherentie

Het effect van de voorgestelde wijzigingen op de coherentie van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan moet worden gepresenteerd door de interacties tussen nieuwe of gewijzigde maatregelen en de in het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregelen toe te lichten, daarbij verwijzend naar zowel de maatregelen die in het gewijzigde plan zijn gehandhaafd als die welke zijn ingetrokken. De lidstaten wordt ook verzocht toe te lichten hoe het algemene evenwicht tussen hervormingen en investeringen wordt bewaard. Nieuwe of gewijzigde maatregelen mogen niet tot inconsistenties leiden en mogen de algemene coherentie van het herstel- en veerkrachtplan niet aantasten.

Ook de samenhang met de goedgekeurde partnerschapsovereenkomsten en -programma’s in het kader van het cohesiebeleid moet worden geschetst, overeenkomstig artikel 17, lid 3, artikel 18, lid 4, punt n), en overweging 62 van de RRF-verordening (zie ook hieronder).

Gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen

De lidstaten moeten beschrijven hoe de wijzigingen van invloed zijn op de bijdrage van hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen aan twee doelstellingen: gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen. In de context van de recente ontwikkelingen is het van vitaal belang, met name voor kansarme groepen, de risico’s van energiearmoede te beperken.

De lidstaten moeten daartoe de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 volgen, maar moeten ook rekening houden met recente ontwikkelingen, bijvoorbeeld door:

na te gaan hoe de doelstellingen van gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen het best in het uitvoerings- en monitoringproces kunnen worden geïntegreerd, rekening houdend met de ervaring die zij tot dusver bij de uitvoering van hun plannen hebben opgedaan;

ervoor te zorgen dat organen voor gelijke kansen en non-discriminatie bij de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen worden betrokken, bijvoorbeeld als onderdeel van de betrokken monitoringorganen;

deze doelstellingen beter tot uiting te laten komen in de herziene mijlpalen en streefdoelen, bijvoorbeeld door ze waar mogelijk uit te splitsen naar geslacht, leeftijd, handicap, ras of etnische afkomst.

De omvang van de nieuwe verstrekte informatie moet in verhouding staan tot de in de addenda voorgestelde wijzigingen.

Staatssteun

De staatssteunregels zijn onverkort van toepassing op de aanvullende of herziene hervormingen en investeringen. Het is de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om ervoor te zorgen dat deze hervormingen en investeringen in overeenstemming zijn met de EU-regels inzake staatssteun, met name de evenredigheidseis, en dat de toepasselijke staatssteunprocedures worden gevolgd.

In dit verband geven de richtsnoeren inzake staatssteun op het gebied van klimaat, energie en milieu van 2022 (13) van de Commissie richtsnoeren voor de wijze waarop de Commissie de verenigbaarheid van milieubescherming, met inbegrip van klimaatbescherming, en energiesteunmaatregelen waarvoor de aanmeldingsverplichting van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU geldt, zal beoordelen. Bovendien worden in de algemene groepsvrijstellingsverordening (“AGVV”), die momenteel wordt herzien, specifieke categorieën staatssteun die aan duidelijke voorwaarden voldoen, verenigbaar met het Verdrag verklaard en vrijgesteld van de verplichting tot voorafgaande aanmelding bij en goedkeuring door de Commissie. Wat betreft maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen, worden de lidstaten bijvoorbeeld aangemoedigd om rekening te houden met de bepalingen van deel 4 van de AGVV betreffende steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie en deel 7 betreffende steun voor milieubescherming.

Het tijdelijk crisiskader voor staatssteun dat de Commissie op 23 maart 2022 heeft vastgesteld om de economie van de EU te ondersteunen in de context van de Russische invasie van Oekraïne, kan ook relevant zijn voor de staatssteunbeoordeling van maatregelen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in individuele gevallen waarbij de steun de economische gevolgen van de agressie van Rusland tegen Oekraïne compenseert. De Commissie beoordeelt momenteel mogelijke bijwerkingen van het tijdelijk crisiskader voor staatssteun en de algemene groepsvrijstellingsverordening, zoals de verruiming van het toepassingsgebied ervan en de verhoging van de aanmeldingsdrempels, waardoor de goedkeuring van maatregelen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit/REPowerEU zou moeten worden vergemakkelijkt. Aangezien een groot aantal lidstaten investeringen in verband met belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI's) in hun herstel- en veerkrachtplannen hebben opgenomen, zal de goedkeuring van IPCEI-gerelateerde projecten verder worden gestroomlijnd en vereenvoudigd. Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat deze investeringen tijdig worden uitgevoerd en dat ze worden voltooid tegen de in de verordening tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit vastgestelde uiterste datum, namelijk 31 augustus 2026. Een tijdige en succesvolle uitvoering van deze vlaggenschipprojecten zal van essentieel belang zijn voor de bijdrage van de herstel- en veerkrachtfaciliteit aan de groene en de digitale transitie en voor het algehele succes ervan.

Overeenkomstig de richtsnoeren en het model voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 wordt de lidstaten verzocht in hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen voor elke nieuwe of herziene hervorming en investering aan te geven of zij van mening zijn dat de maatregel een aanmelding van staatssteun vereist, en zo ja, een indicatie te geven van het tijdstip van de prenotificatie en aanmelding. Indien de lidstaat van oordeel is dat de maatregel niet hoeft te worden aangemeld, moet hij een verwijzing opnemen naar het bestaande besluit tot goedkeuring van staatssteun of naar bepalingen in de AGVV of andere groepsvrijstellingsverordeningen die op de maatregel van toepassing worden geacht, met de onderliggende motiveringen, of een beschrijving van de redenen waarom de maatregel niet als staatssteun kwalificeert. Bij het bepalen van het tijdschema voor het bereiken van de relevante mijlpalen en streefdoelen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de Commissie voldoende tijd heeft om staatssteun die mogelijk in de betrokken investeringsmaatregelen vervat is en waarvoor een aanmelding als staatssteun vereist is, goed te keuren. De Commissie staat klaar om de lidstaten voorlopig advies te geven over de vraag of elk van de investeringen waarin hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen voorzien, in overeenstemming is met het regelgevingskader voor staatssteun. De lidstaten worden aangemoedigd om de Commissie in kennis te stellen van hun prenotificatie- en aanmeldingsschema, zodat zij voldoende tijd heeft.

Op basis van eerdere ervaringen met maatregelen die in de herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen en uit oogpunt van staatssteun zijn beoordeeld, is het bij de opstelling van herstel- en veerkrachtplannen van fundamenteel belang om tijdig met de diensten van de Commissie te communiceren, zodat snel kan worden beoordeeld of de aangemelde maatregelen staatssteun vormen. De lidstaten wordt verzocht in gesprek te gaan met de diensten van de Commissie zodat zij ten volle kunnen gebruikmaken van de mogelijkheden waarin de verschillende staatssteunkaders voorzien om maatregelen zodanig vorm te geven dat zij in overeenstemming zijn met de toepasselijke regels.

Steun ter vermindering van de dagelijkse kosten van ondernemingen is slechts in een beperkt aantal situaties en onder strikte voorwaarden toegestaan. Lidstaten die een maatregel met dit soort steun overwegen, moeten ervoor zorgen dat deze voldoet aan de toepasselijke voorwaarden die in de desbetreffende staatssteunregels zijn uiteengezet.

Hoewel de staatssteunregels tot 2026 kunnen veranderen, moet eraan worden herinnerd dat volgens de staatssteunregels het relevante moment voor de beoordeling van een maatregel het moment is waarop de staatssteun wordt toegekend, d.w.z. het moment waarop aan de begunstigde een in rechte afdwingbaar recht om de steun te ontvangen wordt toegekend. Zolang de betrokken staatssteunregels op dat moment voorzien in een basis voor de verenigbaarheid van een maatregel, kan die maatregel worden uitgevoerd (de staatssteun kan worden betaald en de investeringen kunnen worden uitgevoerd), zelfs indien de staatssteunregels daarna worden gewijzigd.

2.    Beschrijving van de wijzigingen

Overeenkomstig de richtsnoeren en het model voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 moet deze afdeling per onderdeel worden gestructureerd. Deze afdeling hoeft alleen te worden ingediend voor de gewijzigde onderdelen. De in andere afdelingen verstrekte informatie mag niet worden herhaald, maar er moet worden aangegeven welke wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan (met nauwkeurige verwijzingen naar de desbetreffende delen en maatregelen). De lidstaten kunnen gebruikmaken van de bestaande onderdelen om een paar hervormingen en investeringen met betrekking tot hetzelfde thema toe te voegen (zo kan een nieuwe maatregel voor de renovatie van gebouwen worden toegevoegd aan een bestaand onderdeel met betrekking tot energierenovatie). De lidstaten kunnen ook volledig nieuwe onderdelen toevoegen in geval van nieuwe investeringen en hervormingen met andere prioriteiten.

Beschrijving van hervormingen en investeringen

Voor elk onderdeel waarin onderliggende maatregelen worden gewijzigd, moeten de lidstaten aangeven welke investeringen of hervormingen worden “toegevoegd”, “geschrapt” of “gewijzigd” ten opzichte van de eerdere herstel- en veerkrachtplannen.

Gebruik van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties

Maatregelen in de vorm van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties kunnen om verschillende redenen een aantrekkelijke oplossing zijn om de investeringen te realiseren waarin de herstel- en veerkrachtplannen voorzien:

Financieringsinstrumenten kunnen de terugbetaling van de door de begunstigden ontvangen hoofdsom aan de lidstaat verankeren, waardoor het ontstaan van overheidsschuld op lange termijn wordt beperkt.

Zij moeten het mogelijk maken de stromen, met inbegrip van de terugbetaling van de hoofdsom in voorkomend geval (bijvoorbeeld voor leningfondsen en aandelenregelingen), te hergebruiken voor dezelfde beleidsdoelstellingen, ook na 2026, en/of de leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit terug te betalen.

Financieringsinstrumenten kunnen dienen om vele kleine investeringen te financieren binnen een samenhangend kader, zoals overheidsgaranties en gunstige leningen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van gebouwen, en om potentiële begunstigden gemakkelijker te bereiken via gedecentraliseerde partnerstructuren.

Zij kunnen aanvullende financiële middelen of mede-investeringen helpen aan te trekken, met name van particuliere ondernemingen en particuliere financiële instellingen.

