14.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 474/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Richtsnoeren voor de afsluiting van goedgekeurde operationele programma’s voor bijstand uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (2014-2020)

(2022/C 474/01)

Deze mededeling van de Commissie vervangt de mededeling van de Commissie die eerder is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 417 van 14 oktober 2021.

Aangezien het belangrijk is dat de goedgekeurde operationele programma’s voor bijstand uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (met inbegrip van de samenwerkingsprogramma’s in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”), het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij voor de programmeringsperiode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 – met inbegrip van de operationele programma’s die middelen van React-EU ontvangen – tijdig en efficiënt worden afgesloten, moet in passende richtsnoeren worden voorzien voor de afsluiting van die operationele programma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) en de op basis van die verordening vastgestelde rechtshandelingen van algemene strekking.

Deze richtsnoeren hebben ook betrekking op de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II). De uitvoeringsverordening voor het IPA verwijst in het algemeen naar de GB-verordening of specifiek naar bepaalde bepalingen daarvan. Deze richtsnoeren zijn derhalve ook van toepassing op IPA II-programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking, tenzij anders bepaald.

Op basis van de uit de afsluiting van de programmeringsperioden 2000-2006 en 2007-2013 getrokken lessen worden in de richtsnoeren vereenvoudigde procedures voorgesteld die gebaseerd zijn op de beste praktijken bij de afsluiting van die perioden.

In de richtsnoeren wordt rekening gehouden met de ongekende COVID-19-crisis in 2020 en 2021 en de militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne op 24 februari 2022, alsook met de gevolgen daarvan voor de uitvoering van de programma’s.

Doel van de richtsnoeren is het afsluitingsproces te vergemakkelijken met behulp van het methodologisch kader voor de financiële afwikkeling van de uitstaande begrotingsvastleggingen van de Unie door de betaling van het eindsaldo aan de lidstaat voor een programma en/of de vrijmaking of de terugvordering van de onverschuldigd door de Commissie aan de lidstaat betaalde bedragen.

Dankzij het systeem van jaarlijks onderzoek en jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen is voor een aanzienlijke vereenvoudiging van de afsluitingsprocedure gezorgd. De definitieve afsluiting van het programma mag daarom alleen worden gebaseerd op de documenten over het laatste boekjaar en het eindverslag over de uitvoering van het programma of het laatste jaarlijkse uitvoeringsverslag.

LET OP:

Dit werkdocument is opgesteld door de diensten van de Commissie. Op basis van het toepasselijke EU-recht biedt het technische richtsnoeren ten behoeve van collega’s en instanties die betrokken zijn bij de afsluiting van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Deze richtsnoeren laten de uitlegging door het Hof van Justitie en het Gerecht onverlet.

Inhoudsopgave

1.

ALGEMENE BEGINSELEN 4

2.

MOGELIJKHEID VAN VERVROEGDE AFSLUITING 4

3.

VOORBEREIDING VAN DE AFSLUITING 5

3.1.

Wijziging van programma’s 5

3.2.

Indiening/kennisgeving en wijziging van grote projecten 5

4.

FINANCIEEL BEHEER 6

4.1.

Vrijmaking 6

4.2.

Goedkeuring van de initiële en jaarlijkse voorfinanciering 6

4.3.

Berekening van het eindsaldo 6

4.4.

Overboeking 7

5.

INDICATOREN EN PRESTATIEKADER BIJ AFSLUITING 8

5.1.

Rapportage over de resultaten voor outputindicatoren 9

5.2.

Implicaties van het prestatiekader voor de afsluiting 9

6.

FASERING VAN BEPAALDE CONCRETE ACTIES OVER TWEE PROGRAMMERINGSPERIODEN 10

7.

NIET-FUNCTIONERENDE CONCRETE ACTIES 12

8.

CONCRETE ACTIES DIE HET VOORWERP ZIJN VAN LOPENDE NATIONALE ONDERZOEKEN OF DIE ZIJN GESCHORST DOOR EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE OF EEN ADMINISTRATIEF BEROEP MET SCHORSENDE WERKING 13

9.

UITGAVEN DIE HET VOORWERP ZIJN VAN LOPENDE ONDERZOEKEN VAN OLAF, VERSLAGEN VAN OLAF OF AUDITS VAN DE COMMISSIE OF DE EUROPESE REKENKAMER 14

10.

ONREGELMATIGHEDEN 14

10.1.

Behandeling van onregelmatigheden in het laatste boekjaar 14

10.2.

Te innen bedragen en oninbare bedragen 14

10.3.

Risico op onregelmatigheden waardoor de voor het programma bevoegde autoriteiten reeds bij de Commissie gedeclareerde uitgaven extra verifiëren 15

10.4.

Na de afsluiting geïnde bedragen 15

11.

INDIENEN VAN AFSLUITINGSDOCUMENTEN 16

11.1.

Termijn voor het indienen van afsluitingsdocumenten 16

11.2.

Wijziging van de afsluitingsdocumenten na de indieningstermijn 16

11.3.

Beschikbaarheid van documenten 16

12.

INHOUD VAN DE AFSLUITINGSDOCUMENTEN 17

12.1.

Eindverslag over de uitvoering 17

12.1.1.

Rapportage over grote projecten 18

12.1.2.

Aanvaarding en termijnen 18

12.2.

Rekeningen 18

12.2.1.

Onderzoek en goedkeuring 18

12.3.

Beheersverklaring en jaarlijkse samenvatting 19

12.4.

Auditoordeel en controleverslag 19

12.4.1.

Financieringsinstrumenten 19

12.4.2.

Betrouwbaarheid van de gegevens 20

12.4.3.

Aan de begunstigden betaalde overheidsuitgaven 20

13.

BETALING VAN HET EINDSALDO 20

14.

AANGELEGENHEDEN MET BETREKKING TOT WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID 20
BIJLAGE I 21
BIJLAGE II 22
BIJLAGE III 23
BIJLAGE IV 24

1.   ALGEMENE BEGINSELEN

De operationele programma’s in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (“EFRO”) (2) (met inbegrip van de samenwerkingsprogramma’s in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”) (3), het Europees Sociaal Fonds (“ESF”) (4), het Cohesiefonds (5) (hierna “de Fondsen” genoemd) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (“EFMZV”) (6) die overeenkomstig de verordening gemeenschappelijke bepalingen (“de GB-verordening”) voor de programmeringsperiode 2014-2020 (7) zijn uitgevoerd, en programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (2014-2020) die zijn gebaseerd op Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8) en overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 447/2014 (9) (IPA II) zijn uitgevoerd, moeten in overeenstemming met de onderhavige richtsnoeren worden afgesloten.

Bij de afsluiting van de programma’s worden de uitstaande begrotingsvastleggingen van de Unie financieel afgewikkeld door de betaling van het eindsaldo aan de lidstaat (10) (11) voor een programma en/of de vrijmaking of de terugvordering van de onverschuldigd door de Commissie aan de lidstaat betaalde bedragen. De afsluiting van programma’s laat de bevoegdheid van de Commissie onverlet om financiële correcties op te leggen op grond van de desbetreffende bepalingen van de GB-verordening.

2.   MOGELIJKHEID VAN VERVROEGDE AFSLUITING

De lidstaten kunnen om een vroegtijdige afsluiting verzoeken, mits ze alle activiteiten met betrekking tot het programma hebben uitgevoerd. Bij vroegtijdige afsluiting moet een eerder boekjaar dan het boekjaar dat loopt van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024, als het laatste boekjaar van het programma worden beschouwd. Als de Commissie een verzoek om vroegtijdige afsluiting inwilligt, moet de lidstaat de in artikel 141 van de GB-verordening vermelde afsluitingsdocumenten (de “afsluitingsdocumenten”) (12) uiterlijk op 15 februari van het jaar volgend op het betrokken boekjaar indienen. Bij vroegtijdige afsluiting moeten alle regels voor de afsluiting van programma’s worden nageleefd.

3.   VOORBEREIDING VAN DE AFSLUITING

3.1.   Wijziging van programma’s

Met het oog op de goede uitvoering van de programma’s en de tijdige voorbereiding van de afsluiting ervan moeten de lidstaten verzoeken tot wijziging van programma’s (13), met inbegrip van wijzigingen van financieringsplannen die tot doel hebben middelen over te dragen tussen de prioriteitsassen van hetzelfde programma in het kader van dezelfde regiocategorie en hetzelfde fonds, uiterlijk op 30 september 2023 indienen. Zo kunnen besluiten vóór de einddatum van de subsidiabiliteit – 31 december 2023 – worden vastgesteld. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van herziene financiële tabellen voor niet-substantiële overdrachten overeenkomstig artikel 30, leden 5 en 6, van de GB-verordening (14) en voor de wijzigingen met betrekking tot het medefinancieringspercentage overeenkomstig artikel 30, lid 7, van de GB-verordening (15) vóór de einddatum voor subsidiabiliteit, d.i. 31 december 2023.

IPA II-programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking worden gewijzigd overeenkomstig artikel 31, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II. Programmawijzigingen waarvoor een formeel besluit van de Commissie vereist is, moeten uiterlijk op 30 september 2023 worden ingediend. Wat overdrachten tussen prioriteiten betreft, is artikel 31, lid 5 bis, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing. Dergelijke overdrachten moeten uiterlijk op 31 december 2023 worden meegedeeld.

