Brussel, 6.2.2023

COM(2023) 54 final

2023/0022(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij de Overeenkomst van Lissabon van 1958 tot bescherming van oorsprongsbenamingen en de internationale inschrijving ervan is binnen de Unie tot bescherming van de industriële eigendom, opgericht bij het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot bescherming van de industriële eigendom (“Verdrag van Parijs”), een bijzondere unie (“de bijzondere unie”) ingesteld. De overeenkomstsluitende partijen zijn verplicht om de oorsprongsbenamingen van producten van de andere overeenkomstsluitende partijen op hun grondgebied te beschermen indien deze in het land van oorsprong als zodanig zijn erkend en beschermd en bij het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (“WIPO”) zijn ingeschreven, tenzij die partijen binnen één jaar na het inschrijvingsverzoek verklaren dat zij geen bescherming kunnen garanderen.

De Overeenkomst van Lissabon werd van 2009 tot 2015 herzien. Doel hiervan was i) het huidige kader te verfijnen; ii) bepalingen erin op te nemen om te specificeren dat het Lissabon-systeem ook van toepassing is op geografische aanduidingen (GA’s); en iii) de mogelijkheid van toetreding door intergouvernementele organisaties zoals de EU toe te voegen. De diplomatieke conferentie van de WIPO vond plaats in Genève van 11 tot en met 21 mei 2015. Tijdens de conferentie werd op 20 mei 2015 de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (“Akte van Genève”) aangenomen.

Op 27 juli 2018 heeft de Commissie op grond van artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 218, lid 6, punt a), VWEU een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève (document COM(2018) 350 final). Aangezien de Europese Unie exclusief bevoegd is voor het onderhandelen over die akte, is in dat voorstel bepaald dat alleen de Europese Unie tot die akte zou toetreden.

Op 15 maart 2019 heeft de Raad het Europees Parlement een ontwerpbesluit van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève toegezonden, op grond waarvan alle lidstaten die dat wensen, worden gemachtigd om, naast de Europese Unie, tot die akte toe te treden. Op 16 april 2019 heeft het Parlement dat ontwerpbesluit goedgekeurd.

Aangezien de Commissie dat ontwerp niet steunde, heeft de Raad op 7 oktober 2019 Besluit (EU) 2019/1754 overeenkomstig artikel 293, lid 1, VWEU met eenparigheid van stemmen vastgesteld.

In artikel 3 van Besluit (EU) 2019/1754 staat het volgende:

“Lidstaten die dat wensen, worden gemachtigd om, naast de [Europese] Unie, de Akte van Genève te ratificeren of, naargelang het geval, ertoe toe te treden in het belang van de [Europese] Unie en met volledige inachtneming van haar exclusieve bevoegdheid.”

In artikel 4, lid 1, van dat besluit staat onder meer het volgende:

“In de bijzondere unie worden de [Europese] Unie en elke lidstaat die de Akte van Genève ratificeert of daartoe toetreedt overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU. De [Europese] Unie is belast met het waarborgen van de uitoefening van de rechten en de vervulling van de plichten van de [Europese] Unie en de lidstaten die de Akte van Genève ratificeren of ertoe toetreden overeenkomstig artikel 3 van dit besluit.”

In een verklaring die is opgenomen in de notulen van de Raad betreffende de vaststelling van dat besluit, heeft de Commissie zich enerzijds ertegen verzet dat alle EU-lidstaten die dat wensen, kunnen worden gemachtigd om, naast de Europese Unie, de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, en heeft zij zich anderzijds bereid verklaard te aanvaarden dat de zeven lidstaten die al geruime tijd partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon en reeds talrijke intellectuele-eigendomsrechten hebben geregistreerd krachtens die overeenkomst, kunnen worden gemachtigd om tot de Akte van Genève toe te treden in het belang van de Unie.

De Europese Unie heeft op 26 november 2019 haar akte van toetreding tot de Akte van Genève neergelegd, wat het aantal leden op vijf bracht, het voor de inwerkingtreding vereiste aantal. De Akte van Genève is drie maanden later, op 26 februari 2020, in werking getreden.

Op 17 januari 2020 heeft de Commissie krachtens artikel 263 VWEU beroep ingesteld tot gedeeltelijke nietigverklaring van Besluit (EU) 2019/1754. De Commissie heeft het besluit van de Raad voor het Hof van Justitie aangevochten met als voornaamste gronden dat de Raad het beginsel van bevoegdheidstoedeling en het initiatiefrecht van de Commissie had geschonden. Hoewel de Commissie het Hof van Justitie heeft verzocht Besluit (EU) 2019/1754 nietig te verklaren voor zover daarbij alle lidstaten worden gemachtigd toe te treden tot de Akte van Genève, heeft zij het Hof ook verzocht de gevolgen van het besluit te handhaven voor de zeven lidstaten die reeds lid waren van de Overeenkomst van Lissabon. Anders zouden deze lidstaten de rechten van voorrang verliezen die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die reeds namens hen krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven.

