Straatsburg, 18.4.2023

COM(2023) 228 final

2023/0115(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2014/49/EU betreffende de omvang van depositobescherming, het gebruik van de middelen van depositogarantiestelsels, grensoverschrijdende samenwerking en transparantie

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 230 final} - {SWD(2023) 225 final} - {SWD(2023) 226 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De voorgestelde wijzigingen van Richtlijn 2014/49/EU 1 (de richtlijn depositogarantiestelsels of DGSD) maken deel uit van het wetgevingspakket inzake crisisbeheer en depositoverzekeringen (CMDI), dat ook wijzigingen omvat van Richtlijn 2014/59/EU 2 (de richtlijn herstel en afwikkeling van banken of BRRD) en Verordening (EU) nr. 806/2014 3 (de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme of SRMR).

Het kader voor crisisbeheer van de EU heeft zich voldoende bewezen, maar eerdere gevallen van bankfalen hebben aangetoond dat er behoefte is aan verbetering. Het doel van de CMDI-hervorming is voort te bouwen op de doelstellingen van het kader crisisbeheer en te zorgen voor een consequentere aanpak van de afwikkeling, zodat elke noodlijdende bank op een ordelijke manier de markt kan verlaten, terwijl tegelijkertijd de financiële stabiliteit, het behoud van het geld van belastingbetalers en het vertrouwen van deposanten worden gewaarborgd. Met name het bestaande afwikkelingskader voor kleine en middelgrote banken moet worden versterkt wat betreft het ontwerp, de uitvoering en, nog belangrijker, de stimulansen voor de toepassing ervan, zodat het geloofwaardiger kan worden toegepast op die banken. Bovendien moet het kader voor deposantenbescherming worden verbeterd om te zorgen voor een samenhangende toepassing van de regels en een beter gelijk speelveld, terwijl tegelijkertijd de financiële stabiliteit wordt beschermd, het vertrouwen van deposanten wordt vergroot en besmetting wordt voorkomen.

Achtergrond van het voorstel

In de nasleep van de wereldwijde financiële en staatsschuldencrises heeft de EU, in overeenstemming met internationale oproepen tot hervormingen, resolute maatregelen genomen om een veiligere financiële sector te creëren voor de interne markt van de EU. Deze maatregelen omvatten het beschikbaar stellen van instrumenten en bevoegdheden om bankfalen op een ordelijke manier aan te pakken, met behoud van financiële stabiliteit, en bescherming van de overheidsfinanciën en deposanten. De bankenunie werd opgericht in 2014 en bestaat momenteel uit twee pijlers: een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) en een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM). De bankenunie is echter nog steeds onvolledig en haar derde pijler ontbreekt: een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) 4 . Het voorstel van de Commissie, aangenomen op 24 november 2015, inzake de oprichting van EDIS 5 , is nog steeds in behandeling.

De bankenunie wordt ondersteund door één rulebook dat, wat het CMDI betreft, bestaat uit drie rechtshandelingen van de EU die in 2014 zijn vastgesteld: de richtlijn herstel en afwikkeling van banken (BRRD), de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (SRMR) en de richtlijn depositogarantiestelsels (DGSD). De richtlijn herstel en afwikkeling van banken definieert de bevoegdheden, regels en procedures voor het herstel en de afwikkeling van banken, met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerkingsregelingen om grensoverschrijdend bankfalen aan te pakken. Bij de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zijn de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) en het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds (GAF) opgericht en worden de bevoegdheden, regels en procedures gedefinieerd voor de afwikkeling van entiteiten die zijn gevestigd in de bankenunie, in het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme. In de richtlijn depositogarantiestelsels wordt de bescherming van deposanten geborgd en worden de regels vastgesteld voor het gebruik van DGS-middelen. De richtlijn herstel en afwikkeling van banken en de richtlijn depositogarantiestelsels zijn van toepassing in alle lidstaten, terwijl de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme van toepassing is in de lidstaten die deelnemen aan de bankenunie.

Het bankenpakket van 2019, ook bekend als het “pakket risicoverminderende maatregelen”, omvat herzieningen van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken, de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, de verordening kapitaalvereisten 6 en de richtlijn kapitaalvereisten (CRD) 7 . Deze herzieningen omvatten maatregelen om te voldoen aan de toezeggingen van de EU die in internationale fora 8 zijn gedaan en betekenden verdere stappen in de richting van de voltooiing van de bankenunie door geloofwaardige risicoverminderende maatregelen te bieden om bedreigingen voor de financiële stabiliteit te beperken.

In november 2020 heeft de Eurogroep overeenstemming bereikt over de oprichting en vervroegde invoering van een gemeenschappelijk achtervangmechanisme voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds door het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) 9 .

De hervorming inzake crisisbeheer en depositoverzekeringen (CMDI) en de bredere implicaties voor de bankenunie

Samen met de CMDI-hervormingen zou een volledige bankenunie, met inbegrip van de derde pijler, EDIS, huishoudens en bedrijven in de EU een hoger niveau van financiële bescherming en zekerheid bieden, het vertrouwen vergroten en de financiële stabiliteit versterken, wat noodzakelijke voorwaarden zijn voor groei, welvaart en veerkracht in de Economische en Monetaire Unie en in de EU in het algemeen. De kapitaalmarktenunie vormt een aanvulling op de bankenunie, aangezien beide initiatieven essentieel zijn om de dubbele transities (digitaal en groen) te financieren, de internationale rol van de euro te intensiveren en de open strategische autonomie en het concurrentievermogen van de EU in een veranderende wereld te versterken, met name gezien de huidige uitdaging op economisch en geopolitiek vlak 10 ,  11 .

In juni 2022 ging de Eurogroep niet akkoord met een uitgebreider werkplan om de bankenunie te voltooien door EDIS erbij te betrekken. In plaats daarvan nodigde de Eurogroep de Commissie uit om meer gerichte wetgevingsvoorstellen in te dienen voor de hervorming van het EU-kader voor crisisbeheer bij banken en nationale depositoverzekeringen 12 .

Tegelijkertijd benadrukte het Europees Parlement in zijn jaarverslag 2021 over de bankenunie 13 ook hoe belangrijk het is om de bankenunie te voltooien met de oprichting van EDIS, en steunde het de Commissie bij het indienen van een wetgevingsvoorstel over de CMDI-herzieningen. Hoewel EDIS niet expliciet door de Eurogroep werd ondersteund, zou het voor robuustere CMDI-hervormingen zorgen en synergieën en efficiëntiewinsten opleveren voor de sector. Een dergelijk wetgevingspakket zou deel uitmaken van de agenda voor de voltooiing van de bankenunie, zoals benadrukt in de politieke richtsnoeren van voorzitter Von der Leyen, waarin ook werd gewezen op het belang van EDIS, en waar ook regelmatig door leiders aandacht voor wordt gevraagd 14 .

De doelstellingen van de richtlijn depositogarantiestelsels (DGSD)

Bij de richtlijn depositogarantiestelsels werden de depositobeschermingsmechanismen in de hele EU geharmoniseerd. Depositobescherming is essentieel om het vertrouwen van deposanten te vergroten, de financiële stabiliteit van het banksysteem te versterken en de werking van de interne markt te waarborgen. Daartoe werd in elke lidstaat ten minste één depositogarantiestelsel (DGS) ingesteld om te zorgen voor een snelle compensatie van deposanten in geval van bankfalen (uitbetaling) en werd een geharmoniseerd beschermingsniveau vastgesteld op 100 000 EUR. Belangrijk is dat depositogarantiestelsels ook een rol spelen bij crisisbeheer. Zij kunnen bijdragen aan afwikkeling of andere maatregelen financieren, waardoor deposanten toegang houden tot gedekte deposito’s.

Motivering van het voorstel

In overeenstemming met haar taak op grond van artikel 19, lid 6, DGSD, heeft de Commissie een uitgebreide evaluatie uitgevoerd van de werking van de richtlijn depositogarantiestelsels. De conclusie van deze evaluatie bevestigde dat de belangrijkste componenten van de richtlijn depositogarantiestelsels, met name het standaarddekkingsniveau van 100 000 EUR per deposant per bank, het minimale streefbedrag voor financiering van depositogarantiestelsels en de korte termijnen voor de uitbetaling aan deposanten, in het algemeen positieve voordelen opleverden voor deposanten.

De toepassing van dit kader in de praktijk heeft echter aangetoond dat er verbeterpunten zijn. Deze punten hebben betrekking op de omvang van de bescherming van deposanten, de uiteenlopende interpretaties van de voorwaarden voor het gebruik van middelen van depositogarantiestelsels voor interventies anders dan de uitbetaling van gedekte deposito’s, de operationele effectiviteit en efficiëntie van de manier waarop depositogarantiestelsels werken, ruime nationale discreties en opties, en de behoefte aan een betere coördinatie tussen afwikkelings- en depositoverzekeringsvangnetten.

Als integraal onderdeel van de evaluatie van het CMDI-wetgevingspakket door de Commissie is het DGSD-voorstel grotendeels gebaseerd op de voorbereidende werkzaamheden en op de aanbevelingen van de Europese Bankautoriteit (EBA) in haar vijf adviezen 15 over de toepassing van de richtlijn depositogarantiestelsels, en wordt er rekening gehouden met gevallen waarin de praktische toepassing ervan enkele van haar belangrijke doelstellingen niet of slechts gedeeltelijk heeft bereikt.

Samenvatting van de wijzigingen in de richtlijn depositogarantiestelsels (DGSD) als onderdeel van de hervorming inzake crisisbeheer en depositoverzekeringen (CMDI)

Het DGSD-voorstel bestrijkt een reeks beleidsaspecten en vormt een samenhangend antwoord op de problemen die zijn vastgesteld. Het voorstel heeft daarom tot doel:

(1)de omvang van de bescherming van deposanten te verduidelijken door vastgestelde discrepanties aan te pakken, zodat deposanten in de EU een geharmoniseerd en robuust beschermingsniveau kan worden geboden;

(2)de laagstekostentoets te harmoniseren voor alle soorten DGS-interventies anders dan de uitbetaling van gedekte deposito’s in geval van insolventie, om het gelijke speelveld te verbeteren en te zorgen voor consistente resultaten bij het beheer van bankfalen;

(3)de werking van depositogarantiestelsels te verbeteren door administratieve procedures te vereenvoudigen en tegelijkertijd de transparantie van hun financiële robuustheid en het gebruik van middelen te verbeteren;

(4)de convergentie in DGS-praktijken en tussen instanties te vergroten; en

(5)de grensoverschrijdende samenwerking tussen depositogarantiestelsels bij de terugbetaling van deposanten die gevestigd zijn in andere EU-lidstaten of als banken hun deelneming aan een depositogarantiestelsel wijzigen, te verbeteren.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel bouwt voort op en versterkt het bestaande kader voor depositoverzekeringen dat is vastgelegd in de richtlijn depositogarantiestelsels. Om deze reden volgen veel elementen van het voorstel het werk van de EBA, uitgevoerd in samenwerking met nationale depositogarantiestelsels en aangewezen autoriteiten. Er worden wijzigingen voorgesteld om de praktijkervaring te weerspiegelen die is opgedaan met de nationale omzetting van EU-wetgeving en met de toepassing van enkele bepalingen, onder meer tegen de achtergrond van de bankenunie. Het voorstel wordt gelijktijdig met de herzieningen van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme geïnitieerd, om de algemene consistentie van het kader voor crisisbeheer in de EU te waarborgen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel bouwt voort op de hervormingen die zijn doorgevoerd in de nasleep van de financiële crisis en die hebben geleid tot de oprichting van de bankenunie en één rulebook voor alle banken in de EU.

Door het vertrouwen van deposanten en de financiële stabiliteit te versterken, draagt het voorstel bij aan de veerkracht van de banksector in de EU en aan haar vermogen om het economisch herstel na de COVID-19-pandemie te ondersteunen, in overeenstemming met de politieke doelstellingen van de Europese open strategische autonomie. Meer specifiek verbetert het voorstel ook de consumentenbescherming door het beschermingsniveau en de periode van bescherming van specifieke retaildeposito’s die kortlopend zijn en afhankelijk zijn van specifieke levensgebeurtenissen (“tijdelijke hoge saldi”) te harmoniseren of door de verstrekking van informatie aan consumenten te verbeteren.

Om het risico te beperken dat depositogarantiestelsels deposanten compenseren die betrokken zijn bij activiteiten op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering, bouwen de wijzigingen bovendien voort op Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en houden ze rekening met de richting die wordt voorgesteld in het wetgevingspakket van de Commissie inzake de EU-regels ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT), dat op 20 juli 2021 is vastgesteld.

Om de afdwingbaarheid van de DGSD-regels te versterken, verwijzen de wijzigingen naar de toezichtbevoegdheden die zijn vastgelegd in Richtlijn 2013/36/EU (richtlijn kapitaalvereisten of CRD). In deze benadering wordt het idee verankerd dat naleving van de DGS-vereisten een primair vereiste is voor alle banken en de basis vormt voor de volgorde van de stappen om sancties op te leggen aan een bank die niet aan de opgelegde verplichtingen voldoet.

De wijzigingen harmoniseren en verduidelijken ook de regels die van toepassing zijn op preventieve en alternatieve maatregelen die worden gefinancierd vanuit DGS-middelen. Deze regels moeten worden beoordeeld in het licht van de reeds bestaande vereisten inzake staatssteun voor financiële instellingen, zoals uiteengezet in de bankenmededeling van de Commissie 16 .

De wijzigingen geven ook meer duidelijkheid wat betreft de bescherming van gelden van cliënten die worden aangehouden door niet-bancaire financiële instellingen bij een bank, overeenkomstig de vereisten voor de scheiding van gelden van cliënten, zoals vastgelegd in de richtlijn betalingsdiensten 17 , de richtlijn elektronisch geld en de gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie 18 . Gezien de snelle ontwikkelingen op het gebied van innovatieve financiële diensten is de verduidelijking gericht op het vergroten van het vertrouwen van cliënten in niet-bancaire financiële instellingen en in hun bedrijfscontinuïteit in geval van bankfalen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Met het voorstel wordt een bestaande richtlijn, de richtlijn depositogarantiestelsels (DGSD), gewijzigd, met name wat betreft de verbeterde toepassing van de instrumenten die al beschikbaar zijn in het kader van depositobescherming.

Bijgevolg is de rechtsgrondslag van het voorstel dezelfde als de rechtsgrondslag van de oorspronkelijke wetgevingshandeling, namelijk artikel 53, lid 1, van het VWEU inzake het recht van vestiging; dezelfde rechtsgrondslag als die voor de richtlijn die wordt gewijzigd. Volgens de jurisprudentie van de EU 19 heeft de wetgever, wanneer een wetgevingshandeling uitsluitend bedoeld is als aanvulling op of correctie van een andere wetgevingshandeling — en het oorspronkelijke doel ervan niet wordt gewijzigd — het volledige recht om die laatste handeling te baseren op de rechtsgrondslag van de eerste handeling.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De wijzigingen in de richtlijn depositogarantiestelsels voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel. Nationale regels kunnen niet zorgen voor een geharmoniseerd niveau van deposantenbescherming en een uniform geheel van regels voor de financiering en werking van depositogarantiestelsels. Om die reden is optreden op het niveau van de EU nodig, om te zorgen voor een gelijk speelveld in de hele EU en om ongepaste concurrentievoordelen tussen financiële instellingen in verband met uiteenlopende regelgeving inzake depositobescherming te vermijden. De EBA heeft dit ook onderstreept in haar adviezen over de herziening van de richtlijn depositogarantiestelsels.

Bovendien kunnen de oprichting van banken en het verlenen van bankdiensten, waaronder het in ontvangst nemen van deposito’s, grensoverschrijdende activiteiten zijn. Het grensoverschrijdende karakter van banksystemen kan voor veel uitdagingen zorgen voor depositogarantiestelsels (wijziging van de deelneming aan een depositogarantiestelsel door een bank, bijhouden van gegevens van cliënten of grensoverschrijdende samenwerking), waardoor interventie op het niveau van EU noodzakelijk is.

De meeste wijzigingen in het voorstel omvatten een actualisatie van de bestaande EU-wetgeving en hebben als zodanig betrekking op gebieden waarop de EU haar bevoegdheden al heeft uitgeoefend. Het voorstel bevat verschillende maatregelen die een extra mate van harmonisatie introduceren om consequent de doelstellingen van de richtlijn depositogarantiestelsels te bewerkstelligen.

Evenredigheid

De wijzigingen staan in verhouding tot wat nodig is om de doelstellingen van de richtlijn depositogarantiestelsels te bewerkstelligen.

De wijzigingen bevatten gemeenschappelijke vereisten om het niveau van deposantenbescherming binnen de EU te verbeteren en te harmoniseren. Het voorstel heeft echter geen betrekking op de organisatiemodellen, de juridische structuur of het interne bestuur van de depositogarantiestelsels in de EU. De bestaande structuur van depositoverzekeringen in de EU is daarom afhankelijk van, en zal blijven steunen op, een netwerk van nationale depositogarantiestelsels, georganiseerd volgens verschillende modellen (openbaar depositogarantiestelsel, particuliere depositogarantiestelsels, institutionele protectiestelsels (IPS)) en soorten relaties tussen de door het depositogarantiestelsel aangewezen autoriteit en de afwikkelingsautoriteit (onder dezelfde overkoepelende entiteit of in verschillende instellingen).

Bovendien verleent het voorstel aanzienlijke bevoegdheden aan nationale autoriteiten, te beginnen met de uitvoering van de laagstekostentoets, die de kostenefficiëntie van het gebruik van DGS-middelen bepaalt. De meeste onderwerpen die in het voorstel aan bod komen (een gemeenschappelijk niveau van tijdelijke hoge saldi, bescherming van gelden van cliënten, bescherming van overheden) hebben betrekking op gebieden waar EU-lidstaten expliciet om een EU-brede norm hebben gevraagd, om meer rechtszekerheid te bieden bij de bescherming van deposanten. De taken voor de EBA waarin het voorstel voorziet (via richtsnoeren en normen) zijn beperkt tot de meest technische onderwerpen van de richtlijn depositogarantiestelsels waarvoor een meer gedetailleerde uitleg van de vereisten nodig is.

Het voorstel handhaaft ook bestaande bepalingen waarin nationale specifieke kenmerken worden erkend en die zorgen voor een evenredige toepassing van de regels van de richtlijn depositogarantiestelsels, bijvoorbeeld door de keuze van nationale opties, de mogelijkheid voor bepaalde lidstaten om een lager streefbedrag toe te passen of deelnemers aan institutionele protectiestelsels een lagere bijdrage te laten betalen.

