17.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 399/240


De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer — verslag van de onafhankelijke auditor

(2022/C 399/02)

Oordeel

I.

Wij hebben het volgende gecontroleerd:

a)

de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie, die de geconsolideerde financiële overzichten (1) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (2) voor het op 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar bevatten, zoals goedgekeurd door de Commissie op 28 juni 2022;

b)

de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, zoals voorgeschreven in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

II.

Naar ons oordeel geven de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie (EU) over het op 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten een getrouw beeld van de financiële situatie van de EU per 31 december 2021, van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen en van de veranderingen van haar nettoactiva in het op die datum afgesloten begrotingsjaar, overeenkomstig het Financieel Reglement en de boekhoudregels die zijn gebaseerd op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector.

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

Ontvangsten

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten

III.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Uitgaven

IV.

Voor 2021 brengen wij twee afzonderlijke oordelen uit over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven. Dit weerspiegelt het feit dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) een tijdelijk instrument is dat wordt uitgevoerd en gefinancierd op een manier die fundamenteel verschilt van de normale begrotingsuitgaven in het kader van het meerjarig financieel kader (MFK).

Afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven

V.

Naar ons oordeel vertonen de aanvaarde begrotingsuitgaven in de rekeningen betreffende het per 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar materiële fouten vanwege de significantie van de aangelegenheid die is beschreven onder “Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven”.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de RRF-uitgaven

VI.

Naar ons oordeel zijn de aanvaarde RRF-uitgaven in de rekeningen betreffende het per 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Grondslag voor het oordeel

VII.

Wij hebben onze controle verricht overeenkomstig de internationale controlestandaarden (ISA) en de regels inzake beroepsethiek van de International Federation of Accountants (IFAC) en de internationale standaarden van hoge controle-instanties (Issai) van Intosai. Onze verantwoordelijkheden volgens deze standaarden en regels worden nader beschreven in het onderdeel van ons verslag over de “verantwoordelijkheden van de auditor”. In dat hoofdstuk geven wij ook meer informatie over de grondslag voor ons oordeel over de ontvangsten (zie paragraaf XXXV ) en de RRF-uitgaven (zie paragraaf XXXVII ). We hebben ook voldaan aan onafhankelijkheidsvereisten en zijn onze ethische verplichtingen krachtens de ethische gedragscode voor professionele accountants (Code of Ethics for Professional Accountants) van de International Ethics Standards Board for Accountants nagekomen. Wij achten de verkregen controle-informatie toereikend en geschikt als grondslag voor onze oordelen.

Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven

VIII.

Het door ons geschatte algemene foutenpercentage voor de aanvaarde begrotingsuitgaven in de rekeningen voor het op 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar bedraagt 3,0 %. Een aanzienlijk deel van deze uitgaven vertoont materiële fouten. Dit betreft voornamelijk uitgaven in het kader van vergoedingen, waarvoor het geschatte foutenpercentage 4,7 % bedraagt. Dergelijke uitgaven zijn gestegen tot 90,1 miljard EUR in 2021, goed voor 63,2 % van onze controlepopulatie (3). De gevolgen van de door ons aangetroffen fouten zijn bijgevolg zowel van materieel belang als van diepgaande invloed op de aanvaarde uitgaven van het jaar.

Essentiële controleaangelegenheden

We beoordeelden de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen

IX.

De EU-balans omvatte eind 2021 een verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen ten bedrage van 122,5 miljard EUR (2020: 116,0 miljard EUR), goed voor bijna een kwart van de totale verplichtingen ad 496,4 miljard EUR in 2021 (2020: 313,5 miljard EUR).

X.

Het grootste deel van de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen, namelijk 109,7 miljard EUR (2020: 100,7 miljard EUR), houdt verband met de pensioenregeling van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie (de “pensioenregeling”). De in de rekeningen opgenomen verplichting is een raming van de huidige waarde van verwachte toekomstige betalingen die de EU zal moeten verrichten om aan haar pensioenverplichtingen te voldoen.

XI.

De in het kader van de pensioenregeling betaalde uitkeringen komen ten laste van de EU-begroting. De EU heeft geen speciaal pensioenfonds opgericht om de kosten van toekomstige pensioenverplichtingen te dekken, maar de lidstaten garanderen gezamenlijk de uitbetaling van de uitkeringen en ambtenaren dragen voor een derde bij in de kosten van de regeling. Eurostat berekent deze verplichting jaarlijks in opdracht van de rekenplichtige van de Commissie en gebruikt daarbij parameters zoals het leeftijdsprofiel en de levensverwachting van EU-ambtenaren en veronderstellingen over toekomstige economische omstandigheden. Deze parameters en veronderstellingen worden ook beoordeeld door de actuariële adviseurs van de Commissie.