Op basis van de ervaring die met de bestaande herstel- en veerkrachtplannen is opgedaan, zouden de lidstaten de volgende soorten financieringsinstrumenten kunnen overwegen:

garantie-instrumenten en preferentiële leningen om de kosten van geleend kapitaal voor renovaties ter verbetering van de energie-efficiënte te verlagen;

publiek-private overeenkomsten voor investeringen in hernieuwbare energiebronnen;

herfinanciering door leveranciers van energiediensten om energie-efficiëntieverbeteringen in productieprocessen, niet-residentiële gebouwen en flatgebouwen mogelijk te maken;

deelnemingen in het kapitaal van bedrijven of in aandelenfondsen die de groene transitie ondersteunen (14)

Bijlage I bevat nadere informatie over het gebruik van financieringsinstrumenten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de mogelijkheid om aan de InvestEU-garantie bij te dragen via een lidstaatcompartiment op basis van de ervaring die is opgedaan tijdens de voorbereiding en uitvoering van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen.

Groene en digitale dimensies

De lidstaten moeten toelichten in welke mate hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen zullen bijdragen tot de groene transitie en tot het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU, alsook tot een toekomstbestendige digitale transitie en een robuuste digitale eengemaakte markt, of tot het aanpakken van de uitdagingen die daaruit voortvloeien. Dit kan onderzoeks- en innovatiemaatregelen met een relevant tijdschema omvatten. Beide transities moeten worden beschouwd als elkaar versterkend, in overeenstemming met het concept van de dubbele transitie, en zullen door de Commissie samen worden bezien.

De groene dimensie van de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan zal ook in de toekomst worden beoordeeld vanuit zowel kwalitatief (het verband tussen die maatregelen en de energie-, klimaat- en milieu-uitdagingen van elke lidstaat) als kwantitatief oogpunt (de totale bijdrage van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan aan klimaatdoelstellingen – met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk – en het REPowerEU-hoofdstuk afzonderlijk moeten beide goed zijn voor ten minste 37 % van de totale toewijzing van het plan).

De lidstaten wordt verzocht toe te lichten hoe hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplan zal bijdragen tot de verwezenlijking van de in de klimaatwet vastgelegde EU-klimaatdoelstellingen en hoe in dat plan rekening wordt gehouden met de in december 2022 op politiek niveau overeengekomen klimaatdoelstellingen en de andere onderdelen van het in juli en december 2021 voorgestelde “Fit for 55”-pakket. Dit pakket bevat wetgevingsmaatregelen om het beleid inzake klimaat, energie, landgebruik, vervoer en belastingen geschikt te maken teneinde de netto-uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met ten minste 55 % te reduceren en de in de Europese klimaatwet vastgelegde klimaatneutraliteit te bereiken.

De digitale dimensie van maatregelen in het kader van herstel- en veerkrachtplannen zal ook in de toekomst worden beoordeeld vanuit zowel kwalitatief als kwantitatief oogpunt. Op 9 maart 2021 publiceerde de Europese Commissie haar mededeling “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium”, gestructureerd rond vier kernpunten: vaardigheden, veilige en duurzame digitale infrastructuur, digitale transformatie van bedrijven, en digitalisering van overheidsdiensten. Voor elk van deze punten worden ambitieuze doelstellingen op EU-niveau vastgesteld, met 2030 als streefdatum. Die mededeling werd gevolgd door een voorstel voor een besluit over een beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium”, dat op 9 januari 2023 in werking is getreden. Dit programma zou een governancestructuur tot stand brengen waarbij de lidstaten en de Commissie op gestructureerde wijze samenwerken om de doelstellingen te bereiken, en zou de uitvoering van meerlandenprojecten vergemakkelijken. De lidstaten wordt verzocht aan te geven hoe eventuele aanvullende of gewijzigde maatregelen voor het bevorderen van de digitale transitie, of het aanpakken van de uitdagingen die daaruit voortvloeien, zouden bijdragen tot de vier kernpunten en tot het bereiken van de doelstellingen voor 2030.

Wat de kwantitatieve benadering betreft, moet de totale bijdrage van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan aan digitale doelstellingen goed zijn voor ten minste 20 % van de totale toewijzing van het plan, exclusief de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk.

Traceren van klimaatuitgaven en digitale tagging

Het streefcijfer voor klimaat van 37 %, en het digitale streefcijfer van 20 %, zoals bepaald in artikel 19, lid 3, punten e) en f), van de RRF-verordening, blijven verplicht indien het herstel- en veerkrachtplan wordt gewijzigd, ongeacht de redenen die daartoe hebben geleid (met uitzondering van de kosten van in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen met betrekking tot digitale tagging; maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het digitale streefcijfer). Het is dus belangrijk dat de lidstaten bij de herziening van hun herstel- en veerkrachtplannen rekening houden met de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, ook wanneer de financiële bijdrage in het kader van een herziening is verhoogd of verlaagd.

De lidstaten moeten derhalve voor elke nieuwe of gewijzigde maatregel toelichten hoe deze bijdraagt tot de verwezenlijking van het streefcijfer voor klimaat en het digitale streefcijfer, overeenkomstig de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021. Indien de totale geraamde kosten van het herstel- en veerkrachtplan of de kosten van maatregelen met een klimaat- of digitale tag veranderen, is een nieuwe beoordeling van de tagging nodig om na te gaan of de beide doelstellingen nog worden gehaald. Ook indien het toepassingsgebied, de aard of het opzet van een bestaande maatregel wordt gewijzigd, moet een taggingbeoordeling plaatsvinden.

Het is belangrijk op te merken dat beide doelstellingen worden berekend voor het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan als geheel, bestaande uit zowel het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan als het addendum, uitgezonderd de kosten van maatregelen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen met betrekking tot digitale tagging. De bijdragen aan de verwezenlijking van het streefcijfer voor klimaat en het digitale streefcijfer worden herberekend voor het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan, rekening houdend met de wijzigingen die zijn aangebracht aan de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan en de hierboven genoemde gewijzigde totale geraamde kosten. De klimaatbijdrage zal worden vergeleken met de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. Het streefcijfer voor klimaat zal ook afzonderlijk worden berekend voor het REPowerEU-hoofdstuk. De bijdrage aan de verwezenlijking van de digitale doelstellingen zal worden vergeleken met de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, exclusief de bedragen voor hervormingen en investeringen in het REPowerEU-hoofdstuk.

Op basis van de ervaring met de 27 goedgekeurde plannen is het voor maatregelen die betrekking hebben op meerdere gebieden, zoals in het geval van horizontale maatregelen, noodzakelijk het traceren van klimaatuitgaven en digitale tagging waar nodig toe te passen op het niveau van submaatregelen (een afzonderlijk deel van een maatregel dat betrekking heeft op een specifiek interventiegebied) waarbij verschillende interventiegebieden worden gebruikt (overeenkomstig de bijlagen VI en VII bij de RRF-verordening).

Voorts zij eraan herinnerd dat in artikel 19, lid 3, punten e) en f), van de RRF-verordening en in de bijlagen VI en VII toepasselijke coëfficiënten voor de berekening van steun voor de digitale en klimaatdoelstellingen zijn vastgesteld. Volgens die bepalingen kunnen de coëfficiënten voor steun voor de klimaatdoelstellingen worden verhoogd (tot in totaal 3 % voor de klimaattagging), mits zij gepaard gaan met maatregelen die het effect ervan vergroten. De lidstaten moeten het gebruik van dergelijke bepalingen in voorkomend geval afdoende motiveren.

De lidstaten moeten de specifieke aanpak beschrijven die zij voorstellen voor het taggen van dergelijke maatregelen. De Commissie kan de lidstaten helpen voorbeelden te vinden van hoe soortgelijke maatregelen zijn getagd in de herstel- en veerkrachtplannen die eerder door de Raad zijn goedgekeurd.

Beginsel “geen ernstige afbreuk doen”

De technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” (PB C 58 van 18.2.2021, blz. 1.), waarin de leidende beginselen en concrete voorwaarden voor de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in de context van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden uiteengezet, blijven onverkort van toepassing, rekening houdend met de specifieke kenmerken ervan. Deze richtsnoeren bevatten ook een “checklist” die moet worden gevolgd bij de zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Deze toetsing moet voor elke maatregel in het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan worden opgenomen. In deze afdeling worden de belangrijkste elementen van de richtsnoeren samengevat en wordt uitgelegd hoe zij op nieuwe of herziene maatregelen moeten worden toegepast. Dit deel bevat ook verdere verduidelijkingen op basis van de ervaring met de eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen.

Hoe moet het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” worden toegepast bij de herziening van herstel- en veerkrachtplannen?

De lidstaten moeten voor elke nieuwe of gewijzigde maatregel die in het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan is opgenomen, een zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” verstrekken, behalve in die gevallen waarin dit beginsel niet van toepassing is (zie ook afdeling 2.1 en bijlage I bij de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”). De lidstaten wordt ook verzocht om, indien relevant en mogelijk, in het kader van de zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” een kwantitatieve beoordeling van de milieueffecten van de hervorming of investering te verstrekken. De volgende horizontale overwegingen moeten in aanmerking worden genomen (zie ook de bijlage met aanvullende informatie over de wijze waarop aan het beginsel kan worden voldaan):

Nieuw beschikbare alternatieven met een gering effect: De beginselen van afdeling 2.4, met inbegrip van voetnoot 25, van de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, blijven van toepassing op de beoordeling van nieuwe of herziene maatregelen. Bij de toetsing van deze maatregelen aan het beginsel moet rekening worden gehouden met de informatie over alternatieven met een gering effect die beschikbaar zijn op het ogenblik dat het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan wordt ingediend.

Geen toename van het milieueffect in vergelijking met de oorspronkelijke maatregel: Indien een bestaande maatregel wordt gewijzigd, mag de wijziging het relatieve milieueffect van die maatregel niet vergroten ten opzichte van het effect van de oorspronkelijke maatregel. Dit moet door de lidstaat worden aangetoond. Als er sprake is van een toegenomen effect, moet de lidstaat aantonen dat de maatregel ondanks het grotere milieueffect nog steeds in overeenstemming is met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”.

Hoe moeten de lidstaten in hun herstel- en veerkrachtplannen aantonen dat de maatregelen in overeenstemming zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”?

