EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 28.7.2023
COM(2023) 463 final
2023/0291(NLE)
Voorstel voor een
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 waarbij de machtiging van Denemarken om een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, wordt verlengd
TOELICHTING
Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (“de btw-richtlijn”) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 21 maart 2023, heeft Denemarken verzocht om de machtiging tot voortzetting van de toepassing van een forfaitaire regeling voor het particuliere gebruik van lichte bedrijfswagens met een toegestaan totaal maximumgewicht van drie ton die uitsluitend voor zakelijk gebruik zijn ingeschreven, waarbij de toepassing van de bijzondere maatregel uit hoofde van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 van de Raad, die afwijkt van artikel 75 van de btw-richtlijn, wordt verlengd.
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten, met uitzondering van Ierland en Polen, bij brief van 3 mei 2023 van het verzoek van Denemarken in kennis gesteld. Ierland en Polen zijn bij brief van 4 mei 2023 van het verzoek van Denemarken in kennis gesteld. De Commissie heeft Denemarken bij brief van 5 mei 2023 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Om de btw-inning te vereenvoudigen en belastingontduiking te bestrijden, heeft Denemarken in 2011 om een bijzondere maatregel verzocht op grond waarvan het een forfaitaire regeling kon invoeren voor het particuliere gebruik van lichte bedrijfswagens met een toegestaan totaal maximumgewicht tot drie ton die uitsluitend voor zakelijk gebruik zijn ingeschreven. Het verzoek is bij Uitvoeringsbesluit 2012/447/EU van 24 juli 2012 door de Raad goedgekeurd. Denemarken heeft drie keer om verlenging van de bijzondere maatregel verzocht en deze verlenging is telkens bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/992 van de Raad van 19 juni 2015, bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 van de Raad van 19 maart 2018 en bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1088 van de Raad van 22 juli 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 goedgekeurd. Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/445 verstrijkt op 31 december 2023.
Zonder deze bijzondere maatregel is het op grond van de Deense wetgeving zo dat elk particulier gebruik van een uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden ingeschreven voertuig tot gevolg zou hebben dat de belastingplichtige het recht op aftrek van de btw op de aankoopkosten van het voertuig volledig zou verliezen. Voor de aftrek van btw op de aankoop- en exploitatiekosten van lichte bedrijfswagens met een toegestaan maximumgewicht tot drie ton maakt Denemarken gebruik van een standstillbepaling op basis van artikel 176 van de btw-richtlijn. Indien een bedrijf een lichte bedrijfswagen inschrijft die uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden zal worden gebruikt, mag het de btw op zowel de aankoop- als de exploitatiekosten van het voertuig volledig aftrekken. Een bedrijf dat een lichte bedrijfswagen zowel voor zakelijk als voor privégebruik inschrijft, mag de btw op de aankoopkosten niet aftrekken, maar de btw op de exploitatiekosten van het voertuig wel volledig in aftrek brengen.
Het hierboven beschreven Deense systeem kan ingewikkeld zijn en daardoor hoge administratieve kosten met zich meebrengen, zowel voor de belastingplichtige als voor de belastingdienst. Denemarken heeft daarom verzocht om een vereenvoudigde procedure te mogen blijven toepassen, zoals eerder is toegestaan bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 van de Raad, waarvan de geldigheid destijds is verlengd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1088 van de Raad.