XII.

De stijging van de pensioenverplichting in 2021 is voornamelijk toe te schrijven aan de daling van de nominale disconteringsvoet, die wordt beïnvloed door een verlaging van de mondiale rentetarieven (4).

XIII.

Het op een na grootste deel van de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen is de geschatte verplichting van de EU voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (Joint Sickness Insurance Scheme, JSIS), die eind 2021 10,3 miljard EUR bedroeg (2020: 12,9 miljard EUR). Deze verplichting houdt verband met de medische kosten van EU-personeelsleden die moeten worden betaald wanneer zij niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen).

XIV.

In het kader van onze controle beoordelen wij de actuariële veronderstellingen voor deze regelingen en de daarmee samenhangende waardering. We baseren onze evaluatie op werkzaamheden van externe, onafhankelijke actuariële deskundigen. We controleren de aan de berekeningen ten grondslag liggende basisgegevens, de actuariële parameters en de berekening van de verplichting. Ook onderzoeken we de presentatie van de verplichtingen in de geconsolideerde balans en de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële overzichten.

XV.

We concluderen dat de schatting van de totale verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen in de geconsolideerde balans reëel en betrouwbaar is.

Wij hebben belangrijke in de rekeningen opgenomen schattingen aan het einde van het jaar beoordeeld

XVI.

Eind 2021 werden de gemaakte subsidiabele kosten die aan de begunstigden verschuldigd waren maar die nog niet gerapporteerd waren, geschat op 129,9 miljard EUR (2020: 107,8 miljard EUR). Deze bedragen werden als te betalen kosten geboekt (5).

XVII.

De stijging van die schatting houdt voornamelijk verband met de RRF, die de kern vormt van NextGenerationEU (NGEU), het tijdelijke herstelinstrument dat de onmiddellijke economische en sociale schade als gevolg van de COVID-19-pandemie moet helpen herstellen. De betalingen aan de lidstaten in het kader van deze faciliteit volgen tot 2026 een vooraf bepaald betalingsschema. Eind 2021 bedroegen de te betalen RRF-uitgaven 12,3 miljard EUR.

XVIII.

Om deze schattingen aan het einde van het jaar te beoordelen, onderzochten we het systeem dat de Commissie had opgezet voor de afsluitberekeningen om de juistheid en volledigheid ervan te waarborgen in de directoraten-generaal waar de meeste uitgaven werden gedaan. Tijdens onze controlewerkzaamheden voor de steekproef van facturen en voorfinancieringsbetalingen onderzochten we de relevante afsluitberekeningen om het risico van onjuiste vermelding van de te betalen lasten aan te pakken. Wij vroegen de boekhoudkundige diensten van de Commissie om verduidelijking van de algemene methodologie voor het maken van deze schattingen.

XIX.

We concluderen dat de schatting van het totaalbedrag aan te betalen lasten en andere voorschotten aan lidstaten getrouw wordt weergegeven in de geconsolideerde balans.

We hebben het actief dat gegenereerd werd door het terugtrekkingsproces van het VK beoordeeld

XX.

Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk (VK) geen lidstaat van de EU meer. In het kader van het terugtrekkingsakkoord heeft het VK zich ertoe verbonden alle uit zijn EU-lidmaatschap voortvloeiende financiële verplichtingen in het kader van de vorige MFK’s na te komen. Tijdens de overgangsperiode, die op 31 december 2020 afliep, bleef het VK bijdragen aan en baat hebben bij de EU-begroting alsof het nog een lidstaat was.

XXI.

Na afloop van de overgangsperiode vloeien er uit verdere wederzijdse verplichtingen van de EU en het VK bepaalde verplichtingen en vorderingen voor de EU voort. Deze verplichtingen moeten worden weerspiegeld in de jaarrekening van de EU. De Commissie schatte dat de EU-rekeningen op de balansdatum een nettovordering op het VK van 41,8 miljard EUR lieten zien (2020: 47,5 miljard EUR), waarvan naar schatting 10,9 miljard EUR zal worden betaald in de twaalf maanden na de verslagdatum.

XXII.