In het geval van wijzigingen zouden twee hoofdscenario’s met verschillende gevolgen voor de toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in beeld komen:

Invoering van een nieuwe maatregel: Als een lidstaat ervoor kiest een nieuwe maatregel aan zijn herstel- en veerkrachtplan toe te voegen, moet dezelfde procedure worden gevolgd als voor de oorspronkelijke indiening van het herstel- en veerkrachtplan. De lidstaat moet de checklist in bijlage I bij de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” invullen ter onderbouwing van zijn analyse van de vraag of en in welke mate de nieuwe maatregel gevolgen heeft voor milieudoelstellingen.

Wijziging van een bestaande maatregel: Het is ook mogelijk dat lidstaten de opzet, de aard of het toepassingsgebied van een bestaande maatregel willen wijzigen. De lidstaten moeten de overeenkomstige toetsing aan het beginsel indienen en deze zo nodig aanpassen om rekening te houden met de wijzigingen van de maatregel. De lidstaat moet een verwijzing opnemen naar de afdeling van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan waarin de initiële toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” is opgenomen.

3.    Mijlpalen, streefdoelen en tijdschema

Bij de wijziging van hun herstel- en veerkrachtplannen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat elke nieuwe of gewijzigde maatregel die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt ondersteund, vergezeld gaat van bijbehorende mijlpalen en streefdoelen. Bij het vaststellen van nieuwe mijlpalen en streefdoelen of bij het voorstellen van wijzigingen van bestaande mijlpalen en streefdoelen moeten de lidstaten de beginselen in acht nemen die in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 zijn uiteengezet, ook wat hun specificiteit en robuustheid betreft.

Het voorstel van de lidstaat van nieuwe of gewijzigde mijlpalen of streefdoelen vloeit strikt voort uit de opname van nieuwe of gewijzigde maatregelen in het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan.

Aangezien de lidstaten worden aangemoedigd om deel te nemen aan grensoverschrijdende of meerlandenprojecten ter ondersteuning van de REPowerEU-doelstellingen, moet er specifiek op worden toegezien dat de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen doordacht zijn vormgegeven. Enerzijds moeten deze duidelijk worden verdeeld over de verschillende lidstaten die aan dergelijke projecten deelnemen, om overlappingen en vertragingen bij de beoordeling en uitvoering te voorkomen. De succesvolle voltooiing van het herstel- en veerkrachtplan van een bepaalde lidstaat moet losstaan van de succesvolle voltooiing van het plan van een andere lidstaat. Anderzijds moet de vormgeving van de mijlpalen en streefdoelen goed worden gecoördineerd, zodat onvermijdelijke onderlinge afhankelijkheden tussen lidstaten correct worden beoordeeld en voorzichtige uitvoeringstermijnen worden vastgesteld. De Commissie staat klaar om groepen lidstaten die bij grensoverschrijdende of meerlandenprojecten betrokken zijn, bij te staan om ervoor te zorgen dat hun mijlpalen en streefdoelen adequaat van opzet zijn.

De uitvoeringstermijn van sommige nationale investeringen ter verwezenlijking van REPowerEU-doelstellingen kan tot na 2026 lopen. In dat geval moeten de betrokken mijlpalen en streefdoelen in het REPowerEU-hoofdstuk zo worden vormgegeven dat zij alleen acties omvatten die tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de faciliteit worden gesteund, terwijl de opzet van de maatregelen duidelijk moet aangeven welke uitvoeringsstappen na 2026 door nationale of andere EU-fondsen zullen worden gesteund.

Indien een lidstaat voorstelt om zijn herstel- en veerkrachtplan op grond van artikel 21 te wijzigen, kunnen wijzigingen van bestaande mijlpalen en streefdoelen alleen worden doorgevoerd voor zover deze verband houden met de objectieve omstandigheden die worden aangevoerd om de wijziging te rechtvaardigen. Zoals in deel 1 van deze richtsnoeren uiteengezet, moet er een oorzakelijk verband zijn tussen de objectieve omstandigheden en de voorgestelde wijzigingen.

Indien in het uitvoeringsbesluit van de Raad administratieve fouten worden geconstateerd, kunnen die op elk moment tijdens de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen aan de Commissie en de Raad worden gemeld. Hiermee zal rekening worden gehouden in het voorstel van de Commissie voor een nieuw/gewijzigd uitvoeringsbesluit van de Raad of anders in een specifiek corrigendum.

4.    Financiering en kosten

Nieuwe maatregelen: De lidstaten moeten in een addendum een raming verstrekken van de totale kosten van de voorgestelde nieuwe hervormingen en investeringen. Deze verplichting heeft ook betrekking op hervormingen en investeringen die in de REPowerEU-hoofdstukken zijn opgenomen.

Herziene maatregelen: De lidstaat moet voor elke herziene maatregel bijgewerkte kostenramingen verstrekken indien de wijzigingen gevolgen hebben voor de kostenramingen. Als de wijziging alleen betrekking heeft op de omvang van de maatregel, moeten de geraamde kosten op evenredige basis worden herzien.

Methode: Bij het opstellen van deze kostenramingen moeten de lidstaten de specifieke instructies in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 volgen. In de regel wordt van de lidstaten niet verwacht dat zij herziene kostenramingen verstrekken voor maatregelen die noch nieuw, noch gewijzigd zijn. De lidstaten kunnen een validatie van de kostenramingen door een onafhankelijke overheidsinstantie verstrekken, wat de ramingen aannemelijker kan maken.

5.    Complementariteit en uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen

Samenhang met andere initiatieven

Overeenkomstig artikel 17 van de RRF-verordening moeten alle herstel- en veerkrachtplannen, met inbegrip van de addenda, consistent zijn met de relevante landspecifieke aanbevelingen en met de informatie in de nationale hervormingsprogramma’s, de nationale energie- en klimaatplannen en de bijwerkingen daarvan krachtens Verordening (EU) 2018/1999, de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie waarin de verordening betreffende het Fonds voor een rechtvaardige transitie voorziet, de plannen voor de uitvoering van de jongerengarantie, de partnerschapsovereenkomsten en de operationele programma’s.

Voor de samenhang met de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen en nationale hervormingsprogramma’s wordt verwezen naar de afdeling van deze richtsnoeren over het Europees Semester.

De addenda moeten ook in overeenstemming zijn met de activiteiten ten behoeve van een klimaatneutrale economie die in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie zullen zijn uitgewerkt.

Tot slot moeten de addenda in overeenstemming zijn met de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s die in het kader van de GB-verordening 2021-2027 zullen worden aangenomen vanaf de goedkeuring van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen. Aangezien alle lidstaten hun partnerschapsovereenkomsten en bijna alle programma’s van het cohesiebeleid hebben vastgesteld, moeten zij uitleggen hoe nieuwe of gewijzigde maatregelen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan complementair zijn met de uitvoering van de programma’s in het kader van de GB-verordening 2021-2027 (15).

Complementariteit van de financiering en voorkoming van dubbele financiering

De lidstaten moeten in hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplan specificeren of de concrete details die zijn ingevoerd om de complementariteit van de financiering en de naleving van artikel 9 van de RRF-verordening te waarborgen, zijn gewijzigd. In dat verband blijven de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 volledig van toepassing.

Uitvoering

Het uitvoeringskader werd beoordeeld als onderdeel van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen en er wordt van uitgegaan dat de lidstaten voor de uitvoering van hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen zullen blijven gebruikmaken van dezelfde regelingen. Elke voorgestelde wijziging van het uitvoeringskader moet echter worden toegelicht.

Indien de lidstaten tot dusver moeilijkheden hebben ondervonden bij de uitvoering van hun herstel- en veerkrachtplannen (bijvoorbeeld in verband met een gebrek aan administratieve capaciteit, een nog niet ontwikkeld IT-systeem of een onvoldoende duidelijk mandaat voor de bevoegde autoriteiten), worden zij aangemoedigd hun bestaande regelingen proactief te heroverwegen om ze efficiënter te maken. De lidstaten wordt ook verzocht de tot dusver opgedane ervaring met de Commissie te bespreken om na te gaan of wijzigingen in het uitvoeringskader kunnen bijdragen tot een betere uitvoering van hervormingen en investeringen.

Wanneer een lidstaat zijn herstel- en veerkrachtplan wijzigt om in aanmerking te komen voor een grotere financiële bijdrage of een lening, moet hij aantonen dat de autoriteiten die belast zijn met de coördinatie en uitvoering van het plan over voldoende administratieve capaciteit en een passend mandaat beschikken. Meer in het algemeen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat zij over voldoende administratieve capaciteit beschikken om in herstel- en veerkrachtplannen opgenomen investeringen uit te voeren en als zodanig de mogelijkheid hebben om in de kostenberekening van hun respectieve investeringen of hervormingen beperkte administratieve kosten van tijdelijke aard op te nemen, zolang die kosten verband houden met de uitvoering van die specifieke investering of hervorming.

De lidstaten kunnen ook gebruikmaken van het instrument voor technische ondersteuning voor de uitvoering van investeringen en hervormingen in het REPowerEU-hoofdstuk, zoals toegelicht in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021. De lidstaten wordt verzocht aan te geven of zij wensen gebruik te maken van artikel 7, lid 2, van de RRF-verordening in het kader van de specifieke hervorming of investering waarop de technische ondersteuning betrekking zou hebben. Indien de lidstaat voor de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan om horizontale steun in het kader van het instrument voor technische ondersteuning heeft verzocht, of van plan is dat te doen, bijvoorbeeld met betrekking tot communicatiemaatregelen, wordt de lidstaat verzocht dat in deze afdeling te vermelden.

Raadplegingsproces

De lidstaten moeten een samenvatting verstrekken van het raadplegingsproces dat in overeenstemming met hun nationale rechtskaders heeft plaatsgevonden en dat tot de indiening van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan / addendum heeft geleid. Het raadplegingsproces moet in verhouding staan tot de omvang van de in de herstel- en veerkrachtplannen aangebrachte wijzigingen. Zo zou voor wijzigingen in verband met een licht gewijzigde financiële toewijzing niet hetzelfde soort raadplegingsproces nodig zijn als voor wijzigingen waarbij een aanzienlijk leningbedrag wordt aangevraagd. Aangezien de omvang van de raadplegingen bij de opstelling van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen verschilde, met name vanwege de COVID-19-crisis, worden de lidstaten aangemoedigd dit proces in het algemeen te versterken indien zij hun herstel- en veerkrachtplannen wijzigen. Zij moeten ervoor zorgen dat belanghebbenden, met inbegrip van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en, in voorkomend geval, belanghebbenden uit de landbouwsector tijdig en op zinvolle wijze worden betrokken bij het ontwerpen, uitvoeren en monitoren van nieuwe of herziene maatregelen, in overeenstemming met hun nationale rechtskaders.