Overdrachten van de in artikel 92 bis van de GB-verordening (16) bedoelde React-EU-middelen tussen het EFRO en het ESF mogen overeenkomstig artikel 92 ter, lid 5, tiende alinea, van de GB-verordening (17) alleen van toepassing zijn op het lopende jaar of op toekomstige jaren in het financieringsplan. Verzoeken tot wijziging van de financieringsplannen die van invloed zijn op de beschikbare programmeringsmiddelen voor de jaren 2021 en 2022 en waarbij middelen tussen het EFRO en het ESF worden overgedragen, moeten uiterlijk 15 november van het betreffende jaar worden ingediend, zodat er voldoende tijd is om de besluiten vóór 31 december vast te stellen. De jaarlijkse begrotingsvastleggingen voor een bepaald jaar kunnen na 31 december van dat jaar niet worden gewijzigd.

3.2.   Indiening/kennisgeving en wijziging van grote projecten (18)

Aangezien grote projecten met aanzienlijke bedragen van de Fondsen gepaard gaan en bijgevolg belangrijk zijn voor de algemene performantie van de programma’s, moeten de lidstaten uiterlijk 30 september 2023 een verzoek of een kennisgeving tot goedkeuring of wijziging van grote projecten indienen. Zo kunnen besluiten vóór de einddatum van de subsidiabiliteit – 31 december 2023 – worden vastgesteld.

Voor de indiening en kennisgeving van grote projecten is het zaak de procedures van de artikelen 102 en 103 van de GB-verordening te volgen en aan de informatievereisten van artikel 101 van de GB-verordening, Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie (19) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie (20) te voldoen.

Voor verzoeken tot wijziging van grote projecten moet dezelfde procedure worden gevolgd als voor de initiële kennisgeving aan of indiening bij de Commissie (respectievelijk artikel 102, lid 1, of artikel 102, lid 2, van de GB-verordening). Bij wijzigingen van grote projecten gaat het onder meer om faseringsverzoeken, wijzigingen van nog tijdens de programmeringsperiode 2014-2020 te voltooien grote projecten en annuleringen van grote projecten.

4.   FINANCIEEL BEHEER

4.1.   Vrijmaking

Ongebruikte vastleggingen voor het laatste jaar van de programmeringsperiode zullen tijdens de afsluiting worden vrijgemaakt (21). Het deel van de vastleggingen dat op 31 december 2023 nog openstaat, zal worden vrijgemaakt als een van de afsluitingsdocumenten niet uiterlijk 15 februari 2025 – of niet uiterlijk 1 maart 2025 indien de Commissie de termijn verlengt – bij de Commissie is ingediend (22).

Overeenkomstig artikel 92 ter, lid 8, tweede alinea, van de GB-verordening (23) hebben de programma’s waaraan de lidstaten React-EU-middelen toewijzen, betrekking op de periode tot en met 31 december 2022, onder voorbehoud van lid 4 van dat artikel. Ongebruikte vastleggingen met betrekking tot React-EU-middelen zullen ook worden vrijgemaakt tijdens de afsluiting van de programma’s (24).

4.2.   Goedkeuring van de initiële en jaarlijkse voorfinanciering

De Commissie zal de aan de lidstaten betaalde initiële voorfinanciering uiterlijk bij afsluiting van een programma goedkeuren (25). Dit geldt ook voor extra voorfinanciering die uit de React-EU-middelen wordt betaald (26).

Als initiële voorfinanciering betaalde bedragen kunnen alleen worden goedgekeurd met betrekking tot gedeclareerde subsidiabele uitgaven. De goedkeuring van de initiële voorfinanciering kan echter beginnen zodra het programma via betalingen de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma vastgestelde maximumbijdrage uit de Fondsen ontvangt. De Commissie zal dan – na de berekening van het bedrag ten laste van de Fondsen en het EFMZV – de in de rekeningen opgenomen subsidiabele uitgaven gebruiken om eerst de jaarlijkse voorfinanciering goed te keuren; daarna zal de Commissie de initiële voorfinanciering goedkeuren. De goedkeuring gebeurt per programma, fonds en regiocategorie en na de goedkeuring van de rekeningen.

De bedragen die de Commissie in 2020 voor de in 2020 ingediende rekeningen niet heeft teruggevorderd, zullen bij de afsluiting worden goedgekeurd of teruggevorderd (27). Met deze bedragen zal rekening worden gehouden bij de berekening van het eindsaldo voor het programma.

4.3.   Berekening van het eindsaldo

Voor het laatste boekjaar zal de Commissie, net als voor elk ander boekjaar, 90 % van het door de lidstaat gevraagde bedrag terugbetalen door het medefinancieringspercentage voor elke prioriteit toe te passen op de subsidiabele uitgaven voor de prioriteit die zijn opgenomen in de aanvragen voor tussentijdse betaling, op voorwaarde dat er in het programma vastleggingen beschikbaar zijn en er financiering beschikbaar is.

Overeenkomstig artikel 139 van de GB-verordening zal de Commissie het bedrag bepalen dat voor het laatste boekjaar ten laste komt van de Fondsen en het EFMZV. Artikel 139, lid 6, van de GB-verordening bepaalt dat de Commissie, op basis van de goedgekeurde rekeningen, het bedrag berekent dat voor het boekjaar ten laste van de Fondsen en het EFMZV komt, en daarbij rekening houdt met zowel de bedragen in de rekeningen als het totaalbedrag van de betalingen die de Commissie tijdens het boekjaar heeft verricht.

Na de berekening van het bedrag dat ten laste komt van de Fondsen en het EFMZV, zal de Commissie de jaarlijkse en/of initiële voorfinanciering goedkeuren. Overeenkomstig artikel 139, lid 7, tweede alinea, van de GB-verordening (28) zullen terugvorderbare bedragen voor de in 2020 ingediende rekeningen die door de Commissie niet zijn teruggevorderd, bij de afsluiting verrekend of ingevorderd worden.

Overeenkomstig artikel 130, lid 3, van de GB-verordening (29) is de bijdrage uit de Fondsen of het EFMZV via de betaling van het eindsaldo:

op het niveau van de prioriteit per fonds en per regiocategorie,

hoogstens 15 % hoger dan de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma vastgestelde bijdrage uit de Fondsen of het EFMZV voor elke prioriteit per fonds en per regiocategorie;

op het niveau van het programma,

niet hoger dan de gedeclareerde subsidiabele overheidsuitgaven, of

indien die lager is, de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma vastgestelde bijdrage uit elk fonds en elke regiocategorie aan elk programma.

React-EU-middelen zijn externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (30) moeten worden gebruikt voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven. De React-EU-middelen worden op specifieke begrotingslijnen bewaard, los van de begrotingslijnen voor het EFRO en het ESF die niet onder React-EU vallen. Daarom is het niet mogelijk de flexibiliteit van 15 % tussen de begrotingslijnen toe te passen, aangezien dit tot een wijziging van de begrotingsvastlegging zou leiden na het jaar waarin de vastlegging is gebeurd. Bijgevolg zal de flexibiliteit van 15 % bij React-EU alleen van toepassing zijn tussen de React-EU-prioriteiten van hetzelfde fonds binnen hetzelfde programma, bijvoorbeeld tussen twee React-EU-prioriteiten van het EFRO.

Het overeenkomstig de bovenstaande regels te betalen/terug te vorderen bedrag vormt het eindsaldo voor het programma.

In bijlage IV bij deze richtsnoeren is een voorbeeld van de toepassing van de flexibiliteit van 15 % en de plafonnering van overheidsuitgaven bij de berekening van het eindsaldo voor een programma opgenomen.

4.4.   Overboeking

Overboeking is de praktijk waarbij de lidstaten subsidiabele uitgaven bij de Commissie declareren die de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma vastgestelde maximumbijdrage uit de Fondsen overschrijden.

Aangezien betalingsaanvragen alleen binnen een bepaald boekjaar cumulatief zijn, zullen – als de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma vastgestelde maximumbijdrage uit de Fondsen voor een bepaalde prioriteit vóór het laatste boekjaar wordt bereikt – de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven die deze maximumbijdrage uit de Fondsen voor de betreffende prioriteit overschrijden, niet worden overgedragen naar het volgende boekjaar.

De certificeringsautoriteiten kunnen daarom beslissen dat bedragen die in een boekjaar in hun boekhoudsysteem zijn opgenomen, in een volgend boekjaar of zelfs in het laatste boekjaar bij de Commissie worden gedeclareerd met het oog op de afsluiting.

Rekening houdend met het bovenstaande kunnen de lidstaten – indien ze in het laatste boekjaar overgeboekte uitgaven beschikbaar willen hebben – ervan afzien overgeboekte uitgaven in een boekjaar vóór het laatste boekjaar bij de Commissie te declareren en deze uitgaven gebruiken om aan de behoeften van het programma te voldoen. De lidstaten kunnen alleen overwegen om overgeboekte uitgaven in het laatste boekjaar te declareren, tenzij:

ze de uitgaven in een eerder boekjaar moeten declareren om opgespoorde onregelmatige bedragen te vervangen (binnen de grenzen van de bijdrage van de Fondsen of het EFMZV voor de prioriteit), of

ze het financieringsplan van het programma wijzigen om de bijdragen van de Fondsen of het EFMZV voor de overgeboekte prioriteit te verhogen overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op programmawijzigingen.

Als er vóór het laatste boekjaar geen overgeboekte uitgaven nodig zijn, declareren de lidstaten dergelijke uitgaven – met inbegrip van de uitgaven die de begunstigden tijdens de voorgaande boekjaren hebben gedaan en betaald – pas in het laatste boekjaar bij de Commissie (of in een vroeger stadium als een lidstaat voor een vervroegde afsluiting kiest). Overgeboekte uitgaven die in het laatste boekjaar bij de Commissie worden gedeclareerd, worden bij en na afsluiting beschouwd als uitgaven ter vervanging van onregelmatige bedragen (gedeclareerd in om het even welk boekjaar, met inbegrip van het laatste boekjaar) en voor de flexibiliteit van 15 % overeenkomstig artikel 130, lid 3, van de GB-verordening (31). Onverminderd artikel 145, lid 7, van de GB-verordening (32) kunnen de lidstaten onregelmatige bedragen die na de indiening van de rekeningen voor het laatste boekjaar/na afsluiting worden ontdekt, met behulp van overgeboekte uitgaven vervangen.

