29.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/269


RESOLUTIE (EU) 2023/1872 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 10 mei 2023

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) voor het begrotingsjaar 2021

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2021,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0133/2023),

A.

overwegende dat de definitieve begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna “het Agentschap”) voor het begrotingsjaar 2021 volgens zijn staat van ontvangsten en uitgaven (1)110 728 826 EUR bedroeg, hetgeen neerkomt op een stijging van 1,25 % ten opzichte van 2020; overwegende dat ongeveer 26 % van de begroting van het Agentschap afkomstig is van vergoedingen en heffingen en 72 % van de Unie en derde landen;

B.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2021 (het “verslag van de Rekenkamer”) verklaart redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Agentschap betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

Financieel en begrotingsbeheer

1.

stelt met tevredenheid vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2021 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de vastleggingskredieten van 98,39 %, hetgeen neerkomt op een lichte daling van 0,10 % ten opzichte van 2020, en een uitvoeringspercentage van de betalingskredieten van 86,23 %, hetgeen neerkomt op een daling van 1,31 % ten opzichte van 2020;

2.

stelt vast dat de ontvangsten van het Agentschap bestaan uit vergoedingen die betaald worden door ondernemingen en een aanvullende bijdrage van de Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2), Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4), en een bijdrage van de Unie in verband met activiteiten overeenkomstig een aantal milieurichtlijnen en internationale verdragen; stelt voorts vast dat het Agentschap in 2021 in totaal 30 198 445 EUR aan vergoedingen en heffingen heeft geïnd, 79 665 478 EUR (inclusief bijdragen van derde landen) uit de begroting van de Unie heeft ontvangen en 4 349 206 EUR heeft ontvangen uit bijdragen in het kader van specifieke overeenkomsten; stelt vast dat het Agentschap sinds de laatste uiterste termijn voor registratie als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1907/2006 in 2018 zijn inkomsten uit vergoedingen aanzienlijk heeft zien teruglopen, en dat het sindsdien voor de financiering van zijn werkzaamheden in steeds grotere mate afhankelijk is geworden van de Unie;

3.

benadrukt dat het gebrek aan voorspelbaarheid wat betreft de inkomsten uit vergoedingen van het Agentschap moet worden aangepakt; verzoekt de Commissie om onverwijld een voorstel in te dienen om de governance van het Agentschap te versterken en de duurzaamheid van zijn financieringsmodel te vergroten, in overeenstemming met haar toezegging in de strategie voor duurzame chemische stoffen (5);

Resultaten

4.

merkt op dat het Agentschap het strategisch plan voor 2019-2023 heeft herzien; constateert dat het Agentschap 194 van de 214 in het werkprogramma voor 2021 opgenomen acties en beoogde resultaten heeft verwezenlijkt en dat het feit dat de overige acties en resultaten niet werden verwezenlijkt met name te wijten was aan de COVID-19-pandemie, en in het bijzonder aan de vertraagde of gebrekkige inbreng van partners; waardeert dat de in het kader van de kernprestatie-indicatoren vastgestelde streefwaarden zijn behaald en dat het Agentschap de aandacht heeft gevestigd op maatregelen die de efficiëntie en doeltreffendheid van de werkzaamheden van het Agentschap kunnen verbeteren; beveelt echter aan dat het Agentschap aandacht besteedt aan de indicatoren die wijzen op niet-behaalde of achterblijvende resultaten;

5.

merkt op dat het Agentschap onder regelgevingsautoriteiten geldt als de stuwende kracht voor de toepassing van de Uniewetgeving inzake chemische stoffen met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, alsook voor innovatie en concurrentievermogen; wijst erop dat het Agentschap informatie verstrekt over chemische stoffen, bedrijven helpt bij het naleven van de wetgeving, en het veilige gebruik van chemische stoffen bevordert;

6.

