15.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 231/4


Tussentijdse actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen (1)

(2022/C 231/04)

1.1.   

Tabel van het maandelijkse basissalaris voor elke rang en salaristrap in de functiegroepen AD en AST als bedoeld in artikel 66 van het Statuut, van toepassing vanaf 1 januari 2022:

1.1.2022

TRAPPEN

RANGEN

1

2

3

4

5

16

19 958,49

20 797,17

21 671,09

 

 

15

17 639,97

18 381,23

19 153,62

19 686,51

19 958,49

14

15 590,76

16 245,92

16 928,59

17 399,57

17 639,97

13

13 779,65

14 358,68

14 962,04

15 378,33

15 590,76

12

12 178,90

12 690,67

13 223,96

13 591,86

13 779,65

11

10 764,11

11 216,42

11 687,75

12 012,93

12 178,90

10

9 513,69

9 913,45

10 330,05

10 617,43

10 764,11

9

8 408,50

8 761,84

9 130,04

9 384,03

9 513,69

8

7 431,71

7 744,00

8 069,41

8 293,92

8 408,50

7

6 568,39

6 844,41

7 132,01

7 330,44

7 431,71

6

5 805,35

6 049,31

6 303,50

6 478,88

6 568,39

5

5 130,98

5 346,58

5 571,25

5 726,26

5 805,35

4

4 534,93

4 725,47

4 924,05

5 061,05

5 130,98

3

4 008,09

4 176,54

4 352,05

4 473,11

4 534,93

2

3 542,50

3 691,35

3 846,47

3 953,49

4 008,09

1

3 130,98

3 262,54

3 399,63

3 494,24

3 542,50

2.   

Tabel van het maandelijkse basissalaris voor elke rang en salaristrap in de functiegroepen AST/SC als bedoeld in artikel 66 van het Statuut, van toepassing vanaf 1 januari 2022:

1.1.2022

TRAPPEN

RANGEN

1

2

3

4

5

6

5 090,25

5 304,16

5 527,04

5 680,79

5 759,29

5

4 498,93

4 687,98

4 885,67

5 020,88

5 090,25

4

3 976,31

4 143,39

4 317,51

4 437,63

4 498,93

3

3 514,38

3 662,06

3 815,97

3 922,11

3 976,31

2

3 106,12

3 236,66

3 372,68

3 466,50

3 514,38

1

2 745,30

2 860,67

2 980,88

3 063,79

3 106,12

3.   

Tabel van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie als bedoeld in artikel 64 van het Statuut, die het volgende omvat:

de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut met ingang van 1 januari 2022 van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden (kolom 2 van de onderstaande tabel);

de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut met ingang van 1 juli 2022 van toepassing zijn op de overmakingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden (kolom 3 van de onderstaande tabel);

de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut met ingang van 1 januari 2022 van toepassing zijn op de pensioenen (kolom 4 van de onderstaande tabel).

1

2

3

4

 

Vergoeding

Overmaking

Pensioen

Land/plaats

1.1.2022

1.7.2022

1.1.2022

Bulgarije

62,4

59,5

 

Tsjechië

88,0

74,7

 

Denemarken

131,5

134,7

134,7

Duitsland

100,1

99,8

 

Karlsruhe

95,5

 

 

München

111,9

 

 

Estland

90,1

94,5

 

Ierland

136,9

126,9

126,9

Griekenland

83,7

81,3

 

Spanje

95,2

92,4

 

Frankrijk

118,7

109,6

109,6

Kroatië

77,3

68,0

 

Italië

94,1

95,7

 

Varese

90,1

 

 

Cyprus

81,2

83,5

 

Letland

80,0

74,8

 

Litouwen

81,6

71,5

 

Hongarije

75,7

63,0

 

Malta

92,0

96,5

 

Nederland

110,3

111,6

111,6

Oostenrijk

108,3

112,1

112,1

Polen

72,3

62,3

 

Portugal

90,6

85,9

 

Roemenië

69,0

58,3

 

Slovenië

87,1

83,0

 

Slowakije

77,6

75,7

 

Finland

117,5

119,5

119,5

Zweden

129,3

118,9

118,9

Verenigd Koninkrijk

 

 

128,3

4.1.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de toelage voor het in artikel 42 bis, tweede alinea, van het Statuut bedoelde ouderschapsverlof 1 075,51 EUR.

4.2.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de toelage voor het in artikel 42 bis, derde alinea, van het Statuut bedoelde ouderschapsverlof 1 434,02 EUR.