5.   INDICATOREN EN PRESTATIEKADER BIJ AFSLUITING

Bij de afsluiting voor het EFMZV moeten de gegevens voor de indicatoren in het laatste jaarverslag over de uitvoering van het programma worden ingediend met behulp van de modeltabellen 1, 2 en 3 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1362/2014 van de Commissie (33).

Bij de afsluiting voor het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds moeten de gegevens voor de output- en resultaatindicatoren in het eindverslag over de uitvoering van het programma worden ingediend met behulp van de modeltabellen 1, 2, 3 en 4 in bijlage V (34) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie. In de kolom “Opmerkingen” moeten de lidstaten (indien nodig) de resultaten voor 2023 toelichten, met name wanneer de resultaten aanzienlijk verschillen van de streefwaarden (d.w.z. bij een afwijking van meer dan 20 %). De gegevens voor de voor het prestatiekader geselecteerde indicatoren moeten worden gerapporteerd in tabel 5 van bijlage V (35) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie.

De lidstaten moeten in het eindverslag over de uitvoering van het programma de volgende informatie over de indicatoren opnemen:

cumulatief (jaarlijks voor het ESF): de waarden voor de output- en resultaatindicatoren tot en met het jaar 2023. Voor de outputindicatoren van het EFRO en het Cohesiefonds en voor de output- en resultaatindicatoren van het ESF hebben de waarden betrekking op de door het programma medegefinancierde concrete acties;

problemen die de performantie van het programma, met inbegrip van de verwezenlijking van de streefdoelen, negatief hebben beïnvloed;

(voor het EFRO en het Cohesiefonds) de waarden voor het jaar 2023 voor de resultaatindicatoren van de programma’s, die aan statistieken of voor de prioriteit specifieke informatiebronnen (bijvoorbeeld enquêtes) zijn ontleend, op bepaalde tijdstippen. Deze waarden moeten de bijdrage van het programma en van andere factoren omvatten. Ze hebben betrekking op alle potentiële begunstigden (dezelfde analyse-eenheid als voor de definitie van de basiswaarde).

De lidstaten wordt aanbevolen de streefdoelen na 2022 niet te herzien, behalve wanneer de herziening het gevolg is van gewijzigde toewijzingen voor een bepaalde prioriteit of de fasering van bepaalde concrete acties. Bij de beoordeling van de verwezenlijking van de streefdoelen zal de Commissie rekening houden met de informatie in het eindverslag over de uitvoering van het programma, met inbegrip van elementen en factoren die de verwezenlijking van de streefdoelen ernstig kunnen hebben beïnvloed.

5.1.   Rapportage over de resultaten voor outputindicatoren

De in het eindverslag over de uitvoering van een programma of – voor het EFMZV – in het laatste jaarlijkse uitvoeringsverslag van een programma gerapporteerde resultaten voor outputindicatoren moeten betrekking hebben op de resultaten van de in het kader van het programma ondersteunde concrete acties. Hoewel de resultaten voor een indicator de situatie op 31 december 2023 moeten weergeven, kunnen de door de medegefinancierde concrete acties verwezenlijkte outputs in de praktijk tot de datum van indiening van het eindverslag over de uitvoering van het programma of – voor het EFMZV – het laatste jaarlijkse uitvoeringsverslag van het programma in deze documenten worden vermeld. De voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteiten moeten in het jaarlijkse controleverslag over het laatste boekjaar een conclusie formuleren over de betrouwbaarheid van de gegevens over de resultaten.

Voor gefaseerde concrete acties (zie punt 6 van deze richtsnoeren) mogen in het eindverslag over de uitvoering van het programma alleen de outputs worden vermeld die daadwerkelijk zijn verwezenlijkt tijdens de in de programmeringsperiode 2014-2020 opgenomen fase. Andere outputs (samen met de ermee samenhangende uitgaven) moeten worden gerapporteerd in het kader van de programmeringsperiode 2021-2027.

Voor niet-functionerende concrete acties (zie punt 7 van deze richtsnoeren) mogen alleen daadwerkelijk verwezenlijkte outputs op basis van de in het kader van het programma gedeclareerde uitgaven worden vermeld in het eindverslag over de uitvoering van het programma. In bepaalde gevallen betekent dit dat geen output wordt gerapporteerd. Outputs van niet-functionerende concrete acties zullen worden beoordeeld na 15 februari 2027, de uiterste datum voor de lidstaten om dergelijke concrete acties fysiek te voltooien of volledig uit te voeren en ervoor te zorgen dat ze bijdragen tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten.

5.2.   Implicaties van het prestatiekader voor de afsluiting

De Commissie zal de verwezenlijking van de streefwaarden voor indicatoren in het prestatiekader beoordelen op basis van de gerapporteerde waarden in het eindverslag over de uitvoering van het programma of – voor het EFMZV – het laatste jaarlijkse uitvoeringsverslag van het programma.

De lidstaten kunnen via een programmawijziging een herziening van de streefdoelen voorstellen in naar behoren gemotiveerde gevallen – zoals een belangrijke verandering in de economische, ecologische en arbeidsmarktomstandigheden – en wanneer de herziening het gevolg is van gewijzigde toewijzingen voor een bepaalde prioriteit (36). De lidstaten kunnen de herziening van de streefdoelen via een programmawijziging voorstellen bij de fasering van bepaalde concrete acties overeenkomstig punt 6 van deze richtsnoeren.

Een ernstig tekortschieten bij het verwezenlijken van de streefdoelen die uitsluitend betrekking hebben op financiële indicatoren, outputindicatoren en de belangrijkste uitvoeringsfasen, kan leiden tot financiële correcties, mits aan de voorwaarden van artikel 22, lid 7, van de GB-verordening is voldaan (37). Een ernstig tekortschieten wordt beoordeeld aan de hand van de criteria van artikel 6, leden 3 en 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 van de Commissie (38).

Wanneer een voor het programma bevoegde autoriteit beslist niet-functionerende concrete acties in een programma op te nemen, kan het gebrek aan outputs negatieve gevolgen hebben voor het verwezenlijken van de voor het prestatiekader geselecteerde streefdoelen. Als de in het programma opgenomen niet-functionerende concrete acties resulteren in een ernstig tekortschieten bij het verwezenlijken van de voor het prestatiekader geselecteerde streefdoelen, zal de verbintenis van de lidstaat om dergelijke concrete acties uiterlijk 15 februari 2027 fysiek te voltooien of volledig uit te voeren en ervoor te zorgen dat ze bijdragen tot de doelstellingen van de relevante prioriteiten, worden gelijkgesteld met een corrigerende actie om de in artikel 22, lid 7, van de GB-verordening bedoelde streefdoelen te bereiken. Voorwaarde is dat de nodige outputs door de betrokken concrete acties worden verwezenlijkt in de extra periode die uit hoofde van punt 7 van deze richtsnoeren wordt verleend. Er kan een financiële correctie worden toegepast als de outputs niet uiterlijk 15 februari 2027 zijn verwezenlijkt.

Als de fasering van bepaalde concrete acties resulteert in een ernstig tekortschieten bij het verwezenlijken van de voor het prestatiekader geselecteerde streefdoelen, kan de Commissie beslissen een financiële correctie toe te passen krachtens artikel 22, lid 7, van de GB-verordening.

Overeenkomstig artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (39) worden financiële correcties op basis van een vast percentage vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het resultaatcoëfficiënt/absorptiecoëfficiënt, d.w.z. het gemiddelde van de definitief behaalde resultaten voor alle voor het prestatiekader van een bepaalde prioriteit geselecteerde outputindicatoren en belangrijkste uitvoeringsfasen, gedeeld door het definitief behaalde resultaat voor de voor het prestatiekader van een bepaalde prioriteit geselecteerde financiële indicator. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van dezelfde gedelegeerde verordening moet het vaste percentage worden toegepast op de bijdrage van het fonds die is vastgesteld op basis van de door de lidstaat gedeclareerde uitgaven in het kader van de prioriteit. Krachtens artikel 3, lid 4, van de gedelegeerde verordening mag de financiële correctie op basis van de toepassing van het vaste percentage niet onevenredig zijn.

Overeenkomstig artikel 92 ter, lid 13, punt c), van de GB-verordening (40) zijn de voorschriften inzake de prestatiereserve en de toepassing van het prestatiekader niet van toepassing op de React-EU-middelen.

6.   FASERING VAN BEPAALDE CONCRETE ACTIES OVER TWEE PROGRAMMERINGSPERIODEN

Dit punt is gebaseerd op artikel 118 van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (41), waarin de voorwaarden zijn vastgesteld voor de “selectie van een concrete actie [...] die bestaat uit de tweede fase van een concrete actie welke uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor steun werd geselecteerd en waarmee uit hoofde van die verordening een begin is gemaakt”, en op artikel 118 bis van Verordening (EU) 2021/1060, waarin de voorwaarden zijn vastgesteld voor “concrete acties die gefaseerd worden uitgevoerd en vóór 29 juni 2022 uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor steun zijn geselecteerd” en de fondsspecifieke verordeningen (42) (43).