Voor de uitvoering van relevante maatregelen kan het passend zijn dat de lidstaten voorwaarden in verband met regionale of lokale overwegingen opnemen in mijlpalen of streefdoelen met een geografische dimensie (bijvoorbeeld door specifieke voorwaarden toe te voegen in verband met de raadpleging van lokale en regionale autoriteiten). Zij kunnen ook soortgelijke voorwaarden opnemen voor de raadpleging van sociale partners en, in voorkomend geval, belanghebbenden uit de landbouwsector in verband met de uitvoering van relevante hervormingen of investeringen.

Daarnaast zal het Europees Semester een belangrijk kader vormen om de voortgang van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen met belanghebbenden te bespreken, in overeenstemming met de praktijken en tradities van elke lidstaat. Voorts kunnen de lidstaten in hun nationale hervormingsprogramma’s ook een beschrijving geven van de raadplegingen die tot dusver hebben plaatsgevonden en aangeven welke raadplegingen voor de toekomst worden overwogen. De uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen zal alleen succesvol zijn met een sterke regionale en lokale inbreng, alsook steun van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld.

De normale raadplegingsvereisten, waaronder de noodzaak een samenvatting te verstrekken waarin wordt beschreven hoe met de inbreng van belanghebbenden rekening is gehouden, gelden ook voor de opstelling van het REPowerEU-hoofdstuk. De lidstaten moeten in hun samenvattingen aangeven hoe het resultaat van de raadpleging in hun REPowerEU-hoofdstukken is verwerkt. Er moet een beschrijving van het raadplegingsproces worden gegeven, met inbegrip van de belangrijkste kenmerken ervan, de soorten belanghebbenden en de belangrijkste ontvangen inbreng. Vervolgens moet worden beschreven hoe bij het ontwerp van REPowerEU-maatregelen rekening is gehouden met de ontvangen feedback, en moet worden aangegeven hoe hiermee tijdens de uitvoering rekening zal worden gehouden.

Het is belangrijk dat er een brede raadpleging plaatsvindt, waarbij met name de belanghebbenden met relevante deskundigheid op het gebied van REPowerEU-aangelegenheden worden gehoord. De duur van het raadplegingsproces moet in verhouding staan tot de urgentie van de indiening van REPowerEU-hoofdstukken.

Er is geen aanvullende openbare raadpleging nodig in gevallen waarin de lidstaten maatregelen opschalen zonder de inhoud ervan te wijzigen, of wanneer zij bestaande maatregelen naar het REPowerEU-hoofdstuk overhevelen omdat hun maximale financiële bijdrage is verlaagd.

Controles en audits

Internecontrolesystemen zijn van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de herstel- en veerkrachtplannen volledig in overeenstemming zijn met artikel 22 van de RRF-verordening. In dit verband en in het licht van de wijzigingen die voortvloeien uit de herziening van een herstel- en veerkrachtplan, is het van essentieel belang dat de lidstaten precies verantwoorden hoe de ingevoerde controlestructuren nog steeds geschikt zijn en, in voorkomend geval, hoe deze zullen worden versterkt om te zorgen voor passende middelen en structuren. De belangrijkste vereisten waaraan de controlesystemen van de lidstaten moeten voldoen, zijn opgenomen in bijlage I bij de tussen de Commissie en de lidstaat ondertekende financierings- en leningsovereenkomst. Indien het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan nieuwe of herziene maatregelen bevat, moet de lidstaat met name uitleggen en aantonen dat de controlestructuren nog steeds toereikend zijn of, indien relevant, hoe hun capaciteit, met inbegrip van personeel en processen, evenredig met de toename van de omvang van het herstel- en veerkrachtplan zal worden uitgebreid.

Wanneer de financiële bijdrage in het addendum niet aanzienlijk wordt verhoogd maar er toch wijzigingen worden aangebracht ten opzichte van het oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplan, wordt de lidstaten verzocht een bijgewerkte toelichting te geven bij de controleregelingen en -systemen, met inbegrip van het systeem voor het bewaren van de data van eindontvangers.

Communicatie

De lidstaten moeten doorgaan met de uitvoering van hun communicatiestrategie, en deze indien nodig bijwerken om er de nieuw toegevoegde hervormingen en investeringen in op te nemen, teneinde het publiek bewust te maken van de Uniefinanciering, overeenkomstig artikel 34 van de RRF-verordening en artikel 10 van de financieringsovereenkomsten. De lidstaten wordt verzocht bij de indiening van gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen een beschrijving te geven van de acties die zij hebben ondernomen om deze verplichtingen na te komen, zodat de Commissie gemakkelijker kan nagaan of de genoemde bepalingen worden nageleefd.

De communicatiecampagnes moeten erop gericht zijn meer ruchtbaarheid te geven aan belangrijke hervormingen en investeringen als onderdeel van een Europese respons, met name in het kader van REPowerEU, en het grote publiek beter op de hoogte te brengen van herstel- en veerkrachtplannen en het doel ervan. De lidstaten worden aangemoedigd hun communicatieactiviteiten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit toe te spitsen op de volgende punten:

de doelstellingen van het herstel- en veerkrachtplan en de voordelen ervan voor de lidstaat toelichten en in herinnering brengen;

met praktische bewijzen aantonen waarom hervormingen en investeringen de samenleving, het herstel van Europa, de groene en de digitale transitie en de energiezekerheid ten goede komen;

ervoor zorgen dat de politieke steun op hoog niveau voor het herstel- en veerkrachtplan voldoende zichtbaar is;

communiceren over belangrijke projecten en de verwezenlijking ervan in verband brengen met de herstel- en veerkrachtfaciliteit;

potentiële begunstigden aanmoedigen om in het kader van het herstel- en veerkrachtplan financiering aan te vragen;

de algemene vooruitgang bij de uitvoering van zowel hervormingen als investeringen onder de aandacht brengen, met name in het kader van REPowerEU, onder meer in regelmatige uitwisselingen met de sociale partners, de betrokken gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld in het algemeen.

De Commissie is ook beschikbaar via het Inform EU-netwerk om de lidstaten te helpen bij de uitvoering van hun nationale communicatiestrategieën, ook voor hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen.

Transparantie over eindontvangers

Het gebruik van middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit is transparanter gemaakt door de opname van een nieuwe transparantieverplichting in de REPowerEU-verordening. De lidstaten moeten een publiek toegankelijk en gebruiksvriendelijk portaal opzetten waar zij gegevens publiceren over de 100 eindontvangers die het hoogste bedrag aan financiering voor de uitvoering van maatregelen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit ontvangen.

Onder eindontvangers moet worden verstaan de laatste entiteit die middelen ontvangt en geen contractant of subcontractant is. Eindontvangers moeten worden onderscheiden van de begunstigden, die in het kader van het directe beheer van de faciliteit de lidstaten zijn.

Deze gegevens moeten de wettelijke naam van de eindontvanger omvatten, met inbegrip van de voor- en achternaam indien de eindontvanger een natuurlijke persoon is, het bedrag van de ontvangen middelen en de bijbehorende maatregel(en) in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit waarvoor de financiering is ontvangen. Om de 100 grootste ontvangers te bepalen, moeten alleen middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit in aanmerking worden genomen, aangezien sommige investeringen ook gedeeltelijk via andere overheidsfinanciering kunnen worden gefinancierd.

Met het oog op evenredigheid en eerbiediging van de privacy moeten, indien eindontvangers natuurlijke personen zijn, alle persoonsgegevens worden gewist twee jaar na het einde van het begrotingsjaar waarin de laatste financiering uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit aan die eindontvanger is betaald. Evenzo zijn naar analogie enkele uitzonderingen op de bekendmaking van gegevens, waarin artikel 38, lid 3, van het Financieel Reglement voorziet, van toepassing verklaard op de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Het gaat om de volgende gevallen:

onderwijssteun betaald aan natuurlijke personen en alle andere rechtstreekse steun betaald aan de meest behoeftige natuurlijke personen, zoals werklozen en vluchtelingen (artikel 191, lid 4, punt b), van het Financieel Reglement);

opdrachten van zeer geringe waarde gegund aan deskundigen die op basis van hun beroepsbekwaamheid zijn geselecteerd (artikel 237, lid 2, van het Financieel Reglement), alsook opdrachten met een waarde van minder dan 15 000 EUR (het bedrag bedoeld in punt 14.4 van bijlage I bij het Financieel Reglement);

financiële steun verleend door middel van financieringsinstrumenten voor een bedrag van minder dan 500 000 EUR;

wanneer bekendmaking afbreuk dreigt te doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van betrokken personen of entiteiten of de commerciële belangen van ontvangers dreigt te schaden.

Gezien de bedragen die met de herstel- en veerkrachtfaciliteit gemoeid zijn, is het onwaarschijnlijk dat de in de eerste drie punten beschreven uitzonderingen van toepassing zouden zijn op de 100 grootste ontvangers. Ook de vierde uitzondering zal naar verwachting niet op grote schaal van toepassing zijn. Aangezien de bekendmaking van gegevens alleen betrekking heeft op grote ontvangers, waarvan de meeste naar verwachting rechtspersonen zullen zijn, moet elke bezorgdheid over de privacy van natuurlijke personen worden afgewogen tegen de noodzaak van transparantie over de besteding van EU-middelen. Bovendien moet worden opgemerkt dat de verwijzing naar artikel 38, lid 3, van het Financieel Reglement elke toekomstige wijziging van dat lid zal weerspiegelen.

Naast de bekendmaking van deze gegevens op de portaalsites van de lidstaten zal de Commissie deze gegevens samen met de links naar de portaalsites van de lidstaten centraliseren op het scorebord voor herstel en veerkracht. Deze gegevens moeten tweemaal per jaar worden bijgewerkt, en de Commissie zal ernaar streven het tijdschema voor de bijwerkingen af te stemmen op de bestaande halfjaarlijkse rapportage in april en oktober. De eerste informatievergaring zal parallel met de halfjaarlijkse rapportage van april 2023 plaatsvinden. De Commissie zal ook een interactieve kaart publiceren waarop de verschillende maatregelen en de locatie ervan in de lidstaten zijn aangegeven.