Keuze van het instrument

Voorgesteld wordt om de maatregelen uit te voeren door een wijziging van de richtlijn depositogarantiestelsels door te voeren middels een richtlijn. De voorgestelde maatregelen verwijzen inderdaad naar reeds bestaande bepalingen in dit rechtsinstrument. Aangezien depositoverzekeringen nauw verbonden zijn met niet-geharmoniseerde gebieden van nationaal recht, zoals het insolventierecht, is omzetting noodzakelijk om de voorgestelde bepalingen zo goed mogelijk in nationale wetgeving te integreren.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie en geschiktheidscontrole van bestaande wetgeving

Het CMDI-kader is ontworpen om het falen van instellingen, ongeacht de omvang of het bedrijfsmodel, te voorkomen en te beheersen. Het werd ontwikkeld met als doel de financiële stabiliteit te handhaven, deposanten te beschermen, het gebruik van overheidssteun tot een minimum te beperken, de morele risico’s te beperken en de interne markt voor financiële diensten te verbeteren. De conclusie van de evaluatie was dat het CMDI-kader in het algemeen in bepaalde opzichten moest worden verbeterd.

Uit de evaluatie blijkt met name dat de rechtszekerheid en voorspelbaarheid bij het beheer van bankfalen ontoereikend blijven. De beslissing van overheden om al dan niet over te gaan tot afwikkeling of insolventie kan aanzienlijk verschillen van lidstaat tot lidstaat. Bovendien zijn door de industrie gefinancierde vangnetten niet altijd doeltreffend en blijven er uiteenlopende voorwaarden bestaan voor toegang tot financiering bij afwikkeling en externe afwikkeling. Deze hebben invloed op stimulansen en creëren mogelijkheden voor arbitrage wanneer er beslissingen worden genomen over de keuze voor het te gebruiken crisisbeheerinstrument. Tot slot blijft de bescherming van deposanten in de lidstaten op een aantal gebieden ongelijk en inconsistent.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft via verschillende raadplegingsinstrumenten uitgebreide uitwisselingen gehouden om alle betrokken belanghebbenden te bereiken, om beter te begrijpen hoe het kader presteerde en welke mogelijke verbeterpunten er waren.

In 2020 lanceerde de Commissie een raadpleging over een gecombineerde aanvangseffectbeoordeling en een stappenplan, gericht op een gedetailleerde analyse van de maatregelen die op EU-niveau moeten worden genomen en de mogelijke impact van verschillende beleidsopties op de economie, de samenleving en het milieu.

In 2021 lanceerde de Commissie twee raadplegingen: een gerichte en een openbare raadpleging om feedback van belanghebbenden te verkrijgen over hoe het CMDI-kader werd toegepast en hun standpunten over mogelijke wijzigingen. De gerichte raadpleging, bestaande uit 39 algemene en specifieke technische vragen, was alleen beschikbaar in het Engels en liep van 26 januari tot en met 20 april 2021. De openbare raadpleging bestond uit 10 algemene vragen, was beschikbaar in alle EU-talen en liep gedurende de feedbackperiode van 25 februari tot en met 20 mei 2021. Op 7 juli 2021 werd een verslag gepubliceerd met een samenvatting van de feedback op deze raadpleging 20 . Uit de raadplegingen bleek dat de meeste respondenten van mening waren dat deposito’s van overheden, waaronder lokale autoriteiten, ook door het depositogarantiestelsel zouden moeten worden beschermd. De meeste banken en depositogarantiestelsels waren van mening dat de huidige regelmatige openbaarmaking van informatie voldoende was en dat er geen wijzigingen nodig waren. Digitale communicatie werd vaak beschouwd als het meest geschikte middel om kosten te besparen.

Daarnaast organiseerde de Commissie op 18 maart 2021 een conferentie op hoog niveau met vertegenwoordigers van alle relevante belanghebbenden. De conferentie bevestigde het belang van een effectief kader, maar benadrukte ook de huidige zwakke punten. Panelleden op de conferentie merkten op dat het DGSD-kader gebaat zou zijn bij verdere harmonisatie en een beter samenspel met de regels zoals vastgelegd in de antiwitwasrichtlijn (AMLD), de richtlijn betalingsdiensten en de staatssteunregels. Ook moet het consumentenvertrouwen tot uiting komen in de herziening van de richtlijn depositogarantiestelsels, net als de situatie op kleinere markten.

Personeel van de Commissie heeft de lidstaten ook herhaaldelijk geraadpleegd over de uitvoering in de EU van het CMDI-kader en over mogelijke herzieningen van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken/verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en de richtlijn depositogarantiestelsels in het kader van de deskundigengroep banken, betalingen en verzekeringen van de Commissie. Parallel aan de discussies in de deskundigengroep werden de kwesties die in dit voorstel aan de orde komen ook behandeld tijdens bijeenkomsten van de voorbereidende instanties van de Raad, namelijk de groep financiële diensten en bankenunie en de werkgroep op hoog niveau inzake EDIS.

Bovendien heeft personeel van de Commissie tijdens de voorbereidende fase van de wetgeving talrijke gesprekken gevoerd (fysiek en virtueel) met vertegenwoordigers van de banksector en met andere belanghebbenden.

De uitkomsten van al deze genoemde initiatieven zijn meegenomen in de voorbereiding van dit voorstel en in de bijgevoegde effectbeoordeling. Zij tonen duidelijk aan dat de huidige regels moeten worden geactualiseerd en aangevuld om de doelstellingen van het kader zo goed mogelijk te bewerkstelligen. Bijlage 2 bij de effectbeoordeling bevat een samenvatting van de raadplegingen en van de openbare conferentie.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Ter ondersteuning van haar werk met betrekking tot de evaluatie van de richtlijn depositogarantiestelsels heeft de Commissie een uitgebreid verzoek om advies aan de EBA gedaan 21 . De EBA heeft hierop gereageerd door vijf adviezen uit te brengen. Het eerste advies over de in aanmerking komende deposito’s, het dekkingsniveau en de samenwerking tussen depositogarantiestelsels werd in augustus 2019 uitgebracht 22 . Het tweede advies over de uitbetalingen door depositogarantiestelsels werd in oktober 2019 uitgebracht 23 . Het derde advies over de financiering van depositogarantiestelsels en het gebruik van DSG-middelen werd in januari 2020 uitgebracht 24 . Het vierde advies over de behandeling van gelden van cliënten werd in oktober 2021 uitgebracht 25 . Daarnaast heeft de Commissie rekening gehouden met het advies van de EBA van 2020 over de wisselwerking tussen de EU-antiwitwasrichtlijn en de EU-richtlijn inzake depositogarantiestelsels 26 en het tweejaarlijkse advies van de EBA van 2021 over de risico’s van het witwassen van geld en terrorismefinanciering voor de financiële sector in de EU 27 .

Bovendien heeft de Commissie het Centrum voor Europese Beleidsstudies (CEPS) opdracht gegeven om twee verslagen over depositoverzekeringen op te stellen, getiteld “Harmonising insolvency laws in the Euro area” 28 (Harmonisatie van de insolventiewetgeving in de eurozone) en “Options and national discretions under the DGSD” 29 (Opties en nationale discreties in het kader van de DGSD), die respectievelijk in december 2016 en november 2019 zijn gepubliceerd.

Naast het raadplegen van belanghebbenden heeft de Commissie deelgenomen aan discussies en gedachtewisselingen die fungeerden als basis voor de werkzaamheden van de EBA-taskforce depositogarantiestelsels en de deskundigengroep banken, betalingen en verzekeringen van de Commissie.

Effectbeoordeling 30

Bij dit voorstel hoort dezelfde effectbeoordeling als bij de voorstellen tot herziening van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, waarbij rekening wordt gehouden met de feedback van belanghebbenden en met de noodzaak om verschillende onderling verbonden kwesties, verspreid over drie verschillende wetteksten, aan te pakken. In bijlage 6 van de effectbeoordeling worden de problemen rond de huidige werking van het depositogarantiestelsel en de mogelijke scenario’s voor verbetering van het depositogarantiestelsel beschreven en worden de beleidsopties zoals die in de voorgestelde wijzigingen zijn opgenomen, onderbouwd. De conclusie is dat de richtlijn depositogarantiestelsels in grote lijnen doeltreffend is geweest in het verbeteren van het niveau voor deposantenbescherming in de hele EU. De waarborgen van de richtlijn depositogarantiestelsels worden door de nationale depositogarantiestelsels echter nog steeds ongelijk toegepast, wat de noodzaak van geharmoniseerde regels onderstreept, om verschillen aan te pakken die negatieve gevolgen hebben voor deposanten. Het benadrukt ook de noodzaak om de dekking voor bepaalde soorten deposanten te verduidelijken.

Bij alle beleidsopties is rekening gehouden met de suggesties van de EBA en de daaropvolgende feedback van deskundigen van de lidstaten in de deskundigengroep banken, betalingen en verzekeringen van de Commissie en, voor zover beschikbaar, met ander analytisch bewijs.

In de effectbeoordeling wordt benadrukt dat de beoordeelde beleidsopties de toepassing van depositoverzekeringen in de lidstaten zouden verbeteren en de rechtszekerheid en het vertrouwen van de deposanten zouden vergroten. Zij zouden de deposantenbescherming adequaat aanpassen aan de recente ontwikkelingen en kwetsbaarheden van het financiële ecosysteem, door middel van specifieke bepalingen gericht op grensoverschrijdende activiteiten, fintech-diensten en de bestrijding van het witwassen van geld. Zij zouden ook het gebruik van DGS-middelen vergemakkelijken anders dan de uitbetaling van gedekte deposito’s door middel van een herziene laagstekostentoets, wanneer dergelijke interventies de toegang van deposanten tot hun deposito’s op een kosteneffectievere manier garanderen.

Door bepaalde soorten deposanten en deposito’s echter expliciet onder de dekking te laten vallen (overheden, gelden van cliënten) en door enkele regels verder te harmoniseren (minimumniveau voor dekking van tijdelijke hoge saldi, schrappen van de mogelijkheid om vervallen verplichtingen van deposanten af te trekken van het terug te betalen bedrag), kunnen deze wijzigingen echter een — zij het beperkt — effect hebben op de kosten voor depositogarantiestelsels. Evenzo kunnen de wijzigingen in de laagstekostentoets voor het gebruik van het depositogarantiestelsel voor interventies anders dan uitbetalingen ook financiële gevolgen hebben voor depositogarantiestelsels. Deze kosten zouden door de banksector worden gedragen in de vorm van bijdragen aan het depositogarantiestelsel en zouden geen gevolgen hebben voor belastingbetalers, overeenkomstig het beginsel van bescherming van overheidsgeld dat is vastgelegd in de richtlijn depositogarantiestelsels.

De effectbeoordeling bevestigde ook dat het DGS-kader in de EU veerkrachtiger zou zijn indien het wordt ondersteund door een EDIS. Het bundelen van middelen in een gedeeld stelsel zou het depositoverzekeringsstelsel in de bankenunie beter in staat stellen om hoge uitbetalingen het hoofd te bieden en zou het vertrouwen van deposanten vergroten. Hoewel de beleidsoptie om een EDIS op te zetten technisch gezien de meest robuuste optie is, is deze in dit stadium politiek niet haalbaar.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft de effectbeoordeling na een eerste negatief advies bekrachtigd. Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing met betrekking tot de werking van het depositogarantiestelsel, is de effectbeoordeling gewijzigd om de verbanden tussen het EBA-advies en de in de effectbeoordeling beschreven opties beter te verduidelijken.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel moet helpen om de regelgevings- en administratieve lasten van het depositogarantiestelsel te verminderen door bepaalde nationale opties en discreties te schrappen, bijkantoren van in derde landen gevestigde kredietinstellingen gelijk te behandelen en de regelingen voor grensoverschrijdende samenwerking tussen depositogarantiestelsels te versterken. Door de vereiste openbaarmakingen te stroomlijnen en deze af te stemmen op wat noodzakelijk is voor de ontvangers, zullen de wijzigingen het administratieve werk bij de uitvoering van de vereisten voor depositogarantiestelsels vergemakkelijken.

Wat digitale paraatheid betreft, bouwt het voorstel voort op de technologische en juridische vooruitgang om ervoor te zorgen dat informatie over deposanten gemakkelijk toegankelijk is en dat het uitbetalingsproces zo snel mogelijk verloopt.

Daarnaast zullen bevoegdheden voor de EBA verdere aanpassingen mogelijk maken om de praktische uitvoering van de bepalingen van de richtlijn depositogarantiestelsels nog verder te verbeteren en te harmoniseren.

De kosten voor banken en nationale autoriteiten zouden zeer beperkt zijn. Elke verbetering van de deposantenbescherming waarin het DGSD-voorstel voorziet (tijdelijke hoge saldi, gelden van cliënten, overheden) zal naar verwachting een zeer marginale impact hebben op de middelen van een depositogarantiestelsel. In 13 lidstaten vormt het bedrag aan gelden van cliënten bijvoorbeeld minder dan 1 % van alle gedekte deposito’s in die lidstaat. Het voorstel zal daarom het concurrentievermogen van de banksector in de EU handhaven en tegelijkertijd de bescherming die aan deposanten in de EU wordt geboden, versterken. Bovendien zouden de mogelijke — zij het beperkte — extra kosten als gevolg van deze verbeteringen grotendeels worden gecompenseerd door de lagere kosten voor depositogarantiestelsels bij de uitvoering van hun dagelijkse activiteiten in het kader van de herziene richtlijn. Door het aantal opties te verminderen, de bestaande mechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking te vereenvoudigen en op EU-niveau een gemeenschappelijke methode vast te stellen om de laagstekostentoets af te ronden, zullen met het voorstel inderdaad administratieve middelen van het depositogarantiestelsel worden vrijgemaakt.

Door de grotere rol die depositogarantiestelsels gaan spelen bij crisisbeheer kan het gebruik van hun financiële middelen, die worden geïnd bij de banksector, een frequentere aanvulling van hun middelen vereisen. In overeenstemming met de laagstekostentoets zijn deze maatregelen echter alleen toegestaan als ze voor het depositogarantiestelsel als goedkoper worden beschouwd dan een uitbetalingsscenario. Deze aanpak stelt de financiële middelen op lange termijn veilig.

Grondrechten

Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de EU erkende beginselen in acht, met name de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16), het recht op eigendom (artikel 17) en de consumentenbescherming (artikel 38).

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU. Het voorstel zou vereisen dat de EBA zeven technische normen en zes richtsnoeren ontwikkelt, in aanvulling op de normen die al in de richtlijn depositogarantiestelsels zijn opgenomen. Van deze zes nieuwe instructies voor richtsnoeren zijn er drie uitsluitend gericht op het codificeren van reeds bestaande richtsnoeren (stresstests, afbakening en verslaglegging van beschikbare financiële middelen, samenwerkingsovereenkomsten), die op eigen initiatief van de EBA zijn opgesteld. Daarom zouden deze richtsnoeren geen aanzienlijke extra werklast vergen. De andere bevoegdheden waarin het voorstel voorziet, hebben betrekking op verschillende onderwerpen, die gaan over zowel zeer gerichte taken (beginsel van diversificatie van activa met een laag risico) als bredere onderwerpen (definitie van de laagste kosten).

Gezien de vroegere en huidige werkzaamheden op het gebied van crisisbeheer bij de EBA wordt ervan uitgegaan dat de voorgestelde taken voor de EBA geen extra posten vereisen en kunnen worden uitgevoerd met de huidige middelen.

De technische normen moeten twaalf maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn worden ingediend. Deze termijn moet de EBA voldoende tijd bieden om ze te ontwikkelen, rekening houdend met haar huidige middelen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Door regelmatige interacties met de EBA-taskforce depositogarantiestelsels evalueert de Commissie de uitvoering van wettelijke bepalingen 31 en draagt zij bij tot de harmonisatie van het niveau van deposantenbescherming in de hele EU.

Zoals reeds is vastgelegd in de bestaande richtlijn depositogarantiestelsels, zullen de nationale autoriteiten aan de EBA verslag blijven uitbrengen over de hoeveelheid beschikbare financiële middelen, alternatieve financieringsregelingen en het gebruik van middelen van depositogarantiestelsels, wat de EBA op haar beurt openbaar moet maken. Het voorstel handhaaft ook de periodieke en vervolgonderzoeken die al in de oorspronkelijke richtlijn waren voorzien, voor het uitvoeren van stresstests bij depositogarantiestelsels, criteria voor risicogebaseerde bijdragen en hernieuwd onderzoek van het dekkingsniveau.

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde wijzigingen bouwen voort op en verduidelijken de taak van de depositogarantiestelsels om deposito’s beter te beschermen in het kader van de terugbetaling van deposanten. Zij versterken ook de rol van het depositogarantiestelsel in situaties anders dan die waarin deposanten door het depositogarantiestelsel worden terugbetaald na het falen van een bank ten behoeve van crisisbeheer met het oog op het behoud van het vertrouwen van deposanten en de financiële stabiliteit van banken. Ten slotte omvatten zij specifieke vereisten om de dagelijkse activiteiten van het depositogarantiestelsel te vereenvoudigen en om te gaan met administratief complexe situaties.

Het voorstel wijzigt de volgende bepalingen van de richtlijn depositogarantiestelsels:

Gezien de verbeterde mogelijkheden voor het gebruik van depositogarantiestelsels voor de financiering van preventieve maatregelen, overdrachtsstrategieën bij afwikkeling en alternatieve maatregelen bij insolventie, wordt artikel 1 (“Voorwerp en toepassingsgebied”) gewijzigd om te verduidelijken dat naast de oprichting en werking van het depositogarantiestelsel ook de dekking en terugbetaling van deposito’s en het gebruik van middelen van het depositogarantiestelsel voor maatregelen om de toegang van deposanten tot hun deposito’s te behouden, onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Lid 2, punt d), van dit artikel wordt gewijzigd om te verduidelijken dat bijkantoren van in derde landen gevestigde kredietinstellingen onder de richtlijn vallen.

Artikel 2 bevat de bepalingen en definities die in deze richtlijn worden gebruikt. Het artikel is gewijzigd om definities toe te voegen, in overeenstemming met de nieuwe bepalingen die in het voorstel zijn opgenomen naar aanleiding van de aanbevelingen in de adviezen van de EBA, met name over de door de cliënten gedeponeerde gelden en de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

Artikel 4, lid 8, is geconsolideerd in het nieuwe artikel 16 bis over de uitwisseling van informatie tussen kredietinstellingen en het depositogarantiestelsel en de verslaglegging door de autoriteiten (zie hieronder).

In haar advies wees de EBA op de verschillen in de uitvoering van de definitie van overheden. Dit leidde tot een verschil in beschermingsgraad van deposito’s in de lidstaten, waardoor overheden zoals scholen, ziekenhuizen of gemeentelijke diensten, die geen ervaren deposanten zijn, in sommige gevallen van bescherming werden uitgesloten. De bestaande differentiatie tussen overheden op basis van hun budget en andere kenmerken zorgt voor operationele problemen voor kredietinstellingen en depositogarantiestelsels. Daarom zijn in artikel 5 overheden niet langer uitgesloten van het toepassingsgebied van de deposantenbescherming, met als doel hun bescherming te harmoniseren en te verbeteren. Het artikel verduidelijkt ook dat deposito’s in verband met terrorismefinanciering zijn uitgesloten van de bescherming door het depositogarantiestelsel.