5.1.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt het basisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 201,15 EUR.

5.2.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt het basisbedrag van de kindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 439,54 EUR.

5.3.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 298,23 EUR.

5.4.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 107,38 EUR.

5.5.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt het minimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut 596,18 EUR.

5.6.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de in artikel 134 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde ontheemdingstoelage 428,58 EUR.

6.1.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de in artikel 7, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometervergoeding:

0 -200  km:

0,0000

201 -1 000  km:

0,2217

1 001 -2 000 km:

0,3697

2 001 -3 000  km:

0,2217

3 001 -4 000  km:

0,0738

4 001 -10 000  km:

0,0356

boven 10 000  km:

0,0000

6.2.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt het in artikel 7, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde forfaitaire supplement bij de kilometervergoeding:

110,87 EUR als de geografische afstand tussen de in lid 1 bedoelde plaatsen tussen 600 en 1 200 km bedraagt;

221,74 EUR als de geografische afstand tussen de in lid 1 bedoelde plaatsen meer dan 1 200 km bedraagt.

7.1.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de in artikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometervergoeding:

0  EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

0 tot 200  km

0,4471  EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

201 tot en met 1 000  km

0,7452  EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

1 001 tot 2 000  km

0,4471  EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

2 001 tot en met 3 000  km

0,1489  EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

3 001 tot en met 4 000  km

0,0719  EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

4 001 tot 10 000  km

0  EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan

10 000  km.

7.2.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt het in artikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde forfaitaire supplement bij de kilometervergoeding:

223,52 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 600 en 1 200 km bedraagt;

447,01 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 200 km bedraagt.

8.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde dagvergoeding:

46,20 EUR voor ambtenaren die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

37,26 EUR voor ambtenaren die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

9.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt het minimumbedrag van de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden:

1 315,28 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

782,06 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

10.1.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedragen de minimum- en maximumbedragen voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden:

1 577,42 EUR (minimumbedrag);

3 154,84 EUR (maximumbedrag).

10.2.   

Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt het vaste bedrag als bedoeld in artikel 28 bis, lid 7, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden:

1 434,02 EUR.

11.   

Tabel met de bedragen van de basissalarissen als bedoeld in artikel 93 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, van toepassing vanaf 1 januari 2022:

1.1.2022

TRAPPEN

FUNCTIE

GROEPEN

RANGEN

1

2

3

4

5

6

7

IV

18

6 880,19

7 023,27

7 169,31

7 318,41

7 470,61

7 625,96

7 784,54

 

17

6 080,90

6 207,34

6 336,43

6 468,21

6 602,72

6 740,02

6 880,19

 

16

5 374,44

5 486,20

5 600,30

5 716,76

5 835,66

5 957,02

6 080,90

 

15

4 750,06

4 848,84

4 949,69

5 052,62

5 157,70

5 264,95

5 374,44

 

14

4 198,24

4 285,54

4 374,67

4 465,64

4 558,54

4 653,29

4 750,06

 

13

3 710,50

3 787,67

3 866,43

3 946,85

4 028,92

4 112,71

4 198,24

III

12

4 750,00

4 848,77

4 949,62

5 052,53

5 157,59

5 264,84

5 374,33

 

11

4 198,21

4 285,49

4 374,61

4 465,57

4 558,44

4 653,23

4 750,00

 

10

3 710,49

3 787,65

3 866,41

3 946,82

4 028,89

4 112,68

4 198,21

 

9

3 279,45

3 347,65

3 417,26

3 488,34

3 560,88

3 634,91

3 710,49

 

8

2 898,49

2 958,77

3 020,30

3 083,09

3 147,22

3 212,66

3 279,45

II

7

3 279,38

3 347,60

3 417,21

3 488,28

3 560,86

3 634,91

3 710,50

 

6

2 898,36

2 958,62

3 020,17

3 082,99

3 147,10

3 212,56

3 279,38

 

5

2 561,58

2 614,85

2 669,24

2 724,77

2 781,43

2 839,29

2 898,36

 

4

2 263,94

2 311,03

2 359,11

2 408,18

2 458,26

2 509,39

2 561,58

I

3

2 789,00

2 846,88

2 905,98

2 966,28

3 027,83

3 090,68

3 154,84

 

2

2 465,60

2 516,77

2 569,00

2 622,32

2 676,75

2 732,31

2 789,00

 

1

2 179,70

2 224,95

2 271,11

2 318,24

2 366,36

2 415,47

2 465,60

12.   

Met ingang van 1 januari 2022 wordt het minimumbedrag van de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 94 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

989,32 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

586,56 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

13.1.   

Met ingang van 1 januari 2022 worden de minimum- en maximumbedragen voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

1 183,06 EUR (minimumbedrag);

2 366,10 EUR (maximumbedrag).

13.2.   

Met ingang van 1 januari 2022 wordt het vaste bedrag als bedoeld in artikel 96, lid 7, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op 1 075,51 EUR.

13.3.   

Met ingang van 1 januari 2022 worden de minimum- en maximumbedragen voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 136 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

1 040,82 EUR (minimumbedrag);

2 449,03 EUR (maximumbedrag).

14.   

Het bedrag van de in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad (2) bedoelde toeslagen voor continu- of ploegendienst is vastgesteld op:

450,83 EUR;

680,46 EUR;

744,00 EUR;

1 014,31 EUR.

15.   

Met ingang van 1 januari 2022 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad (3) genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 6,5078.

16.   

Tabel van de bedragen als bedoeld in artikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing met ingang van 1 januari 2022:

1.1.2022

TRAPPEN

RANGEN

1

2

3

4

5

6

7

8

16

19 958,49

20 797,17

21 671,09

 

 

 

 

 

15

17 639,97

18 381,23

19 153,62

19 686,51

19 958,49

20 797,17

 

 

14

15 590,76

16 245,92

16 928,59

17 399,57

17 639,97

18 381,23

19 153,62

19 958,49

13

13 779,65

14 358,68

14 962,04

15 378,33

15 590,76

 

 

 

12

12 178,90

12 690,67

13 223,96

13 591,86

13 779,65

14 358,68

14 962,04

15 590,76

11

10 764,11

11 216,42

11 687,75

12 012,93

12 178,90

12 690,67

13 223,96

13 779,65

10

9 513,69

9 913,45

10 330,05

10 617,43

10 764,11

11 216,42

11 687,75

12 178,90

9

8 408,50

8 761,84

9 130,04

9 384,03

9 513,69

 

 

 

8

7 431,71

7 744,00

8 069,41

8 293,92

8 408,50

8 761,84

9 130,04

9 513,69

7

6 568,39

6 844,41

7 132,01

7 330,44

7 431,71

7 744,00

8 069,41

8 408,50

6

5 805,35

6 049,31

6 303,50

6 478,88

6 568,39

6 844,41

7 132,01

7 431,71

5

5 130,98

5 346,58

5 571,25

5 726,26

5 805,35

6 049,31

6 303,50

6 568,39

4

4 534,93

4 725,47

4 924,05

5 061,05

5 130,98

5 346,58

5 571,25

5 805,35

3

4 008,09

4 176,54

4 352,05

4 473,11

4 534,93

4 725,47

4 924,05

5 130,98

2

3 542,50

3 691,35

3 846,47

3 953,49

4 008,09

4 176,54

4 352,05

4 534,93

1

3 130,98

3 262,54

3 399,63

3 494,24

3 542,50

 

 

 

17.   

Met ingang van 1 januari 2022 wordt, voor de toepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding genoemd in het vroegere artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

155,53 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C4 of C5;

238,46 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 of C3.

18.   

Tabel met de bedragen van de basissalarissen als bedoeld in artikel 133 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, van toepassing vanaf 1 januari 2022:

1.1.2022

 

Rang

1

2

3

4

5

6

7

Basissalaris voltijds medewerker

1 982,70

2 309,85

2 504,34

2 715,24

2 943,88

3 191,81

3 460,59

Rang

8

9

10

11

12

13

14

Basissalaris voltijds medewerker

3 752,04

4 067,98

4 410,54

4 781,95

5 184,66

5 621,25

6 094,62

Rang

15

16

17

18

19

 

 

Basissalaris voltijds medewerker

6 607,85

7 164,31

7 767,63

8 421,72

9 130,95

 

 

19.   

Voor personeelsleden die hun functie tijdens de referentieperiode in Estland of Slovenië uitoefenen, moeten alle verwijzingen naar 1 januari 2022 in de punten 1 tot en met 18 hierboven worden gelezen als verwijzingen naar 16 november 2021 overeenkomstig artikel 8, lid 3, punt a), van bijlage XI bij het Statuut.


(1)  Overeenkomstig het verslag van Eurostat van 10 mei 2022 over de tussentijdse actualisering (referentie Ares(2022)3565929).

(2)  Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6).

(3)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8).