(1)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(2)  Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk van 1 februari 2023, (COM(2023)62).https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023DC0062

(3)  https://commission.europa.eu/system/files/2021-01/document_travail_service_part1_v2_en.pdf

(4)  Overeenkomstig artikel 26 bis, lid 1, van de GB-verordening kunnen lidstaten die een REPowerEU-hoofdstuk indienen, verzoeken dat tot 7,5 % van hun initiële nationale toewijzing in het kader van het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds wordt opgenomen in prioriteiten die bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen, zoals vastgesteld in artikel 21 quater van de RRF-verordening, op voorwaarde dat die steun bijdraagt tot de realisatie van de specifieke doelstellingen van het betrokken fonds, zoals uiteengezet in de fondsspecifieke verordeningen. De 7,5 % van de nationale toewijzing in het kader van de GB-verordening die wordt gebruikt voor investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen maakt echter geen deel uit van de REPowerEU-hoofdstukken, noch van de herstel- en veerkrachtplannen.

(*1)  Gebaseerd op toewijzingen voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds Plus, na overdrachten in het kader van de goedkeuring van de partnerschapsovereenkomsten.

(5)  Bni in 2019 per afsluitdatum mei 2020 als overweging 48 van en bijlage 1 bij de RRF-verordening.

(6)  Nota van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 30 juni 2022“RRF: Update of the maximum financial contribution”.

(7)  Deze voorbeelden dienen louter ter illustratie en lopen geenszins vooruit op de beoordeling door de Commissie van de door de lidstaat aangevoerde motivering.

(8)  Hernieuwbare waterstof: waterstof geproduceerd uit hernieuwbare energie in overeenstemming met de in Richtlijn (EU) 2018/2001 en de bijbehorende uitvoerings- en gedelegeerde handelingen beschreven methoden voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong.

(9)  Voor fossielvrije waterstof wordt verwezen naar de tijdelijke kaderregeling voor crisissteun om de economie te ondersteunen tegen de achtergrond van de Russische invasie van Oekraïne (2022/C 426/01) als referentiepunt. In het kader van de doelstelling inzake de productie en het gebruik van hernieuwbare en fossielvrije waterstof kan geen steun worden verleend voor waterstof die wordt geproduceerd via gaspyrolyse of stoomreforming van methaan met koolstofafvang en -opslag.

(10)  Zie voor meer voorbeelden van maatregelen “De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen”, COM(2021) 660 final.

(11)  Voor steun aan installaties die onder het EU-emissiehandelssysteem vallen, gelden de criteria die zijn vastgesteld in de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” en in de bijlagen bij uitvoeringsbesluiten van de Raad.

(12)  Als onderdeel van de reguliere cyclus van het Europees Semester worden landspecifieke aanbevelingen gewoonlijk eind mei, begin juni door de Commissie voorgesteld, vervolgens door de Europese Raad bekrachtigd en uiteindelijk begin juli door de Raad aangenomen.

(13)  SEC(2022) 70 final - SWD(2022) 19 final - SWD(2022) 20 final.

(14)  Vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen.

(15)  Zie deel 1 voor concrete details wat betreft het aanvragen van overdrachten tussen de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de fondsen voor het cohesiebeleid.


BIJLAGE I

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN

De lidstaten kunnen beslissen over het soort financieringsinstrument, de opzet ervan en de selectie van de uitvoerende/met de uitvoering belaste entiteiten en worden aangemoedigd om met de diensten van de Commissie te overleggen wat de beste uitvoeringsmethode voor het beoogde gebruik van financieringsinstrumenten is, rekening houdend met de doelstellingen van de maatregelen, de bestaande structuren en de verbanden met het werk van de partners.

In het algemeen hebben de lidstaten twee belangrijke mogelijkheden om financieringsinstrumenten te gebruiken: hetzij door geld uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit over te hevelen naar het InvestEU-compartiment van de lidstaat, hetzij door andere structuren (bv. nationale structuren) te gebruiken. De aan beide opties verbonden voorwaarden worden beschreven in de richtsnoeren van januari 2021 voor herstel- en veerkrachtplannen en worden hieronder nader uiteengezet.

Voor de bijdrage aan het lidstaatcompartiment in het kader van InvestEU is de ondertekening van de bijdrageovereenkomst tussen een lidstaat en de Commissie vereist. De uitvoering van de InvestEU-garantie gebeurt door de Commissie via geselecteerde uitvoerende partners.

Wat nationale financieringsinstrumenten betreft, kunnen de volgende fasen worden onderscheiden:

Eerste fase: voorbereiding van de maatregel: Ervoor zorgen dat de financieringsinstrumenten bijdragen tot de doelstellingen van het herstel- en veerkrachtplan, namelijk door:

beschrijving van het te ondersteunen investeringsbeleid (bv. energie-efficiëntie, breedband, digitalisering van kmo’s), waarin wordt bepaald hoe de middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit in het financieringsinstrument zullen worden gebruikt en hoe dit in overeenstemming is met het toepassingsgebied en de beoordelingscriteria van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, met inbegrip van een beschrijving van het onderliggende marktfalen dat het noodzakelijk maakt overheidsmiddelen in te zetten voor particuliere investeringen;

bepaling van het financieringsinstrument (en met name onder meer het risico-rendementsbeleid tussen de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere financieringsbronnen binnen het financieringsinstrument) en van de wijze waarop dit zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het herstel- en veerkrachtplan;

verstrekking van een gedetailleerde zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” en van de nodige waarborgen om te verzekeren dat het beginsel tijdens de uitvoering van de maatregel in acht zal worden genomen;

vaststelling van de relevante staatssteunbepalingen en mogelijke toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening en daarmee verband houdende criteria waaraan de financieringsproducten moeten voldoen;

bepaling van duidelijke mijlpalen (gekoppeld aan de opzet en uitvoering van het instrument) en streefdoelen (gekoppeld aan de outputs/resultaten van de onderliggende projecten die door het instrument worden gefinancierd);

vaststelling van het te verlenen type steun (bv. leningen, garanties, aandelenkapitaal), de beoogde begunstigden (bv. kmo’s, grotere ondernemingen, publiek-private partnerschappen) en investeringen (bv. innovatie, breedband, infrastructuur) om te bepalen in welke activa kan worden geïnvesteerd;

vaststelling van het tijdschema voor de inzet van het financieringsinstrument (de invoering van een financieringsinstrument kan gemiddeld tot twee jaar in beslag nemen), met inbegrip van investeringen in de reële economie en de daarmee samenhangende effecten;

beschrijving van het monitoringsysteem om verslag uit te brengen over streefdoelen en mijlpalen in overeenstemming met het herstel- en veerkrachtplan.

Tweede fase: Uitvoeringsovereenkomst met de entiteit waaraan de uitvoering van het financieringsinstrument is toevertrouwd

Om het financieringsinstrument uit te voeren, moet met de uitvoerende partner/de met uitvoering belaste entiteit (in het geval van fondsen zou dit de fondsbeheerder namens de partners zijn) een overeenkomst worden gesloten waarin de verplichtingen uit hoofde van het herstel- en veerkrachtplan worden omgezet. In de kaderovereenkomst tussen de lidstaat en de uitvoerende/met de uitvoering belaste entiteiten moeten alle verplichtingen uit hoofde van de RRF-verordening en het uitvoeringsbesluit van de Raad met betrekking tot het herstel- en veerkrachtplan van de lidstaat worden omgezet – met bijzondere aandacht voor de verplichtingen inzake staatssteun, het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, audits en controles, en mogelijke beperkingen voor de begunstigden.

De relevante regels inzake staatssteun en overheidsopdrachten moeten worden nageleefd.

Een van de eerste mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan kan worden gekoppeld aan de sluiting van de uitvoeringsovereenkomst tot het opzetten van het financieringsinstrument of tot aanpassing van een bestaand instrument (overeenkomstig het in het herstel- en veerkrachtplan overeengekomen investeringsbeleid) tussen de lidstaat en de met uitvoering belaste entiteit.

Als onderdeel van die eerste mijlpaal in het herstel- en veerkrachtplan zal de lidstaat bij de indiening van het eerste uitbetalingsverzoek aan de Commissie de regels en het investeringsbeleid van het financieringsinstrument verstrekken, zodat kan worden nagegaan of het in overeenstemming is met het herstel- en veerkrachtplan.

Uitrol van investeringen in de reële economie door de met uitvoering belaste entiteit of door financiële intermediairs (bv. commerciële banken, investeringsfondsen):

Alle volgende mijlpalen zullen worden gekoppeld aan de uitrol van investeringen in de reële economie door de met uitvoering belaste entiteit of financiële intermediairs.

Bij de afwikkeling van het financieringsinstrument zullen voorzieningen en terugvloeiende middelen die niet voor verliezen zijn aangewend, naar de lidstaat terugvloeien overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het investeringsbeleid en de exitstrategie van het instrument. Opbrengsten en terugvloeiende middelen moeten verplicht voor gelijkwaardige doeleinden worden gebruikt.


BIJLAGE II

MODEL VOOR DE INTENTIEVERKLARING BETREFFENDE LENINGEN IN HET KADER VAN DE HERSTEL- EN VEERKRACHTFACILITEIT

Aan: Hoofdonderhandelaars in SG RECOVER en DG ECFIN

Cc: EC-RECOVER@ec.europa.eu

Onderwerp: Leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit – kennisgeving van belangstelling

Geachte heer/mevrouw,

Wij verwijzen naar Verordening (EU) 2021/241, met name artikel 14, lid 6, waarin is bepaald dat de lidstaten de Europese Commissie binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van de gewijzigde verordening met betrekking tot REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen moeten meedelen of zij al dan niet voornemens zijn steun via leningen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit aan te vragen.

Daarom, en onverminderd de mogelijkheid om tot 31 augustus 2023 steun via leningen aan te vragen, wensen wij het volgende te kennen te geven:

[Selecteer wat van toepassing is]

In dit stadium zijn wij niet voornemens steun via leningen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit aan te vragen.

Wij zijn voornemens steun via leningen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit aan te vragen voor een bedrag van XXX EUR [dit kan een bereik van bedragen zijn], en zijn voornemens deze steun te gebruiken voor de volgende lijst van investeringen en hervormingen:

Lijst van investeringen en hervormingen

Wij bevestigen dat de informatie in deze kennisgeving van belangstelling zo nauwkeurig mogelijk is en naar beste weten wordt verstrekt.