De concrete acties moeten fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd en bijdragen tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten bij het indienen van de afsluitingsdocumenten. Omdat het soms moeilijk is de uitvoering van concrete acties met de programmeringsperiode te doen samenvallen en om ervoor te zorgen dat de concrete acties worden voltooid en bijdragen tot de beleidsdoelstellingen, is het overeenkomstig artikel 118 van Verordening (EU) 2021/1060 mogelijk om concrete acties gefaseerd in de programmeringsperiode 2021-2027 voort te zetten (met uitzondering van financiële instrumenten), mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

de concrete actie is niet door de Fondsen of het EFMZV medegefinancierd tijdens de programmeringsperiode 2007-2013;

de totale kosten van beide fasen van de concrete actie bedragen meer dan 5 miljoen EUR;

de concrete actie bestaat uit twee fasen die vanuit financieel oogpunt duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn;

er is een gedetailleerd en volledig auditspoor voor de uitgaven zodat dezelfde uitgaven niet tweemaal bij de Commissie worden gedeclareerd;

de tweede fase van de concrete actie komt in aanmerking voor medefinanciering uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds of het EFMZVA (44) in het kader van de programmeringsperiode 2021-2027 en voldoet aan alle toepasselijke regels van de programmeringsperiode 2021-2027;

in het overeenkomstig artikel 141 van de GB-verordening ingediende eindverslag over de uitvoering of – voor het EFMZV – in het laatste jaarverslag over de uitvoering verbindt de lidstaat zich ertoe de tweede en laatste fase tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 te voltooien.

Evenzo komen, niettegenstaande artikel 118 van Verordening (EU) 2021/1060, concrete acties die voor steun zijn geselecteerd en waarmee uit hoofde van de GB-verordening en de fondsspecifieke verordeningen (45) een begin is gemaakt vóór 29 juni 2022, in de programmeringsperiode 2021-2027 (46) ook in aanmerking voor steun uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1060 en de overeenkomstige fondsspecifieke verordeningen overeenkomstig artikel 118 bis van deze verordening (47). Daarom moeten beide fasen van deze gefaseerde projecten aan alle subsidiabiliteitsvoorwaarden van de programmeringsperiode 2014-2020 voldoen. De regels betreffende de thematische concentratie van middelen voor de periode 2021-2027 blijven ongewijzigd.

In afwijking van artikel 73, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060 kan de beheersautoriteit (48) besluiten steun voor dergelijke concrete acties toe te kennen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1060, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

de totale kosten van beide fasen van de concrete actie bedragen meer dan 1 miljoen EUR;

de concrete actie bestaat uit twee fasen die vanuit financieel oogpunt duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn;

er is een gedetailleerd en volledig auditspoor voor de uitgaven zodat dezelfde uitgaven niet tweemaal bij de Commissie worden gedeclareerd;

de concrete actie ressorteert onder acties die in het kader van een relevante specifieke doelstelling zijn geprogrammeerd, en is aan een interventietype overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) 2021/1060 (49) toegewezen;

in het overeenkomstig artikel 141 van de GB-verordening ingediende eindverslag over de uitvoering of – voor het EFMZV – in het laatste jaarverslag over de uitvoering verbindt de lidstaat zich ertoe de tweede en laatste fase tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 te voltooien.

De lidstaten moeten – samen met het eindverslag over de uitvoering (of, voor het EFMZV, samen met het laatste jaarverslag over de uitvoering) – een lijst van alle gefaseerde concrete acties (overeenkomstig artikel 118 en/of artikel 118 bis van Verordening (EU) 2021/1060) indienen met behulp van het model in bijlage I bij deze richtsnoeren.

Daarbij verbinden de lidstaten zich ertoe dat de in bijlage I bij deze richtsnoeren vermelde concrete acties zullen functioneren, d.w.z. dat ze fysiek zullen worden voltooid of volledig worden uitgevoerd en zullen bijdragen tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten binnen de termijn voor de indiening van het zekerheidspakket voor het laatste boekjaar van de programmeringsperiode 2021-2027. Een dergelijke gefaseerde concrete actie wordt als een geheel gezien en pas als voltooid beschouwd wanneer beide fasen fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd en tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten hebben bijgedragen. Wanneer een gefaseerde concrete actie niet als gepland wordt voltooid, kunnen voor beide fasen van de concrete actie financiële correcties worden toegepast.

Om formeel om de fasering van een groot project te verzoeken, moeten de lidstaten hetzij een groot project dat voorziet in een fasering over twee programmeringsperioden indienen of aanmelden, hetzij een verzoek tot wijziging van een groot en reeds in 2014-2020 goedgekeurd project indienen (zie punt 3.2 van deze richtsnoeren).

Overeenkomstig punt 11.2 van deze richtsnoeren mag de lijst van gefaseerde concrete acties die samen met het eindverslag over de uitvoering (of, voor het EFMZV, het laatste jaarverslag over de uitvoering) volgens het model in bijlage I bij deze richtsnoeren wordt ingediend, niet worden gewijzigd na de uiterste datum voor het indienen van de afsluitingsdocumenten, behalve wanneer de Commissie om een wijziging verzoekt of er schrijffouten zijn gemaakt.

7.   NIET-FUNCTIONERENDE CONCRETE ACTIES

Zoals hierboven vermeld, moeten de lidstaten er bij de indiening van de afsluitingsdocumenten voor zorgen dat alle concrete acties (met inbegrip van de gefaseerde concrete acties uit de programmeringsperiode 2007-2013) van het programma functioneren, d.w.z. dat ze fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd en hebben bijgedragen tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten (50).

De lidstaten wordt verzocht uitgaven die zijn gedaan en betaald voor concrete acties die niet fysiek zijn voltooid of niet volledig zijn uitgevoerd en/of niet hebben bijgedragen tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten (“niet-functionerende concrete acties”), van de rekeningen voor het laatste boekjaar uit te sluiten. De lidstaten kunnen evenwel beslissen dergelijke uitgaven in de rekeningen voor het laatste boekjaar op te nemen, mits:

de totale kosten van elke niet-functionerende concrete actie meer dan 1 miljoen EUR bedragen, en

de totale aan de Commissie voor niet-functionerende concrete acties gecertificeerde uitgaven niet meer bedragen dan 20 % van de totale subsidiabele uitgaven (EU- en nationale uitgaven) waartoe voor het programma is besloten.

Door uitgaven voor niet-functionerende concrete acties in de rekeningen voor het laatste boekjaar op te nemen, verbinden de lidstaten zich ertoe dat al deze niet-functionerende concrete acties uiterlijk 15 februari 2027 fysiek zijn voltooid of volledig uitgevoerd en tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten bijdragen en dat de betrokken bedragen aan de EU-begroting worden terugbetaald als de betreffende concrete acties op die datum niet functioneren.

De lidstaten moeten – samen met het eindverslag over de uitvoering (of, voor het EFMZV, samen met het laatste jaarverslag over de uitvoering) – een lijst van de in het programma opgenomen niet-functionerende concrete acties indienen met behulp van het model in bijlage II bij deze richtsnoeren. De lidstaten moeten de niet-functionerende concrete acties monitoren en de Commissie uiterlijk 15 februari 2027 de nodige informatie verstrekken over de fysieke voltooiing of volledige uitvoering ervan en over de bijdrage ervan aan de doelstellingen van de betreffende prioriteiten.

Als de concrete acties uiterlijk 15 februari 2027 niet functioneren, moeten de lidstaten – rekening houdend met de stand van voltooiing en uitvoering en met de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de concrete acties – de Commissie de te corrigeren bedragen meedelen en de wijze van berekening van de bedragen motiveren. Na ontvangst van deze informatie zal de Commissie overgaan tot de terugvordering van de betrokken bedragen. Eventuele onregelmatige bedragen kunnen worden vervangen door overgeboekte uitgaven (indien beschikbaar).

Als de Commissie het niet eens is met de berekening van de te corrigeren bedragen, kan zij beslissen een procedure met het oog op een financiële correctie in te leiden.

Als de concrete acties binnen de bovengenoemde termijn niet fysiek zijn voltooid of volledig uitgevoerd en/of niet hebben bijgedragen tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten, kan dit aanleiding geven tot een financiële correctie wegens ernstig tekortschieten bij het bereiken van de voor het prestatiekader geselecteerde streefdoelen (51).

8.   CONCRETE ACTIES DIE HET VOORWERP ZIJN VAN LOPENDE NATIONALE ONDERZOEKEN OF DIE ZIJN GESCHORST DOOR EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE OF EEN ADMINISTRATIEF BEROEP MET SCHORSENDE WERKING

Alvorens de afsluitingsdocumenten in te dienen, moeten de lidstaten beslissen of ze alle of een deel van de uitgaven voor een concrete actie die het voorwerp is van lopende nationale onderzoeken of die geschorst is door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking, al dan niet van de rekeningen voor het laatste boekjaar uitsluiten.

Lopende nationale onderzoeken zijn bijvoorbeeld onderzoeken die worden uitgevoerd door andere nationale instanties dan de voor het programma bevoegde autoriteiten (zoals politieonderzoeken, gerechtelijke of strafrechtelijke onderzoeken) en waarvan het resultaat van invloed kan zijn op de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven.

De schorsing van een concrete actie door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep brengt geen verlenging van de in artikel 65, lid 2, van de GB-verordening vastgestelde einddatum voor het maken van subsidiabele uitgaven mee (52).

Er mogen geen uitgaven worden gedeclareerd voor concrete acties die zijn geschorst door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking na de indiening van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar.

Als concrete acties die het voorwerp zijn van lopende nationale onderzoeken of die zijn geschorst door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking, niet worden uitgesloten van de rekeningen voor het laatste boekjaar, moeten de lidstaten samen met het eindverslag over de uitvoering een lijst van dergelijke concrete acties indienen met behulp van het model in bijlage III bij deze richtsnoeren.

De lidstaten moeten de Commissie het resultaat van nationale onderzoeken, gerechtelijke procedures en administratieve beroepen meedelen (53). Wanneer onregelmatigheden zijn vastgesteld, zal de Commissie overgaan tot de terugvordering van de betrokken bedragen. Eventuele onregelmatige bedragen kunnen worden vervangen door overgeboekte uitgaven (indien beschikbaar).

9.   UITGAVEN DIE HET VOORWERP ZIJN VAN LOPENDE ONDERZOEKEN VAN OLAF, VERSLAGEN VAN OLAF OF AUDITS VAN DE COMMISSIE OF DE EUROPESE REKENKAMER

Alvorens de afsluitingsdocumenten in te dienen, wordt de lidstaten verzocht uitgaven waarbij mogelijke onregelmatigheden zijn vastgesteld in het kader van lopende onderzoeken van Olaf (als dergelijke onderzoeken en de betroffen uitgaven in dat stadium bekend zijn bij de lidstaten), in verslagen van Olaf of bij audits van de Commissie of de Europese Rekenkamer, van de rekeningen voor het laatste boekjaar uit te sluiten. Als de lidstaat dergelijke bevindingen of de bedragen van de betroffen uitgaven betwist en de betroffen uitgaven in de rekeningen opneemt, zal de Commissie de contradictoire procedure voortzetten, die tot een financiële correctie kan leiden. Onverminderd artikel 145, lid 7, van de GB-verordening (54) kunnen onregelmatige bedragen worden vervangen door overgeboekte uitgaven (indien beschikbaar).

10.   ONREGELMATIGHEDEN

De rekeningen voor elk boekjaar, met inbegrip van het laatste boekjaar, moeten op het niveau van elke prioriteit en, voor zover van toepassing, elk fonds en elke regiocategorie het volgende omvatten:

de tijdens het boekjaar geschrapte en geïnde bedragen;

de aan het einde van het boekjaar te innen bedragen;

de overeenkomstig artikel 71 van de GB-verordening teruggevorderde bedragen, en

de oninbare bedragen (55).

De formaten voor de rapportage van geschrapte en geïnde bedragen, te innen bedragen, overeenkomstig artikel 71 van de GB-verordening teruggevorderde bedragen en oninbare bedragen worden beschreven in het model voor de rekeningen in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie (respectievelijk in de aanhangsels 2, 3, 4 en 5) (56).

10.1.   Behandeling van onregelmatigheden in het laatste boekjaar

Aangezien na de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling – die uiterlijk 31 juli 2024 moet worden ingediend – geen nieuwe betalingsaanvraag bij de Commissie kan worden ingediend, moeten eventuele noodzakelijke deducties (ook al kunnen ze betrekking hebben op de in voorgaande boekjaren gedeclareerde uitgaven) in de rekeningen voor het laatste boekjaar worden opgenomen en overeenkomstig het model voor de rekeningen – met name de aanhangsels 1, 2 en 8 – worden gerapporteerd.

Dit geldt niet voor te innen bedragen, oninbare bedragen of in de delen 8 en 9 van deze richtsnoeren bedoelde bedragen waarvoor de lidstaat heeft beslist de betroffen uitgaven in de rekeningen op te nemen.

Als de lidstaat – op grond van artikel 137, lid 2, van de GB-verordening (57) – beslist uitgaven uit de rekeningen voor het laatste boekjaar te verwijderen wegens een lopend onderzoek naar de wettigheid en regelmatigheid van die uitgaven, kunnen die uitgaven – als later blijkt dat ze wettig en regelmatig zijn – niet opnieuw worden gedeclareerd omdat er geen nieuwe aanvragen voor tussentijdse betaling kunnen worden ingediend waarin ze kunnen worden opgenomen.

10.2.   Te innen bedragen en oninbare bedragen

In de rekeningen voor het laatste boekjaar mogen de lidstaten te innen bedragen en oninbare bedragen rapporteren met betrekking tot uitgaven die niet alleen in de voorgaande boekjaren, maar ook in het laatste boekjaar zijn gedeclareerd (58). De lidstaten mogen in de rekeningen voor het laatste boekjaar ook bedragen rapporteren die na afloop van het laatste boekjaar maar vóór de indiening van de afsluitingsdocumenten nog te innen bedragen of oninbare bedragen zijn geworden.

Bij de berekening van het eindsaldo zal de Commissie de als te innen en de als oninbaar gerapporteerde bedragen buiten beschouwing laten (59).

De Commissie zal – op basis van de resultaten van de terugvorderingsprocedure en/of van de beoordeling van de Commissie met betrekking tot oninbare bedragen – beslissen of zij de gerapporteerde bedragen uit de begroting van de Unie zal terugbetalen overeenkomstig de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/568 van de Commissie vastgestelde procedure (60). Bedragen in de aanhangsels 3 en 5 van de rekeningen met betrekking tot de in het laatste boekjaar gedeclareerde uitgaven moeten ook in aanhangsel 1 van de rekeningen worden opgenomen – zodat ze mogelijk in de toekomst uit de begroting van de Unie worden terugbetaald – in afwachting van het resultaat van dergelijke procedures of beoordelingen.

De lidstaat moet de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis stellen van het resultaat van het lopende terugvorderingsproces.

Als een lidstaat concludeert dat oninbare bedragen ten laste van de begroting van de Unie moeten komen, moet die lidstaat bij de Commissie een verzoek ter bevestiging van die conclusie indienen in de in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/568 van de Commissie vastgestelde vorm. Overeenkomstig de regels van artikel 3 van diezelfde verordening bepaalt de Commissie of de oninbare bedragen ten laste van de begroting van de Unie moeten komen. Het betreft oninbare bedragen die zijn opgenomen in aanhangsel 5 (“oninbare bedragen”) van de in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie beschreven programmarekeningen en ook bedragen die zijn opgenomen in aanhangsel 3 (“nog te innen bedragen”) van dezelfde bijlage als te innen bedragen die oninbare bedragen kunnen worden nadat de rekeningen voor het laatste boekjaar zijn ingediend.

10.3.   Risico op onregelmatigheden waardoor de voor het programma bevoegde autoriteiten reeds bij de Commissie gedeclareerde uitgaven extra verifiëren

Als een risico op onregelmatigheden wordt vastgesteld waardoor de voor het programma bevoegde autoriteiten reeds bij de Commissie gedeclareerde uitgaven extra verifiëren, moeten de nationale autoriteiten de volgende termijnen in acht nemen:

voor uitgaven die overeenkomstig artikel 137, lid 2, van de GB-verordening zijn verwijderd uit de rekeningen van een boekjaar dat voorafgaat aan het laatste boekjaar, moeten de extra verificaties tijdig worden afgerond, zodat de uitgaven uiterlijk in de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar – die uiterlijk 31 juli 2024 moet worden ingediend – kunnen worden gedeclareerd;

als een risico op onregelmatigheden leidt tot extra verificaties van in het laatste boekjaar gedeclareerde uitgaven, moet het besluit over de wettigheid en regelmatigheid ervan – en dus het besluit om deze uitgaven op te nemen in of uit te sluiten van de rekeningen voor het laatste boekjaar – worden genomen op het moment waarop de rekeningen worden ingediend, d.w.z. uiterlijk 15 februari 2025 of – als de Commissie de termijn verlengt – 1 maart 2025.

10.4.   Na de afsluiting geïnde bedragen

Als de lidstaat na de afsluiting onregelmatigheden heeft vastgesteld met betrekking tot de in de rekeningen opgenomen uitgaven, moeten de na de afsluiting geïnde bedragen worden teruggestort in de begroting van de Unie. Eventuele onregelmatige bedragen kunnen worden vervangen door overgeboekte uitgaven (indien beschikbaar).

11.   INDIENEN VAN AFSLUITINGSDOCUMENTEN

11.1.   Termijn voor het indienen van afsluitingsdocumenten

De afsluitingsdocumenten moeten uiterlijk 15 februari 2025 worden ingediend (61) (met uitzondering van het laatste jaarlijkse uitvoeringsverslag voor het EFMZV, dat uiterlijk 31 mei 2024 moet worden ingediend (62)). Overeenkomstig artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement kan deze termijn door de Commissie tot 1 maart 2025 worden verlengd na kennisgeving door de betrokken lidstaat.

De Commissie zal het deel van de vastleggingen dat op 31 december 2023 nog openstaat, automatisch vrijmaken, als een van de afsluitingsdocumenten niet uiterlijk 15 februari 2025 – of niet uiterlijk 1 maart 2025 indien de Commissie de termijn verlengd – bij de Commissie is ingediend (63). In dat geval wordt het programma afgesloten op basis van de beschikbare informatie.

Als een van de afsluitingsdocumenten niet wordt ingediend, kan dit wijzen op een ernstige tekortkoming van het beheers- en controlesysteem van het programma, waardoor de reeds aan het programma betaalde bijdrage van de Unie in gevaar komt. De Commissie kan beslissen in dergelijke gevallen een financiële correctie op te leggen.

11.2.   Wijziging van de afsluitingsdocumenten na de indieningstermijn

De lidstaten mogen na de indieningstermijn geen afsluitingsdocumenten meer wijzigen, behalve wanneer de Commissie om een wijziging verzoekt of er schrijffouten zijn gemaakt.

11.3.   Beschikbaarheid van documenten

Overeenkomstig artikel 140, lid 1, van de GB-verordening (64) kan de bewaartermijn van documenten (de periode waarin documenten beschikbaar moeten worden gesteld) worden geschorst in geval van gerechtelijke procedures of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

Als de lidstaat een concrete actie over twee programmeringsperioden wil faseren (overeenkomstig punt 6 van deze richtsnoeren), zal de Commissie – overeenkomstig artikel 140, lid 1, vierde alinea, van de GB-verordening – verzoeken de bewaartermijn voor de eerste fase van een dergelijke concrete actie te schorsen totdat de bewaartermijn voor de tweede fase van de concrete actie begint.

Als de lidstaat de door de Commissie verleende extra tijd wil gebruiken om de niet-functionerende concrete actie fysiek te voltooien of volledig uit te voeren en ervoor te zorgen dat deze bijdraagt tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten (overeenkomstig punt 7 van deze richtsnoeren), zal de Commissie – overeenkomstig artikel 140, lid 1, vierde alinea – verzoeken de bewaartermijn voor een dergelijke concrete actie te schorsen totdat deze concrete actie aan de Commissie als operationeel is gemeld, d.w.z. totdat deze fysiek is voltooid of volledig is uitgevoerd en heeft bijgedragen tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten.

De schorsing is gerechtvaardigd omdat de diensten van de Commissie of de Europese Rekenkamer de algemene subsidiabiliteit en het functioneren van de volledige concrete actie (beide fasen) pas na voltooiing kunnen verifiëren of aan een audit onderwerpen.

12.   INHOUD VAN DE AFSLUITINGSDOCUMENTEN

12.1.   Eindverslag over de uitvoering

Het eindverslag over de uitvoering van de door het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds ondersteunde programma’s moet de informatie bevatten die wordt vermeld in artikel 50, leden 2 en 5, van de GB-verordening (voor de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”, voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” en voor IPA II-programma’s) (65) en in artikel 111, lid 3, van de GB-verordening (voor de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”) (66).

De structuur van het eindverslag over de uitvoering wordt beschreven in bijlage V (doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”) en bijlage X (doelstelling “Europese territoriale samenwerking”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie (67).

Overeenkomstig artikel 92 ter, lid 7, derde alinea, van de GB-verordening (68) brengen de lidstaten in het eindverslag over de uitvoering verslag uit over de wijze waarop de aanvullende initiële voorfinanciering uit de React-EU-middelen is aangewend om de migratie-uitdagingen als gevolg van de militaire agressie door de Russische Federatie het hoofd te bieden en over de bijdrage van die aanvullende initiële voorfinanciering aan het herstel van de economie.

De lidstaten brengen in het eindverslag over de uitvoering ook verslag uit over de naleving van de voorwaarde van artikel 98, lid 4, vierde alinea, van de GB-verordening (69), waarin is bepaald dat wanneer een programma een specifieke prioritaire as heeft voor de financiering van concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken door gebruik te maken van de flexibiliteit waarin artikel 98, lid 4, eerste en tweede alinea, van de GB-verordening voorziet, ten minste 30 % van de financiële toewijzing voor die prioritaire as wordt toegewezen aan concrete acties met begunstigden die lokale autoriteiten en in plaatselijke gemeenschappen actieve maatschappelijke organisaties zijn. Wanneer niet aan deze voorwaarde is voldaan, wordt de vergoeding door de Commissie in het kader van de betrokken prioritaire as evenredig verlaagd om ervoor te zorgen dat deze voorwaarde in acht wordt genomen bij de berekening van het aan het programma te betalen eindsaldo.

Het eindverslag over de uitvoering moet bovendien de volgende elementen bevatten:

een lijst van alle gefaseerde concrete acties met het bedrag van de gedane subsidiabele uitgaven voor de eerste fase in de programmeringsperiode 2014-2020 overeenkomstig punt 6 van deze richtsnoeren. De lijst moet volgens het model van bijlage I bij deze richtsnoeren worden opgesteld;

een lijst van alle niet-functionerende concrete acties overeenkomstig punt 7 van deze richtsnoeren. De lijst moet volgens het model van bijlage II bij deze richtsnoeren worden opgesteld;

een lijst van alle concrete acties die het voorwerp zijn van lopende nationale onderzoeken of die zijn geschorst door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking overeenkomstig punt 8 van deze richtsnoeren. De lijst moet volgens het model van bijlage III bij deze richtsnoeren worden opgesteld.

Voor de door het EFMZV ondersteunde programma’s hoeft geen eindverslag over de uitvoering worden opgesteld. In plaats daarvan moet het laatste jaarverslag over de uitvoering (met – in voorkomend geval – de tabellen in de bijlagen I, II en III bij deze richtsnoeren) uiterlijk 31 mei 2024 worden ingediend met de in artikel 50, lid 2, van de GB-verordening en de in artikel 114 van Verordening (EU) nr. 508/2014 vermelde informatie. De structuur van een dergelijk jaarverslag over de uitvoering wordt beschreven in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1362/2014 van de Commissie.

12.1.1.   Rapportage over grote projecten (70)

Door een groot project in het eindverslag over de uitvoering op te nemen (tabel 12 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie) bevestigt de lidstaat dat het grote project fysiek is voltooid of volledig is uitgevoerd en bijdraagt tot de doelstellingen van de betreffende prioriteiten. Over niet-functionerende of gefaseerde grote projecten moet verslag worden uitgebracht overeenkomstig de punten 6 en 7 van deze richtsnoeren.

In de kolom “Opmerkingen” in tabel 12 moeten de lidstaten vermelden of het grote project is uitgevoerd overeenkomstig de documentatie die uit hoofde van artikel 102 of artikel 103 van de GB-verordening bij de Commissie is ingediend of ter kennis van de Commissie is gebracht en die de basis vormde voor het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de financiële bijdrage aan het project, in de vorm van het besluit of bij de stilzwijgende overeenkomst. De lidstaten moeten eventuele verschillen in de uitvoering van het grote project vergeleken met de in de bovengenoemde documentatie vermelde gegevens beschrijven en toelichten.

De Commissie zal beoordelen of het uitgevoerde grote project beantwoordt aan de ingediende of ter kennis gebrachte documentatie (en, in voorkomend geval, het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de financiële bijdrage). De Commissie zal daarbij rekening houden met de redenen voor en de gevolgen van het feit dat het uitgevoerde grote project niet beantwoordt aan de documentatie waarop de goedkeuring van de Commissie is gebaseerd, en zij kan een financiële correctie opleggen.

12.1.2.   Aanvaarding en termijnen

De Commissie zal het eindverslag over de uitvoering onderzoeken en de lidstaat binnen vijf maanden na de datum van ontvangst haar opmerkingen meedelen (71). Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen die termijn, zal het verslag geacht worden te zijn aanvaard.

De lidstaten krijgen twee maanden om te reageren op de opmerkingen van de Commissie over een eindverslag over de uitvoering. Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie deze termijn met twee maanden verlengen. Het eindverslag over de uitvoering zal worden aanvaard als de Commissie geen opmerkingen heeft of als aan alle opmerkingen van de Commissie naar behoren gevolg is gegeven.

12.2.   Rekeningen

De rekeningen voor het laatste boekjaar moeten, net als voor elk ander boekjaar, de in artikel 137, lid 1, van de GB-verordening vermelde informatie bevatten. De structuur van de rekeningen wordt beschreven in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie. Bij de opstelling van de rekeningen moet rekening worden gehouden met de specifieke vereisten voor het laatste boekjaar (zie met name het bovenstaande punt 10).

12.2.1.   Onderzoek en goedkeuring

Voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen voor het laatste boekjaar gelden dezelfde regels als voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen voor elk ander boekjaar.

De Commissie zal procedures voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen voor het laatste boekjaar volgen en de lidstaat uiterlijk 31 mei 2025 meedelen of zij van oordeel is dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn (72).

12.3.   Beheersverklaring en jaarlijkse samenvatting

De structuur van de beheersverklaring voor het laatste boekjaar is dezelfde als voor elk ander boekjaar en wordt beschreven in bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie (73).

12.4.   Auditoordeel en controleverslag

De structuur van het auditoordeel voor het laatste boekjaar is dezelfde als voor elk ander boekjaar en wordt beschreven in bijlage VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie (74).

De structuur van het controleverslag voor het laatste boekjaar is dezelfde als voor elk ander boekjaar en wordt beschreven in bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie (75).

Wanneer een gemeenschappelijk beheers- en controlesysteem bij meer dan één programma wordt toegepast, kan de lidstaat ervoor kiezen de vereiste informatie in één enkel controleverslag over alle betrokken programma’s te verstrekken.

Het controleverslag voor het laatste boekjaar moet ook het volgende bevatten:

informatie over openstaande bevindingen van door de diensten van de Commissie of de Europese Rekenkamer uitgevoerde audits; deze informatie moet worden verstrekt in deel 8 “Overige informatie” van het controleverslag;

zekerheid over de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de financieringsinstrumenten (artikelen 41 en 42 van de GB-verordening);

zekerheid over de betrouwbaarheid van de gegevens met betrekking tot indicatoren;

zekerheid dat het aan de begunstigden betaalde bedrag aan overheidsuitgaven ten minste gelijk is aan de door de Commissie aan de lidstaat betaalde bijdrage uit de Fondsen en uit het EFMZV (artikel 129 van de GB-verordening (76)).

12.4.1.   Financieringsinstrumenten (77)

Voor financieringsinstrumenten moeten de voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteiten zekerheid verkrijgen dat de bij de afsluiting gedeclareerde eindbedragen subsidiabel zijn. Deze informatie moet worden verstrekt in deel 9 “Algemene mate van betrouwbaarheid” van het controleverslag en, indien relevant, in andere delen van het verslag (met name deel 4 “Systeemaudits” en deel 5 “Audits van concrete acties”).