Het betalingsmechanisme dat moet worden toegepast op de wederzijdse verplichtingen in het kader van het terugtrekkingsakkoord is uiteengezet in artikel 148 (“Betalingen na 2020”) van het akkoord. In 2021 bedroeg de gerapporteerde schuld van het VK op grond van artikel 136 en de artikelen 140 tot en met 147 11,9 miljard EUR. De totale van het VK ontvangen betalingen in 2021 bedroegen 6,8 miljard EUR. Het resterende saldo aan het eind van het jaar, ten bedrage van 5,1 miljard EUR, moest worden betaald in vijf gelijke maandelijkse termijnen van januari tot en met mei 2022, overeenkomstig het in artikel 148 van het terugtrekkingsakkoord vastgestelde mechanisme.

XXIII.

Als onderdeel van onze normale controleprocedures hebben we met de Commissie gesproken over de timing, nauwkeurigheid en volledigheid van het opgenomen actief en de verrichte betalingen. We hebben de desbetreffende bedragen opnieuw berekend en ze aangesloten met de onderliggende gegevens en we zijn nagegaan of eventueel gehanteerde veronderstellingen passend waren.

XXIV.

Onze conclusie is dat de raming van het totale actief die is opgenomen in verband met het terugtrekkingsproces van het VK getrouw is weergegeven in de geconsolideerde jaarrekening.

We beoordeelden de impact van de Russische invasie in Oekraïne op de rekeningen

XXV.

Op 24 februari 2022 viel Rusland Oekraïne binnen. Aangezien de EU Oekraïne bijstand verleent in de vorm van leningen en subsidies, hebben wij de berekeningen van de Commissie betreffende het daarmee samenhangende financiële risico waaraan de EU is blootgesteld, alsook de onderliggende basis ervan beoordeeld, om ervoor te zorgen dat de gevolgen van deze belangrijke gebeurtenis op passende wijze in de EU-rekeningen tot uiting komen. We hebben de berekeningen van de Commissie getoetst aan onze eigen berekeningen en aan bestaande gegevens hierover.

XXVI.

We concluderen dat de behandeling van de Russische invasie in Oekraïne als een gebeurtenis na de balansdatum die niet leidt tot aanpassing van de jaarrekening passend is. De impact ervan is op passende wijze bekendgemaakt en getrouw weergegeven in de geconsolideerde jaarrekening.

We beoordeelden de impact van COVID-19-gerelateerde maatregelen op de rekeningen

XXVII.

De COVID-19-pandemie heeft de economieën en de overheidsfinanciën van de lidstaten zwaar getroffen. De Europese Commissie mobiliseerde aanzienlijke middelen om de volksgezondheidssectoren van de lidstaten te versterken en de sociaaleconomische impact van de pandemie in de EU te verzachten. De getroffen maatregelen omvatten de financiering van dringend noodzakelijke medische benodigdheden, de invoering van meer flexibiliteit bij het gebruik van financiële steun uit de Europese structuur- en investeringsfondsen en de verstrekking van leningen aan lidstaten tegen gunstige voorwaarden. Deze initiatieven hadden een significant effect op de financiële overzichten.

XXVIII.

Als onderdeel van onze normale controleprocedures controleerden we de activa, passiva, ontvangsten en uitgaven, waaronder die in verband met de door de Commissie genomen maatregelen. We concluderen dat deze getrouw zijn weergegeven in de geconsolideerde jaarrekening.

Andere aangelegenheden

XXIX.

De leiding is verantwoordelijk voor het verstrekken van “andere informatie”. Deze term omvat de toelichting “Financial highlights of the year”, maar niet de geconsolideerde rekeningen of ons verslag daarover. Ons oordeel over de geconsolideerde rekeningen heeft geen betrekking op deze andere informatie en we formuleren geen enkele conclusie over de betrouwbaarheid daarvan. In het kader van onze controle van de geconsolideerde rekeningen is het onze verantwoordelijkheid de andere informatie te lezen en na te gaan of die in materieel opzicht inconsistent is met de geconsolideerde rekeningen of de kennis die we in de loop van de controle hebben opgedaan, of anderszins afwijkingen van materieel belang lijkt te bevatten. Wanneer wij concluderen dat de andere informatie een afwijking van materieel belang bevat, moeten we dat feit dienovereenkomstig melden. Wij hebben in dit verband niets te melden.

Verantwoordelijkheden van de leiding

XXX.

Overeenkomstig de artikelen 310 tot en met 325 van het VWEU en het Financieel Reglement is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de geconsolideerde rekeningen van de EU op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Deze verantwoordelijkheid omvat het ontwerpen, invoeren en in stand houden van internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de opstelling en weergave van financiële overzichten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten. De leiding dient er ook voor te zorgen dat de in de financiële overzichten weergegeven activiteiten, financiële verrichtingen en informatie in overeenstemming zijn met de voorschriften (wetten, regelgeving, beginselen, regels en normen) waar ze onder vallen. De Commissie draagt de eindverantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de rekeningen van de EU (artikel 317 van het VWEU).