BIJLAGE III

MODEL VOOR DE INTENTIEVERKLARING BETREFFENDE OVERDRACHTEN UIT DE RESERVE VOOR AANPASSING AAN DE BREXIT

Aan: Hoofdonderhandelaars in SG.RECOVER en DG ECFIN

Cc: EC-RECOVER@ec.europa.eu

Onderwerp: Reserve voor aanpassing aan de brexit – kennisgeving van een verzoek om overdracht naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit

Geachte heer/mevrouw,

Overeenkomstig artikel 4 bis van Verordening (EU) 2021/1755, op grond waarvan de lidstaten bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek kunnen indienen om de bedragen van hun voorlopige toewijzing in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit geheel of gedeeltelijk over te dragen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit, wensen wij te verzoeken om een overdracht van XXX EUR van de reserve voor aanpassing aan de brexit naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit met het oog op de financiering van investeringen en hervormingen van het REPowerEU-hoofdstuk, overeenkomstig de aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie “Richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU”.

De redenering die aan een dergelijke overdracht ten grondslag ligt, is dat met de herstel- en veerkrachtfaciliteit en met de reserve voor aanpassing aan de brexit een gemeenschappelijk doel wordt nagestreefd, namelijk het versterken van de economische, sociale en territoriale cohesie, zoals duidelijk is uiteengezet in hun gemeenschappelijke rechtsgrondslag in artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk zullen, door de gevolgen van de verstoring van de mondiale energiemarkt als gevolg van de recente geopolitieke ontwikkelingen te verzachten, bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene cohesiedoelstelling, die met de reserve voor aanpassing aan de brexit moest worden gerealiseerd door de negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie in de lidstaten, waaronder met name hun regio’s en lokale gemeenschappen, aan te pakken. Deze gemeenschappelijke doelstelling, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Verordening (EU) 2021/1755, vormt de motivering van een dergelijk verzoek om overdracht tussen de twee instrumenten.

[Aangezien het bedrag van de gevraagde overdracht hoger is dan het nog niet uitbetaalde deel van de voorlopige toewijzing in het kader van de reserve voor aanpassing aan de brexit, begrijpen wij dat de Commissie het verschil moet terugvorderen. Wij wensen [het terug te vorderen bedrag terug te betalen op de rekening van de Europese Commissie die zij in de debetnota zal aangeven]/[dat de Europese Commissie dat bedrag verrekent door verlaging van eventuele betalingen [in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit] na [de verantwoordelijke autoriteit in de lidstaat] op de hoogte te hebben gebracht].


BIJLAGE IV

Model voor de Lidstaten

ADDENDUM BIJ HET HERSTEL- EN VEERKRACHTPLAN

Inhoud

DEEL 1:

INLEIDING BIJ HET ADDENDUM 40

1.

Algemene doelstelling 40

2.

Motivering van het addendum 40

DEEL 2:

BESCHRIJVING VAN AANVULLENDE EN GEWIJZIGDE HERVORMINGEN EN INVESTERINGEN 40

1.

Volledig nieuwe componenten 41

2.

REPowerEU-hoofdstuk 41

3.

Gewijzigde componenten 41

DEEL 3:

COMPLEMENTARITEIT EN UITVOERING VAN HET PLAN 42

1.

Samenhang met andere initiatieven 42

2.

Complementariteit van de financiering 42

3.

Doeltreffende uitvoering 42

4.

Raadpleging van belanghebbenden 43

5.

Controle en audit 43

6.

Communicatie 43

DEEL 4:

ALGEMENE COHERENTIE EN ALGEMEEN EFFECT VAN HET PLAN 43

1.

Coherentie 43

2.

Gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen 43

3.

Versterking van de economische, sociale en institutionele veerkracht 43

4.

Vergelijking met de basisinvestering 43

DISCLAIMER

Dit model moet door de lidstaten worden gebruikt om de addenda bij hun herstel- en veerkrachtplannen op te stellen. De lidstaten wordt verzocht alleen informatie te verstrekken die relevant is voor de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van hun goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen. Het model kan niet los worden gezien van de bijgewerkte richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU. Dit document bevat alleen een model voor de wijze waarop de informatie in het addendum moet worden gepresenteerd, terwijl de richtsnoeren de nodige aanwijzingen geven hoe elke afdeling moet worden ingevuld. Zoals in de richtsnoeren is bepaald, worden de lidstaten aangemoedigd hun plan te wijzigen op basis van een geconsolideerde versie van hun oorspronkelijke plan, die de tijdens de beoordeling aangebrachte wijzigingen moet weerspiegelen en volledig in overeenstemming moet zijn met de respectieve uitvoeringsbesluiten van de Raad. Als zodanig veronderstelt het gebruik van dit model voor het addendum dat de lidstaten hun herstel- en veerkrachtplan eerder hebben afgestemd op het uitvoeringsbesluit van de Raad.

De lidstaten wordt verzocht om bij verdere vragen contact op te nemen met de diensten van de Commissie.

DEEL 1

INLEIDING BIJ HET ADDENDUM

1.   Algemene doelstelling

De lidstaten moeten in deze afdeling opmerkelijke veranderingen beschrijven in de belangrijkste uitdagingen waarmee zij sinds de indiening van hun oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen worden geconfronteerd. Zij moeten met name kort toelichten hoe het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan een alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie blijft vormen en op passende wijze aan alle zes pijlers bijdraagt. Ook moet worden benadrukt hoe het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan de veerkracht, zekerheid en duurzaamheid van het energiesysteem van de Unie vergroot door de noodzakelijke vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en door de diversificatie van de energievoorziening op het niveau van de Unie.

De lidstaten moeten in deze afdeling ook toelichten hoe in het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan rekening wordt gehouden met de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen worden genoemd.

2.   Motivering van het addendum

De lidstaten moeten de rechtsgrondslag(en) voor de voorgestelde wijzigingen van hun plan vermelden, alsook de gedetailleerde motivering voor het inroepen van de betrokken rechtsgrondslag(en), zoals vereist in het (de) overeenkomstige artikel(en) van de RRF-verordening (1) . Voor elke aanvullende, gewijzigde of geschrapte maatregel moeten de rechtsgrondslag(en) en motivering uit onderstaande lijst worden verstrekt. De motivering kan op meer dan een van de onderstaande rechtsgronden gebaseerd zijn.

Overeenkomstig de RRF-verordening en het voorstel van de Commissie tot wijziging van de RRF-verordening kunnen de lidstaten wijzigingen van een eerder goedgekeurd herstel- en veerkrachtplan voorstellen voor de volgende doeleinden:

de artikelen [21 bis en 21 ter] in verband met het REPowerEU-hoofdstuk (2) . Voor het REPowerEU-hoofdstuk wordt verwezen naar het speciale model;

artikel [14, lid 2]: een herziening van het plan bij een nieuwe of aanvullende leningaanvraag.

artikel [7]: een herziening van het plan bij een nieuwe of aanvullende overdracht van 5 % van de middelen uit programma’s onder gedeeld beheer.

artikel [18, lid 2]: een bijwerking van het plan om rekening te houden met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage op basis van de in artikel 11, lid 2, bedoelde berekening.

artikel [21]: een wijziging of indiening van een nieuw plan omdat het plan, met inbegrip van relevante mijlpalen en streefdoelen, vanwege objectieve omstandigheden geheel of gedeeltelijk niet meer haalbaar is.

DEEL 2

BESCHRIJVING VAN AANVULLENDE EN GEWIJZIGDE HERVORMINGEN EN INVESTERINGEN

Deze afdeling heeft betrekking op componenten die zijn toegevoegd of gewijzigd ten opzichte van het herstel- en veerkrachtplan dat aan het huidige uitvoeringsbesluit van de Raad ten grondslag ligt. Binnen deze componenten moeten alleen de toegevoegde, geschrapte of gewijzigde hervormingen en investeringen worden behandeld. Alle componenten van het oorspronkelijke plan die niet in deze afdeling zijn opgenomen, worden geacht ongewijzigd te blijven.

1.

Volledig nieuwe componenten: Volg voor elke volledig nieuwe component de structuur die is uiteengezet in deel 2 van het door de Commissie in januari 2021 verstrekte model (3) , rekening houdend met de richtsnoeren van de Commissie voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU.

2.

REPowerEU-hoofdstuk: Zie voor het REPowerEU-hoofdstuk het speciale model en voeg het hier in zodra het is ingevuld.

3.

Gewijzigde componenten: Verstrek voor elke gewijzigde component alleen informatie over de onderafdelingen van bovengenoemd model waarin informatie is gewijzigd, geschrapt of toegevoegd ten opzichte van het bij het uitvoeringsbesluit van de Raad goedgekeurde plan. Voor het overige worden alle andere onderafdelingen geacht ongewijzigd te blijven. Voeg ook de FENIX-referentie in voor elke gewijzigde component die in dit addendum wordt vermeld. Geef duidelijk aan of de beschrijving van de component is gewijzigd.

Tabel 1

De lidstaten wordt verzocht voor elke gewijzigde component onderstaande overzichtstabel in te vullen

Naam van de gewijzigde component

Uitvoeringsbesluit van de Raad met betrekking tot de investering/hervorming

 

Naam van de investering/hervorming

 

Soort wijziging ten opzichte van het uitvoeringsbesluit van de Raad

[Toegevoegd/geschrapt/gewijzigd]

Rechtsgrondslag van de wijziging (selecteer ten minste één)

Artikel 14, lid 2 – leningaanvraag

Artikel 18, lid 2 – bijwerking van de maximale financiële bijdrage

Artikel 21 – wijziging op grond van objectieve omstandigheden

Artikel 21 bis – Niet-terugbetaalbare financiële steun ten behoeve van REPowerEU (ETS-inkomsten)

Artikel 21 ter, lid 2 – (overdrachten uit de reserve voor aanpassing aan de brexit)

Geen van bovenstaande, correctie van een administratieve fout

Gewijzigde elementen (alleen voor gewijzigde maatregelen)

Component / Beschrijving van de maatregel

Mijlpalen en streefdoelen

Geraamde kosten

Groene en digitale tagging (mogelijk relevant, omdat de onderliggende maatregel ingrijpend is gewijzigd)

Zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”

Voorgestelde wijzigingen:

Volg voor elke nieuwe hervorming en investering de instructies in het oorspronkelijke model voor herstel- en veerkrachtplannen van januari 2021.

Motiveer elke geschrapte hervorming en investering met een rechtstreekse link naar de rechtsgrondslag voor de wijziging, en leg uit hoe het algemene effect en de samenhang van de component zullen worden gehandhaafd.