Artikel 6, dat het dekkingsniveau van de deposantenbescherming regelt, wordt gewijzigd om het minimumbeschermingsniveau voor tijdelijke hoge saldi en de bijbehorende beschermingsperiode te harmoniseren en om het bereik van beschermde deposito’s die worden aangehouden met het oog op onroerendgoedtransacties te verduidelijken.

Gezien de uiteenlopende interpretaties van de bestaande optie met betrekking tot de aftrek van het terugbetaalbare bedrag van verplichtingen van deposanten die verschuldigd zijn geworden, wordt artikel 7, lid 5, geschrapt om de regels voor de berekening van het terugbetaalbare bedrag te harmoniseren. Lid 7 wordt gewijzigd om rekening te houden met situaties waarin de rente negatief is.

Er wordt een nieuw artikel 7 bis over de bewijslast ingevoegd, om het procedurele aspect van het in aanmerking komen voor of het recht hebben op deposito’s te verduidelijken; daaarbij blijft de bewijslast bij de deposanten en rekeninghouders om aan te tonen dat zij absoluut recht hebben op de deposito’s op de rekeningen van begunstigden of rekeningen met tijdelijke hoge saldi.

Om meer tijd te geven om na te gaan of er sprake is van een recht op terugbetaling, en in overeenstemming met de bepaling over de bewijslast van artikel 7 bis, wordt artikel 8 gewijzigd om het depositogarantiestelsel in staat te stellen een langere periode van maximaal 20 werkdagen toe te passen in geval van terugbetaling van rekeningen van begunstigden, gelden van cliënten en tijdelijke hoge saldi. De afsluitingstermijn wordt geteld vanaf de datum waarop een depositogarantiestelsel de volledige documentatie heeft ontvangen op basis waarvan de aanvragen kunnen worden onderzocht en de voorwaarden voor terugbetaling kunnen worden geverifieerd. Het gewijzigde artikel biedt het depositogarantiestelsel ook de mogelijkheid om een drempel vast te stellen voor de terugbetaling van slapende rekeningen.

Er wordt een nieuw artikel 8 bis ingevoegd om ervoor te zorgen dat deposanten boven een drempel van 10 000 EUR via overboekingen worden terugbetaald, in overeenstemming met de AML/CFT-doelstellingen.

Financiële instellingen zoals beleggingsondernemingen, instellingen voor betalingen of elektronisch geld innen gelden bij hun cliënten en zijn volgens de sectorspecifieke regels verplicht om deze gelden te beschermen, onder meer door ze op gescheiden rekeningen bij kredietinstellingen te plaatsen. Een nieuw artikel 8 ter bevat regels om het toepassingsgebied van de depositobescherming te harmoniseren voor dergelijke gelden die namens en voor rekening van hun cliënten worden gedeponeerd, met het oog op scheiding van gelden. Het artikel beschrijft ook de modaliteiten voor de terugbetaling van de rekeninghouder of de cliënt en geeft de EBA de opdracht om ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen voor de identificatie van cliënten in dergelijke gevallen.

Het voorstel van de Commissie voor een verordening ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering 32 vereist dat financiële toezichthouders samenwerken met afwikkelingsautoriteiten of aangewezen autoriteiten en deze autoriteiten op de hoogte brengen van de resultaten van cliëntenonderzoeksmaatregelen. Er wordt een nieuw artikel 8 quater ingevoegd om te voorkomen dat deposito’s worden terugbetaald wanneer uit de resultaten van het cliëntenonderzoek blijkt dat er een vermoeden bestaat van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en om te zorgen voor een soepele uitwisseling van informatie tussen de aangewezen autoriteit en het depositogarantiestelsel in deze gevallen. Deze nieuwe bepaling voorziet ook in een regeling voor het opschorten van terugbetalingen door het depositogarantiestelsel bij uitbetalingen van gedekte deposito’s als er reden is tot bezorgheid met betrekking tot het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

Artikel 9 DGSD bepaalt dat wanneer een depositogarantiestelsel uitkeringen doet in het kader van een afwikkelingsprocedure, het depositogarantiestelsel een vordering heeft tegen de betrokken kredietinstelling voor een bedrag dat gelijk is aan de uitkering. Deze vordering moet in de rangorde dezelfde plaats bekleden als gedekte deposito’s. Deze bepaling maakt geen onderscheid tussen de bijdrage van het depositogarantiestelsel aan een open-bank bail-in-oplossing (waarbij de entiteit van de bank blijft bestaan en de activiteiten worden voortzet) en bijdragen van het depositogarantiestelsel aan de financiering van een overdrachtsstrategie (verkoop van een bedrijf of instrument van de overbruggingsinstelling en liquidatie van de rest van de entiteit). Het ontbreken van een dergelijk onderscheid kan onzekerheid veroorzaken met betrekking tot het bestaan en de hoogte van een vordering van een depositogarantiestelsel in verschillende scenario’s. Om die reden wordt artikel 9 gewijzigd om te specificeren dat, wanneer middelen van een depositogarantiestelsel worden gebruikt in het kader van overdrachtsstrategieën bij afwikkeling of alternatieve maatregelen in insolventieprocedures, het depositogarantiestelsel een vordering heeft tegen de rest van de instelling of entiteit in de daaropvolgende liquidatieprocedure overeenkomstig het nationale recht. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat de middelen van het depositogarantiestelsel worden gebruikt in verband met verliezen die anders door deposanten zouden zijn gedragen. Deze vordering moet volgens de nationale insolventieregels in de rangorde dezelfde plaats bekleden als deposito’s, om ervoor te zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren die achterblijven in de rest van de instelling of entiteit de verliezen van de instelling effectief opvangen en om de mogelijkheid van terugvorderingen door het depositogarantiestelsel bij insolventie te vergroten. Daarentegen mag een bijdrage van het depositogarantiestelsel aan een open-bank bail-in-oplossing in plaats van gedekte deposito’s voor het bedrag waarmee de gedekte deposito’s zouden zijn afgeschreven of omgerekend, indien zij aan een bail-in waren onderworpen, geen vordering tegen de instelling in afwikkeling opleveren, aangezien dit het doel van de bijdrage van het depositogarantiestelsel teniet zou doen.

Artikel 9, lid 3, wordt gewijzigd om de periode waarin deposanten een vordering tegen het depositogarantiestelsel hebben, te harmoniseren tot vijf jaar.

Artikel 10 wordt gewijzigd om de referentieperiode voor de berekening van het streefbedrag te specificeren en het feit dat alleen geld dat rechtstreeks aan het depositogarantiestelsel is bijgedragen of door het depositogarantiestelsel wordt teruggevorderd, in aanmerking wordt genomen voor het bereiken van het streefbedrag. Deze verduidelijking is in overeenstemming met de huidige regels die van toepassing zijn op grond van de richtsnoeren van de EBA. Het doel is duidelijk te maken dat geld dat via leningen wordt geïnd, niet in aamerking wordt genomen voor het bereiken van het streefniveau.

Artikel 10, lid 4, wordt geschrapt omdat er in de praktijk geen gebruik is gemaakt van de optie om de beschikbare financiële middelen bijeen te brengen via de verplichte bijdragen die door de deelnemende instellingen worden betaald aan bestaande stelsels van verplichte bijdragen die door een lidstaat zijn ingesteld.

In overeenstemming met de adviezen van de EBA om de convergentie van praktijken te verbeteren en ervoor te zorgen dat er middelen beschikbaar kunnen worden gesteld om te voldoen aan de uiterste termijn voor de terugbetaling aan deposanten, wordt aan artikel 10 een nieuw lid 11 toegevoegd dat de depositogarantiestelsels de flexibiliteit biedt om gebruik te maken van alternatieve financieringsregelingen die via particuliere bronnen worden gefinancierd alvorens gebruik te maken van de beschikbare financiële middelen en gelden die via buitengewone bijdragen zijn geïnd. Bovendien zou een dergelijke flexibiliteit de depositogarantiestelsels in staat stellen te voorkomen dat zij onmiddellijk buitengewone bijdragen moeten innen wanneer het verhogen van dergelijke bijdragen de financiële stabiliteit in gevaar zou brengen (bv. in een systeemcrisis). Volledige flexibiliteit is ook nodig om depositogarantiestelsels in staat te stellen hun middelen op de meest efficiënte manier te gebruiken en te voorkomen dat hun activa (beschikbare financiële middelen) op het moment van een crisis tegen afbraakprijzen worden verkocht. Tegelijkertijd zorgt de bepaling ervoor dat financiering uit openbare bronnen alleen als laatste redmiddel kan worden gebruikt.

Daarnaast verduidelijkt het nieuwe lid van artikel 10 de vereisten om te zorgen voor een goed beheer van middelen van depositogarantiestelsels en krijgt de EBA de opdracht richtsnoeren op te stellen voor de diversificatie van de beleggingsstrategie van depositogarantiestelsels. Ook wordt voorzien in de mogelijkheid om middelen van depositogarantiestelsels op een gescheiden rekening bij de nationale centrale bank of het nationale Ministerie van Financiën te deponeren. Bovendien krijgt de EBA de opdracht om technische reguleringsnormen te ontwikkelen voor de afbakening van beschikbare financiële middelen voor depositogarantiestelsels.

Artikel 11 wordt gewijzigd om het onderscheid tussen preventieve en alternatieve maatregelen te verduidelijken. Preventieve maatregelen zijn interventies van het depositogarantiestelsel om een bank in nood financieel te ondersteunen, bijvoorbeeld in de vorm van garanties, financiële injecties of deelname aan een kapitaalverhoging, voordat de bank voldoet aan de voorwaarden om te falen of waarschijnlijk te falen, met als doel haar financiële soliditeit te behouden. Alternatieve maatregelen zijn interventies van het depositogarantiestelsel ter ondersteuning van de overdracht van deposito’s en activa van de noodlijdende bank naar een andere bank (bv. in de vorm van een financiële bijdrage om de kloof tussen activa en deposito’s te dichten, garanties) in het kader van insolventie, zodat deposanten toegang behouden tot hun geld.

Artikel 11 bis voorziet in een reeks waarborgen voor preventieve maatregelen en verdeelt de verantwoordelijkheden om te beoordelen hoe preventieve maatregelen worden toegepast over de autoriteiten. Dit heeft tot doel ervoor te zorgen dat het gebruik van deze maatregelen tijdig en kosteneffectief is en zij in alle lidstaten consistent worden toegepast, als verbetering van de huidige situatie.

Artikel 11 ter voorziet in de voorwaarden die ten grondslag liggen aan de nota van maatregelen waartoe een kredietinstelling zich verplicht, om ervoor te zorgen dat aan de prudentiële vereisten wordt voldaan of naleving wordt hersteld. Voor een dergelijke nota van maatregelen moet de bevoegde autoriteit worden geraadpleegd.

Artikel 11 quater bevat vereisten voor kredietinstellingen die hun verplichtingen niet zijn nagekomen of de financiële steun die met preventieve maatregelen is verleend, niet hebben terugbetaald. De EBA krijgt de opdracht om richtsnoeren op te stellen over de inhoud van de nota van maatregelen die nodig zijn voor de efficiënte uitvoering van een preventieve maatregel en van het plan van corrigerende maatregelen.

Wanneer middelen van een depositogarantiestelsel worden gebruikt voor alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 11, lid 5, voorziet artikel 11 quinquies in de voorwaarden voor de verkoop van de activa, rechten en passiva van de bank. Dit proces moet worden geharmoniseerd om de negatieve gevolgen voor de mededinging te beperken en om het aantrekken van potentiële kopers te vergemakkelijken. Dit moet ook zorgen voor consistentie met de overdrachtsinstrumenten in het kader van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken. In overeenstemming met de richtlijn herstel en afwikkeling van banken moeten de procedures om de rest van de entiteit op een ordelijke manier te liquideren, onverwijld worden gestart.

Bij een laagstekostentoets worden de kosten van een interventie door het depositogarantiestelsel ter voorkoming van een verdere verslechtering van de financiële situatie van een bank of de kosten van het depositogarantiestelsel voor de overdracht van activiteiten aan een andere bank vergeleken met de kosten van een hypothetisch scenario van een uitbetaling van gedekte deposito’s bij liquidatie. Dit vereiste is in de lidstaten op verschillende manieren uitgevoerd. Een nieuw artikel 11 sexies verduidelijkt en harmoniseert de wijze waarop een laagstekostentoets wordt uitgevoerd, waarbij wordt bepaald welk maximumbedrag een depositogarantiestelsel buiten de uitbetaling mag bijdragen, om preventieve, afwikkelings- en alternatieve maatregelen te financieren. Een uitbetaling van gedekte deposito’s in geval van insolventie kan directe en indirecte kosten met zich meebrengen voor het depositogarantiestelsel en zijn deelnemers. De directe kosten komen overeen met het bedrag dat door het depositogarantiestelsel wordt uitbetaald, verminderd met de terugvorderingen uit de liquidatieprocedure. Bij indirecte kosten moet rekening worden gehouden met de aanvulling van de door het depositogarantiestelsel uitgegeven middelen en met de extra financieringskosten voor het depositogarantiestelsel in verband met de uitbetaling. Wanneer de laagstekostentoets wordt uitgevoerd met het oog op preventieve maatregelen, moet bij de berekening van de uitbetaling in het nulscenario ook rekening worden gehouden met het belang van dergelijke maatregelen voor de wettelijke of contractuele bevoegdheden van het depositogarantiestelsel. Bij de kosten van interventies anders dan uitbetaling moet rekening worden gehouden met verwachte inkomsten, operationele kosten en mogelijke verliezen in verband met de interventie. De EBA krijgt de opdracht om ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen waarin de methodologie voor de berekening van de laagstekostentoets wordt gespecificeerd.

Artikel 14 wordt gewijzigd om te verduidelijken dat de bescherming door depositogarantiestelsels ook geldt voor deposanten die gevestigd zijn in lidstaten waar deelnemende kredietinstellingen gebruikmaken van de vrijheid van dienstverrichting. In dit artikel worden de voorwaarden gegeven die een depositogarantiestelsel in een lidstaat van herkomst de mogelijkheid bieden om deposanten bij in een andere lidstaat gevestigde bijkantoren rechtstreeks terug te betalen en om een depositogarantiestelsel in een lidstaat van ontvangst in staat te stellen als contactpunt te fungeren voor deposanten bij kredietinstellingen die gebruikmaken van de vrijheid van dienstverrichting. De EBA krijgt de opdracht om richtsnoeren te ontwikkelen voor de respectieve rollen van depositogarantiestelsels in de lidstaten van herkomst en van ontvangst en voor de omstandigheden en voorwaarden waaronder een depositogarantiestelsel in een lidstaat van herkomst moet besluiten om deposanten bij bijkantoren in een andere lidstaat terug te betalen. Voorts worden de regels gespecificeerd die van toepassing zijn op de berekening van de gelden die moeten worden overgedragen wanneer een deelnemende instelling de deelneming wijzigt van de ene naar de andere lidstaat.

Artikel 15 wordt gewijzigd om het vereiste te bevatten dat bijkantoren van in derde landen gevestigde kredietinstellingen zich bij een depositogarantiestelsel in een lidstaat moeten aansluiten als zij bankdiensten willen verlenen en daarvoor in aanmerking komende deposito’s in de EU willen aannemen. Volgens het advies van de EBA neemt de overgrote meerderheid van de bijkantoren van derde landen in de EU-lidstaten al deel aan een EU-depositogarantiestelsel, ofwel omdat de beschermingsregeling voor deposanten in het derde land als niet-gelijkwaardig wordt beschouwd, ofwel omdat er geen formele gelijkwaardigheidsbeoordeling is uitgevoerd. Sommige van de resterende bijkantoren waren niet verplicht zich aan te sluiten bij een respectief EU-depositogarantiestelsel, ondanks de resultaten van de gelijkwaardigheidsbeoordeling waaruit bleek dat hun deposantenbescherming niet gelijkwaardig was. In overeenstemming met de aanbeveling van de EBA omvat dit wijzigingsvoorstel dit lidmaatschapsvereiste en wordt er gezorgd voor gelijke bescherming van deposanten bij EU-bijkantoren van banken uit derde landen en bij banken in de EU en hun bijkantoren in verschillende lidstaten. Dit verbetert de bescherming van deposanten omdat het risico wordt weggenomen dat zij deposito’s in de EU hebben waarvan de bescherming door een niet-EU-depositogarantiestelsel niet aan de EU-normen zou voldoen (volgens het advies van de EBA namen 5 van de 74 bijkantoren in de EU van in derde landen gevestigde kredietinstellingen niet deel aan een EU-depositogarantiestelsel). EU-filialen van banken in derde landen verplichten zich aan te sluiten bij een EU-depositogarantiestelsel is ook in overeenstemming met een van de belangrijkste doelstellingen van deze herziening, namelijk het vergemakkelijken van het gebruik van middelen van depositogarantiestelsels bij afwikkeling.

Om te voorkomen dat middelen van een depositogarantiestelsel worden blootgesteld aan economische en financiële risico’s in derde landen, staat een nieuw artikel 15 bis het depositogarantiestelsel alleen toe om deposanten bij bijkantoren van in derde landen gevestigde instellingen te dekken als het geïnde bedrag boven het minimale streefbedrag ligt.

Artikel 16 wordt gewijzigd om de informatie die banken jaarlijks aan hun cliënten moeten verstrekken over de bescherming van hun deposito’s te harmoniseren. Ook de vereisten voor de verstrekking van informatie aan deposanten in geval van fusies of andere grote reorganisaties van kredietinstellingen, wijzigingen in de deelneming aan een depositogarantiestelsel en het niet beschikbaar zijn van deposito’s als gevolg van de kritieke financiële situatie van banken, worden aangescherpt. De lidstaten zijn bevoegd om na te gaan of de informatie die aan deposanten wordt verstrekt juist is en de EBA is bevoegd om ontwerpnormen op te stellen voor het formaat en de inhoud van het informatieblad en de procedures en de informatie voor deposanten, ook met betrekking tot deposito’s van cliëntengelden en situaties waarin sprake is van terrorismefinanciering/witwassen van geld.

Er wordt een nieuw artikel 16 bis ingevoegd om de verslagleggingsregels te verduidelijken en de uitwisseling van informatie van de kredietinstelling naar de depositogarantiestelsels en van de depositogarantiestelsels en de aangewezen autoriteiten naar de EBA te verbeteren. Het is belangrijk dat het depositogarantiestelsel te allen tijde en op verzoek informatie ontvangt over door het depositogarantiestelsel gedekte deposito’s. Dit is noodzakelijk om het depositogarantiestelsel op doeltreffende wijze te laten functioneren, zoals gevraagd in deze richtlijn. Deze verslagleggingsvereisten zijn afgeleid van bestaande verplichtingen van banken om te zorgen voor onmiddellijke identificatie van deposito’s of vloeien voort uit de uitbreiding van de deposantenbescherming en zijn daarom niet in strijd met de algemene doelstelling om de administratieve lasten voor kredietinstellingen te verminderen. Voorts is het belangrijk dat de EBA naar behoren wordt geïnformeerd over situaties die zich voordoen en waarin het depositogarantiestelsel overeenkomstig deze richtlijn tot een interventie kan overgaan, om de EBA te ondersteunen bij haar taken om toe te zien op de financiële integriteit, stabiliteit en zekerheid van het Europese banksysteem. De EBA krijgt de opdracht om ontwerpen van technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen met betrekking tot het model, de procedures en de inhoud van deze informatie.

De lidstaten moeten deze wijzigingen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingsrichtlijn omzetten. De nieuwe regels met betrekking tot de toepassing van waarborgen bij het gebruik van preventieve maatregelen door depositogarantiestelsels op grond van artikel 11 bis vereisen organisatorische veranderingen en een geleidelijke opbouw van operationele capaciteiten door depositogarantiestelsels en aangewezen autoriteiten, hetgeen een langere uitvoeringsperiode rechtvaardigt. Rekening houdend met de specifieke kenmerken van institutionele protectiestelsels die als depositogarantiestelsel worden erkend, kan deze uitvoeringsperiode verder worden verlengd.

2023/0115 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2014/49/EU betreffende de omvang van depositobescherming, het gebruik van de middelen van depositogarantiestelsels, grensoverschrijdende samenwerking en transparantie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 33 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 34 ,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank 35 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Overeenkomstig artikel 19, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad 36 heeft de Commissie de toepassing en het toepassingsgebied van die richtlijn beoordeeld en is zij tot de conclusie gekomen dat de doelstelling van bescherming van deposanten in de Unie door de oprichting van depositogarantiestelsels (DSG) grotendeels is bereikt. De Commissie is echter ook tot de conclusie gekomen dat de resterende hiaten in de bescherming van deposanten moeten worden aangepakt en dat de werking van depositogarantiestelsels moet worden verbeterd, en dat tegelijkertijd de regels voor andere interventies door depositogarantiestelsels anders dan uitbetalingsprocedures moeten worden geharmoniseerd.

(2)Het niet voldoen aan de verplichtingen om bijdragen aan depositogarantiestelsels te betalen of om informatie te verstrekken aan deposanten en depositogarantiestelsels zou de doelstelling van deposantenbescherming kunnen ondermijnen. Depositogarantiestelsels of, indien relevant, aangewezen autoriteiten kunnen financiële sancties opleggen voor laattijdige betaling van bijdragen. Het is belangrijk om de coördinatie tussen depositogarantiestelsels en aangewezen en bevoegde autoriteiten te verbeteren om handhavingsmaatregelen te nemen tegen een kredietinstelling die haar verplichtingen niet nakomt. Hoewel de toepassing van toezichts- en handhavingsmaatregelen door de bevoegde autoriteiten jegens kredietinstellingen is geregeld in de nationale wetgeving en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad 37 , moet ervoor worden gezorgd dat de aangewezen autoriteiten de bevoegde autoriteiten tijdig in kennis stellen van elke inbreuk op de verplichtingen van kredietinstellingen op grond van de depositobeschermingsregels.

(3)Om verdere convergentie van de praktijken van depositogarantiestelsels te ondersteunen en depositogarantiestelsels te helpen bij het testen van hun veerkracht, moet de Europese Bankautoriteit (EBA) richtlijnen opstellen voor de uitvoering van stresstests op de systemen van depositogarantiestelsels.

(4)Op grond van artikel 5, lid 1, punt d), van Richtlijn 2014/49/EU zijn deposito’s van bepaalde financiële instellingen, waaronder beleggingsondernemingen, uitgesloten van dekking door het depositogarantiestelsel. Het geld dat deze financiële instellingen van hun cliënten ontvangen en dat zij namens hun cliënten bij een kredietinstelling deponeren in het kader van de uitoefening van de diensten die zij aanbieden, moet echter onder bepaalde voorwaarden worden beschermd.

(5)De groepen deposanten die momenteel worden beschermd door middel van terugbetaling door een depositogarantiestelsel is ingegeven door de wens om niet-professionele beleggers te beschermen, terwijl professionele beleggers geacht worden dergelijke bescherming niet nodig te hebben. Om die reden zijn overheden van dekking uitgesloten. De meeste overheden (waaronder in sommige lidstaten scholen en ziekenhuizen) kunnen echter niet als professionele investeerders worden beschouwd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat deposito’s van alle niet-professionele beleggers, waaronder overheden, kunnen profiteren van de bescherming die een depositogarantiestelsel biedt.

(6)Deposito’s als gevolg van bepaalde gebeurtenissen, waaronder onroerendgoedtransacties met betrekking tot particuliere woningen of de uitbetaling van bepaalde verzekeringsuitkeringen, kunnen tijdelijk leiden tot grote deposito’s. Om die reden zijn de lidstaten op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2014/49/EU momenteel verplicht ervoor te zorgen dat deposito’s die het gevolg zijn van deze gebeurtenissen gedurende ten minste drie maanden en ten hoogste twaalf maanden na creditering van het bedrag of vanaf het tijdstip waarop die deposito’s wettelijk kunnen worden overgemaakt, boven de 100 000 EUR worden beschermd. Om de bescherming van deposanten in de Unie te harmoniseren en om de administratieve complexiteit en rechtsonzekerheid met betrekking tot de omvang van de bescherming van dergelijke deposito’s te verminderen, is het noodzakelijk om hun bescherming af te stemmen op ten minste 500 000 EUR voor een geharmoniseerde periode van zes maanden, in aanvulling op het dekkingsniveau van 100 000 EUR.

(7)Tijdens een onroerendgoedtransactie kunnen de gelden via verschillende rekeningen worden overgemaakt voordat de transactie daadwerkelijk wordt afgewikkeld. Om deposanten bij onroerendgoedtransacties op homogene wijze te beschermen, moet de bescherming van tijdelijke hoge saldi daarom zowel gelden voor de opbrengsten van een verkoop als voor de gelden die worden gedeponeerd voor de aankoop van een particuliere woning op korte termijn.

(8)Om ervoor te zorgen dat het door een depositogarantiestelsel terug te betalen bedrag tijdig wordt uitbetaald en om de administratieve en berekeningsregels te vereenvoudigen, moet de discretie om bij de berekening van het terug te betalen bedrag rekening te houden met opeisbare verplichtingen, worden afgeschaft.

(9)Het is noodzakelijk om de operationele capaciteiten van depositogarantiestelsels te optimaliseren en hun administratieve lasten te verminderen. Daarom moet worden vastgesteld dat wanneer het gaat om de identificatie van deposanten die recht hebben op deposito’s op rekeningen van begunstigden of om de beoordeling of deposanten in aanmerking komen voor tijdelijke waarborgen voor hoge saldi, het de verantwoordelijkheid van de deposanten en rekeninghouders blijft om op eigen kracht aan te tonen dat zij daar recht op hebben.

(10)Voor bepaalde deposito’s geldt mogelijk een langere terugbetalingstermijn omdat depositogarantiestelsels de aanvraag tot terugbetaling moeten verifiëren. Om de regels in de hele Unie te harmoniseren, moet de terugbetalingstermijn worden beperkt tot twintig werkdagen na ontvangst van de relevante documenten.

(11)De administratieve kosten in verband met de terugbetaling van kleine bedragen op slapende rekeningen kunnen opwegen tegen de voordelen voor de deposant. Daarom moet worden gespecificeerd dat depositogarantiestelsels niet verplicht moeten worden actieve stappen te ondernemen om de op dergelijke rekeningen aangehouden deposito’s terug te betalen onder bepaalde drempels die op nationaal niveau moeten worden vastgesteld. Het recht van deposanten om aanspraak te maken op een dergelijk bedrag moet echter worden gehandhaafd. Wanneer dezelfde deposant ook andere actieve rekeningen heeft, moeten depositogarantiestelsels dat bedrag bovendien meenemen in de berekening van het terug te betalen bedrag.

(12)Depositogarantiestelsels hebben verschillende methoden om deposanten terug te betalen, variërend van contante uitbetalingen tot elektronische overboekingen. Om er echter voor te zorgen dat het terugbetalingsproces van depositogarantiestelsels traceerbaar is en om in lijn te blijven met de doelstellingen van het kader van de Unie ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, moeten terugbetalingen aan deposanten via overmakingen standaard de uitbetalingsmethode zijn wanneer de terugbetaling een bedrag van 10 000 EUR overschrijdt.

(13)Financiële instellingen zijn uitgesloten van depositobescherming. Bepaalde financiële instellingen, waaronder instellingen voor elektronisch geld, betalingsinstellingen en beleggingsondernemingen, deponeren de van hun cliënten ontvangen gelden echter ook op bankrekeningen, vaak op tijdelijke basis, om te voldoen aan beschermingsverplichtingen in overeenstemming met sectorspecifieke wetgeving, waaronder Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad 38 , Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad 39 en Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 40 . Gezien de groeiende rol van deze financiële instellingen moeten depositogarantiestelsels dergelijke deposito’s beschermen mits deze cliënten geïdentificeerd of identificeerbaar zijn.

(14)Cliënten van financiële instellingen weten niet altijd welke kredietinstelling de financiële instelling heeft gekozen om hun geld bij te deponeren. Depositogarantiestelsels mogen dergelijke deposito’s daarom niet samenvoegen met een deposito dat dezelfde cliënten mogelijk hebben bij dezelfde kredietinstelling waar de financiële instelling hun deposito’s heeft geplaatst. Kredietinstellingen weten mogelijk niet welke cliënten recht hebben op het bedrag dat op de rekeningen van de cliënten wordt aangehouden, of kunnen mogelijk de individuele gegevens van die cliënten niet controleren en registreren. Afhankelijk van het type en het bedrijfsmodel van de financiële instelling kunnen er omstandigheden zijn waaronder een rechtstreekse terugbetaling aan de cliënt de rekeninghouder in gevaar kan brengen. Daarom moet het depositogarantiestelsels worden toegestaan om bedragen terug te betalen op een rekening van een cliënt die door de rekeninghouder bij een andere kredietinstelling is geopend ten behoeve van elke cliënt, wanneer aan bepaalde criteria is voldaan. Om het risico van dubbele betaling in dergelijke situaties te vermijden, moeten eventuele vorderingen van cliënten met betrekking tot bedragen die de rekeninghouder namens hen houdt, worden verminderd met het bedrag dat door het depositogarantiestelsel rechtstreeks aan die cliënten wordt terugbetaald. De EBA moet daarom ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen om de technische details te specificeren met betrekking tot de identificatie van cliënten met het oog op terugbetaling, de criteria voor terugbetaling aan de rekeninghouder ten behoeve van elke cliënt of rechtstreeks aan de cliënt, en de regels om meerdere vorderingen om uitbetaling aan dezelfde begunstigde te voorkomen.

(15)Bij het terugbetalen van deposanten kunnen depositogarantiestelsels in situaties terechtkomen die aanleiding geven tot bezorgdheid over het witwassen van geld. Het depositogarantiestelsel moet daarom de uitbetaling aan een deposant weigeren wanneer een financiële-inlichtingeneenheid een bank- of betaalrekening heeft geschorst overeenkomstig de toepasselijke antiwitwasregels.

(16)Artikel 9 van Richtlijn 2014/49/EU bepaalt dat wanneer een depositogarantiestelsel betalingen verricht in het kader van een afwikkelingsprocedure, het depositogarantiestelsel een vordering heeft tegen de betrokken kredietinstelling voor een bedrag dat gelijk is aan de betalingen en die vordering in de rangorde dezelfde plaats moet bekleden als gedekte deposito’s. In deze bepaling wordt geen onderscheid gemaakt tussen de bijdrage van een depositogarantiestelsel wanneer een open-bank bail-in-instrument wordt gebruikt, en de bijdrage van een depositogarantiestelsel aan de financiering van een overdrachtsstrategie (verkoop van een bedrijf of instrument van de overbruggingsinstelling), gevolgd door liquidatie van de rest van de entiteit. Om duidelijkheid en rechtszekerheid te garanderen met betrekking tot het bestaan en het bedrag van een vordering van een depositogarantiestelsel in verschillende scenario’s, moet worden gespecificeerd dat wanneer het depositogarantiestelsel bijdraagt tot de ondersteuning van de verkoop van een bedrijfsinstrument of van de toepassing van het instrument van de overbruggingsinstelling, of alternatieve maatregelen, waarbij een reeks activa, rechten en passiva, waaronder deposito’s, van de kredietinstelling wordt overgedragen aan een ontvanger, dat depositogarantiestelsel bij de daaropvolgende liquidatieprocedure op grond van nationaal recht een vordering op de rest van de entiteit moet hebben. Om ervoor te zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren van de kredietinstelling die achterblijft in de rest van de entiteit de verliezen van die kredietinstelling effectief opvangen en de mogelijkheid van terugbetalingen bij insolventie aan het depositogarantiestelsel verbeteren, moet de vordering van het depositogarantiestelsel in de rangorde dezelfde plaats bekleden als de vordering van de deposanten. Indien het open-bank bail-in-instrument wordt toegepast (d.w.z. wanneer de kredietinstelling haar activiteiten voortzet), draagt het depositogarantiestelsel bij tot het bedrag waarmee gedekte deposito’s zouden zijn afgeschreven of omgerekend om de verliezen in die kredietinstelling op te vangen, indien gedekte deposito’s binnen het toepassingsgebied van de bail-in waren opgenomen. Daarom mag de bijdrage van het depositogarantiestelsel niet resulteren in een vordering tegen de instelling in afwikkeling, aangezien dit het doel van de bijdrage van het depositogarantiestelsel teniet zou doen.

(17)Om te zorgen voor convergentie van de praktijken van depositogarantiestelsels en rechtszekerheid voor deposanten om aanspraak te maken op hun deposito’s, en om operationele hindernissen voor depositogarantiestelsels te vermijden, is het belangrijk om een voldoende lange termijn vast te stellen waarbinnen deposanten aanspraak kunnen maken op terugbetaling van hun deposito’s, in die gevallen waarin het depositogarantiestelsel deposanten niet binnen de in artikel 8 van Richtlijn 2014/49/EU vastgestelde termijnen heeft terugbetaald in het geval van een uitbetaling.

(18)De lidstaten zorgen er op grond van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2014/49/EU, voor dat de beschikbare financiële middelen van een depositogarantiestelsel uiterlijk op 3 juli 2024 ten minste een streefbedrag hebben bereikt dat gelijk is aan 0,8 % van het bedrag van de gedekte deposito’s van de deelnemers. Om objectief te beoordelen of depositogarantiestelsels aan dat vereiste voldoen, moet een duidelijke referentieperiode worden vastgesteld om het bedrag van de gedekte deposito’s en de beschikbare financiële middelen van depositogarantiestelsels te bepalen.

(19)Om de veerkracht van depositogarantiestelsels te waarborgen, moeten hun middelen afkomstig zijn van stabiele en onherroepelijke bijdragen. Bepaalde bronnen van financiering van depositogarantiestelsels, waaronder leningen en verwachte terugvorderingen, zijn te resultaatafhankelijk om als bijdragen te worden meegenomen bij het bereiken van het streefbedrag van het depositogarantiestelsel. Om de voorwaarden voor het bereiken van hun streefbedrag te harmoniseren en om ervoor te zorgen dat de beschikbare financiële middelen van depositogarantiestelsels worden gefinancierd door bijdragen van de sector, moeten middelen die in aanmerking wordt genomen voor het bereiken van het streefbedrag worden onderscheiden van middelen die worden beschouwd als aanvullende financieringsbronnen. Uitstromen van middelen van een depositogarantiestelsel, met inbegrip van te verwachten aflossingen van leningen, kunnen worden gepland en verwerkt in de reguliere bijdragen van deelnemers aan het depositogarantiestelsel, en mogen daarom niet leiden tot een daling van de beschikbare financiële middelen tot onder het streefbedrag. Om die reden moet worden gespecificeerd dat, nadat het streefbedrag voor het eerst is bereikt, alleen een tekort aan beschikbare financiële middelen van het depositogarantiestelsel als gevolg van een interventie van het depositogarantiestelsel (uitbetaling of preventieve, afwikkelings- of alternatieve maatregelen) een aanvullingsperiode van zes jaar kan doen ingaan. Om een consistente toepassing te waarborgen, moet de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen waarin de methode voor de berekening van het streefbedrag voor de depositogarantiestelsels wordt gespecificeerd.

(20)De beschikbare financiële middelen van een depositogarantiestelsel moeten onmiddellijk kunnen worden gebruikt in het geval van plotselinge uitbetalingen of andere interventies. Gezien de verschillende praktijken in de Unie is het passend vereisten vast te stellen voor de beleggingsstrategie van depositogarantiestelsels om eventuele negatieve gevolgen voor het vermogen van een depositogarantiestelsel om zijn taak te vervullen, te beperken. Wanneer een depositogarantiestelsel niet bevoegd is om de beleggingsstrategie vast te stellen, moet de autoriteit, of het orgaan of de entiteit in de lidstaat die verantwoordelijk is voor het bepalen van de beleggingsstrategie, bij het bepalen van die beleggingsstrategie ook de beginselen met betrekking tot diversificatie en beleggingen in activa met een laag risico respecteren. Om de volledige operationele onafhankelijkheid en flexibiliteit van het depositogarantiestelsel te behouden wat betreft toegang tot zijn middelen, moeten, wanneer middelen van een depositogarantiestelsel bij de schatkist worden gedeponeerd, deze middelen worden geoormerkt en op een afzonderlijke rekening worden geplaatst.

(21)De optie om de beschikbare financiële middelen van een depositogarantiestelsel bijeen te brengen door verplichte bijdragen die door de deelnemende instellingen worden betaald aan bestaande stelsels van verplichte bijdragen die door een lidstaat zijn ingesteld om de kosten in verband met het systeemrisico te dekken, is nooit gebruikt en moet daarom worden afgeschaft.

(22)Het is noodzakelijk om de deposantenbescherming te verbeteren, waarbij tegelijkertijd wordt vermeden dat de activa van een depositogarantiestelsel tegen afbraakprijzen worden verkocht en mogelijke negatieve procyclische effecten op de banksector als gevolg van de inning van buitengewone bijdragen worden beperkt. Depositogarantiestelsels moeten daarom gebruik kunnen maken van alternatieve financieringsregelingen die hen in staat stellen om op elk moment kortlopende financiering te verkrijgen uit andere bronnen dan bijdragen, onder meer voordat ze hun beschikbare financiële middelen die via buitengewone bijdragen zijn geïnd, gebruiken. Aangezien kredietinstellingen in de eerste plaats de kosten en verantwoordelijkheid voor de financiering van depositogarantiestelsels moeten dragen, mogen alternatieve financieringsregelingen uit overheidsmiddelen alleen als laatste redmiddel worden gebruikt.

(23)Om te zorgen voor voldoende gediversifieerde belegging van de middelen van depositogarantiestelsels en convergentie van hun praktijken, moet de EBA richtsnoeren uitvaardigen om depositogarantiestelsels in dat verband sturing te bieden.

(24)Hoewel de primaire rol van depositogarantiestelsels de terugbetaling van gedekte deposanten is, kunnen interventies anders dan uitbetaling kosteneffectiever blijken voor depositogarantiestelsels en zorgen voor een ononderbroken toegang tot deposito’s door overdrachtsstrategieën te faciliteren. Depositogarantiestelsels kunnen verplicht zijn om bij te dragen aan de afwikkeling van kredietinstellingen. Daarnaast kunnen depositogarantiestelsels in sommige lidstaten preventieve maatregelen financieren om de levensvatbaarheid van kredietinstellingen op lange termijn te herstellen, of alternatieve maatregelen in geval van insolventie. Hoewel dergelijke preventieve en alternatieve maatregelen de bescherming van deposito’s aanzienlijk kunnen verbeteren, is het noodzakelijk om dergelijke maatregelen aan passende waarborgen te onderwerpen, onder meer in de vorm van een geharmoniseerde laagstekostentoets, om te zorgen voor een gelijk speelveld en de doeltreffendheid en kostenefficiëntie van dergelijke maatregelen. Dergelijke waarborgen zouden alleen van toepassing moeten zijn op interventies die worden gefinancierd met de beschikbare financiële middelen van het depositogarantiestelsel die op grond van deze richtlijn zijn gereglementeerd.

(25)Maatregelen om het falen van een kredietinstelling te voorkomen door middel van voldoende vroegtijdige interventies kunnen een effectieve rol spelen in het continuüm van crisisbeheerinstrumenten om het vertrouwen en de financiële stabiliteit van deposanten te handhaven. Deze maatregelen kunnen verschillende vormen aannemen: kapitaalondersteunende maatregelen via eigenvermogensinstrumenten (waaronder tier 1-kernkapitaalinstrumenten) of andere kapitaalinstrumenten, garanties of leningen. Depositogarantiestelsels hebben op heterogene wijze toegang gehad tot deze maatregelen. Om het continuüm van crisisbeheerinstrumenten en de toepassing van preventieve maatregelen te waarborgen op een wijze die in overeenstemming is met het afwikkelingskader en de staatssteunregels, is het noodzakelijk het tijdschema en de voorwaarden voor de toepassing ervan te specificeren. Preventieve maatregelen zijn niet geschikt om geleden verliezen op te vangen wanneer de kredietinstelling al faalt of dreigt te falen, en moeten vroegtijdig worden genomen om verslechtering van de financiële situatie van de bank te voorkomen. De aangewezen autoriteiten moeten daarom nagaan of aan de voorwaarden voor een dergelijke interventie door het depositogarantiestelsel is voldaan. Tot slot mogen deze voorwaarden voor het gebruik van de beschikbare financiële middelen van het depositogarantiestelsel geen afbreuk doen aan de beoordeling door de bevoegde autoriteit of een institutioneel protectiestelsel voldoet aan de criteria van artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 41 .

(26)Om ervoor te zorgen dat preventieve maatregelen hun doel bereiken, moeten kredietinstellingen worden verplicht een nota op te stellen waarin de maatregelen worden beschreven die zij toezeggen te zullen nemen. Het opstellen van een dergelijke nota mag voor de kredietinstelling niet te belastend en tijdrovend zijn, om ervoor te zorgen dat het depositogarantiestelsel vroeg genoeg kan ingrijpen. Daarom moet de nota van preventieve maatregelen de vorm aannemen van een voldoende beknopte toelichting. Deze nota moet alle elementen bevatten die tot doel hebben de uitstroom van middelen te voorkomen en de kapitaal- en liquiditeitspositie van de kredietinstelling te versterken, zodat de kredietinstelling op een toekomstgerichte basis kan voldoen aan alle relevante prudentiële en andere wettelijke vereisten. Deze nota moet daarom kapitaalverhogende maatregelen bevatten, waaronder regels inzake de uitgifte van rechten, de vrijwillige omzetting van achtergestelde schuldinstrumenten, passivabeheerexercities, kapitaalgenererende verkopen van activa, de securitisatie van portefeuilles, en winstbehoud, waaronder een verbod op dividenduitkering en een verbod op de verwerving van deelnemingen in ondernemingen. Om dezelfde reden moeten kredietinstellingen tijdens de uitvoering van de in de nota opgenomen maatregelen ook hun liquiditeitspositie versterken en zich onthouden van agressieve handelspraktijken en van de terugkoop van eigen aandelen of het terugbetalen van hybride kapitaalinstrumenten. Deze nota moet ook een exitstrategie bevatten voor alle ontvangen steunmaatregelen. De bevoegde autoriteiten zijn het best geplaatst om te worden geraadpleegd over de relevantie en geloofwaardigheid van de maatregelen die in de nota worden overwogen. Om ervoor te zorgen dat de aangewezen autoriteiten van het depositogarantiestelsel dat door de kredietinstelling wordt verzocht een preventieve maatregel te financieren, kunnen beoordelen of aan alle voorwaarden voor preventieve maatregelen is voldaan, moeten de bevoegde autoriteiten samenwerken met de aangewezen autoriteiten. Om te zorgen voor een consistente aanpak van de toepassing van preventieve maatregelen in de hele Unie, moet de EBA richtsnoeren uitvaardigen om kredietinstellingen te helpen bij het opstellen van een dergelijke nota.

(27)Om ervoor te zorgen dat kredietinstellingen die steun ontvangen van depositogarantiestelsels in de vorm van preventieve maatregelen hun verplichtingen nakomen, moeten de bevoegde autoriteiten kredietinstellingen die hun verplichtingen niet zijn nagekomen, om een plan van corrigerende maatregelen vragen. Wanneer een bevoegde autoriteit van mening is dat de maatregelen in dit plan niet voldoende zijn om te zorgen voor levensvatbaarheid van de kredietinstelling op lange termijn, mag het depositogarantiestelsel de kredietinstelling geen verdere preventieve steun verlenen. Om te zorgen voor een consistente aanpak van de toepassing van preventieve maatregelen in de hele Unie, moet de EBA richtsnoeren uitvaardigen om kredietinstellingen te helpen bij het opstellen van een dergelijk plan van corrigerende maatregelen.

(28)Om nadelige gevolgen voor de mededinging en voor de interne markt te voorkomen, moet worden bepaald dat in geval van alternatieve insolventiemaatregelen, de relevante organen die een kredietinstelling vertegenwoordigen in het kader van nationale insolventieprocedures (vereffenaar, curator, bewindvoerder of een ander orgaan) regelingen treffen om de activiteiten van de kredietinstelling of een deel ervan te verkopen in een open, transparant en niet-discriminerend proces, waarbij wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijke verkoopprijs. De kredietinstelling of elke bemiddelaar die namens de kredietinstelling optreedt, moet regels toepassen die geschikt zijn voor de verkoop van activa, rechten en passiva die aan potentiële verkrijgers worden overgedragen. In ieder geval moet het gebruik van staatsmiddelen onderworpen blijven aan de relevante staatssteunregels van het Verdrag, indien van toepassing.

(29)Aangezien het hoofddoel van depositogarantiestelsels is om gedekte deposito’s te beschermen, mogen depositogarantiestelsels alleen interventies anders dan uitbetalingen financieren wanneer dergelijke interventies goedkoper zijn dan uitbetalingen. De ervaring met de toepassing van die regel (“laagstekostentoets”) heeft verschillende tekortkomingen aan het licht gebracht, aangezien het huidige kader niet gedetailleerd beschrijft hoe de kosten van die interventies en de kosten van de uitbetaling moeten worden bepaald. Om te zorgen voor een consistente toepassing van de laagstekostentoets in de hele Unie, is het noodzakelijk de berekening van die kosten te specificeren. Tegelijkertijd moeten buitensporig strenge voorwaarden worden vermeden die het gebruik van middelen van depositogarantiestelsels voor interventies anders dan uitbetaling in feite onmogelijk zouden maken. Bij de uitvoering van de laagstekostentoets moeten depositogarantiestelsels eerst verifiëren dat de kosten voor de financiering van de geselecteerde maatregel lager zijn dan de kosten voor de terugbetaling van gedekte deposito’s. Bij de methode voor de laagstekostentoets moet rekening worden gehouden met de tijdswaarde van geld.

(30)Liquidatie kan een langdurig proces zijn, waarvan de efficiëntie afhangt van de efficiëntie van de nationale rechterlijke instanties, insolventieregelingen, individuele bankkenmerken en de omstandigheden van het falen van een instelling. Voor interventies door het depositogarantiestelsel als onderdeel van alternatieve maatregelen moet de laagstekostentoets gebaseerd zijn op de waardering van de activa en passiva van de kredietinstelling, zoals vastgelegd in artikel 36, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, en de waardering zoals vastgelegd in artikel 36, lid 8, van die richtlijn. De precieze evaluatie van de terugvorderingen van liquidaties kan echter een uitdaging zijn in de context van de laagstekostentoets voor preventieve maatregelen, die vermoedelijk al lang vóór een voorzienbare liquidatie plaatsvinden. Daarom moet het nulscenario voor de laagstekostentoets voor preventieve maatregelen dienovereenkomstig worden aangepast, en in ieder geval moeten de verwachte terugvorderingen worden beperkt tot een redelijk bedrag op basis van terugvorderingen in eerdere uitbetalingsgebeurtenissen.

(31)De aangewezen autoriteiten moeten een raming maken van de kosten van de maatregel voor het depositogarantiestelsel, onder meer na de terugbetaling van een lening, een kapitaalinjectie of het gebruik van een garantie, na aftrek van verwachte inkomsten, operationele kosten en potentiële verliezen, ten opzichte van een nulscenario gebaseerd op een hypothetisch eindverlies aan het einde van de insolventieprocedure, waarbij rekening moet worden gehouden met terugvorderingen van het depositogarantiestelsel als onderdeel van de liquidatieprocedure van een bank. Om een eerlijk en vollediger beeld te geven van de werkelijke kosten van de terugbetaling aan deposanten, moet de raming van het verlies als gevolg van de terugbetaling van gedekte deposito’s ook de kosten omvatten die indirect verband houden met de terugbetaling aan deposanten. Dergelijke kosten moeten de kosten van de aanvulling van het depositogarantiestelsel omvatten en de kosten die het depositogarantiestelsel zou kunnen dragen als gevolg van het gebruik van alternatieve financiering. Om te zorgen voor een consistente toepassing van de laagstekostentoets moet de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen met betrekking tot de methode voor de berekening van de kosten van verschillende interventies door het depositogarantiestelsel. Om ervoor te zorgen dat de methode voor de laagstekostentoets consistent is met de wettelijke of contractuele taak van het depositogarantiestelsel wat preventieve maatregelen betreft, moet de EBA bij de ontwikkeling van deze ontwerpen van technische reguleringsnormen rekening houden met de relevantie van preventieve maatregelen in de methode voor de berekening van de uitbetaling in het nulscenario.

(32)Om de geharmoniseerde bescherming van deposanten te verbeteren en de respectieve verantwoordelijkheden in de hele Unie te specificeren, moet het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst zorgen voor de uitbetaling aan deposanten die gevestigd zijn in lidstaten waar de kredietinstellingen die deelnemen aan het depositogarantiestelsel deposito’s en andere terugbetaalbare fondsen aannemen door depositodiensten aan te bieden op grensoverschrijdende basis zonder dat zij in de lidstaat van ontvangst gevestigd zijn. Om de uitbetalingstransacties en het verstrekken van informatie aan deposanten te vergemakkelijken, moet het depositogarantiestelsel van de lidstaat van ontvangst kunnen fungeren als contactpunt voor deposanten bij kredietinstellingen die gebruikmaken van de vrijheid van dienstverrichting.

(33)De samenwerking tussen depositogarantiestelsels in de hele Unie is essentieel om te zorgen voor een snelle en kostenefficiënte terugbetaling aan deposanten wanneer kredietinstellingen bankdiensten verrichten via bijkantoren in andere lidstaten. Met het oog op de technologische vooruitgang die het gebruik van grensoverschrijdende overdrachten en identificatie op afstand bevordert, moet het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst rechtstreeks de terugbetalingen kunnen verrichten aan deposanten bij bijkantoren in een andere lidstaat, mits de administratieve lasten en kosten lager zijn dan wanneer de terugbetaling zou worden uitgevoerd door het depositogarantiestelsel van de lidstaat van ontvangst. Die flexibiliteit moet een aanvulling vormen op het huidige samenwerkingsmechanisme, waarbij het depositogarantiestelsel van de lidstaat van ontvangst de deposanten bij bijkantoren moet terugbetalen namens het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst. Om het vertrouwen van de deposanten in zowel de lidstaten van ontvangst als van herkomst te behouden, moet de EBA richtsnoeren uitvaardigen om de depositogarantiestelsels bij te staan bij deze samenwerking, onder meer door een lijst van voorwaarden voor te stellen waaronder een depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst kan besluiten om deposanten bij bijkantoren in de lidstaat van ontvangst terug te betalen.

(34)Kredietinstellingen kunnen hun deelneming aan een depositogarantiestelsel wijzigen omdat zij hun hoofdkantoor naar een andere lidstaat verplaatsen of hun dochteronderneming omzetten in een bijkantoor, of omgekeerd. Artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2014/49/EU vereist dat de bijdragen van die kredietinstelling die in de twaalf maanden voorafgaand aan de overdracht zijn betaald, naar het andere depositogarantiestelsel worden overgedragen in verhouding tot het bedrag van de overgedragen gedekte deposito’s. Om ervoor te zorgen dat de overdracht van bijdragen aan het ontvangende depositogarantiestelsel niet afhankelijk is van uiteenlopende nationale regels inzake facturering of de feitelijke datum van betaling van bijdragen, moet het depositogarantiestelsel van herkomst het over te dragen bedrag berekenen op basis van verschuldigde bijdragen in plaats van de betaalde bijdragen.

(35)Het is noodzakelijk om te zorgen voor een gelijke bescherming van deposanten in de hele Unie, die niet volledig kan worden gegarandeerd door een stelsel voor gelijkwaardigheidsbeoordeling van deposantenbescherming in derde landen. Om die reden moeten bijkantoren in de Unie van een kredietinstelling met het hoofdkantoor in een derde land zich aansluiten bij een depositogarantiestelsel in de lidstaat waar zij hun depositoactiviteiten uitvoeren. Dat vereiste zou ook zorgen voor consistentie met de Richtlijnen 2013/36/EU en 2014/59/EU, die gericht zijn op de invoering van een robuuster prudentieel en afwikkelingskader voor groepen uit derde landen die bankdiensten verlenen in de Unie. Omgekeerd moet worden voorkomen dat depositogarantiestelsels worden blootgesteld aan de economische en financiële risico’s van derde landen. Deposito’s in bijkantoren die door kredietinstellingen van de Unie in derde landen zijn gevestigd, moeten daarom niet worden beschermd.

(36)Gestandaardiseerde en regelmatige openbaarmaking van informatie vergroot het bewustzijn van deposanten over depositobescherming. Om de openbaarmakingsvereisten af te stemmen op de technologische ontwikkelingen, moet in deze vereisten rekening worden gehouden met de nieuwe digitale communicatiekanalen die kredietinstellingen gebruiken voor de communicatie met hun deposanten. Deposanten moeten duidelijke en homogene informatie verkrijgen waarin hun depositobescherming wordt toegelicht en tegelijkertijd moeten de daarmee samenhangende administratieve lasten voor kredietinstellingen of depositogarantiestelsels worden beperkt. De EBA moet de opdracht krijgen om ontwerpen van technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen om enerzijds de inhoud en het formaat te specificeren van het informatieblad voor deposanten dat jaarlijks aan deposanten moet worden verstrekt, en anderzijds de modelinformatie die depositogarantiestelsels of kredietinstellingen in specifieke situaties aan deposanten moeten verstrekken, waaronder fusies van kredietinstellingen, de vaststelling dat deposito’s niet beschikbaar zijn of de terugbetaling van deposito’s van cliëntengelden.

(37)De fusie van een kredietinstelling of de omzetting van een dochteronderneming in een bijkantoor of omgekeerd kan gevolgen hebben voor de belangrijkste kenmerken van deposantenbescherming. Om negatieve gevolgen te vermijden voor deposanten die deposito’s hebben bij beide fuserende banken en wier aanspraak op depositodekking zou afnemen als gevolg van wijzigingen in de deelneming aan het depositogarantiestelsel, moeten alle deposanten op de hoogte worden gesteld van dergelijke wijzigingen en moeten zij het recht hebben hun geld boetevrij op te nemen tot een bedrag dat gelijk staat aan de verloren dekking van deposito’s.

(38)Om de financiële stabiliteit te behouden, besmetting te voorkomen en, indien van toepassing, deposanten in staat te stellen hun rechten uit te oefenen om aanspraak te maken op deposito’s, moeten de betrokken autoriteiten, depositogarantiestelsels en kredietinstellingen de deposanten informeren over het feit dat deposito’s niet meer beschikbaar zijn.

(39)Om de transparantie voor deposanten te vergroten en de financiële robuustheid en het vertrouwen tussen depositogarantiestelsels bij de uitvoering van hun taak te bevorderen, moeten de huidige verslagleggingsvereisten worden verbeterd. Voortbouwend op de huidige vereisten die depositogarantiestelsels in staat stellen alle nodige informatie op te vragen bij deelnemende instellingen om zich voor te bereiden op een uitbetaling, moeten depositogarantiestelsels ook de informatie kunnen opvragen die nodig is om zich voor te bereiden op een uitbetaling in het kader van grensoverschrijdende samenwerking. Op verzoek van een depositogarantiestelsel moeten de deelnemende instellingen worden verplicht algemene informatie te verstrekken over alle belangrijke grensoverschrijdende activiteiten in andere lidstaten. Om de EBA voldoende informatie te verstrekken over de ontwikkeling van de beschikbare financiële middelen van de depositogarantiestelsels en over het gebruik van deze middelen, moeten de lidstaten er eveneens voor zorgen dat depositogarantiestelsels de EBA jaarlijks informeren over het bedrag aan gedekte deposito’s en beschikbare financiële middelen, en de EBA op de hoogte brengen van de omstandigheden die hebben geleid tot het gebruik van middelen van het depositogarantiestelsel voor uitbetalingen of andere maatregelen. Om de versterkte rol weer te geven van depositogarantiestelsels bij crisisbeheer,die tot doel heeft het gebruik van middelen van depositogarantiestelsels bij afwikkeling te vergemakkelijken, moeten depositogarantiestelsels ten slotte het recht hebben om de samenvatting van de afwikkelingsplannen van kredietinstellingen te ontvangen, zodat zij in het algemeen beter voorbereid zijn om de middelen beschikbaar te stellen.