Voor financieringsinstrumenten waarvoor gefaseerde aanvragen voor tussentijdse betalingen (voorschotten in tranches) (78) zijn ingediend, kan de subsidiabiliteit van de uitgaven met betrekking tot de laatste tranche en maximaal 15 % van de in eerdere tranches opgenomen bedragen mogelijk niet aan eerdere audits van concrete acties zijn onderworpen. De voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteiten moeten zekerheid verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van deze uitgaven voordat de rekeningen voor het laatste boekjaar worden ingediend. De eindontvanger hoeft echter de uitvoering van een door het financieringsinstrument ondersteunde investering bij de indiening van de afsluitingsdocumenten nog niet te hebben voltooid. De voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteiten moeten in het controleverslag voor het laatste boekjaar rapporteren hoe ze deze zekerheid hebben verkregen en de subsidiabiliteit van de totale uitgaven van de financieringsinstrumenten aan de Commissie bevestigen overeenkomstig artikel 42 van de GB-verordening.

Voor financieringsinstrumenten wordt aanbevolen dat de voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteit bij de afsluiting de resterende subsidiabele uitgaven die niet eerder aan audits van concrete acties zijn onderworpen, aan een audit onderwerpt. Het is niet noodzakelijk alle financieringsinstrumenten bij de afsluiting aan een audit te onderwerpen, maar geen enkel financieringsinstrument mag van een willekeurige selectie worden uitgesloten. Voorts kunnen de voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteiten de geselecteerde financieringsinstrumenten met het oog op hun audits groeperen, aangezien de resultaten op alle financieringsinstrumenten van dezelfde groep van toepassing zullen zijn.

De voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteiten moeten een statistische steekproef van investeringen en beheerskosten en -vergoedingen aan een audit onderwerpen en mogen dergelijke uitgaven als een extra steekproefperiode behandelen om de resultaten van eerdere audits te gebruiken (79).

12.4.2.   Betrouwbaarheid van de gegevens

In het controleverslag van het laatste boekjaar moeten de voor de audit van het programma verantwoordelijke autoriteiten conclusies trekken over de betrouwbaarheid van de gegevens over de indicatoren, met inbegrip van een conclusie over de beoordeling van belangrijkste vereiste 6 “Betrouwbaar systeem voor het verzamelen, vastleggen en opslaan van gegevens voor de uitvoering van toezicht, evaluatie, financieel beheer, verificatie en audit, waaronder koppelingen met de systemen voor elektronische gegevensuitwisseling met de begunstigden” in tabel 1 van bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (80). Bij deze beoordeling van belangrijkste vereiste 6 moet ook worden bevestigd dat de aan de Commissie gerapporteerde geaggregeerde gegevens correct zijn.

12.4.3.   Aan de begunstigden betaalde overheidsuitgaven

De certificeringsautoriteit moet ervoor zorgen dat bij haar berekeningen voor de definitieve rekeningen artikel 129 van de GB-verordening wordt nageleefd. De nationale auditautoriteit moet dit aspect in haar audit van de rekeningen voor het laatste boekjaar opnemen en in hoofdstuk 6 van het laatste controleverslag verslag over de verkregen zekerheid uitbrengen.

13.   BETALING VAN HET EINDSALDO

De betaling van het eindsaldo geschiedt uiterlijk drie maanden na de datum waarop de rekeningen van het laatste boekjaar worden goedgekeurd of, als dat later is, een maand na de datum waarop het eindverslag over de uitvoering wordt aanvaard (81).

Hiermee wordt echter geen afbreuk gedaan aan de bevoegdheid van de Commissie om de termijn voor de betaling van het eindsaldo te onderbreken of de betaling van het eindsaldo te schorsen.

14.   AANGELEGENHEDEN MET BETREKKING TOT WETTIGHEID EN REGELMATIGHEID

De Commissie kan aangelegenheden met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen betreffende uitgaven in de goedgekeurde rekeningen aan de orde stellen na de betaling van het eindsaldo en de afsluiting van het programma.

De afsluiting van het programma doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om financiële correcties op te leggen overeenkomstig de artikelen 85, 144 en 145 van de GB-verordening (82)en – voor het EFMZV – ook artikel 105 van Verordening (EU) nr. 508/2014.


(1)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320) (“GB-verordening”).

(2)  Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling “Investeren in groei en werkgelegenheid”, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PB L 347 van 20.12. 2013, blz. 289).

(3)  Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259).

(4)  Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470).

(5)  Verordening (EU) nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 281).

(6)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

(7)  Overeenkomstig artikel 92 ter, lid 8, tweede alinea, van de GB-verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft extra middelen en uitvoeringsregelingen om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (React-EU) (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 30), hebben de programma’s waaraan de lidstaten React-EU-middelen toewijzen, betrekking op de periode tot en met 31 december 2022, onder voorbehoud van lid 4 van dat artikel.

(8)  Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 11) (“IPA II-verordening”).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 447/2014 van de Commissie van 2 mei 2014 betreffende nadere bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 132 van 3.5.2014, blz. 32) (“uitvoeringsverordening voor het IPA II”).

(10)  Voor samenwerkingsprogramma’s die door het EFRO worden ondersteund in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” en voor programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking die door IPA II worden ondersteund, moet onder “lidstaat”, zoals vermeld in deze richtsnoeren, worden verstaan de lidstaat waar de beheersautoriteit gevestigd is.

(11)  Overeenkomstig artikel 138, lid 1, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB C 384I van 12.11.2019, blz. 1) (“het terugtrekkingsakkoord”) blijft – met betrekking tot de uitvoering van de programma’s en activiteiten van de Unie die zijn vastgelegd in het kader van het MFK 2014-2020 of eerdere financiële vooruitzichten – het toepasselijke recht van de Unie, waaronder de regels inzake financiële correcties en inzake de goedkeuring van de rekeningen, na 31 december 2020 van toepassing op het Verenigd Koninkrijk tot de afsluiting van die programma’s en activiteiten van de Unie, tenzij het Gemengd Comité technische maatregelen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 138, lid 5, van het terugtrekkingsakkoord. Opgemerkt zij echter dat overeenkomstig artikel 154, vijfde alinea, van de GB-verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221, de bepalingen van deze richtsnoeren met betrekking tot de React-EU-middelen niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk.

(12)  Artikel 141 van de GB-verordening is op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(13)  Artikel 30, lid 1, van de GB-verordening.

(14)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/460 van 30 maart 2020 en Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE.

(15)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE.

(16)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221.

(17)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221.

(18)  Grote projecten zijn niet relevant voor de door het EFMZV ondersteunde programma’s. ETS- en IPA II-programma’s hebben geen grote projecten ondersteund.

(19)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie van 20 januari 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de modellen voor het voortgangsverslag, de indiening van de informatie over een groot project, het gezamenlijke actieplan, de uitvoeringsverslagen voor de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”, de beheersverklaring, de auditstrategie, het auditoordeel en het jaarlijkse controleverslag en de methode voor de uitvoering van de kosten-batenanalyse en krachtens Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het model voor de uitvoeringsverslagen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (PB L 38 van 13.2.2015, blz. 1).

(20)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie van 22 september 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de modellen voor de indiening van bepaalde informatie bij de Commissie en voorschriften voor de uitwisseling van informatie tussen begunstigden en managementautoriteiten, certificeringsautoriteiten, auditautoriteiten en intermediaire instanties (PB L 286 van 30.9.2014, blz. 1).

(21)  Artikel 86, lid 2, van de GB-verordening; is op grond van artikel 46, lid 4, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(22)  De artikelen 86, lid 4, en 136, lid 2, van de GB-verordening; zijn op grond van artikel 46, lid 4, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(23)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221.

(24)  Artikel 92 ter, lid 5, vijfde alinea, van de GB-verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221.

(25)  Artikel 82 van de GB-verordening; is op grond van artikel 46, lid 2, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(26)  Artikel 92 ter, lid 7, derde alinea, van de GB-verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221.

(27)  Artikel 139, lid 7, van de GB-verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/460 van 30 maart 2020; is op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(28)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/460 van 30 maart 2020.

(29)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/558 van 23 april 2020 en Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE; is op grond van artikel 46, lid 2, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(30)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1) (“Financieel Reglement”).

(31)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/558 van 23 april 2020 en Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE.

(32)  Is op grond van artikel 46, lid 6, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(33)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1362/2014 van de Commissie van 18 december 2014 tot vaststelling van voorschriften inzake een vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van bepaalde wijzigingen van uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij gefinancierde operationele programma’s en van voorschriften inzake de vorm en de presentatie van de jaarverslagen over de uitvoering van deze programma’s (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 124).

(34)  Tabellen 1 en 2 van bijlage X bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie voor de ETS en het IPA II (krachtens artikel 42, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II).

(35)  Tabel 3 van bijlage X bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie voor de ETS en het IPA II.

(36)  Punt 5 van bijlage II bij de GB-verordening; is op grond van artikel 34, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II en artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt b), v), van de ETS-verordening van toepassing op het IPA II.

(37)  Artikel 22, lid 7, en artikel 144, lid 4, van de GB-verordening; dit laatste is op grond van artikel 46, lid 6, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(38)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot methoden voor steun op het gebied van klimaatverandering, het vaststellen van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën steunverlening voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 65). Artikel 6 van Verordening (EU) 215/2014 is op grond van artikel 34, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II en artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt b), v), van de ETS-verordening van toepassing op het IPA II.

(39)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5). De artikelen 2 en 3 van Verordening (EU) 480/2014 zijn op grond van artikel 34, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II en artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt b), v), van de ETS-verordening van toepassing op het IPA II.

(40)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/2221.

(41)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE.