Volgens artikel 75 van de btw-richtlijn is de maatstaf van heffing het bedrag van de door de belastingplichtige voor het verrichten van de diensten gemaakte kosten, wanneer een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden wordt gebruikt. Een belastingplichtige kan de forfaitaire Deense regeling tot twintig dagen per kalenderjaar gebruiken. Volgens deze regeling betaalt de belastingplichtige voor particulier gebruik van het voertuig een bedrag per dag. Het forfaitaire bedrag dat per dag voor het gebruik van het voertuig voor privédoeleinden moet worden betaald, is 40 DKK en heeft uitsluitend betrekking op de btw. Dit bedrag is door de Deense regering bepaald aan de hand van een analyse van de nationale statistieken. In een ander onderdeel van de nationale wetgeving zou moeten worden voorzien in een soortgelijke betaling om rekening te houden met de inkomstenbelasting bij de vervreemding van een auto van de zaak, en in een toeslag voor de verkeersbelasting. Gebruikt de belastingplichtige het voertuig gedurende meer dan twintig dagen per kalenderjaar voor privédoeleinden, dan gelden de huidige standstillregels en verliest hij dus volledig zijn recht op aftrek van de btw op de aankoopkosten van het voertuig.
De Deense autoriteiten hebben een elektronisch systeem ontwikkeld waarmee de belastingplichtigen dit vaste bedrag per dag online of via een mobiele app kunnen betalen. Bij betaling ontvangt de belastingplichtige een “dagvoucher” als schriftelijk bewijs dat de btw is voldaan. De autoriteiten overwegen het systeem om de aangifteverplichtingen voor de belastingplichtigen en de verplichting voor de belastingautoriteiten om belasting op te leggen en te innen, te vereenvoudigen.
De vereenvoudigde procedure is optioneel. Belastingplichtigen kunnen hun lichte bedrijfswagen dus nog altijd inschrijven voor zowel bedrijfs- als privédoeleinden als dat beter uitkomt.
Overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 van de Raad heeft Denemarken samen met het verzoek om verlenging een verslag met een evaluatie van de maatregel voorgelegd. Volgens de Deense autoriteiten werkte de vereenvoudigde procedure de laatste jaren erg goed, en ze willen een dergelijke procedure dus graag voortzetten.
Het is daarom passend Denemarken te machtigen de bijzondere maatregel tot en met 31 december 2026 te verlengen.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen handhaven die op 1 januari 1979 krachtens nationale wetgeving van toepassing waren. Er zijn dus een aantal standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van personenauto’s beperken.
In het verleden is geprobeerd om algemene regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen, maar de onderhavige bijzondere maatregel is een passende maatregel in afwachting van de harmonisatie van deze regels op EU-niveau.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Artikel 395 van de btw-richtlijn.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
•Evenredigheid
Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.
Gelet op de beperkte reikwijdte is de bijzondere maatregel evenredig aan het nagestreefde doel, namelijk een vereenvoudiging van de btw-verplichtingen en de btw-inning en de bestrijding van belastingfraude.
•Keuze van het instrument
Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.
Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Raadpleging van belanghebbenden
Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Denemarken en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.
•Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
•Effectbeoordeling
Het voorstel strekt ertoe btw-ontduiking tegen te gaan en de belastinginning te vereenvoudigen, en kan zo een positief effect hebben voor bedrijven en belastingdiensten. De maatregel wordt door Denemarken als passend aangemerkt. Volgens het door Denemarken ingediende verslag waarin de maatregel is geëvalueerd, werkte de vereenvoudigde procedure de laatste jaren erg goed, en daarom wil het land deze procedure handhaven.
Volgens de door Denemarken verstrekte gegevens zijn in 2020, 2021 en 2022 respectievelijk 33 100, 40 000 en 43 500 dagvouchers verkocht voor elk 225 DKK, waarvan 40 DKK per verkochte dagvoucher btw was. Dit betekent steeds meer belastingplichtigen van de maatregel gebruikmaken.
•Grondrechten
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De maatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Het voorstel bevat een vervalbepaling: de derogatie loopt op 31 december 2026 automatisch af.
Indien Denemarken een verlenging van de bijzondere maatregel na 31 december 2026 alsnog noodzakelijk acht, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2026 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van de maatregel samen met het verzoek om verlenging.