(40)Technische normen voor financiële diensten moeten een consistente harmonisatie en een afdoende deposantenbescherming in de hele Unie vergemakkelijken. Als orgaan met hooggespecialiseerde expertise zou het efficiënt en passend zijn om de EBA te belasten met de ontwikkeling van ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen inhouden, voor vaststelling door de Commissie.

(41)De Commissie dient, indien vastgesteld in deze richtlijn, de door de EBA ontwikkelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 290 VWEU, in overeenstemming met de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad 42 , waarmee het volgende wordt gespecificeerd: a) de technische details met betrekking tot de identificatie van cliënten van financiële instellingen voor de uitbetaling van deposito’s van cliëntengelden, de criteria voor terugbetaling aan de rekeninghouder ten behoeve van elke cliënt of rechtstreeks aan de cliënt, en de regels ter voorkoming van meerdere uitbetalingen aan dezelfde begunstigde; b) de methode voor de laagstekostentoets; en c) de methode voor de berekening van de beschikbare financiële middelen die in aanmerking komen voor het streefbedrag.

(42)De Commissie dient, waar voorzien in deze richtlijn, de door de EBA ontwikkelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 291 VWEU, in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, waarmee het volgende wordt gespecificeerd: a) de inhoud en het formaat van het informatieblad voor deposanten, het model voor informatie dat depositogarantiestelsels of kredietinstellingen aan deposanten moeten verstrekken; b) de procedures die moeten worden gevolgd bij het verstrekken van informatie door kredietinstellingen aan hun depositogarantiestelsel, en door depositogarantiestelsels en aangewezen autoriteiten aan de EBA, en de modellen voor het verstrekken van die informatie.

(43)Richtlijn 2014/49/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(44)Om bijkantoren van kredietinstellingen met het hoofdkantoor buiten de Unie die niet deelnemen aan een in de Unie gevestigd depositogarantiestelsel toe te staan zich bij een depositogarantiestelsel van de Unie aan te sluiten, moeten deze bijkantoren voldoende tijd krijgen om de nodige stappen te ondernemen om aan dat vereiste te voldoen.

(45)Richtlijn 2014/49/EU stelt lidstaten in staat institutionele protectiestelsels (IPS) als depositogarantiestelsels te erkennen indien zij voldoen aan de criteria van artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013, alsook aan Richtlijn 2014/49/EU. Om rekening te houden met het specifieke bedrijfsmodel van deze institutionele protectiestelsels, in het bijzonder met de relevantie van preventieve maatregelen die de kern van hun taak zijn, is het passend om de lidstaten de mogelijkheid te bieden om institutionele protectiestelsels toe te staan zich binnen een periode van zes jaar aan te passen aan de nieuwe waarborgen voor de toepassing van preventieve maatregelen. Deze mogelijk langere nalevingsperiode houdt rekening met het tijdschema voor de opbouw van een gescheiden fonds voor andere IPS-doeleinden dan depositoverzekeringen, zoals overeengekomen tussen de Europese Centrale Bank, de nationale bevoegde autoriteit en de relevante institutionele protectiestelsels.

(46)Om depositogarantiestelsels en aangewezen autoriteiten in staat te stellen de nodige operationele capaciteit op te bouwen om de nieuwe regels inzake het gebruik van preventieve maatregelen toe te passen, is het passend te voorzien in een uitgestelde toepassing van die nieuwe regels.

(47)Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van een uniforme bescherming van deposanten in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de risico’s die uiteenlopende nationale benaderingen met zich mee kunnen brengen voor de integriteit van de interne markt, maar door wijziging van regels die al op het niveau van de Unie zijn vastgesteld, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in datzelfde artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 2014/49/EU

Richtlijn 2014/49/EU wordt als volgt gewijzigd:

(1)Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. Deze richtlijn bevat regels en procedures betreffende de oprichting en de werking van depositogarantiestelsels, de dekking en terugbetaling van deposito’s, en het gebruik van middelen van depositogarantiestelsels voor maatregelen die erop gericht zijn de toegang van deposanten tot hun deposito’s te waarborgen.”;

(b)in lid 2 wordt punt d) vervangen door:

“d) kredietinstellingen en bijkantoren van kredietinstellingen die hun hoofdkantoor buiten de Unie hebben, die deelnemen aan de stelsels als bedoeld in de punten a), b) of c) van dit lid.”;

(2)in artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

(a)in punt 3) wordt de aanhef vervangen door:

“3) “deposito”: een creditsaldo dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit die kredietinstellingen in het kader van hun bedrijfsactiviteiten uitvoeren, en dat de kredietinstelling onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient terug te betalen, met inbegrip van een termijndeposito en een spaardeposito, maar met uitsluiting van een creditsaldo indien:”;

(b)in punt 13) wordt de aanhef vervangen door:

“13) “betalingsverplichting”: een onherroepelijke, volledig door zekerheden gedekte verplichting van een kredietinstelling om een depositogarantiestelsel een geldbedrag te betalen op verzoek van dat depositogarantiestelsel, en waarbij de zekerheden:”;

(c)de volgende punten 19 tot en met 23 worden toegevoegd:

“19) “afwikkelingsautoriteit”: een afwikkelingsautoriteit zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Richtlijn 2014/59/EU;

20) “deposito’s van cliëntengelden”: gelden die rekeninghouders die financiële instellingen zijn zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 26), van Verordening (EU) nr. 575/2013 in het kader van hun bedrijfsactiviteiten bij een kredietinstelling deponeren voor rekening van hun cliënten;

21) “staatssteunregels van de Unie”: het kader dat is vastgesteld bij de artikelen 107, 108 en 109, VWEU, en de verordeningen en alle handelingen van de Unie, met inbegrip van richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen die uit hoofde van artikel 108, lid 4, of artikel 109, VWEU, zijn uitgevaardigd of vastgesteld;

22) “witwassen van geld”: het witwassen van geld zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van [gelieve de referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final]*;

23) “terrorismefinanciering”: financiering van terrorisme zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van [gelieve de referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final]. **”;

(d)lid 3 wordt vervangen door:

“3. Aandelen van “building societies” in Ierland worden als deposito’s behandeld, tenzij het gaat om aandelen met een vermogenskarakter, als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt b).”;

____________________________________________

*    [Gelieve de volledige referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final].

**    [Gelieve de volledige referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final].

(3)artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 4 wordt vervangen door:

“4. De lidstaten zorgen ervoor dat indien een kredietinstelling niet voldoet aan de verplichtingen van deelneming aan een depositogarantiestelsel, dat depositogarantiestelsel de bevoegde autoriteit van die kredietinstelling daarvan onmiddellijk op de hoogte stelt. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit, in samenwerking met dat depositogarantiestelsel, gebruikmaakt van de toezichthoudende bevoegdheden van Richtlijn 2013/36/EU en onverwijld alle maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de betrokken kredietinstelling aan haar verplichtingen voldoet, onder meer door administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op te leggen overeenkomstig de nationale wetgeving die is aangenomen in aanvulling op de uitvoering van de bepalingen van titel VII, hoofdstuk 1, afdeling IV, van Richtlijn 2013/36/EU.”;

(b)het volgende lid 4 bis wordt toegevoegd:

“4 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat indien een kredietinstelling de in artikel 10 en artikel 11, lid 4, verzuimt de bedoelde bijdragen binnen de door het depositogarantiestelsel gestelde termijn te betalen, dat depositogarantiestelsel gedurende de periode van verzuim de wettelijke rente in rekening brengt over het verschuldigde bedrag.”;

(c)leden 5 en 6 worden vervangen door:

“5. De lidstaten zorgen ervoor dat het depositogarantiestelsel de aangewezen autoriteit daarvan in kennis stelt wanneer ondanks de in de leden 4 en 4 bis bedoelde maatregelen de kredietinstelling aan haar verplichtingen blijft verzaken. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen autoriteit beoordeelt of de instelling nog steeds voldoet aan de voorwaarden om deel te nemen aan het depositogarantiestelsel en de bevoegde autoriteit in kennis stelt van de uitkomst van die beoordeling.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat indien de bevoegde autoriteit besluit de vergunning in te trekken overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2013/36/EU, de kredietinstelling niet langer deelneemt aan het depositogarantiestelsel. De lidstaten zorgen ervoor dat deposito’s die zijn aangehouden op de datum waarop een kredietinstelling niet langer deelneemt aan het depositogarantiestelsel, onder dat depositogarantiestelsel blijven vallen.”;

(d)lid 8 wordt geschrapt;

(e)het volgende lid 13 wordt toegevoegd:

“13. Uiterlijk op... [PB – gelieve de datum in te voegen = 36 maanden na de inwerkingtreding] ontwikkelt de EBA richtsnoeren over het toepassingsgebied, de inhoud en de procedures van de in lid 10 bedoelde stresstests.”;

(4)artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)de aanhef wordt vervangen door:

“1. Van terugbetaling door een depositogarantiestelsel zijn uitgesloten:”

ii)punt c) wordt vervangen door:

“c) deposito’s uit hoofde van transacties in verband waarmee een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken wegens het witwassen van geld;”;

iii)punt e) wordt geschrapt;

iv)punt f) wordt vervangen door:

“f) deposito’s waarvan de houder zich nooit heeft gelegitimeerd krachtens artikel 16 van Verordening (EU) ... [gelieve de korte referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final], indien deze deposito’s niet meer beschikbaar zijn, behalve indien een houder om uitbetaling verzoekt en aantoont dat het gebrek aan identificatie niet te wijten is aan zijn of haar handelen;”;

v)punt j) wordt geschrapt.

(b)lid 2 wordt vervangen door:

“2. In afwijking van lid 1, punt i), kunnen de lidstaten besluiten dat deposito’s die worden aangehouden door persoonlijke pensioenregelingen of bedrijfspensioenregelingen van kleine of middelgrote ondernemingen in aanmerking komen tot het in artikel 6, lid 1, bepaalde dekkingsniveau.”;

(5)artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)de aanhef wordt vervangen door:

“In aanvulling op lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat de volgende deposito’s een bescherming van minimaal 500 000 EUR genieten gedurende een periode van zes maanden na creditering van het bedrag of vanaf het tijdstip waarop die deposito’s wettelijk kunnen worden overgedragen”;

ii)punt a) wordt vervangen door:

“a) deposito’s die het resultaat zijn van onroerendgoedtransacties met betrekking tot particuliere woningen en deposito’s bestemd voor dergelijke transacties, mits die transacties op korte termijn worden afgesloten door een natuurlijke persoon en mits die natuurlijke persoon documenten kan overleggen die een dergelijke transactie staven;”;

(b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 2 vastgestelde dekkingsniveau een aanvulling vormt op het in lid 1 vastgestelde dekkingsniveau.”

(6)artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 5 wordt geschrapt;

(b)lid 7 wordt vervangen door:

“7. De lidstaten zorgen ervoor dat het depositogarantiestelsel de rente vergoedt op deposito’s die is aangegroeid maar nog niet gecrediteerd of gedebiteerd op de datum van de in artikel 2, lid 1, punt 8, onder a), bedoelde vaststelling van een relevante administratieve autoriteit, of van de in artikel 2, lid 1, punt 8, onder b), bedoelde uitspraak door een rechterlijke instantie. Het in artikel 6, lid 1, vastgestelde dekkingsniveau of, in de in artikel 6, lid 2, bedoelde omstandigheden, het in dat lid vastgestelde dekkingsniveau, mag niet worden overschreden.”;

(7)het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 7 bis

Bewijslast naleving voorwaarden en recht op deposito’s

De lidstaten zorgen ervoor dat in de gevallen als bedoeld in artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 3, een deposant of, in voorkomend geval, een rekeninghouder, aantoont dat de betrokken deposito’s voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, lid 2, of dat hij recht heeft op de deposito’s in de in artikel 7, lid 3, bedoelde omstandigheden.”;

(8)artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 3 wordt vervangen door:

“3. In afwijking van lid 1 staan de lidstaten depositogarantiestelsels toe een langere terugbetalingstermijn toe te passen voor de in artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 3, en artikel 8 ter bedoelde deposito’s, die niet meer dan twintig werkdagen bedraagt, te rekenen vanaf de datum waarop deze depositogarantiestelsels de volledige documentatie hebben ontvangen die zij een deposant hebben verzocht te verstrekken, om de vorderingen te onderzoeken en na te gaan of aan de voorwaarden voor terugbetaling is voldaan.”;

(b)lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

i)punt c) wordt vervangen door:

“c) er in afwijking van lid 9 in de afgelopen 24 maanden geen transactie heeft plaatsgevonden met betrekking tot het deposito (de rekening slaapt), tenzij een deposant ook deposito’s op een andere rekening heeft die niet slapend is;”;

ii)punt d) wordt geschrapt;

(c)lid 8 wordt geschrapt;

(d)lid 9 wordt vervangen door:

“9. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer er gedurende de laatste 24 maanden geen transactie heeft plaatsgevonden met betrekking tot het deposito, depositogarantiestelsels een drempel kunnen vaststellen voor de administratieve kosten die deze depositogarantiestelsels zouden moeten maken om een dergelijke terugbetaling uit te voeren. Depositogarantiestelsels zijn niet verplicht actief stappen te ondernemen om deposanten onder die drempel terug te betalen. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels deposanten onder die drempel terugbetalen wanneer die deposanten daarom verzoeken.”;

(9)de volgende artikelen 8 bis, 8 ter en 8 quater worden ingevoegd:

“Artikel 8 bis

Terugbetaling van deposito’s van meer dan 10 000 EUR

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de terugbetaalbare bedragen meer dan 10 000 EUR bedragen, depositogarantiestelsels de deposanten terugbetalen via overmakingen, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 20, van Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad*.

“Artikel 8 ter

Dekking van deposito’s van cliëntengelden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat deposito’s van cliëntengelden onder de depositogarantiestelsels vallen wanneer alle volgende punten van toepassing zijn:

(a)dergelijke deposito’s worden geplaatst namens en voor rekening van cliënten die in aanmerking komen voor bescherming overeenkomstig artikel 5, lid 1;

(b)dergelijke deposito’s worden geplaatst om gelden van cliënten te scheiden in overeenstemming met de beschermingsvereisten zoals vastgelegd in het Unierecht tot regeling van de activiteiten van de entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt d);

(c)de cliënten legitimeren zich als bedoeld in punt a) of zijn identificeerbaar vóór de datum van een vaststelling van een relevante administratieve autoriteit als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8, onder a), of een uitspraak van een rechterlijke instantie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8, onder b).

2. De lidstaten zorgen ervoor dat het in artikel 6, lid 1, bedoelde dekkingsniveau van toepassing is op elk van de cliënten die voldoen aan de voorwaarden van lid 1, punt c), van dit artikel. In afwijking van artikel 7, lid 1, houdt het depositogarantiestelsel bij het bepalen van het terugbetaalbare bedrag voor een individuele cliënt geen rekening met de totale gelden die door die cliënt bij dezelfde kredietinstelling in deposito zijn geplaatst.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels gedekte deposito’s ofwel aan de rekeninghouder ten behoeve van elke cliënt, ofwel rechtstreeks aan de cliënt terugbetalen.

4. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

(a)de technische details met betrekking tot de identificatie van cliënten met het oog op de terugbetaling overeenkomstig artikel 8;

(b)de criteria en de omstandigheden voor terugbetaling aan de rekeninghouder ten behoeve van elke cliënt of rechtstreeks aan de cliënt;

(c)de regels om meerdere vorderingen om uitbetaling aan dezelfde begunstigde te voorkomen.

Bij de ontwikkeling van die ontwerpen van technische reguleringsnormen houdt de EBA rekening met alle volgende elementen:

(a)de specifieke kenmerken van het bedrijfsmodel van de verschillende soorten financiële instellingen als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt d);

(b)de specifieke vereisten van het toepasselijke Unierecht tot regeling van de activiteiten van de financiële instellingen als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt d), voor de behandeling van gelden van cliënten.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op ... [PB: gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 8 quater

Opschorting van terugbetaling in geval van bezorgdheid over het witwassen van geld of terrorismefinanciering

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen autoriteit het depositogarantiestelsel binnen 24 uur na ontvangst van de informatie als bedoeld in artikel 48, lid 4, van [gelieve de referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasrichtlijn tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/849 – COM(2021) 423 final] in kennis stelt van de resultaten van de cliëntenonderzoeksmaatregelen als bedoeld in artikel 15, lid 4, van Verordening (EU) ... [gelieve de korte referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final]. De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie die wordt uitgewisseld tussen de aangewezen autoriteit en het depositogarantiestelsel beperkt blijft tot de informatie die strikt noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken en verantwoordelijkheden van de depositogarantiestelsels uit hoofde van deze richtlijn en dat deze uitwisseling van informatie voldoet aan de vereisten van Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad**.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels de in artikel 8, lid 1, bedoelde terugbetaling opschorten wanneer een deposant of een persoon die recht heeft op bedragen die op zijn of haar rekening worden aangehouden, is beschuldigd van een strafbaar feit dat voortvloeit uit of verband houdt met het witwassen van geld of terrorismefinanciering, in afwachting van de uitspraak van de rechtbank.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels de in artikel 8, lid 1, bedoelde terugbetaling opschorten voor dezelfde periode als bepaald in artikel 20 van [gelieve de korte referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasrichtlijn tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/849 – COM(2021) 423 final] wanneer zij er door de financiële-inlichtingeneenheid als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn (EU) ... [gelieve de referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasrichtlijn tot intrekking van richtlijn ((EU) 2015/849 – COM(2021) 423 final] van in kennis worden gesteld dat die eenheid heeft besloten een transactie op te schorten of toestemming weigeren om een dergelijke transactie uit te voeren, of om een bank- of betaalrekening te schorsen overeenkomstig artikel 20, lid 1 of lid 2, van Richtlijn (EU) ... [gelieve de referentie in te voegen – voorstel voor een antiwitwasrichtlijn tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/849 – COM(2021) 423 final].

4. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels niet aansprakelijk worden gesteld voor maatregelen die worden genomen in overeenstemming met de instructies van de financiële-inlichtingeneenheid. Depositogarantiestelsels gebruiken alle informatie die zij van de financiële-inlichtingeneenheid ontvangen uitsluitend voor de doeleinden van deze richtlijn.

*    Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).

**    Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20).”;

(10)in artikel 9 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

“2. Onverminderd rechten waarover zij krachtens de nationale wetgeving beschikken, hebben depositogarantiestelsels die in een nationaal kader uitkeringen uit hoofde van de garantie doen, het recht om in een procedure tot liquidatie of sanering gesubrogeerd te worden in de rechten van de deposanten, voor een bedrag gelijk aan het bedrag van de uitkering van depositogarantiestelsels aan de deposanten. Depositogarantiestelsels die een bijdrage leveren in het kader van de afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in artikel 37, lid 3, punt a) of b), van Richtlijn 2014/59/EU, of in het kader van maatregelen die zijn genomen overeenkomstig artikel 11, lid 5, van deze richtlijn, hebben een vordering tegen de rest van de kredietinstelling voor elk verlies dat is geleden als gevolg van bijdragen aan de afwikkeling overeenkomstig artikel 109 van Richtlijn 2014/59/EU of aan de overdracht op grond van artikel 11, lid 5, van deze richtlijn in verband met verliezen die deposanten anders zouden hebben gedragen. Die vordering moet in de rangorde dezelfde plaats bekleden als deposito’s uit hoofde van nationale wetgeving inzake normale insolventieprocedures.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat deposanten wier deposito’s niet binnen de in artikel 8, leden 1 en 3, vastgestelde termijnen door het depositogarantiestelsel zijn terugbetaald of erkend, binnen een periode van vijf jaar aanspraak kunnen maken op terugbetaling van hun deposito’s.”;

(11)artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)na de eerste alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:

“Voor de berekening van het in de eerste alinea bedoelde streefbedrag ligt de referentieperiode tussen 31 december vóór de datum waarop het streefbedrag moet worden bereikt en die datum.

Om te bepalen of het depositogarantiestelsel het streefbedrag heeft bereikt, houden de lidstaten uitsluitend rekening met beschikbare financiële middelen die rechtstreeks door de deelnemers aan het depositogarantiestelsel zijn bijgedragen of teruggevorderd van de deelnemers, na aftrek van administratieve vergoedingen en kosten. Deze beschikbare financiële middelen omvatten inkomsten uit beleggingen afkomstig van gelden die door de deelnemers aan het depositogarantiestelsel zijn bijgedragen, maar zijn exclusief terugbetalingen waar door in aanmerking komende deposanten tijdens uitbetalingsprocedures geen aanspraak op wordt gemaakt, en leningen tussen depositogarantiestelsels.”;

ii)de derde alinea wordt vervangen door:

“Wanneer, nadat het in de eerste alinea bedoelde streefbedrag voor het eerst is bereikt en de beschikbare financiële middelen, na een uitbetaling van de middelen van het depositogarantiestelsel overeenkomstig artikel 8, lid 1, en artikel 11, leden 2, 3 en 5, zijn teruggebracht tot minder dan twee derde van het streefbedrag, stellen de depositogarantiestelsels de reguliere bijdrage vast op een niveau waarbij het streefbedrag binnen zes jaar kan worden bereikt.”;

(b)lid 3 wordt vervangen door:

“3. De beschikbare financiële middelen die door het depositogarantiestelsel in aanmerking worden genomen om het in lid 2 bedoelde streefbedrag te bereiken, kunnen betalingsverplichtingen omvatten. Het totale aandeel van deze betalingsverplichtingen mag niet groter zijn dan 30 % van het totaalbedrag van de beschikbare financiële middelen die overeenkomstig lid 2 worden bijeengebracht.

De EBA vaardigt richtsnoeren uit inzake betalingsverplichtingen waarin criteria worden vastgelegd voor de ontvankelijkheid van die verplichtingen.”;

(c)lid 4 wordt geschrapt;

(d)lid 7 wordt vervangen door:

“7. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels, aangewezen autoriteiten of bevoegde autoriteiten de beleggingsstrategie bepalen voor de beschikbare financiële middelen van depositogarantiestelsels en dat die beleggingsstrategie in overeenstemming is met het beginsel van diversificatie en beleggingen in activa met een laag risico.”;

(e)het volgende lid 7 bis wordt ingevoegd:

“7 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels hun beschikbare financiële middelen geheel of gedeeltelijk bij hun nationale centrale bank of nationale schatkist kunnen onderbrengen, mits deze beschikbare financiële middelen op een gescheiden rekening worden aangehouden en deze gemakkelijk beschikbaar zijn voor gebruik door het depositogarantiestelsel overeenkomstig de artikelen 11 en 12.”;

(f)lid 10 wordt geschrapt;

(g)de volgende leden 11, 12 en 13 worden toegevoegd:

“11. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels in het kader van de in artikel 11, leden 1, 2, 3 en 5, bedoelde maatregelen gebruik kunnen maken van de middelen die afkomstig zijn van de alternatieve financieringsregelingen als bedoeld in artikel 10, lid 9, die niet met overheidsmiddelen worden gefinancierd, alvorens gebruik te maken van de beschikbare financiële middelen en voordat de buitengewone bijdragen als bedoeld in artikel 10, lid 8, worden geïnd. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels alternatieve financieringsregelingen die met overheidsmiddelen worden gefinancierd, uitsluitend als laatste redmiddel gebruiken.

12. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

(a)de methode voor de berekening van beschikbare financiële middelen die in aanmerking worden genomen voor het in lid 2 bedoelde streefbedrag, met inbegrip van de afbakening van de beschikbare financiële middelen van depositogarantiestelsels en de categorieën beschikbare financiële middelen die voortvloeien uit ingebrachte middelen;

(b)de details van het proces om het in lid 2 bedoelde streefbedrag te bereiken nadat een depositogarantiestelsel de beschikbare financiële middelen heeft gebruikt overeenkomstig artikel 11.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk ... [PB: gelieve de datum in te voegen = 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

13. Uiterlijk ... [PB: gelieve de datum in te vullen = 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] ontwikkelt de EBA richtsnoeren om depositogarantiestelsels te helpen bij de diversificatie van hun beschikbare financiële middelen en het beleggen in activa met een laag risico, die van toepassing zijn op de beschikbare financiële middelen van depositogarantiestelsels.”;

(12)artikel 11 wordt vervangen door:

Artikel 11

Gebruik van middelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels de in artikel 10 bedoelde beschikbare financiële middelen in de eerste plaats gebruiken voor terugbetalingen aan deposanten overeenkomstig artikel 8, zonder afbreuk te doen aan het gebruik van aanvullende financiële middelen die door depositogarantiestelsels worden geïnd voor de vervulling van andere taken dan de bescherming van deposanten uit hoofde van deze richtlijn.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de depositogarantiestelsels de beschikbare financiële middelen gebruiken ter financiering van de afwikkeling van kredietinstellingen overeenkomstig artikel 109 van Richtlijn 2014/59/EU. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten bepalen welk bedrag een depositogarantiestelsel moet bijdragen aan de financiering van de afwikkeling van kredietinstellingen, nadat deze afwikkelingsautoriteiten het depositogarantiestelsel hebben geraadpleegd over de resultaten van de in artikel 11 sexies van deze richtlijn bedoelde laagstekostentoets.

3. De lidstaten kunnen depositogarantiestelsels toestaan de beschikbare financiële middelen te gebruiken voor preventieve maatregelen als bedoeld in artikel 11 bis ten behoeve van een kredietinstelling wanneer al het volgende van toepassing is:

(a)geen van de omstandigheden zoals vermeld in artikel 32, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU zijn aanwezig,

(b)het depositogarantiestelsel heeft bevestigd dat de kosten van de maatregel niet hoger zijn dan de kosten van terugbetaling aan deposanten, zoals berekend overeenkomstig artikel 11 sexies;

(c)aan alle voorwaarden van de artikelen 11 bis en 11 ter is voldaan.

4. Indien de beschikbare financiële middelen worden gebruikt voor preventieve maatregelen als bedoeld in artikel 11 bis, verstrekken de deelnemende kredietinstellingen het depositogarantiestelsel onmiddellijk de middelen die voor dergelijke maatregelen worden gebruikt, indien nodig in de vorm van buitengewone bijdragen, indien:

(a)het nodig is de deposanten terug te betalen en de beschikbare financiële middelen van het depositogarantiestelsel zijn teruggebracht tot minder dan twee derde van het streefbedrag;

(b)de beschikbare financiële middelen van het depositogarantiestelsel zijn teruggebracht tot minder dan 25 % van het streefbedrag.

5. Indien een kredietinstelling overeenkomstig artikel 32 ter van Richtlijn 2014/59/EU wordt geliquideerd om de markt te verlaten of haar bankactiviteiten te beëindigen, kunnen de lidstaten depositogarantiestelsels toestaan de beschikbare financiële middelen te gebruiken voor alternatieve maatregelen om de toegang van deposanten tot hun deposito’s te waarborgen, waaronder de overdracht van activa en passiva en de overdracht van depositoportefeuilles, mits het depositogarantiestelsel bevestigt dat de kosten van de maatregel niet hoger zijn dan de kosten van terugbetaling aan deposanten zoals berekend in overeenkomstig artikel 11 sexies van deze richtlijn en dat aan alle voorwaarden van artikel 11 quinquies van deze richtlijn is voldaan.”;

(13)de volgende artikelen 11 bis tot en met 11 sexies worden ingevoegd:

“Artikel 11 bis

Preventieve maatregelen

1. Indien de lidstaten het gebruik van de middelen van depositogarantiestelsels voor preventieve maatregelen als bedoeld in artikel 11, lid 3, toestaan, zorgen de lidstaten ervoor dat de depositogarantiestelsels de beschikbare financiële middelen gebruiken voor de in artikel 11, lid 3, bedoelde preventieve maatregelen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a)het verzoek van een kredietinstelling om financiering van dergelijke preventieve maatregelen gaat vergezeld van een nota van maatregelen als bedoeld in artikel 11 ter;

(b)de kredietinstelling heeft de bevoegde autoriteit geraadpleegd over de maatregelen die zijn voorzien in de in artikel 11 ter bedoelde nota;

(c)het toepassen van preventieve maatregelen door het depositogarantiestelsel is gekoppeld aan voorwaarden die aan de ondersteunde kredietinstelling worden opgelegd en die in elk geval een sterkere risicobewaking van de kredietinstelling en uitgebreidere controlerechten van het depositogarantiestelsel omvatten;

(d)het toepassen van preventieve maatregelen door het depositogarantiestelsel is afhankelijk van de verplichtingen van de kredietinstelling om de toegang tot gedekte deposito’s te waarborgen;

(e)de deelnemende kredietinstellingen zijn in staat de buitengewone bijdragen overeenkomstig artikel 11, lid 4, te betalen;

(f)de kredietinstelling voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en heeft alle eerdere preventieve maatregelen volledig terugbetaald.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels over monitoringsystemen en besluitvormingsprocedures beschikken die geschikt zijn voor de selectie en uitvoering van preventieve maatregelen en voor het monitoren van gerelateerde risico’s.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels alleen preventieve maatregelen kunnen nemen als de aangewezen autoriteit heeft bevestigd dat aan alle voorwaarden van lid 1 is voldaan. De aangewezen autoriteit stelt de bevoegde autoriteit en de afwikkelingsautoriteit daarvan in kennis.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat het depositogarantiestelsel dat zijn beschikbare financiële middelen gebruikt voor kapitaalondersteunende maatregelen, zijn bezit van aandelen of andere kapitaalinstrumenten in de ondersteunde kredietinstelling overdraagt aan de particuliere sector zodra de commerciële en financiële omstandigheden dit toelaten.

Artikel 11 ter

Nota van preventieve maatregelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen die overeenkomstig artikel 11, lid 3, een depositogarantiestelsel vragen om preventieve maatregelen te financieren, aan de bevoegde autoriteit ter raadpleging een nota voorleggen met maatregelen die deze kredietinstellingen toezeggen te nemen om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de toezichtsvereisten die op de betrokken kredietinstelling van toepassing zijn en die zijn vastgelegd in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013, of dat de nalevingssituatie wordt hersteld.

2. De in lid 1 bedoelde nota bevat maatregelen om het risico van verslechtering van de financiële soliditeit te beperken en de kapitaal- en liquiditeitspositie van de kredietinstelling te versterken.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat in geval van een kapitaalsteunmaatregel in de in lid 1 bedoelde nota alle kapitaalverhogende maatregelen worden vermeld die kunnen worden uitgevoerd, waaronder waarborgen om de uitstroom van middelen te voorkomen, een toekomstgerichte beoordeling van de kapitaaltoereikendheid en een latere bepaling van het kapitaaltekort dat het depositogarantiestelsel moet dekken.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat in geval van een liquiditeitssteunmaatregel de in lid 1 bedoelde nota voorziet in een duidelijk omschreven terugbetalingsschema door de kredietinstelling voor alle gelden die in het kader van de preventieve maatregelen zijn ontvangen.

5. Waar relevant zorgen de lidstaten ervoor dat de maatregelen die zijn opgenomen in de in lid 1 bedoelde nota in overeenstemming zijn met het kapitaalconservatieplan als bedoeld in artikel 142 van Richtlijn 2013/36/EU.

6. Wanneer het staatssteunkader van de Unie van toepassing is, zorgen de lidstaten ervoor dat de maatregelen die zijn opgenomen in de in lid 1 bedoelde nota in overeenstemming zijn met het herstructureringsplan dat de kredietinstelling op grond van dat kader bij de Commissie moet indienen.

 Artikel 11 quater

Saneringsplan

1. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de kredietinstelling niet voldoet aan de verplichtingen die zijn uiteengezet in de in artikel 11 ter, lid 1, bedoelde nota, of het in het kader van de preventieve maatregelen bijgedragen bedrag niet op de vervaldag terugbetaalt, het depositogarantiestelsel de bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis stelt.

2. In de in lid 1 bedoelde situatie zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteit de kredietinstelling verzoekt een saneringsplan in te dienen waarin wordt beschreven welke stappen de kredietinstelling zal nemen om ervoor te zorgen dat aan de toezichtvereisten wordt voldaan, of dat de verplichtingen weer worden nageleefd, met als doel om haar levensvatbaarheid op lange termijn te waarborgen en om het verschuldigde bedrag terug te betalen dat door het depositogarantiestelsel aan de preventieve maatregel is bijgedragen, alsmede het bijbehorende tijdschema.

3. Indien de bevoegde autoriteit er niet van overtuigd is dat het saneringsplan geloofwaardig of haalbaar is, zal het depositogarantiestelsel die kredietinstelling geen verdere preventieve maatregelen meer aanbieden.

4. Uiterlijk ... [PB: gelieve de datum in te voegen = 42 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] vaardigt de EBA richtsnoeren uit die elementen bevatten van de nota die de in artikel 11 ter, lid 1, bedoelde preventieve maatregelen en het in lid 1 van dit artikel bedoelde saneringsplan vergezelt.

Artikel 11 quinquies

Transparantie van het verkoopproces in het geval van alternatieve maatregelen

1. Wanneer de lidstaten het gebruik van middelen van een depositogarantiestelsel toestaan voor de alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 11, lid 5, zorgen zij ervoor dat wanneer een depositogarantiestelsel dergelijke maatregelen financiert, de kredietinstellingen de activa, rechten en passiva die kredietinstellingen voornemens zijn over te dragen, verkopen of regelingen treffen om deze te verkopen. Onverminderd het staatssteunkader van de Unie moet deze verkoop voldoen aan alle volgende voorwaarden:

(a)de verkoop is open en transparant en geeft geen verkeerde voorstelling van de activa, rechten en passiva die worden overgedragen;

(b)bij de verkoop worden geen potentiële verkrijgers bevoordeeld, wordt er geen onderscheid gemaakt tussen potentiële verkrijgers en worden er geen voordelen geboden aan een potentiële verkrijger;

(c)de verkoop is vrij van belangenconflicten;

(d)bij de verkoop wordt rekening gehouden met de noodzaak om een snelle oplossing toe te passen, rekening houdend met de in artikel 3, lid 2, tweede alinea, vastgestelde termijn voor de vaststelling als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8, onder a);

(e)de verkoop is erop gericht te streven naar een zo hoog mogelijke verkoopprijs voor de betrokken activa, rechten en passiva.

Artikel 11 sexies

Laagstekostentoets

1. Wanneer de lidstaten overwegen om middelen van een depositogarantiestelsel te gebruiken voor de in artikel 11, leden 2, 3 of 5, bedoelde maatregelen, zorgen de lidstaten ervoor dat het depositogarantiestelsel een vergelijking maakt van het volgende:

(a)de geraamde kosten voor het depositogarantiestelsel om de in artikel 11, leden 2, 3 of 5, bedoelde maatregelen te financieren;

(b)de overeenkomstig artikel 8, lid 1, geraamde kosten van terugbetaling aan de deposanten.

2. Voor de in lid 1 bedoelde vergelijking geldt dat:

(a)voor de raming van de kosten als bedoeld in lid 1, punt a), het depositogarantiestelsel rekening houdt met de verwachte inkomsten, operationele kosten en mogelijke verliezen in verband met de maatregel;

(b)voor de in artikel 11, leden 2 en 5, bedoelde maatregelen baseert het depositogarantiestelsel zijn raming van de kosten van terugbetaling aan de deposanten, als bedoeld in lid 1, punt b), op de waardering van de activa en passiva van de kredietinstelling als bedoeld in artikel 36, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU en op de in artikel 36, lid 8, van die richtlijn bedoelde raming;

(c)voor de in artikel 11, leden 2, 3 en 5, bedoelde maatregelen houdt het depositogarantiestelsel bij de raming van de kosten voor terugbetaling aan de deposanten, als bedoeld in lid 1, punt b), rekening met de verwachte terugvorderingen, de kosten voor de aanvulling van het depositogarantiestelsel die moeten worden gedragen door kredietinstellingen die deelnemen aan het depositogarantiestelsel, en de mogelijke bijkomende financieringskosten voor het depositogarantiestelsel;

(d)voor de in artikel 11, lid 3, bedoelde maatregelen vermenigvuldigt het depositogarantiestelsel bij de raming van de kosten van het terugbetalen van deposanten de geraamde verhouding van terugvorderingen berekend volgens de in lid 5, punt b), bedoelde methode met 85 %.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat het bedrag dat wordt gebruikt voor de financiering van de afwikkeling van kredietinstellingen, als bedoeld in artikel 11, lid 2, voor de preventieve maatregelen, als bedoeld in artikel 11, lid 3, of voor de alternatieve maatregelen, als bedoeld in artikel 11, lid 5, het bedrag aan gedekte deposito’s bij de kredietinstelling niet overschrijdt.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten het depositogarantiestelsel alle informatie verstrekken die nodig is voor de in lid 1 bedoelde vergelijking. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteit het depositogarantiestelsel de geraamde kosten verstrekt van de bijdrage van het depositogarantiestelsel aan de afwikkeling van een kredietinstelling, als bedoeld in artikel 11, lid 2.

5. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

(a)de methode voor de berekening van de geraamde kosten als bedoeld in lid 1, punt a), waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betrokken maatregel;

(b)de methode voor de berekening van de geraamde kosten van terugbetaling aan de deposanten als bedoeld in lid 1, punt b), met inbegrip van de geraamde verhouding van terugvorderingen als bedoeld in lid 2, punt c);

(c)de wijze waarop, in de onder de punten a), b) en c), bedoelde methoden, waar relevant, rekening moet worden gehouden met de waardeverandering van geld als gevolg van in de loop van de tijd mogelijke opgebouwde inkomsten.

Voor de berekening van de geraamde kosten van terugbetaling aan de deposanten als bedoeld in lid 1, punt b), houdt de onder punt b) bedoelde methode in het geval van preventieve maatregelen rekening met het belang van preventieve maatregelen voor de wettelijke of contractuele taak van het depositogarantiestelsel, met inbegrip van een institutioneel protectiestelsel als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt c).

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk ... [PB: gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.”;

(14)artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels dekking bieden aan deposanten bij bijkantoren in andere lidstaten van deelnemende kredietinstellingen en aan deposanten gevestigd in lidstaten waar deelnemende kredietinstellingen gebruikmaken van de vrijheid van dienstverrichting als bedoeld in titel V, hoofdstuk 3, van Richtlijn 2013/36/EU.”;

(b)aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea zorgen de lidstaten ervoor dat een depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst kan besluiten om deposanten bij bijkantoren rechtstreeks terug te betalen wanneer al het volgende van toepassing is:

i)de administratieve lasten en kosten van een dergelijke terugbetaling zijn lager dan de terugbetaling door een depositogarantiestelsel van de lidstaat van ontvangst;

ii)het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst zorgt ervoor dat de deposanten er niet slechter aan toe zijn dan wanneer de terugbetaling zou hebben plaatsgevonden overeenkomstig de eerste alinea.”;

(c)de volgende leden 2 bis en 2 ter worden ingevoegd:

“2 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat een depositogarantiestelsel van een lidstaat van ontvangst, mits er een overeenkomst is met een depositogarantiestelsel van een lidstaat van herkomst, kan fungeren als contactpunt voor deposanten bij kredietinstellingen die gebruikmaken van de vrijheid van dienstverrichting als bedoeld in titel V, hoofdstuk 3, van Richtlijn 2013/36/EU, en een vergoeding krijgt voor de gemaakte kosten.

2 ter. In de gevallen als bedoeld in de leden 2 en 2 bis zorgen de lidstaten ervoor dat het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst en het depositogarantiestelsel van de betrokken lidstaat van ontvangst overeenstemming hebben bereikt over de uitbetalingsvoorwaarden, waaronder over de vergoeding van eventuele kosten, het contactpunt voor deposanten, het tijdschema en de betalingsmethode.”;

(d)lid 3 wordt vervangen door:

“3. De lidstaten zorgen ervoor dat indien een kredietinstelling niet langer deelneemt aan een depositogarantiestelsel en toetreedt tot een depositogarantiestelsel van een andere lidstaat, of indien sommige activiteiten van de kredietinstelling worden overgedragen aan een depositogarantiestelsel van een andere lidstaat, het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst aan het depositogarantiestelsel van de lidstaat van ontvangst de bijdragen overdraagt die verschuldigd zijn gedurende de laatste twaalf maanden voorafgaand aan de wijziging van de deelneming aan een depositogarantiestelsel, met uitzondering van de buitengewone bijdragen als bedoeld in artikel 10, lid 8.”;

(e)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

“3 bis. Voor de toepassing van lid 3 zorgen de lidstaten ervoor dat het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst het in dat lid bedoelde bedrag binnen een maand na de wijziging van deelneming aan een depositogarantiestelsel overdraagt.”;

(f)het volgende lid 9 wordt toegevoegd:

“9. De EBA vaardigt richtlijnen uit over hoe de EBA de respectieve rollen ziet van de depositogarantiestelsels van de lidstaten van herkomst en van ontvangst, als bedoeld in lid 2, eerste alinea, die een lijst bevatten van omstandigheden en voorwaarden waaronder een depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst moet kunnen besluiten om deposanten bij bijkantoren in een andere lidstaat terug te betalen, zoals bepaald in lid 2, derde alinea.”;

(15)Artikel 15 wordt vervangen door:

Artikel 15

Bijkantoren van in derde landen gevestigde kredietinstellingen

De lidstaten verplichten bijkantoren van kredietinstellingen met hun hoofdkantoor buiten de Unie toe te treden tot een depositogarantiestelsel op hun grondgebied voordat zij dergelijke bijkantoren toestaan in aanmerking komende deposito’s in die lidstaten aan te nemen.”;

(16)het volgende artikel 15 bis wordt ingevoegd:

Artikel 15 bis

Kredietinstellingen uit lidstaat met bijkantoren in derde landen

De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels geen dekking bieden aan deposanten bij bijkantoren die door deelnemende kredietinstellingen in derde landen zijn opgericht, behalve wanneer deze depositogarantiestelsels, onder voorbehoud van goedkeuring door de aangewezen autoriteit, overeenkomstige bijdragen van de betrokken kredietinstellingen innen.”;

(17)artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen de huidige en toekomstige deposanten de informatie verstrekken die deze deposanten nodig hebben om vast te stellen aan welke depositogarantiestelsels de kredietinstelling en haar bijkantoren binnen de Unie deelnemen. Kredietinstellingen verstrekken deze informatie in de vorm van een informatieblad dat is opgesteld in een formaat dat extraheerbaar is in de zin van artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) XX/XXX van het Europees Parlement en de Raad [ESAP-verordening] ***.

_______________________________________________

***    Verordening (EU) XX/XXX van het Europees Parlement en de Raad van [dd mm jjjj] tot oprichting van een Europees centraal toegangspunt dat centraal toegang biedt tot publiek beschikbare relevante informatie over financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid.”;

(b)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde informatieblad alle volgende informatie bevat:

i)basisinformatie over de bescherming van deposito’s;

ii)contactgegevens van de kredietinstelling als eerste contactpunt voor informatie over de inhoud van het informatieblad;

iii)het dekkingsniveau voor deposito’s als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 2, in EUR of, indien relevant, in een andere valuta;

iv)toepasselijke uitsluitingen van bescherming door een depositogarantiestelsel;

v)de beschermingslimiet voor gezamenlijke rekeningen;

vi)de termijn voor terugbetaling indien een kredietinstelling niet langer aan haar verplichtingen voldoet;

vii)de munteenheid van terugbetaling;

viii)identificatie van het depositogarantiestelsel dat verantwoordelijk is voor de bescherming van een deposito, met inbegrip van een verwijzing naar zijn website.”;

(c)lid 2 wordt vervangen door:

“2. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen het in lid 1 bedoelde informatieblad verstrekken voordat zij een deposito-overeenkomst sluiten en vervolgens jaarlijks. De deposanten bevestigen de ontvangst van dat informatieblad.”;

(d)in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen op de rekeningafschriften van hun deposanten bevestigen dat de deposito’s in aanmerking komende deposito’s zijn, met inbegrip van een verwijzing naar het informatieblad als bedoeld in lid 1.”;

(e)lid 4 wordt vervangen door:

“4. Lidstaten zorgen ervoor dat de kredietinstellingen in lid 1 bedoelde informatie ter beschikking stellen in hetzij de taal die door de deposant en de kredietinstelling werd overeengekomen toen de bankrekening werd geopend, hetzij de officiële taal of talen van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd.”;

(f)leden 6 en 7 worden vervangen door:

“6. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen in geval van een fusie van kredietinstellingen, de omzetting van dochterondernemingen van een kredietinstelling in bijkantoren of soortgelijke operaties, hun deposanten hiervan ten minste één maand voordat de rechtsgevolgen ervan ingaan, in kennis stellen, tenzij de bevoegde autoriteit om redenen van zakelijke geheimhouding of financiële stabiliteit een kortere termijn toestaat. In die kennisgeving wordt toegelicht welke gevolgen de transactie heeft voor de bescherming van deposanten.

De lidstaten zorgen ervoor dat, indien als gevolg van operaties als bedoeld in de eerste alinea, deposanten met deposito’s bij die kredietinstellingen worden getroffen door de verlaagde depositobescherming, de betrokken kredietinstellingen deze deposanten ervan in kennis stellen dat zij binnen drie maanden na de kennisgeving als bedoeld in de eerst alinea hun in aanmerking komende deposito’s, met inbegrip van alle opgebouwde rente en uitkeringen, tot een bedrag dat gelijk staat aan de verloren dekking van deposito’s boetevrij kunnen opnemen of overboeken naar een andere kredietinstelling.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen die niet langer deelnemen aan een depositogarantiestelsel hun deposanten hiervan ten minste één maand vóór een dergelijke cessie op de hoogte brengen.”;

(g)het volgende lid 7 bis wordt ingevoegd:

“7 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen autoriteiten, de depositogarantiestelsels en de kredietinstellingen de deposanten informeren, met inbegrip van een publicatie op hun website, over een vaststelling van een relevante administratieve autoriteit als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8, onder b).’;

(h)lid 8 wordt vervangen door:

“8. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een deposant gebruik maakt van internetbankieren, kredietinstellingen de informatie die zij op grond van deze richtlijn aan hun deposanten moeten verstrekken, langs elektronische weg verstrekken, tenzij een deposant verzoekt om die informatie op papier te ontvangen.”;

(i)het volgende lid 9 wordt toegevoegd:

“9. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

a)de inhoud en het formaat van het informatieblad, als bedoeld in lid 1 bis;

b)de procedure die moet worden gevolgd voor het verstrekken van, en de inhoud van, de informatie die aan deposanten moet worden verstrekt in de mededelingen van aangewezen autoriteiten, depositogarantiestelsels of kredietinstellingen, in de situaties als bedoeld in de artikelen 8 ter en 8 quater en in de leden 6, 7 en 7 bis van dit artikel.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [PB: gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.”;

(18)het volgende artikel 16 bis wordt ingevoegd:

Artikel 16 bis

Uitwisseling van informatie tussen kredietinstellingen en depositogarantiestelsels, en verslaglegging door autoriteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat aan depositogarantiestelsels te allen tijde en op verzoek van aan hen gelieerde kredietinstellingen alle informatie wordt verstrekt die nodig is om zich voor te bereiden op een terugbetaling aan deposanten, overeenkomstig het identificatievereiste van artikel 5, lid 4, met inbegrip van de informatie voor de toepassing van artikel 8, lid 5, en de artikelen 8 ter en 8 quater.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen, op verzoek van een depositogarantiestelsel, aan het depositogarantiestelsel waaraan zij deelnemen informatie verstrekken over:

(a)deposanten bij filialen van deze kredietinstellingen;

(b)deposanten die ontvangers zijn van diensten die worden verleend door deelnemende instellingen op basis van de vrijheid van dienstverrichting.

De in de punten a) en b) bedoelde informatie geeft aan in welke lidstaten die bijkantoren of deposanten gevestigd zijn.

3. De lidstaten stellen de EBA jaarlijks op 31 maart in kennis van het bedrag van de gedekte deposito’s in hun lidstaat, zoals berekend per 31 december van het voorgaande jaar. Uiterlijk op dezelfde datum brengen depositogarantiestelsels ook verslag uit aan de EBA over het bedrag van hun beschikbare financiële middelen, met inbegrip van het aandeel van geleende middelen, betalingsverplichtingen en het tijdschema voor het bereiken van het streefbedrag in geval van gebruik van DGS-middelen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen autoriteiten de EBA zonder onnodige vertraging in kennis stellen van al het volgende:

(a)de vaststelling van niet-beschikbare deposito’s op grond van omstandigheden als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 8;

(b)of een van de in artikel 11, leden 2, 3 en 5, bedoelde maatregelen is toegepast en het bedrag van de gebruikte middelen overeenkomstig artikel 8, lid 1, en artikel 11, leden 2, 3 en 5, en, indien van toepassing en zodra beschikbaar, het teruggevorderde bedrag, de daaruit voortvloeiende kosten voor het depositogarantiestelsel en de duur van het terugvorderingsproces;

(c)de beschikbaarheid en het gebruik van alternatieve financieringsregelingen als bedoeld in artikel 10, lid 3;

(d)eventuele depositogarantiestelsels die niet langer actief zijn of de oprichting van een nieuw depositogarantiestelsel, onder meer als gevolg van een fusie of het feit dat een depositogarantiestelsel grensoverschrijdend is gaan opereren.

De in de eerste alinea bedoelde melding bevat een samenvatting van het volgende:

(a)de beginsituatie van de kredietinstelling;

(b)de maatregelen waarvoor de middelen van het depositogarantiestelsel zijn gebruikt;

(c)het verwachte bedrag aan beschikbare financiële middelen dat is gebruikt.

5. De EBA publiceert de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen informatie en de in lid 4 bedoelde samenvatting zonder onnodige vertraging.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten van de kredietinstellingen die zijn aangesloten bij een depositogarantiestelsel aan dat depositogarantiestelsel op verzoek een samenvatting verstrekken van de belangrijkste elementen van de afwikkelingsplannen als bedoeld in artikel 10, lid 7, punt a), van Richtlijn 2014/59/EU, mits dergelijke informatie noodzakelijk is voor het depositogarantiestelsel en de aangewezen autoriteiten om de in artikel 11, leden 2, 3 en 5, en in artikel 11 sexies bedoelde verplichtingen uit te voeren.

7. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om de procedures te specificeren die moeten worden gevolgd bij het verstrekken van de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde informatie, de modellen voor het verstrekken van die informatie en om de inhoud van die informatie nader te specificeren, rekening houdend met de soorten deposanten.

De EBA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk … [PB: gelieve datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.”;

(19)Bijlage I wordt geschrapt.

Artikel 2

Overgangsbepalingen

1.De lidstaten zorgen ervoor dat bijkantoren van kredietinstellingen die hun hoofdkantoor buiten de Unie hebben en in aanmerking komende deposito’s in een lidstaat aannemen op ... [PB: gelieve de datum in te voegen = datum van inwerkingtreding], en dat bijkantoren die op die datum niet deelnemen aan een depositogarantiestelsel uiterlijk [PB: gelieve de datum in te voegen = 3 maanden na de inwerkingtreding], toetreden tot een depositogarantiestelsel dat op hun grondgebied actief is. Artikel 1, lid 15, is niet van toepassing op deze bijkantoren tot [PB: gelieve de datum in te voegen = 3 maanden na de inwerkingtreding].

2.In afwijking van artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2014/49/EU, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, en de artikelen 11 bis, 11 ter, 11 quater en 11 sexies met betrekking tot preventieve maatregelen, kunnen de lidstaten tot [PB: gelieve de datum in te voegen = 72 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] toestaan dat institutionele protectiestelsels als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt c), voldoen aan de nationale bepalingen ter uitvoering van artikel 11, lid 3 van Richtlijn 2014/49/EU zoals van toepassing op [PB: gelieve de datum in te voegen = datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

Artikel 3

Omzetting

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen, uiterlijk ... [PB: gelieve de datum in te vullen = 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] worden vastgesteld en bekendgemaakt. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf ... [PB: gelieve de datum in te vullen = 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. Zij passen echter de bepalingen toe die nodig zijn om te voldoen aan artikel 11, lid 3, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, en aan de artikelen 11 bis, 11 ter, 11 quater en 11 sexies met betrekking tot preventieve maatregelen vanaf ... [PB: gelieve de datum in te vullen = 48 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).
(2)    Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).
(3)    Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).
(4)    Bovendien is er nog steeds geen overeenstemming over een geloofwaardig en robuust mechanisme voor het bieden van liquiditeit bij afwikkeling in de bankenunie, in overeenstemming met de standaard die door internationale branchepartijen is vastgesteld.
(5)    COM(2015) 0586 final.
(6)    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(7)    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(8)    Het Bazelse Comité voor bankentoezicht en de Raad voor financiële stabiliteit (FSB). Raad voor financiële stabiliteit (geactualiseerde versie uit 2014), Key Attributes of effective resolution regimes for financial institutions en (2015), Principles on Loss-absorbing and Recapitalisation Capacity of Globally Systemically Important Banks (G-SIBs) in Resolution, Total Loss-absorbing Capacity (TLAC) Term Sheet .
(9)    Eurogroep (30 november 2020), Statement of the Eurogroup in inclusive format on the ESM reform and the early introduction of the backstop to the Single Resolution Fund . De implementatie vindt plaats in de periode 2022–2024. De overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot oprichting van het Europees stabiliteitsmechanisme moet echter nog worden geratificeerd.
(10)    Europese Commissie (2020), Werkprogramma van de Commissie voor 2021 , punt 2.3, blz. 5.
(11)    Europese Commissie (2023), Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030 .
(12)    Eurogroep (16 juni 2022), Eurogroup statement on the future of the Banking Union.
(13)    Europees Parlement (2022), Verslag over de bankenunie – jaarverslag 2021 ; het Europees Parlement heeft sinds 2015 elk jaar een verslag uitgebracht over de bankenunie.
(14)    Bijeenkomst van de Eurotop (24 maart 2023), Verklaring van de Eurotop, bijeen in inclusieve samenstelling .
(15)    Zie punt 3 over het verzamelen en gebruiken van expertise.
(16)    Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis “bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).
(17)    Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).
(18)    Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 500).
(19)    Zie het arrest van Hof van Justitie van 21 juni 2018, Polen/Parlement en Raad, C-5/16, ECLI:EU:C:2018:483, blz. 49, blz. 69, en de aldaar aangehaalde jurisprudentie.
(20)    Europese Commissie (2021), Bankenunie: Herziening van het kader voor crisisbeheer en depositoverzekering .
(21)    EBA (oktober 2021), Call for advice regarding funding in resolution and insolvency
(22)    EBA (augustus 2019), Opinion of the EBA on the eligibility of deposits, coverage level and cooperation between deposit guarantee schemes
(23)    EBA (oktober 2019) Opinion of the EBA on deposit guarantee scheme payouts .
(24)    EBA (januari 2020), Opinion of the EBA on deposit guarantee scheme funding and uses of deposit guarantee funds.
(25)    EBA (oktober 2021), Opinion of the EBA on the treatment of client funds under the DGSD .
(26)    EBA (december 2021), Opinion of the EBA on the interplay between the EU Anti-Money Laundering Directive and the EU Deposit Guarantee Scheme Directive .
(27)    EBA (maart 2021), Opinion of the EBA on the risks of money laundering and terrorist financing affecting the EU’s financial sector.
(28)    CEPS (december 2016), Harmonising insolvency laws in the Euro area . https://www.ceps.eu/ceps-publications/harmonising-insolvency-laws-euro-area-rationale-stocktaking-and-challenges/
(29)    CEPS (november 2019), Options and national discretions under the DGSD and their treatment in the context of a European Deposit Insurance Scheme .
(30)    Zie de verwijzingen naar SWD(2023) 226 (overzichtsblad van de effectbeoordeling) en SEC(2023) 230 (het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing).
(31)    Het voorstel verplicht de lidstaten deze richtlijn binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van dit voorstel in hun nationale wetgeving om te zetten.
(32)    Europese Commissie, (juli 2021), Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering (COM(2021) 420 final).
(33)    PB C […] van […], blz. […].
(34)    PB C […] van […], blz. […].
(35)    PB C […] van […], blz. […].
(36)    Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).
(37)    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338);
(38)    Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).
(39)    Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).
(40)    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(41)    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(42)    Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).