neemt kennis van de resultaten van het Agentschap op het gebied van de identificatie van en het risicobeheer met betrekking tot zorgwekkende stoffen, waaronder de uitvoering van in totaal 371 nalevingscontroles in 2021 en de opstelling van een ontwerpbeoordeling en een ontwerprisicoprofiel betreffende twee stoffen, met als doel nieuwe persistente organische verontreinigende stoffen te identificeren; neemt kennis van de resultaten op het gebied van veilig en duurzaam gebruik van chemische stoffen in de industriële sector, waaronder de in 2021 ingevoerde verplichting om gevaarlijke mengsels voor professioneel gebruik en gebruik door consumenten te melden; neemt kennis van de resultaten van het Agentschap op het gebied van het duurzaam beheer van chemische stoffen met behulp van de tenuitvoerlegging van wetgeving van de Unie, en met name de ad-hocsteun die in de eerste fase van de tenuitvoerlegging van de strategie voor duurzame chemische stoffen aan de Commissie is verleend;

7.

is ingenomen met het feit dat het Agentschap zijn inspanningen op het gebied van toezicht op de naleving heeft opgevoerd en dat het grotendeels succesvol is geweest bij het opsporen van niet-conforme registraties en het monitoren van bedrijven die de verstrekte gegevens moeten verduidelijken; stelt met bezorgdheid vast dat ondanks die inspanningen ongeveer 40 % van die bedrijven nog steeds niet alle voorschriften naleeft; merkt op dat handhaving in samenwerking met de lidstaten een tijdrovend proces is en dat zaken sneller zouden kunnen worden opgelost als het Agentschap het wettelijke recht zou hebben om niet-conforme bedrijven hun registratienummers af te nemen;

8.

merkt op dat het Agentschap op basis van memoranda van overeenstemming nauw samenwerkt met andere agentschappen van de Unie, zoals de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en het Europees Geneesmiddelenbureau; wijst op het belang van een dergelijke benadering om te waarborgen dat de werkzaamheden van elk agentschap afgestemd zijn op die van de andere agentschappen en om te voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer; juicht het delen van diensten toe en moedigt de agentschappen van de Unie aan om waar mogelijk samen te werken;

9.

neemt er nota van dat het Agentschap in 2021 een gezamenlijk project is gestart met het Europees Milieuagentschap om de Commissie te ondersteunen bij de ontwikkeling van een kader van indicatoren voor chemische stoffen om de oorzaken en effecten van chemische verontreiniging te monitoren en de doeltreffendheid van de wetgeving inzake chemische stoffen te meten;

10.

stelt vast dat het Agentschap de Commissie bij de uitvoering van de strategie voor duurzame chemische stoffen wetenschappelijk-technische ondersteuning heeft geboden en dat het zijn vijfjaarlijkse verslag over de werking van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en Verordening (EG) nr. 1272/2008 (6) heeft gepubliceerd;

Personeelsbeleid

11.

stelt vast dat de personeelsformatie op 31 december 2021 voor 97,41 % was ingevuld, aangezien 453 tijdelijke functionarissen waren aangesteld van de 467 tijdelijke functionarissen die in het kader van de begroting van de Unie waren toegestaan (ten opzichte van 463 toegestane posten in 2020); stelt vast dat in 2021 bovendien 130 contractanten en 3 gedetacheerde nationale deskundigen voor het Agentschap werkten;

12.

benadrukt dat het Agentschap over voldoende personeel moet beschikken om de taken te kunnen uitvoeren die voortvloeien uit de Europese Green Deal, de EU-strategie voor duurzame chemische stoffen en het actieplan voor de circulaire economie, en met name de ambitie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen;

13.

betreurt dat het reeds grote gebrek aan genderevenwicht in het hoger en middenmanagement van het Agentschap nog groter is geworden, aangezien 27 functies worden bekleed door mannen (82 %) en slechts 6 door vrouwen (18 %); neemt kennis van het feit dat Agentschap heeft aangegeven dat de raad van bestuur bestond uit 15 mannen (42 %) en 21 vrouwen (58 %) en dat het totale personeelsbestand bestond uit 261 mannen (46 %) en 312 vrouwen (54 %); is ingenomen met het feit dat het Agentschap in maart 2022 zijn Handvest inzake diversiteit en inclusie heeft vastgesteld, dat tot doel heeft het percentage ondervertegenwoordigde genders zowel op ondersteunende afdelingen als op managementniveau te verhogen; verzoekt het Agentschap concrete maatregelen te nemen om het genderevenwicht op alle hiërarchische niveaus zo spoedig mogelijk te bereiken en daarover verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit;

14.

stelt vast dat het Agentschap een beleid tegen intimidatie en richtsnoeren ter zake heeft vastgesteld; is ingenomen met het feit dat het Agentschap in 2021 voor alle personeelsleden een cursus ter voorkoming van intimidatie heeft georganiseerd; constateert dat het management correct gedrag stimuleert door het voor personeelsleden mogelijk te maken contact op te nemen met vertrouwenspersonen en gebruik te maken van de aangeboden conflictbemiddeling door opgeleide bemiddelaars op de werkplek;

15.

wijst er nog eens op dat het belangrijk is een personeelsbeleid voor de lange termijn te ontwikkelen inzake het evenwicht tussen werk en privéleven en levenslange begeleiding, en herinnert aan het belang van een aanbod aan specifieke opleidingsmogelijkheden voor loopbaanontwikkeling, genderevenwicht op alle personeelsniveaus, telewerken, het recht om onbereikbaar te zijn, een beter geografisch evenwicht zodat alle lidstaten voldoende vertegenwoordigd zijn, en de aanwerving, integratie, waarborging van gelijke behandeling en bevordering van gelijke kansen voor personen met een handicap;

Preventie en aanpak van belangenconflicten, en transparantie

16.

waardeert dat het Agentschap op zijn website nog altijd de cv’s van alle leden van zijn raad van bestuur en zijn comités publiceert, met inbegrip van de cv’s van zijn comitévoorzitters die bij het Agentschap in dienst zijn, de uitvoerend directeur en alle leden van de kamer van beroep; is ingenomen met het feit dat het beleid van het Agentschap ter preventie van belangenconflicten de gehele duur van de aanstelling van personeelsleden bestrijkt en dat de externe deskundigen die deel uitmaken van de wetenschappelijke comités, de raad van bestuur en het handhavingsforum op basis van zes gerichte selectiecriteria worden beoordeeld om onafhankelijkheid te waarborgen;

17.

neemt er kennis van dat er in 2021 geen gevallen van klokkenluiden zijn gemeld; stelt met tevredenheid vast dat het Agentschap het noodzakelijke kader voor de bescherming van klokkenluiders op het niveau van het Agentschap heeft ingesteld;

18.

dringt aan op de invoering van systematischer regels inzake transparantie, onverenigbaarheden, belangenconflicten, illegaal lobbywerk en draaideurpolitiek; merkt niettemin op dat personeelsleden van het Agentschap de eerste twee jaar nadat zij het Agentschap hebben verlaten nieuwe beroepsactiviteiten moeten melden en dat het Agentschap nieuwe activiteiten kan verbieden of voorwaarden aan de uitvoering van dergelijke nieuwe activiteiten kan verbinden; merkt op dat de fraudebestrijdingsstrategie van het Agentschap in december 2016 door de raad van bestuur van het Agentschap is herzien; verzoekt het Agentschap zijn interne controlemechanismen te versterken en tevens een intern anticorruptiemechanisme op te zetten;

Interne controle

19.

stelt vast dat de dienst Interne Audit (IAS) in 2021 geen specifieke controle heeft verricht, maar zich heeft gericht op de voorbereiding van het strategisch auditplan voor 2022-2024; merkt met tevredenheid op dat uit de follow-up van de controle van 2020 inzake de geïntegreerde regelgevingsstrategie is gebleken dat alle aanbevelingen kunnen worden afgesloten; stelt met tevredenheid vast dat de IAS de resterende openstaande aanbevelingen van de follow-upcontrole inzake prestatiebeheer van 2020 heeft afgesloten;

20.

stelt vast dat de interneauditdienst van het Agentschap drie betrouwbaarheidscontroles heeft verricht van de regelmatigheid en de kwaliteit van de internecontrolesystemen en de efficiëntie en doeltreffendheid van de verrichtingen; constateert dat uit de eerste controle inzake de vaststelling en beoordeling van milieuaspecten bij het Agentschap drie aanbevelingen zijn voortgevloeid; constateert dat uit de tweede controle inzake het plannings-, monitoring- en rapportageproces van het Agentschap vijf belangrijke aanbevelingen zijn voortgevloeid; constateert dat uit de derde controle inzake de goedkeuring (in het kader van het beoordelingsprogramma) van werkzame stoffen in biociden vijf aanbevelingen zijn voortgevloeid, waarvan één zeer belangrijke aanbeveling;

21.

stelt vast dat de interneauditdienst van het Agentschap twee follow-upcontroles heeft verricht om de uitvoering van de actieplannen te controleren, en dat hieruit is gebleken dat de uitvoering van één zeer belangrijke en twee belangrijke acties nog altijd loopt; verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van eventuele ontwikkelingen op dit gebied;

22.

herinnert eraan dat het belangrijk is de beheers- en controlesystemen te versterken om te waarborgen dat het Agentschap naar behoren kan functioneren; wijst er met klem op dat doeltreffende beheers- en controlesystemen noodzakelijk zijn om eventuele belangenconflicten te voorkomen, om te waarborgen dat alle controles vooraf/achteraf worden uitgevoerd en dat begrotingsvastleggingen en juridische verbintenissen correct worden beheerd, en om te voorkomen dat wordt verzuimd kwesties in het register van uitzonderingen te melden;

Digitalisering en de groene transitie

23.

stelt met tevredenheid vast dat het Agentschap in 2021 een bewustmakingscampagne over het veilig gebruik van e-mail heeft opgezet waaraan verplicht moest worden deelgenomen en dat het Agentschap geavanceerdere methoden voor bescherming van het e-mailverkeerd heeft ingevoerd, met onder andere veiligheidskenmerken als “sandboxing” van e-mailbijlagen, veilige links voor URL’s in e-mailberichten en geavanceerde detectie; neemt met waardering kennis van het feit dat het Agentschap maatregelen heeft genomen om beter in staat te zijn om inbreuken op de systemen en misbruik van identiteiten te detecteren om misbruik van kritiekere systemen, nadat ongeoorloofd toegang is verkregen tot een van de minder belangrijke systemen van het Agentschap, op te sporen;

24.

stelt vast dat het Agentschap geavanceerde beveiligingspraktijken toepast en hanteert om vertrouwelijke informatie in rust in de informatiesystemen van het Agentschap en in doorvoer bij gemachtigde gebruikers, zoals de autoriteiten van de lidstaten, te beschermen; constateert dat het Agentschap regelmatig de doeltreffendheid van de gehanteerde beveiligingsmaatregelen nagaat door interne risico- en kwetsbaarheidsbeoordelingen uit te voeren en onafhankelijke beveiligingsdeskundigen beveiligingstests te laten doen;

25.

merkt op dat het Agentschap een milieuwerkprogramma voor 2020-2022 heeft ontwikkeld, dat doelstellingen omvat om het verbruik van natuurlijke hulpbronnen te verminderen, minder afval te produceren en de koolstofvoetafdruk van het Agentschap te verkleinen; stelt met tevredenheid vast dat het ISO 14001-gecertificeerde milieubeheersysteem van het Agentschap aan een toezichtscontrole, een interne controle, een externe milieubeoordeling en een milieuverificatiecontrole is onderworpen en al deze controles met succes heeft doorstaan;

26.

herinnert eraan dat het belangrijk is om de interne werking en het beheer van de agentschappen verder te digitaliseren en het tempo waarin procedures gedigitaliseerd worden te versnellen; benadrukt dat het Agentschap op dit gebied proactief moet blijven handelen, om een digitale kloof tussen de agentschappen te voorkomen; wijst er daarbij echter op dat alle beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen die nodig zijn om risico’s voor de onlineveiligheid van de verwerkte informatie te voorkomen;

27.

spoort het Agentschap aan om nauw samen te werken met Enisa (Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging) en CERT-EU (computercrisisresponsteam voor de instellingen, organen en instanties van de EU), regelmatig risicobeoordelingen van zijn IT-infrastructuur uit te voeren en te zorgen voor regelmatige audits en tests van zijn cyberbeveiliging; stelt voor alle personeelsleden van het Agentschap geregeld actuele voorlichtingsprogramma’s aan te bieden op het gebied van cyberbeveiliging; verzoekt het Agentschap zijn beleid inzake cyberveiligheid sneller te ontwikkelen, dit vóór 31 december 2023 af te leveren en verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit;

Bedrijfscontinuïteit tijdens de COVID-19-crisis

28.

merkt op dat het Agentschap zich, nadat in de afgelopen jaren op grote schaal en langdurig werd getelewerkt, inspant om zijn personeel op nieuwe manieren van bepaalde kwesties bewust te maken; neemt er nota van dat het Agentschap in 2021 de 18e jaarlijkse bijeenkomst van het netwerk van veiligheidsfunctionarissen heeft georganiseerd, waarbij werd gesproken over de implicaties van de strategie voor duurzame chemische stoffen voor het nieuwe instrument voor identiteitsbeheer, IT en IT-beveiliging;

Dierproeven

29.

benadrukt dat het Agentschap zijn inspanningen heeft voortgezet om dierproeven in Europa zoveel als dit binnen het huidige regelgevingskader mogelijk is uit te faseren; is verheugd dat het Agentschap zijn Computational Assessment Unit B2 een mandaat heeft gegeven voor de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven; is van mening dat hiermee een hoognodige stap in de goede richting wordt gezet, maar dat er nog meer stappen moeten worden gezet; spoort het Agentschap er daarom toe aan met alle belanghebbenden samen te werken om de overstap naar volledig dierproefvrije methoden voor het testen van de veiligheid van chemische stoffen te bespoedigen; herhaalt dat bedrijven bij wet verplicht zijn om waar mogelijk alternatieve methoden te hanteren, hetgeen inhoudt dat bedrijven alleen in laatste instantie dierproeven mogen uitvoeren;

30.

spoort het Agentschap ertoe aan een taskforce op te richten die zich bezighoudt met het verminderen van dierproeven en het vervangen van dierproeven door andere methoden;

31.

is verheugd dat de Commissie samen met het Agentschap gaat werken aan een stappenplan met behulp waarvan kan worden nagegaan of voor de regulering van industriële chemische stoffen ook moet worden overgestapt op een dierproefvrij systeem; is van oordeel dat ook de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en het Europees Geneesmiddelenbureau deel moeten uitmaken van het team dat aan het stappenplan werkt; pleit ervoor dat er in het stappenplan ambitieuze streefdoelen worden opgenomen om het gereguleerde gebruik en de aanvaarding van dierproefvrije methoden te bespoedigen;

Overige opmerkingen

32.

neemt er nota van dat er in 2021 brandveiligheidscursussen en evacuatietrainingen zijn georganiseerd voor alle personeelsleden die bedrijfsdiensten verlenen, en dat er tevens afzonderlijke sessies waren voor andere dienstverleners in de gebouwen van het Agentschap; is ingenomen met het feit dat het noodplan is geactualiseerd en dat er van dit plan kennisgeving is gedaan aan de hulpdiensten van Helsinki; neemt er nota van dat er voor de stralingsdeskundige van het Agentschap een cursus stralingsveiligheid is georganiseerd door de hiervoor gecertificeerde Finse opleidingsorganisatie;

33.

stelt vast dat het Agentschap zijn werkzaamheden ook in 2021 via de media heeft gepromoot, hetgeen heeft geresulteerd in meer dan 4 000 vermeldingen in de media, waarvan 58 % in de algemene media; merkt op dat de personeelsleden van het Agentschap in 2021 actief inhoud bleven delen via hun eigen socialemediakanalen en dat het Agentschap actief was op sociale media (Twitter, LinkedIn en Facebook) en met de lidstaten en belanghebbenden heeft samengewerkt aan gezamenlijke campagnes, waaronder met betrekking tot de unieke formule-identificatiecode;

34.

spoort het Agentschap aan door te gaan met het ontwikkelen van synergieën (bijvoorbeeld op het gebied van personele middelen, gebouwenbeheer, IT-diensten en veiligheid) en zijn samenwerking, de uitwisseling van goede praktijken en besprekingen over kwesties van wederzijds belang met andere agentschappen van de Unie te intensiveren met het oog op het verbeteren van zijn efficiëntie;

35.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 2023 (7) over het functioneren en het financieel beheer van en de controle op de agentschappen.

(1)   PB C 141 van 29.3.2022, blz. 120.

(2)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

(5)  Strategie voor duurzame chemische stoffen: Op weg naar een gifvrij milieu, COM(2020)0667, 14.10.2020, blz. 19.

(6)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(7)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0190.