Geef voor elke gewijzigde hervorming en investering het volgende aan door tabel 2 hieronder in te vullen:

een beschrijving en motivering van de wijziging(en) van de maatregel, met name wat betreft de aard, doelstelling, omvang en uitvoeringsmodaliteiten ervan, alsmede het verwachte effect van de wijziging(en) op het toepassingsgebied, de doelgroep, het tijdschema en de belangrijkste resultaten van de maatregel;

een gewijzigde versie van de beschrijvingen van de component (indien van toepassing) en van de maatregel in vergelijking met die in de bijlage bij het uitvoeringsbesluit van de Raad;

de voorgestelde wijziging(en) van de mijlpalen en/of streefdoelen en de motivering daarvan, in vergelijking met de informatie in de bijlage bij het uitvoeringsbesluit van de Raad;

de voorgestelde wijzigingen van de geraamde kosten, voor zover relevant, in overeenstemming met de instructies in het model van de Commissie van januari 2021 (4) . Voor herziene maatregelen waarbij de wijzigingen alleen betrekking hebben op de omvang van de maatregel, moeten de geraamde kosten evenredig worden herzien;

de voorgestelde wijzigingen van de groene en/of digitale tagging, voor zover relevant, in overeenstemming met de instructies in de richtsnoeren van de Commissie van januari 2021 (5);

de voorgestelde wijzigingen in de zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in overeenstemming met de instructies in de mededeling van de Commissie van februari 2023 en met inbegrip van, indien relevant, een kwantitatieve raming van het milieueffect van de maatregelen (6).

Voor voorgestelde wijzigingen van mijlpalen en/of streefdoelen, van de geraamde kosten ervan en van de groene en/of digitale tagging, moeten de lidstaten ook de bij het model gevoegde Excel-tabellen invullen.

De lidstaten moeten in tabel 2 ook de volgende punten behandelen, voor zover de wijzigingen van de maatregel daarop van invloed zijn:

grensoverschrijdende en meerlandenprojecten;

staatssteun;

open strategische autonomie.

Tabel 2

De lidstaten wordt verzocht deze tabel te gebruiken om de beschrijving van de gewijzigde maatregelen in deze afdeling te structureren overeenkomstig de bovengenoemde instructies. Voor meer ingrijpende wijzigingen en nieuwe maatregelen wordt de lidstaten verzocht de format van het oorspronkelijke model 2021 te volgen  (7)

Naam van de maatregel en uitvoeringsbesluit van de Raad met betrekking tot de maatregel

Beschrijving en motivering van de wijziging

Gewijzigde elementen

Huidige versie

Gewijzigde versie

Beschrijving van component en/of maatregel

 

 

Mijlpalen en streefdoelen

 

 

Geraamde kosten

 

 

Groene en digitale tagging

 

 

Zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”

 

 

DEEL 3

COMPLEMENTARITEIT EN UITVOERING VAN HET PLAN

De lidstaten moeten uitleggen hoe het addendum de volgende elementen waarborgt, in overeenstemming met dezelfde afdelingen als in het oorspronkelijke model van het herstel- en veerkrachtplan (8):

1.

Samenhang met andere initiatieven

2.

Complementariteit van de financiering

3.

Doeltreffende uitvoering

4.

Raadpleging van belanghebbenden

5.

Controle en audit

6.

Communicatie

Als er geen wijzigingen zijn ten opzichte van het oorspronkelijke plan, kunnen de lidstaten eenvoudigweg aangeven dat de eerdere aanwijzingen ongewijzigd blijven.

DEEL 4

ALGEMENE COHERENTIE EN ALGEMEEN EFFECT VAN HET PLAN

De lidstaten moeten uitleggen hoe het addendum de volgende elementen waarborgt, in overeenstemming met dezelfde afdelingen als in het oorspronkelijke model van het herstel- en veerkrachtplan (9) . Als er geen wijzigingen zijn ten opzichte van het oorspronkelijke plan, kunnen de lidstaten eenvoudigweg aangeven dat de eerdere aanwijzingen ongewijzigd blijven.

1.

Coherentie: De lidstaten moeten aantonen hoe de wijzigingen de coherentie en verbanden binnen en tussen de componenten van het plan, de coherentie van het algemene plan en met name de coherentie tussen de hervormings- en investeringsdimensies handhaven of versterken.

2.

Gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen: De lidstaten moeten beschrijven hoe de wijzigingen van hun plan bijdragen tot het overwinnen van de bestaande nationale uitdagingen op het gebied van gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, overeenkomstig de beginselen 2 en 3 van de Europese pijler van sociale rechten en op basis van het sociaal scorebord.

Indien de wijzigingen naar verwachting geen gevolgen zullen hebben voor deze afdeling, laat u deze ongewijzigd en verwijst u naar de desbetreffende afdeling in het oorspronkelijke plan.

3.

Versterking van de economische, sociale en institutionele veerkracht: In overeenstemming met dezelfde afdeling in het model voor de eerste indiening moeten de lidstaten verslag uitbrengen over de macro-economische, sociale en institutionele gevolgen van het gewijzigde plan, voor zover de wijzigingen van het herstel- en veerkrachtplan qua inhoud en/of omvang significant zijn in vergelijking met het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan (Macro-economische en sociale vooruitzichten en gevolgen, methodologie, duurzaamheid, sociale en territoriale cohesie). De lidstaten moeten de door de Commissie verstrekte Excel-tabel invullen.

4.

Vergelijking met de basisinvestering: De lidstaten werd verzocht deze informatie te verstrekken als onderdeel van de eerste indiening van hun plan. Een bijwerking van een dergelijke afdeling zou alleen gerechtvaardigd zijn indien het addendum een aanzienlijke omvang heeft, bijvoorbeeld als er een REPowerEU-hoofdstuk, een grote herziening van de niet-terugbetaalbare steun of een verzoek om een aanzienlijke nieuwe tranche van leningen in is opgenomen.


(1)  Verordening (EU) 2021/241 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv%3AOJ.L_.2021.057.01.0017.01.ENG&toc=OJ%3AL%3A2021%3A057%3ATOC

(2)  Gebaseerd op het voorstel van de Commissie (COM(2022) 231 final).

(3)  Richtsnoeren voor de lidstaten inzake herstel- en veerkrachtplannen, Deel 2/2, SWD(2021) 12 final, 22.1.2021 https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/document_travail_service_part2_v3_en.pdf

(4)  Deel 2, Afdeling 10, blz. 8 en 9 https://ec.europa.eu/info/files/commission-staff-working-document-draft-template-recovery-and-resilience-plans_en

(5)  Deel 2, Afdeling 7, blz. 28 tot en met 32 https://ec.europa.eu/info/files/guidance-member-states-recovery-and-resilience-plans_en

(6)  Deel II, Afdeling 2.D, blz. 36 en 37 https://ec.europa.eu/info/files/commission-notice-guidance-recovery-and-resilience-plans-context-repowereu_en

(7)  https://ec.europa.eu/info/files/commission-staff-working-document-draft-template-recovery-and-resilience-plans_en

(8)  Deel 3, afdelingen 2 tot en met 7, blz. 10 en 11 https://ec.europa.eu/info/files/commission-staff-working-document-draft-template-recovery-and-resilience-plans_en

(9)  Zie voor coherentie en gendergelijkheid deel 1, afdelingen 3 en 4, blz. 4; Zie voor de gevolgen deel 4, blz. 12 https://ec.europa.eu/info/files/commission-staff-working-document-draft-template-recovery-and-resilience-plans_en


BIJLAGE

Model voor de Lidstaten

REPOWEREU-HOOFDSTUK

Inhoud

DEEL 1.2:

Motivering van het addendum 45

DEEL 2.1:

REPowerEU-HOOFDSTUK 45

1.

Algemene doelstelling van het hoofdstuk 45

2.

Beschrijving van hervormingen en investeringen in het hoofdstuk 45

a)

Samenvatting 45

b)

REPowerEU-doelstellingen 46

c)

Beschrijving van de hervormingen en investeringen 46

d)

Projecten met een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect 46

e)

Raadpleging van lokale en regionale autoriteiten en andere relevante belanghebbenden 47

f)

Digitale dimensie 47

g)

Klimaat- en milieutagging 47

h)

“Geen ernstige afbreuk doen” 47

i)

Financiering en kosten 47

DISCLAIMER

Dit model vormt een aanvulling op het model voor het addendum bij herstel- en veerkrachtplannen (met name de afdelingen 1, 3 en 4 blijven ook relevant voor het REPowerEU-hoofdstuk) en moet worden gelezen in overeenstemming met de bijgewerkte richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU, die verdere instructies bevatten die ook relevant blijven voor het REPowerEU-hoofdstuk. De lidstaten wordt verzocht bij verdere vragen contact op te nemen met de Commissie.

DEEL 1.2

MOTIVERING VAN HET ADDENDUM

Indien de wijziging van het plan gebaseerd is op de invoering van een REPowerEU-hoofdstuk, moet in deze afdeling naar de volgende rechtsgrondslagen worden verwezen:

Artikel [21 bis] om in aanmerking te komen voor aanvullende niet-terugbetaalbare financiële steun om bij te dragen aan de REPowerEU-doelstellingen en/of artikel [21 ter, lid 2,] om in aanmerking te komen voor vrijwillige overdrachten uit de reserve voor aanpassing aan de brexit;

Artikel 14 en artikel 18, lid 2 (1) , kunnen, zoals vermeld in de overeenkomstige afdeling van het model voor het addendum bij herstel- en veerkrachtplannen, ook rechtsgronden zijn voor REPowerEU-hoofdstukken en waar nodig moet ernaar worden verwezen.

DEEL 2.1

REPowerEU-HOOFDSTUK

Het REPowerEU-hoofdstuk is vereist voor elk herstel- en veerkrachtplan dat na de inwerkingtreding van de verordening wordt ingediend, indien voor het plan aanvullende financiering nodig is uit hoofde van artikel 14 (leningen), artikel 21 bis (inkomsten uit het emissiehandelssysteem krachtens Richtlijn 2003/87/EG) of artikel 21 ter, lid 2 (overdrachten uit de reserve voor aanpassing aan de brexit). Het REPowerEU-hoofdstuk zal betrekking hebben op de bijdrage van de lidstaat aan de REPowerEU-doelstellingen en het gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit voor dit doel.