XXXI.

Bij het voorbereiden van de geconsolideerde rekeningen is de leiding verantwoordelijk voor het beoordelen van het vermogen van de EU om de activiteiten voort te zetten, voor het melden van alle relevante kwesties en voor het hanteren van het continuïteitsbeginsel tenzij zij voornemens is om de entiteit te liquideren of om haar activiteiten stop te zetten, of als er geen realistisch alternatief bestaat.

XXXII.

De Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op het proces van financiële verslaglegging over de EU.

XXXIII.

Volgens het Financieel Reglement (titel XIII) moet de rekenplichtige van de Commissie de geconsolideerde rekeningen van de EU uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar eerst als voorlopige rekeningen en uiterlijk op 31 juli als definitieve rekeningen ter controle indienen. De voorlopige rekeningen moeten al een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de EU. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat alle posten in de voorlopige rekeningen als definitieve berekeningen worden gepresenteerd zodat wij onze opdracht binnen de gegeven termijnen kunnen uitvoeren overeenkomstig (titel XIII van) het Financieel Reglement. Verschillen tussen de voorlopige en de definitieve rekeningen zouden normaliter alleen voortvloeien uit onze opmerkingen.

Verantwoordelijkheden van de auditor voor de controle van de geconsolideerde rekeningen en onderliggende verrichtingen

XXXIV.

Onze doelstellingen bestaan erin, redelijke zekerheid te verkrijgen over de vraag of de geconsolideerde rekeningen van de EU geen afwijkingen van materieel belang vertonen en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn, alsmede op basis van onze controle het Europees Parlement en de Raad een betrouwbaarheidsverklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Redelijke zekerheid is een hoge mate van zekerheid, maar geen garantie dat bij de controle alle gevallen waarin sprake is van een materiële afwijking of van niet-conformiteit noodzakelijkerwijs zijn opgespoord. Deze kunnen voortkomen uit fraude of fouten en worden van materieel belang geacht indien hiervan, afzonderlijk of geaggregeerd, redelijkerwijs zou kunnen worden verwacht dat ze van invloed zijn op economische beslissingen die worden genomen op basis van deze geconsolideerde rekeningen.

XXXV.

Ten aanzien van de ontvangsten nemen wij bij ons onderzoek van de eigen middelen op basis van de btw en het bni de macro-economische aggregaten die de basis vormen voor de berekening daarvan als uitgangspunt, en beoordelen wij de systemen van de Commissie voor de verwerking van de gegevens totdat de bijdragen van de lidstaten zijn ontvangen en opgenomen in de geconsolideerde rekeningen. Bij de traditionele eigen middelen onderzoeken wij de rekeningen van de douaneautoriteiten en analyseren wij de stroom van douanerechten totdat de bedragen zijn ontvangen door de Commissie en opgenomen in de rekeningen. Er bestaat een risico dat douanerechten door importeurs niet of foutief worden opgegeven bij de nationale douaneautoriteiten. De daadwerkelijk geïnde invoerrechten zullen derhalve lager zijn dan het bedrag dat in theorie moet worden geïnd. Dat verschil wordt de “douanekloof” genoemd. Deze ontweken bedragen blijven in de systemen voor de TEM-boekhouding van de lidstaten buiten beeld en vallen niet binnen de reikwijdte van ons controleoordeel over de ontvangsten.

XXXVI.

Ten aanzien van de uitgaven onderzoeken wij betalingsverrichtingen nadat de uitgaven zijn gedaan, geboekt en goedgekeurd. Dit onderzoek betreft alle soorten betalingen op het moment dat deze worden gedaan, behalve voorschotten. Wij onderzoeken voorschotbetalingen zodra de ontvanger van de middelen het passende gebruik ervan heeft aangetoond en de instelling of het orgaan dit bewijs heeft aanvaard door het afwikkelen van de voorschotbetaling, wat wellicht pas in een volgend jaar plaatsvindt.

XXXVII.

Dit jaar hebben we voor het eerst de RRF-uitgaven onderzocht. In tegenstelling tot andere begrotingsuitgaven, die gebaseerd zijn op de vergoeding van kosten en/of de naleving van voorwaarden, is bij de RRF de voorwaarde voor betaling de bevredigende verwezenlijking van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen. Daartoe hebben we onderzocht of de Commissie voldoende en passende bewijsstukken had verzameld ter ondersteuning van haar beoordeling van deze voorwaarde. Naleving van andere EU- en nationale voorschriften maakt geen deel uit van deze beoordeling.