2023/0291 (NLE)
Voorstel voor een
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 waarbij de machtiging van Denemarken om een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, wordt verlengd
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 van de Raad is Denemarken gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG (hierna “de bijzondere maatregel” genoemd) om een forfaitaire regeling toe te passen voor het particuliere gebruik van lichte bedrijfsvoertuigen met een toegestaan maximumgewicht van drie ton die uitsluitend voor zakelijk gebruik zijn ingeschreven. De bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 gemachtigde bijzondere maatregel verstrijkt op 31 december 2023.
(2)Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 21 maart 2023, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 395, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG verzocht de bijzondere maatregel ook na 31 december 2023 te mogen blijven toepassen.
(3)Bij brieven van 3 en 4 mei 2023 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van Denemarken in kennis gesteld. Bij brief van 5 mei 2023 heeft de Commissie Denemarken meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
(4)Door de bijzondere maatregel te blijven toepassen, kunnen belastingplichtigen die een voertuig uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden hebben ingeschreven, dit voertuig ook voor privédoeleinden gebruiken en de maatstaf van heffing voor de diensten die op grond van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG zijn verleend, berekenen volgens een vast bedrag per dag, in plaats van hun recht op aftrek van de btw op de aankoopkosten van het voertuig te verliezen.
(5)Deze vereenvoudigde berekeningsmethode moet echter worden beperkt tot 20 dagen privégebruik per kalenderjaar.
(6)Volgens de informatie die Denemarken in zijn verzoek heeft verstrekt, zijn de feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging voor de bijzondere maatregel vormden, ongewijzigd. Denemarken heeft samen met het verzoek bij de Commissie een verslag ingediend met een evaluatie van het forfaitaire bedrag dat per dag moet worden betaald om het voertuig voor privédoeleinden te gebruiken. Volgens dat verslag blijft het bedrag van de per dag te innen btw ongewijzigd op 40 DKK.
(7)Denemarken geeft aan dat de bijzondere maatregel de afgelopen jaren erg goed heeft gewerkt en dat steeds meer belastingplichtigen de maatregel gebruiken. Denemarken voert ook aan dat de bijzondere maatregel is bedoeld om de btw-verplichtingen te vereenvoudigen voor belastingplichtigen die incidenteel voor privédoeleinden gebruikmaken van een voertuig dat uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden is ingeschreven, waardoor de procedure voor de inning van de btw wordt vereenvoudigd. Een belastingplichtige zou evenwel nog altijd de mogelijkheid hebben om een lichte bedrijfswagen voor zowel bedrijfs- als privédoeleinden in te schrijven. In dat geval zou de belastingplichtige het recht op aftrek van de btw op de aankoopkosten van het voertuig verliezen, maar voor gebruik voor privédoeleinden zou hij niet een vast bedrag per dag hoeven te betalen.
(8)Het toestaan van een maatregel op grond waarvan een belastingplichtige die een uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden ingeschreven voertuig incidenteel voor privédoeleinden kan gebruiken zonder dat hij zijn volledig recht op aftrek van de btw op dat voertuig verliest, is in overeenstemming met de algemene regels inzake aftrek zoals vastgesteld in Richtlijn 2006/112/EG.
(9)Het is daarom passend de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 vastgestelde machtiging te verlengen. De verlenging van de machtiging moet in de tijd worden beperkt zodat kan worden nagegaan of de bijzondere maatregel passend en doeltreffend is. Deze machtiging moet daarom op 31 december 2026 vervallen.
(10)Indien Denemarken om een verdere verlenging van de bijzondere maatregel na 31 december 2026 zou verzoeken, moet het de Commissie uiterlijk op 31 maart 2026 een verslag voorleggen samen met het verzoek om verlenging.
(11)Er wordt verwacht dat de verlenging van de bijzondere maatregel geen noemenswaardige invloed zal hebben op de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw zal hebben.
(12)Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/485 worden de tweede en derde alinea vervangen door:
“Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2026.
Een verzoek om verlenging van de in dit besluit vervatte maatregel wordt uiterlijk op 31 maart 2026 aan de Commissie voorgelegd, samen met een verslag over de toepassing van die maatregel.”.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter