22.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/2


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 1 februari 2023

inzake een voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 260/2012 en (EU) 2021/1230 wat betreft instantovermakingen in euro

(CON/2023/4)

(2023/C 106/02)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 16 en op 24 november 2022 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie, respectievelijk het Europees Parlement voor een advies inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 260/2012 en (EU) 2021/1230 wat betreft instantovermakingen in euro (1) (hierna de “ontwerpverordening” genoemd).

De bevoegdheid van de ECB om advies uit te brengen is gebaseerd op de artikelen 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de ontwerpverordening bepalingen bevat die onder de bevoegdheid van de ECB vallen overeenkomstig artikel 127, lid 2, VWEU en artikel 3.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name met betrekking tot de fundamentele taak van het Europees Stelsel van centrale banken om de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen. Overeenkomstig artikel 17.5, eerste zin, van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1

De ECB is zeer ingenomen met het initiatief van de Europese Commissie om de verstrekking en het gebruik van instantbetalingen te bevorderen, gedefinieerd als overmakingen in euro in de EU, waarbij geldmiddelen binnen tien seconden na ontvangst van de betalingsopdracht van de betaler worden overgemaakt naar de betaalrekening van de begunstigde. Dit initiatief sluit goed aan bij de strategie voor retailbetalingen van het Eurosysteem (2), waarvan de belangrijkste elementen de volgende zijn: a) de ontwikkeling van een pan-Europese oplossing voor retailbetalingen op punt van interactie; b) de volledige uitrol van instantbetalingen; c) de verbetering van grensoverschrijdende betalingen buiten de EU, en d) de steun voor innovatie, digitalisering en een Europees ecosysteem voor betalingen.

1.2

Om de goede werking van betalingssystemen te bevorderen, is het belangrijk de versnippering in de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (Single European Payments Area - SEPA) aan te pakken. Momenteel is het aanbieden van instantbetalingen niet in alle SEPA-rechtsgebieden op gelijke voet beschikbaar. In dit verband zouden maatregelen die de verstrekking van instantbetalingen in SEPA-rechtsgebieden verder harmoniseren de keuze van de consument vergroten en innovatie, veiligheid en open strategische autonomie op het gebied van Europese betalingen bevorderen. In dezelfde geest moeten ook maatregelen worden ondersteund die de efficiëntie in de SEPA kunnen bevorderen, op voorwaarde dat de naleving van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming wordt gewaarborgd. De mogelijkheid om gestandaardiseerde en/of eventueel gecentraliseerde pan-Europese oplossingen voor controles op op te zetten, die door betalingsdienstaanbieders beschikbaar moeten worden gesteld voordat instantbetalingen worden goedgekeurd of voordat de geldmiddelen op de rekening van de begunstigde worden gecrediteerd, moet op nuttige wijze worden onderzocht, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de centrale positie die het Eurosysteem in het instantbetalingslandschap inneemt, zodat het Eurosysteem alle relevante tegenpartijen kan bereiken.

1.3

Sinds de lancering van de regeling voor SEPA-instantovermakingen (SCT Inst) in 2017 is het aanbod en het gebruik van instantbetalingen in de Unie toegenomen, maar deze zijn nog niet “de nieuwe norm” geworden, zoals te verwachten was. De ECB blijft marktdeelnemers aanmoedigen om instantbetalingen op pan-Europese basis uit te voeren en de acceptatie door eindgebruikers zo spoedig mogelijk te ondersteunen. In november 2018 lanceerde de ECB de TARGET instant payment settlement (TIPS)-dienst, waardoor het voor betalingsdienstaanbieders gemakkelijker werd om instantbetalingen aan te bieden en zij in staat werden gesteld om veilig en op elk moment instantbetalingen af te wikkelen. Met ingang van 2022 moeten alle betalingsdienstaanbieders die zich aansluiten bij de SCT Inst-regeling en die bereikbaar zijn in TARGET2, ook via TIPS bereikbaar zijn, hetgeen bijdraagt tot de pan-Europese bereikbaarheid (of interoperabiliteit) van betalingsdienstaanbieders die instantbetalingen aanbieden op technisch en marktinfrastructuurniveau.

1.4

De ECB wijst op de uitsluiting van instellingen voor elektronisch geld en betalingsinstellingen, die anders verplicht zouden zijn al hun betalingsdienstgebruikers een betalingsdienst aan te bieden voor het verzenden en ontvangen van instantbetalingen, aangezien zij niet kunnen deelnemen aan de afwikkelingssystemen die zijn aangewezen op grond van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) (hierna de “finaliteitsrichtlijn” genoemd) (4). De ECB begrijpt dat indien het toepassingsgebied van de finaliteitsrichtlijn wordt uitgebreid tot instellingen voor elektronisch geld en betalingsinstellingen, deze betalingsdienstaanbieders ook moeten voldoen aan de verplichting om al hun betalingsdienstgebruikers een betalingsdienst aan te bieden voor verzendende en ontvangende instantbetalingen, aangezien zij rechtstreeks zouden deelnemen aan de in het kader van die richtlijn aangewezen afwikkelingssystemen.

De ECB steunt de verplichting voor de betrokken betalingsdienstaanbieders om instantbetalingen aan te bieden tegen dezelfde kosten als niet-instantbetalingen. De ECB is ook ingenomen met de invoering van een vereenvoudigde procedure voor het screenen op sancties om het huidige op transacties gebaseerde model te vervangen, zonder afbreuk te doen aan de doeltreffendheid van de screening op sancties. Daarnaast steunt de ECB de voorgestelde invoering van een dienst voor de detectie van discrepanties tussen het internationale bankrekeningnummer (IBAN) en de naam van de begunstigde. Een dergelijke dienst heeft het potentieel om fouten en fraude in instantbetalingen terug te dringen. Een bijbehorende vergoeding voor deze dienst kan echter ontmoedigend zijn en in combinatie met de opt-outbepaling leiden tot een laag gebruik van deze aanvullende bescherming voor betalers, terwijl betalingsdienstaanbieders toch nog steeds investeringskosten moeten maken voor de ontwikkeling van de dienst. De eisen met betrekking tot de wijze waarop dienst voor controles op discrepanties moet worden uitgevoerd, zijn niet te prescriptief, waardoor de markt de nodige flexibiliteit heeft om oplossingen te ontwikkelen. Een geharmoniseerde aanpak zou evenwel potentiële fragmentatieproblemen voorkomen. Het is ook belangrijk dat de markt voldoende tijd krijgt om passende maatregelen te ontwikkelen en uit te voeren die de snelheid van geïntegreerde projecten niet te ondermijnen, aangezien dit de invoering ervan op het verkooppunt in gevaar zou kunnen brengen.

2.   Specifieke opmerkingen

2.1   Gedefinieerde begrippen

Bepaalde in de ontwerpverordening gedefinieerde begrippen kunnen: a) afstemming vereisen met de in Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (5) gehanteerde begrippen (hierna de “richtlijn betalingsdiensten” (Payment Services Directive - PSD2)) genoemd, en b) wijzigingen in Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) (hierna de “richtlijn betaalrekeningen” (Payment Account Directive - PAD) genoemd)) en Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (7) (hierna de “Europese toegankelijkheidswet” (European Accessibility Act - EAA)) genoemd) tot gevolg hebben. Meer in het bijzonder zou de definitie van “identificator van de betaalrekening”, zoals opgenomen in de ontwerpverordening, dezelfde zijn als de in de PSD2 gedefinieerde “unieke identificator” (8). De ECB stelt voor aan de Uniewetgever om in het licht hiervan te overwegen dezelfde terminologie te hanteren in de ontwerpverordening. Bovendien is “overmaking” een begrip dat reeds in de PAD is gedefinieerd (9). Omwille van consistentie stelt de ECB voor deze definitie af te stemmen op de definitie van “instantovermaking”, die bij de ontwerpverordening wordt ingevoerd. In dit verband wordt in de PAD (10) benadrukt dat de daarin vervatte definities moeten worden afgestemd op die van de PSD2 en Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad (11). Daarnaast bevat de EAA een definitie van “betaalterminal” waaraan een vergelijkbare betekenis wordt toegekend als het door de ontwerpverordening geïntroduceerde begrip “PSU-interface”. De ECB stelt voor aan de Uniewetgever om te overwegen de EAA te wijzigen om de definitie van “betaalterminal” in overeenstemming te brengen met die van de “PSU-interface”. Ten slotte is het met het oog op systematische samenhang belangrijk dat met de in de ontwerpverordening gedefinieerde begrippen wordt rekening gehouden in het kader van de aanstaande wijzigingen van de PSD2.

2.2   Discrepanties tussen de naam en de identificator van de betaalrekening van een begunstigde

Volgens de toelichting bij de ontwerpverordening kunnen betalingsdienstaanbieders een aanvullende vergoeding in rekening brengen voor het opsporen van discrepanties tussen de naam en de identificator van de betaalrekening van een begunstigde (12). Een aanvullende vergoeding voor het opsporen van discrepanties kan enerzijds een afschrikkend effect hebben op de betalingsdienstgebruikers, hetgeen mogelijk niet bevorderlijk is voor het aanbieden en het gebruik van instantbetalingen. Anderzijds is deze dienst voor de controle op discrepanties in het kader van instantbetalingen van cruciaal belang. Omwille hiervan moet de ontwerpverordening worden gewijzigd om te voorkomen dat betalingsdienstgebruikers geen gebruik maken van instantbetalingen of zich daaruit terugtrekken vanwege de daaraan verbonden vergoedingen. Ongeacht het gebruik van de dienst door betalingsdienstgebruikers, verplicht de ontwerpverordening betalingsdienstaanbieders om de dienst aan te bieden, hetgeen investeringskosten met zich meebrengt. In sommige lidstaten (bv. Nederland) is reeds een verplichte IBAN-controle ingevoerd aan de hand van de naam van de begunstigde, die door alle betalingsdienstaanbieders zonder extra kosten wordt verstrekt met betrekking tot IBAN’s voor binnenlandse rekeningen. Een geharmoniseerde aanpak van dergelijke IBAN-controles in de gehele SEPA kan gunstig en kostenefficiënter zijn, hetgeen bijvoorbeeld kan leiden tot de invoering van een gemeenschappelijke regeling en/of de gecentraliseerde verlening van de dienst.

2.3   Screening van instantbetalingen op sancties van de Unie

De betrokken betalingsdienstaanbieders moeten onmiddellijk na de inwerkingtreding van eventuele overeenkomstig artikel 215 VWEU (13) vastgestelde beperkende maatregelen screeningcontroles uitvoeren met betrekking tot sancties van de Unie. In dit verband wil de ECB drie opmerkingen maken.

Ten eerste ontslaat de ontwerpverordening de betrokken betalingsdienstaanbieder niet van het naleven van relevante nationale sancties die aan een betrokken persoon, lichaam of entiteit zijn opgelegd.

Ten tweede kunnen de overeenkomstig artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen in werking treden op de dag van hun bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie of op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan. Om ervoor te zorgen dat deze beperkende maatregelen onmiddellijk door de getroffen betalingsdienstaanbieders worden toegepast, stelt de ECB voor de getroffen betalingsdienstaanbieders te verplichten dergelijke verificaties onmiddellijk na de bekendmaking van de beperkende maatregelen in het Publicatieblad uit te voeren (in plaats van onmiddellijk na de inwerkingtreding), waardoor naleving wordt vergemakkelijkt in alle gevallen waarin de datum van inwerkingtreding later valt dan die van bekendmaking.

Ten derde, is de ECB zich met het oog op het waarborgen van de rechtszekerheid bewust van de mogelijk nuttige rol die identificatiecodes van de juridische entiteit (legal entity identifiers - LEI’s) kunnen spelen in het kader van screeningcontroles op sancties van de Unie en/of als mondiale identificatienorm voor tegenpartijen met betrekking tot de dienst voor de controles op discrepanties. De meest recente EPC-richtsnoeren met betrekking tot de uiterlijk in november 2023 geplande migratie van de regels voor de EPC-betalingsregeling naar de versie van 2019 van de ISO 20022-berichtennorm voorzien in LEI’s als alternatieve identificatiecodes voor een “niet-particuliere” partij (14). Hiermee zouden technische belemmeringen op het niveau van de EPC-betalingsregeling worden aangepakt. Hoewel het vertrouwen op LEI’s afhankelijk is van de bredere tenuitvoerlegging ervan, zou een verwijzing naar het mogelijke gebruik van LEI’s in de voorgestelde bepaling inzake de screening op sancties aantonen dat de Europese Unie het gebruik en de bevordering van deze mondiale norm steunt.

2.4   Niet-nalevingsprocedure

Om een scenario te voorkomen waarbij een geplande stilstand van de SCT Inst-regeling er onbedoeld toe leidt dat betalingsdienstaanbieders het Unierecht schenden, stelt de ECB voor in de ontwerpverordening een voorbehoud op te nemen. Dienovereenkomstig stelt de ECB voor betalingsdienstaanbieders vrij te stellen van niet-nalevingsprocedures in het zeer uitzonderlijke scenario dat de SCT Inst-regeling, na goedkeuring door het respectieve bestuursorgaan, gedurende korte tijd niet beschikbaar is, waardoor de verwerking van instantbetalingen wordt verhinderd.

Voor zover de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is in het Engels beschikbaar op EUR-Lex.

Gedaan te Frankfurt am Main, 1 februari 2023.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  COM (2022) 546 final.

(2)  Zie de strategie voor retailbetalingen van het Eurosysteem, beschikbaar op de ECB-website onder: www.ecb.europa.eu.

(3)  Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).

(4)  Zie artikel 1, punt 2, van de ontwerpverordening.

(5)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(6)  Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).

(7)  Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(8)  Zie artikel 4, punt 33, van PSD2.

(9)  Zie artikel 2, punt 20, van de PAD.

(10)  Zie overweging 14 van de PAD.

(11)  Verordening (EU) Nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).

(12)  Zie bladzijde 10 van de toelichting bij de ontwerpverordening.

(13)  Zie artikel 1, punt 2, van de ontwerpverordening.

(14)  Zie de richtsnoeren op de EPC-website onder: www.europeanpaymentscouncil.eu.