XXXVIII.

We passen professionele oordeelsvorming toe en houden gedurende de hele controle een professioneel-kritische instelling. Daarnaast:

a)

identificeren en beoordelen we de risico's op afwijkingen van materieel belang in de geconsolideerde rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten van de EU-wetgeving, hetzij door fraude, hetzij door fouten. We ontwerpen in het licht van die risico's controleprocedures en voeren die uit en we winnen controle-informatie in die toereikend en geschikt is als grondslag voor ons controleoordeel. Gevallen waarin sprake is van een afwijking of niet-conformiteit van materieel belang als gevolg van fraude zijn moeilijker te ontdekken dan die als gevolg van fouten, aangezien er bij fraude sprake kan zijn van collusie, vervalsing, opzettelijke omissies, verkeerde voorstellingen van zaken of het terzijde stellen van de interne beheersing. Bijgevolg is het risico groter dat dergelijke gevallen niet worden ontdekt;

b)

verkrijgen we inzicht in de internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de controle teneinde adequate controleprocedures op te zetten, maar niet om een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid van de internebeheersingsmaatregelen;

c)

beoordelen we de geschiktheid van de door de leiding gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen en de daarmee samenhangende informatieverschaffing door de leiding;

d)

trekken we conclusies over de geschiktheid van de wijze waarop de leiding het continuïteitsbeginsel hanteert en, op basis van de verkregen controle-informatie, over het al dan niet bestaan van materiële onzekerheden die het gevolg zijn van gebeurtenissen of omstandigheden die mogelijk aanzienlijke twijfel doen rijzen over het vermogen van de entiteit om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Als we tot de conclusie komen dat een dergelijke materiële onzekerheid bestaat, zijn we verplicht in ons verslag de aandacht te vestigen op de gerelateerde informatie in de geconsolideerde rekeningen of, indien deze informatie ontoereikend is, ons oordeel aan te passen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die we hebben verkregen tot de datum van vaststelling van ons verslag. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de entiteit haar bedrijfsactiviteiten niet langer kan voortzetten;

e)

evalueren we de algemene presentatie, structuur en inhoud van de geconsolideerde rekeningen, met inbegrip van alle vermelde informatie; en beoordelen we of de geconsolideerde rekeningen een getrouw beeld geven van de onderliggende verrichtingen en gebeurtenissen;

f)

verkrijgen we voldoende passende controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie over de entiteiten waarop de geconsolideerde rekeningen van de EU betrekking hebben om een oordeel te formuleren over de geconsolideerde rekeningen en de onderliggende verrichtingen. We zijn verantwoordelijk voor het aansturen van, toezicht houden op en uitvoeren van de controle, en dragen als enige de verantwoordelijkheid voor ons controleoordeel.

XXXIX.

Wij communiceren met de leiding onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over significante controlebevindingen, waaronder bevindingen over significante tekortkomingen in de interne beheersing.

XL.

We bepalen welke van de punten die we met de Commissie en andere gecontroleerde entiteiten hebben besproken, het belangrijkst waren bij de controle van de geconsolideerde rekeningen en dus de essentiële controleaangelegenheden voor de huidige periode vormen. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij openbaarmaking ervan verboden is op grond van de wet- en regelgeving of, zoals zeer zelden gebeurt, wij besluiten dat een aangelegenheid niet in ons verslag moet worden opgenomen omdat redelijkerwijs te verwachten is dat de negatieve gevolgen daarvan zwaarder wegen dan de voordelen ervan voor het algemeen belang.

14 juli 2022.

Klaus-Heiner LEHNE

President

Europese Rekenkamer

12, rue Alcide De Gasperi — L-1615 Luxemburg


(1)  De geconsolideerde financiële overzichten omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, het kasstroomoverzicht en het mutatieoverzicht van de nettoactiva, alsook een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen (met verslaglegging per begrotingsterrein).

(2)  De verslagen over de uitvoering van de begroting omvatten ook de toelichtingen.

(3)  In de paragrafen 1.22-1.27 van ons Jaarverslag 2021 verstrekken wij nadere informatie.

(4)  Jaarrekening 2021 van de EU, toelichting 2.9.

(5)  Deze omvatten te betalen lasten aan de passiefzijde van de balans ad 77,8 miljard EUR en 52,1 miljard EUR aan de actiefzijde, die de waarde van de voorfinanciering vermindert.