Het arrest van het Hof van Justitie is op 22 november 2022 gewezen. Het Hof heeft in wezen de argumenten van de Commissie en de conclusie van de advocaat-generaal van 19 mei 2022 gevolgd. Het Hof heeft in zijn beoordeling ten gronde namelijk erkend dat de anciënniteit en de continuïteit van de bescherming van de oorsprongsbenamingen die krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven in de zeven lidstaten die reeds partij bij die overeenkomst waren, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, VEU vervatte beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten moeten worden gehandhaafd, met name om de uit die nationale inschrijvingen voortvloeiende verworven rechten te beschermen.

Het Hof heeft artikel 3 en, voor zover daarin verwijzingen naar de lidstaten staan, artikel 4 van Besluit (EU) 2019/1754 van 7 oktober 2019 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève nietig verklaard.

Het Hof heeft verklaard dat de gevolgen van de nietig verklaarde delen van Besluit (EU) 2019/1754 slechts hoeven te worden gehandhaafd voor zover zij de lidstaten betreffen die op de datum van uitspraak van het arrest reeds hadden gebruikgemaakt van de in artikel 3 van dat besluit verleende machtiging om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Europese Unie, en dit tot de inwerkingtreding, binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden vanaf die datum, van een nieuw besluit van de Raad.

Daarom moeten binnen zes maanden wijzigingen van Besluit (EU) 2019/1754 worden vastgesteld, zodat de lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon ook lid kunnen worden van de Akte van Genève, waardoor zij de rechten van voorrang kunnen behouden die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die reeds namens hen krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven.

Dit voorstel bevat de bovenbeschreven wijzigingen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Wat landbouwproducten betreft, heeft de EU uniforme en exhaustieve beschermingssystemen voor geografische aanduidingen ingevoerd voor wijn (1970), gedistilleerde dranken (1989), gearomatiseerde wijnen (1991) en andere landbouwproducten en levensmiddelen (1992). Door deze regelingen kunnen beschermde benamingen voor de betrokken producten in de hele EU een vergaande bescherming krijgen op basis van slechts één aanvraagprocedure. De belangrijkste bepalingen zijn momenteel vastgelegd voor wijn in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van 17 december 2013, voor gedistilleerde dranken in Verordening (EU) 2019/787 van 17 april 2019 en voor landbouwproducten, levensmiddelen en gearomatiseerde wijnen in Verordening (EU) nr. 1151/2012 van 21 november 2012.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met het algemene beleid van de EU om de bescherming van geografische aanduidingen te bevorderen en te versterken door middel van bilaterale, regionale en multilaterale overeenkomsten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Gezien de door het Verdrag bestreken materie moet het besluit van de Raad worden gebaseerd op artikel 207 en artikel 218, lid 6, punt a), v), VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

Evenredigheid

De voorgestelde wijzigingen zijn noodzakelijk om de anciënniteit en de continuïteit van de bescherming van de oorsprongsbenamingen die krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven in de zeven lidstaten die reeds partij bij die overeenkomst waren, te handhaven overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, VEU vervatte beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten. Doel hiervan is de uit die nationale inschrijvingen voortvloeiende verworven rechten te beschermen.

Keuze van het instrument

Gelet op artikel 28 (Partij worden bij deze akte) van de Akte van Genève is een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 het aangewezen rechtsinstrument. Gezien de door het Verdrag bestreken materie moet het wijzigingsbesluit van de Raad worden gebaseerd op artikel 207 en artikel 218, lid 6, VWEU.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De routekaart naar de toetreding van de EU tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen is op 21 december 2017 gepubliceerd. Belanghebbenden konden tot en met 18 januari 2018 hun mening geven. Er zijn acht reacties ontvangen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Op grond van de richtsnoeren voor een betere regelgeving is alleen een effectbeoordeling nodig als die op basis van een individuele beoordeling nuttig wordt geacht. In principe is er geen effectbeoordeling nodig als de Commissie weinig of geen alternatieven heeft. Dit is hier het geval, aangezien het arrest van het Hof van 22 november 2022 vereist dat snel actie wordt ondernomen om een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad vast te stellen dat de rechten van de betrokken lidstaten beschermt.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

De toetreding van de Unie tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon sluit aan bij artikel 17, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat bepaalt dat intellectuele eigendom moet worden beschermd.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Niet van toepassing.