(42)  De verordeningen waarnaar in de voetnoten 2 tot en met 6 wordt verwezen.

(43)  Niet van toepassing op de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II).

(44)  In de programmeringsperiode 2021-2027 is de titel van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) veranderd in het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA).

(45)  Het gaat onder meer om onderdelen van Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 2014/508 van het Europees Parlement en de Raad.

(46)  Artikel 118 bis van Verordening (EU) 2021/1060, dat bij Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE is ingevoerd.

(47)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE.

(48)  Monitoringcomité in het geval van de ETS [en het IPA II].

(49)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE.

(50)  Een concrete actie die aan het vereiste van artikel 71 van de GB-verordening voldeed, maar bij de afsluiting van het programma niet meer functioneert, mag niet als een niet-functionerende concrete actie worden beschouwd.

(51)  Artikel 22, lid 7, van de GB-verordening.

(52)  De einddatum voor de subsidiabiliteit van uitgaven die zijn betaald voor IPA II-programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking is krachtens artikel 43, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II 31 december 2023.

(53)  Onverminderd de verplichtingen inzake de rapportage over onregelmatigheden uit hoofde van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1970 van de Commissie van 8 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen inzake de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 293 van 10.11.2015, blz. 1). Verordening (EU) 2015/1970, die gebaseerd is op artikel 122, lid 2, van de GB-verordening, is op grond van artikel 46, lid 6, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(54)  Is op grond van artikel 46, lid 6, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(55)  Artikel 137, lid 1, punt b), van de GB-verordening.

(56)  Bijlage VII, die gebaseerd is op artikel 137, lid 3, van de GB-verordening, is op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(57)  Is op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(58)  Om de lidstaten krachtens de GB-verordening de mogelijkheid te bieden te innen bedragen bij of na de afsluiting als oninbaar te declareren voor de te innen bedragen met betrekking tot het laatste boekjaar van de programmeringsperiode.

(59)  Dit zal resulteren in een lager te betalen of goed te keuren bedrag bij een positief eindsaldo of een hoger terug te vorderen bedrag wanneer het eindsaldo een terugvordering is.

(60)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/568 van de Commissie van 29 januari 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de voorwaarden en procedures om te bepalen of oninbare bedragen door de lidstaten terugbetaald moeten worden in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 97 van 13.4.2016, blz. 1). Verordening (EU) 2016/568, die gebaseerd is op artikel 122, lid 2, van de GB-verordening, is op grond van artikel 46, lid 6, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(61)  De artikelen 138 en 141, lid 1, van de GB-verordening en artikel 63, lid 5, van het Financieel Reglement. De bepalingen van de GB-verordening zijn op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(62)  Artikel 114, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

(63)  Artikel 136, lid 2, van de GB-verordening; is op grond van artikel 46, lid 4, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(64)  Is op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(65)  Is op grond van artikel 42 van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(66)  Artikel 14 van de ETS-verordening is op grond van artikel 42, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II ook van toepassing op het IPA II.

(67)  Is op grond van artikel 42, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(68)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/613 van 12 april 2022.

(69)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/2039 betreffende FAST-CARE. Artikel 98 is alleen van toepassing op de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”.

(70)  Grote projecten zijn niet relevant voor de door het EFMZV ondersteunde programma’s. ETS- en IPA II-programma’s hebben geen grote projecten ondersteund.

(71)  Artikel 50, lid 7, van de GB-verordening; is op grond van artikel 42, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II, dat op zijn beurt naar artikel 50 van de GB-verordening verwijst, van toepassing op het IPA II.

(72)  Artikel 139 van de GB-verordening; is op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(73)  Bijlage VI, die gebaseerd is op artikel 125, lid 4, van de GB-verordening, is op grond van artikel 37, lid 1, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(74)  Bijlage VIII, die gebaseerd is op artikel 127, lid 5, van de GB-verordening, is op grond van artikel 37, lid 3, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(75)  Bijlage IX, die gebaseerd is op artikel 127, lid 5, van de GB-verordening, is op grond van artikel 37, lid 3, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(76)  Is op grond van artikel 46, lid 2, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(77)  Niet relevant voor ETS-programma’s en niet van toepassing op IPA II-programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking.

(78)  Artikel 41 van de GB-verordening.

(79)  Bij krachtens artikel 38, lid 1, punten a) en c), van de GB-verordening ingestelde financieringsinstrumenten en bij krachtens artikel 38, lid 1, punt b), van de GB-verordening ingestelde financieringsinstrumenten die worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank (EIB) of een andere internationale financiële instelling, worden de beheerskosten en -vergoedingen die door de EIB/het Europees Investeringsfonds (EIF) of door een andere internationale financiële instelling in rekening worden gebracht, door de externe controleurs van de EIB/het EIF aan een audit onderworpen. Voorts worden alle beheerskosten en -vergoedingen die door de op nationaal niveau door het EIF geselecteerde financiële intermediairs in rekening worden gebracht voor leningen en instrumenten op basis van effecten, gecontroleerd door de externe controleurs van de EIB/het EIF.

(80)  Bijlage IX, die gebaseerd is op artikel 144, lid 6, van de GB-verordening, is op grond van artikel 46, lid 6, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(81)  Artikel 141, lid 2, van de GB-verordening; is op grond van artikel 46, lid 5, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.

(82)  Die drie bepalingen zijn op grond van artikel 46, lid 6, van de uitvoeringsverordening voor het IPA II van toepassing op het IPA II.


BIJLAGE I

LIJST VAN ALLE VAN 2014-2020 NAAR 2021-2027 GEFASEERDE CONCRETE ACTIES

(moet bij het eindverslag over de uitvoering worden gevoegd (1))

NAAM VAN HET PROGRAMMA

 

 

 

 

 

 

 

CCI-NR.

 

 

 

 

 

 

 

PRIORITEIT/FONDS/REGIOCATEGORIE

REFERENTIE VAN DE CONCRETE ACTIE

NAAM VAN DE CONCRETE ACTIE

DATUM [EN NUMMER] VAN DE STILZWIJGENDE OVEREENKOMST/GOEDKEURING DOOR DE COMMISSIE (VOOR EEN GROOT PROJECT)

GEFASEERDE CONCRETE ACTIES UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 118

GEFASEERDE CONCRETE ACTIES UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 118 BIS

TOTALE KOSTEN VAN DE CONCRETE ACTIE (in EUR)

TOTALE GECERTIFICEERDE UITGAVEN VOOR DE EERSTE FASE

(in EUR)

OVERHEIDSBIJDRAGE VOOR DE EERSTE FASE (in EUR)

GEPLANDE DATUM/EINDDATUM VAN DE VOLTOOING VAN DE TWEEDE FASE (JAAR, KWARTAAL)

PROGRAMMA 2021-2027 IN HET KADER WAARVAN DE CONCRETE ACTIE ZAL WORDEN/IS VOLTOOID (2)

Totaal (voor beide fasen, definitief of geraamd)

Voor de tweede fase (definitief of geraamd)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Moet voor het EFMZV bij het laatste jaarverslag over de uitvoering worden gevoegd.

(2)  De naam van het programma voor de programmeringsperiode 2021-2027 in het kader waarvan de tweede fase van de concrete actie zal worden/is voltooid.


BIJLAGE II

LIJST VAN NIET-FUNCTIONERENDE CONCRETE ACTIES

(moet bij het eindverslag over de uitvoering worden gevoegd (1))

NAAM VAN HET PROGRAMMA

 

 

CCI-NR.

 

PRIORITEIT/FONDS/REGIOCATEGORIE

REFERENTIE VAN DE CONCRETE ACTIE

NAAM VAN DE CONCRETE ACTIE

NAAM VAN DE BEGUNSTIGDE/ONTVANGER

TOTALE KOSTEN VAN DE CONCRETE ACTIE

(in EUR)

TOTALE GECERTIFICEERDE UITGAVEN

(in EUR)

OVERHEIDSBIJDRAGE

(in EUR)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Moet voor het EFMZV bij het laatste jaarverslag over de uitvoering worden gevoegd.


BIJLAGE III

LIJST VAN CONCRETE ACTIES DIE HET VOORWERP ZIJN VAN LOPENDE NATIONALE ONDERZOEKEN/DIE ZIJN GESCHORST DOOR EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE OF EEN ADMINISTRATIEF BEROEP MET SCHORSENDE WERKING

(moet bij het eindverslag over de uitvoering worden gevoegd (*1))

NAAM VAN HET PROGRAMMA

 

 

 

 

CCI-NR.

 

 

 

PRIORITEIT/FONDS/REGIOCATEGORIE

REFERENTIE VAN DE CONCRETE ACTIE

NAAM VAN DE CONCRETE ACTIE

NAAM VAN DE BEGUNSTIGDE/ONTVANGER

TOTALE BETROFFEN GECERTIFICEERDE UITGAVEN

(in EUR)

BETROFFEN OVERHEIDSBIJDRAGE

(in EUR)

OPERATIES DIE HET VOORWERP ZIJN VAN LOPENDE NATIONALE ONDERZOEKEN*

CONCRETE ACTIES DIE ZIJN GESCHORST DOOR EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE OF EEN ADMINISTRATIEF BEROEP MET SCHORSENDE WERKING*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(*1)  Moet voor het EFMZV bij het laatste jaarverslag over de uitvoering worden gevoegd. Zet een X in de passende kolom.


BIJLAGE IV

VOORBEELD VAN DE TOEPASSING VAN DE FLEXIBILITEIT EN DE PLAFONNERING VAN OVERHEIDSUITGAVEN BIJ DE BEREKENING VAN HET EINDSALDO VOOR EEN EENFONDSPROGRAMMA

Image 1