1.   Algemene doelstelling van het hoofdstuk

De lidstaten moeten een beschrijving geven van de belangrijkste uitdagingen waarmee zij in verband met REPowerEU worden geconfronteerd. Zij moeten samenvatten hoe de aanpak ervan door middel van de in het REPowerEU-hoofdstuk voorgestelde maatregelen zal bijdragen tot de verbetering van de situatie van de lidstaat en tot de versterking van zijn veerkracht. Zij moeten uitleggen hoe de in het hoofdstuk voorgestelde maatregelen de in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen genoemde uitdagingen zullen aanpakken, met inbegrip van de semestercyclus 2022 en daaropvolgende semestercycli.

2.   Beschrijving van hervormingen en investeringen in het hoofdstuk

Het REPowerEU-hoofdstuk is gelijkwaardig aan een component van het herstel- en veerkrachtplan. Zo nodig kunnen de lidstaten het in verschillende subcomponenten verdelen. Als zodanig zal het de richtsnoeren en structuur van de componenten van het herstel- en veerkrachtplan volgen, zoals uiteengezet in deel 2 van het door de Commissie in januari 2021 verstrekte model (2) , met inbegrip van alle reeds bestaande elementen en rekening houdend met de volgende toevoegingen en wijzigingen in de oorspronkelijke structuur:

a)   Samenvatting

Met subsidies toegevoegde/opgeschaalde maatregelen (artikel 21 bis, artikel 21 ter, lid 2, artikel 18, lid 2)

Naam van de maatregel

Indien relevant: bestaand uitvoeringsbesluit  (3)

Geraamde kosten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Met leningen toegevoegde/opgeschaalde maatregelen (artikel 14)

Naam van de maatregel

Indien relevant: bestaand uitvoeringsbesluit  (4)

Geraamde kosten

 

 

 

 

 

 

b)   REPowerEU-doelstellingen

Voor de combinatie van maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk moeten de lidstaten aangeven welke REPowerEU-doelstelling(en) zij aanpakken en op welke wijze.

Voor alle maatregelen in dit hoofdstuk moeten de lidstaten toelichten hoe de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk samenhangen met andere inspanningen van de betrokken lidstaat om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, rekening houdend met de maatregelen in het reeds vastgestelde uitvoeringsbesluit van de Raad en andere inspanningen die bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen die uit andere bronnen dan de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd.

Om de “samenhang” aan te tonen, moeten de lidstaten hun redenen uiteenzetten voor de toevoeging van de in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen aan de reeds bestaande of geplande maatregelen. Zij moeten uitleggen hoe deze maatregelen resterende lacunes op nationaal en/of EU-niveau die nog niet met eerdere maatregelen zijn aangepakt, opvullen.

Om het effect van het hoofdstuk op de vermindering van de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen aan te tonen, moedigt de Commissie de lidstaten aan hun verwachte daling van de invoer van aardgas uit Rusland in 2027 ten opzichte van 2019 (in miljard kubieke meter) aan te geven. Deze informatie zou zeer nuttig kunnen blijken om inzicht te krijgen in de totale inspanning van de lidstaat om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken.

c)   Beschrijving van de hervormingen en investeringen

In overeenstemming met punt 3 van het door de Commissie in januari 2021 verstrekte model (5) moeten de lidstaten een gedetailleerde beschrijving geven van de specifieke hervormingen en investeringen die (gedeeltelijk) door de herstel- en veerkrachtfaciliteit moeten worden gefinancierd, alsook van de onderlinge verbanden en synergieën daartussen.

De lidstaten kunnen in deze afdeling a) volledig nieuwe maatregelen of b) maatregelen waarnaar wordt verwezen in reeds vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad die zullen worden opgeschaald (6) , opnemen. In het laatste geval moeten de lidstaten verwijzen naar reeds verstrekte gegevens en analyses en moeten zij de aanvullende informatie beperken tot de elementen die worden gewijzigd, met name een bijgewerkte kostenberekening en aanvullende mijlpalen en streefdoelen. Lidstaten met een verlaagde maximale financiële bijdrage kunnen ook c) maatregelen waarnaar in reeds vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad wordt verwezen, overhevelen naar het REPowerEU-hoofdstuk indien zij de desbetreffende doelstellingen ondersteunen. Deze maatregelen hoeven niet te worden opgeschaald en de geraamde kosten ervan kunnen oplopen tot een bedrag dat gelijk is aan de verlaging van de maximale financiële bijdrage.

d)   Projecten met een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect

De lidstaten moeten aangeven welke maatregelen in dit hoofdstuk een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect hebben en moeten voor elke maatregel de geraamde kosten en het aandeel in de totale geraamde kosten van alle maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk vermelden.

Dit omvat informatie over andere lidstaten die bij de projecten betrokken zijn, en een coördinatiemechanisme om de tijdige voltooiing van deze grensoverschrijdende projecten te waarborgen.

Voor elke maatregel met een grensoverschrijdende of meerlandendimensie of een soortgelijk effect moeten de lidstaten een korte toelichting geven:

met betrekking tot de vraag of de maatregel de uitdagingen aanpakt die in de behoeftenanalyse van het REPowerEU-plan van de Commissie van 18 mei 2022 zijn vastgesteld;

over de bijdrage aan de vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de vraag naar energie en over het verwachte effect op grensoverschrijdende energiestromen; OF

over de bijdrage aan de energievoorzieningszekerheid van de Unie.

Indien een lidstaat aangeeft dat de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk er niet voor zorgen dat de bovengenoemde doelstelling van 30 % wordt gehaald, moet deze afdeling een toelichting bevatten van de redenen daarvoor.

e)   Raadpleging van lokale en regionale autoriteiten en andere relevante belanghebbenden

De lidstaten moeten in deze afdeling de samenvatting van de raadpleging van lokale en regionale autoriteiten en andere relevante belanghebbenden over de opname van een REPowerEU-hoofdstuk aanvullen. In dergelijke samenvattingen moeten de geraadpleegde belanghebbenden worden vermeld, moeten de resultaten van de raadplegingen worden opgenomen en moet worden geschetst hoe de ontvangen input in de REPowerEU-hoofdstukken is verwerkt.

f)   Digitale dimensie

De lidstaten moeten de in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit te financieren hervormingen en investeringen in de REPowerEU-hoofdstukken taggen met behulp van de digitale-taggingmethode van artikel 19, lid 3, punt f), van en bijlage VII bij de RRF-verordening.

g)   Klimaat- en milieutagging

De lidstaten moeten de instructies in het model van januari 2021 voor het oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplan (7) volgen. Er zij op gewezen dat naast de algemene klimaatdoelstelling van 37 % voor het herstel- en veerkrachtplan als geheel, maatregelen die bijdragen tot de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteit, of tot het aanpakken van de daaruit voortvloeiende uitdagingen, het REPowerEU-hoofdstuk zelf een klimaatdoelstelling van ten minste 37 % moet bereiken op basis van de totale geraamde kosten van de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk.

h)   “Geen ernstige afbreuk doen”

De lidstaten moeten voor elke in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregel die niet onder de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” valt, een zelf uitgevoerde toetsing aan het genoemde beginsel indienen, met gebruikmaking van het model in bijlage I bij de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” (2021/C58/01), waarin gedetailleerd wordt aangegeven hoe de naleving van het beginsel zal worden gewaarborgd. Indien mogelijk en relevant wordt de lidstaten verzocht als onderdeel van de zelf uitgevoerde toetsing ook een kwantitatieve raming van het milieueffect van de maatregelen te verstrekken.

Voor maatregelen die de lidstaten in het kader van de afwijking van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” willen voorstellen, kan de Commissie opmerkingen maken of aanvullende informatie inwinnen, die de betrokken lidstaat moet verstrekken, over de vraag of aan de in de RRF-verordening gestelde voorwaarden voor de toepassing van de afwijking is voldaan.

i)   Financiering en kosten

De lidstaten moeten informatie verstrekken over de geraamde totale kosten van de maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk, met een passende motivering. Dit moet voor elke nieuwe hervorming en investering alle in afdeling 10 van het model voor 2021 (8) beschreven elementen omvatten. Voor opgeschaalde maatregelen waarbij de wijziging alleen betrekking heeft op de omvang van de maatregel, moeten de lidstaten informatie verstrekken over de gewijzigde geraamde totale kosten; indien de motivering van de kosten niet is gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke plan, kunnen de lidstaten eenvoudigweg aangeven dat de eerdere indicaties ongewijzigd blijven.


(1)  Op grond van artikel 21 quater, lid 2, kunnen lidstaten met een verlaagde maximale financiële bijdrage overeenkomstig artikel 11, lid 2, bestaande maatregelen naar het REPowerEU-hoofdstuk overhevelen zonder deze op te schalen. Zie ook deel 2.1, afdeling 2.

(2)  Richtsnoeren voor de lidstaten inzake herstel- en veerkrachtplannen, deel 2/2, SWD (2021) 12 final, 22.1.2021, blz. 5 [https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/document_travail_service_part2_v3_en.pdf].

(3)  Overeenkomstig artikel 21 quater, lid 1, kunnen de lidstaten schaalvergrotingen van bestaande maatregelen overhevelen naar het REPowerEU-hoofdstuk. Op basis van artikel 21 quater, lid 2, kunnen lidstaten met een verlaagde maximale financiële bijdrage na de bijwerking van juni 2022 bestaande maatregelen naar het REPowerEU-hoofdstuk overhevelen zonder deze op te schalen.

(4)  Overeenkomstig artikel 21 quater, lid 1, kunnen de lidstaten schaalvergrotingen van bestaande maatregelen overhevelen naar het REPowerEU-hoofdstuk. Op basis van artikel 21 quater, lid 2, kunnen lidstaten met een verlaagde maximale financiële bijdrage na de bijwerking van juni 2022 bestaande maatregelen naar het REPowerEU-hoofdstuk overhevelen zonder deze op te schalen.

(5)  Richtsnoeren voor de lidstaten inzake herstel- en veerkrachtplannen, deel 2/2, SWD (2021) 12 final, 22.1.2021, blz. 5 [https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/document_travail_service_part2_v3_en.pdf].

(6)  Meer informatie over opgeschaalde maatregelen in de richtsnoeren voor de lidstaten inzake de herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU, Mededeling van de Commissie (2022), 12.5.2022, blz. 21 https://ec.europa.eu/info/files/commission-notice-guidance-recovery-and-resilience-plans-context-repowereu_en

(7)  https://ec.europa.eu/info/files/commission-staff-working-document-draft-template-recovery-and-resilience-plans_en

(8)  Richtsnoeren voor de lidstaten inzake herstel- en veerkrachtplannen, Deel 1/2, SWD(2021) 12 final, 22.1.2021