2023/0022 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 6, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst van Lissabon tot bescherming van oorsprongsbenamingen en de internationale inschrijving ervan van 31 oktober 1958 (“de Overeenkomst van Lissabon”) is een verdrag dat door de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (“WIPO”) wordt beheerd. Bij de Overeenkomst van Lissabon is binnen de Unie tot bescherming van de industriële eigendom een bijzondere unie (“de bijzondere unie”) ingesteld. Zij staat open voor de partijen bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom. De overeenkomstsluitende partijen zijn verplicht om de oorsprongsbenamingen van producten van de andere overeenkomstsluitende partijen op hun grondgebied te beschermen indien deze in het land van oorsprong als zodanig zijn erkend en beschermd en bij het Internationaal Bureau van de WIPO zijn ingeschreven, tenzij die partijen binnen één jaar na het inschrijvingsverzoek verklaren dat zij geen bescherming kunnen garanderen.

(2)Zeven lidstaten zijn partij bij de Overeenkomst van Lissabon, namelijk Bulgarije, Tsjechië, Frankrijk, Italië, Hongarije, Portugal en Slowakije. De Unie zelf is geen partij bij de Overeenkomst van Lissabon omdat alleen landen tot die overeenkomst mogen toetreden.

(3)Na een herziening van de Overeenkomst van Lissabon heeft de diplomatieke conferentie van de WIPO op 20 mei 2015 de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (“de Akte van Genève”) aangenomen. De Akte van Genève breidt de bescherming van oorsprongsbenamingen uit tot alle geografische aanduidingen en biedt intergouvernementele organisaties de mogelijkheid om partij te worden bij de akte.

(4)In zijn arrest van 25 oktober 2017 1 heeft het Hof geoordeeld dat de onderhandelingen over de Akte van Genève onder de exclusieve bevoegdheid vallen die bij artikel 3, lid 1, VWEU aan de Europese Unie is verleend op het gebied van de in artikel 207, lid 1, VWEU bedoelde gemeenschappelijke handelspolitiek.  

(5)Op 27 juli 2018 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève 2 ingediend op grond van de artikelen 207 en 218, lid 6, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie om over die akte te onderhandelen, was in dat voorstel bepaald dat alleen de Unie tot die akte zou toetreden.

(6)Op 7 oktober 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/1754 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève 3 overeenkomstig artikel 293, lid 1, VWEU met eenparigheid van stemmen vastgesteld. In artikel 3 van dat besluit is bepaald dat lidstaten die dat wensen, worden gemachtigd om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Unie. In artikel 4 van dat besluit staat dat de Unie en elke lidstaat die de Akte van Genève ratificeert of ertoe toetreedt, in de bijzondere unie worden vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Voorts is in artikel 4 bepaald dat de Unie belast is met het waarborgen van de uitoefening van de rechten en de vervulling van de plichten van de Unie en de lidstaten die de Akte van Genève ratificeren of ertoe toetreden.

(7)In een verklaring die is opgenomen in de notulen van de Raad betreffende de vaststelling van Besluit (EU) 2019/1754, heeft de Commissie zich ertegen verzet dat alle lidstaten kunnen worden gemachtigd om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Unie. De Commissie heeft zich echter ook bereid verklaard te aanvaarden dat de zeven lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon en reeds talrijke intellectuele-eigendomsrechten hebben geregistreerd krachtens die overeenkomst, kunnen worden gemachtigd om tot de Akte van Genève toe te treden in het belang van de Unie.

(8)De Akte van Genève is op 26 februari 2020 in werking getreden, drie maanden na de neerlegging door de Unie van haar akte van toetreding, wat het aantal leden op het vereiste aantal bracht, namelijk vijf.

(9)Op 17 januari 2020 heeft de Commissie krachtens artikel 263 VWEU beroep ingesteld tot gedeeltelijke nietigverklaring van Besluit (EU) 2019/1754. De Commissie heeft dat besluit voor het Hof van Justitie van de Europese Unie aangevochten, primair op grond dat de Raad het beginsel van bevoegdheidstoedeling en het initiatiefrecht van de Commissie had geschonden, en subsidiair op grond van een schending van artikel 2, lid 1, en artikel 207 VWEU en niet-nakoming van de motiveringsplicht.

(10)Hoewel de Commissie het Hof van Justitie heeft verzocht Besluit (EU) 2019/1754 nietig te verklaren voor zover daarbij alle lidstaten worden gemachtigd toe te treden tot de Akte van Genève, heeft zij het Hof ook verzocht de gevolgen van het besluit te handhaven voor de zeven lidstaten die reeds lid waren van de Overeenkomst van Lissabon. Het zou in strijd zijn met het belang van de Unie als de rechten van voorrang die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die deze lidstaten reeds eerder krachtens de Overeenkomst van Lissabon hebben ingeschreven, verloren zouden gaan.

(11)Het arrest van het Hof is op 22 november 2022 gewezen 4 . Het Hof heeft artikel 3 en, voor zover daarin verwijzingen naar de lidstaten staan, artikel 4 van Besluit (EU) 2019/1754 nietig verklaard.

(12)In het arrest van het Hof wordt echter ook erkend dat de anciënniteit en de continuïteit van de bescherming van oorsprongsbenamingen die krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven in de zeven lidstaten die reeds partij bij die overeenkomst waren, moeten worden gehandhaafd. Het Hof heeft dan ook verklaard dat de gevolgen van de nietig verklaarde delen van Besluit 2019/1754 moeten worden gehandhaafd voor de lidstaten die reeds hadden gebruikgemaakt van de machtiging om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, en dit tot de inwerkingtreding, binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden, van een nieuw besluit van de Raad.

(13)Gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie en de mogelijkheid voor de Unie om tot de Akte van Genève toe te treden, kunnen de lidstaten alleen in strikt gerechtvaardigde en uitzonderlijke omstandigheden worden gemachtigd om, zolang een dergelijke deelname naar behoren gerechtvaardigd is, in het belang van de Unie toe te treden naast de Unie; voorts moet die toetreding functioneel beperkt blijven.

(14)Artikel 11 van Verordening (EU) 2019/1753 5 voorziet in overgangsbepalingen voor uit lidstaten afkomstige oorsprongsbenamingen die reeds krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven. Op grond van die bepalingen hebben de zeven lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon, de Commissie uiterlijk op 14 november 2022 in kennis gesteld van hun keuze om voor de oorsprongsbenamingen die reeds krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven, de internationale inschrijving op grond van de Akte van Genève aan te vragen.

(15)Daarom is het passend Besluit (EU) 2019/1754 te wijzigen om de zeven lidstaten die vóór de inwerkingtreding van de Akte van Genève partij waren bij de Overeenkomst van Lissabon, te machtigen om, met volledige inachtneming van de exclusieve bevoegdheid van de Unie, ook de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, voor zover dit noodzakelijk is om, in het belang van de Unie, de rechten van voorrang te handhaven die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die deze lidstaten reeds eerder krachtens de Overeenkomst van Lissabon hebben ingeschreven.

(16)Besluit (EU) 2019/1754 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad

Besluit (EU) 2019/1754 wordt als volgt gewijzigd:

(1)Artikel 3 wordt vervangen door:

“De lidstaten die op 26 februari 2020 partij waren bij de Overeenkomst van Lissabon 6 , worden gemachtigd om, met volledige inachtneming van de exclusieve bevoegdheid van de Unie, de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Unie, voor zover die toetreding strikt noodzakelijk is om, in het belang van de Unie, de rechten van voorrang te handhaven die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die deze lidstaten reeds eerder krachtens de Overeenkomst van Lissabon hebben ingeschreven, en om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EU) 2019/1753.”.

(2)In artikel 4, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

“In de bijzondere unie worden de Unie en de lidstaten die op grond van artikel 3 van dit besluit de Akte van Genève hebben geratificeerd of ertoe zijn toegetreden, vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU. De Unie is belast met het waarborgen van de uitoefening van de rechten en de vervulling van de plichten van de Unie uit hoofde van artikel 3 van dit besluit.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Arrest van het Hof van Justitie van 25 oktober 2017, Commissie/Raad (herziene Overeenkomst van Lissabon), C-389/15, EU:C:2017:798.
(2)    COM(2018) 350 final.
(3)    Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad van 7 oktober 2019 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève (PB L 271 van 24.10.2019, blz. 12).
(4)    Arrest van het Hof van Justitie van 22 november 2022, Commissie/Raad, C-24/20, ECLI:EU:C:2022:911.
(5)    Verordening (EU) 2019/1753 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de maatregelen van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (PB L 271 van 24.10.2019, blz. 1).
(6)    Bulgarije, Tsjechië, Frankrijk, Italië, Hongarije, Portugal en Slowakije.